Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens
- 3616 reads
Een fabriek produceert goed X. Bij de productie vinden lozingen in een nabij gelegen meer plaats, en dit tast het leefgenot van de omwonenden aan. Door zorg te betrachten kan de fabriek de omvang van de schade beïnvloeden. Figuur 1 geeft het verband tussen het zorgniveau en de omvang van de schade. Ook zijn de zorgkosten weergegeven. De zorgkosten en de schade in figuur 1 zijn per eenheid product.
Leg uit dat het niet efficiënt is als de fabriek de schade volledig zou elimineren.
Stel dat er sprake is van risicoaansprakelijkheid. Aangenomen kan worden dat de fabriek de schade inderdaad vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.
Leidt dit tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Leidt dit tot het efficiënte aantal producten?
Stel dat er geen sprake is van risicoaansprakelijkheid, maar van schuldaansprakelijkheid. Ook nu kan weer worden aangenomen dat de fabriek de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.
Onder welke conditie leidt schuldaansprakelijkheid tot dezelfde resultaten als risicoaansprakelijkheid?
In het voorgaande is aangenomen dat de fabriek zonder mankeren de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet. De fabriek kan immers ook afwachten of de slachtoffers een rechtszaak aanspannen en dan proberen om de zaak te schikken. In een rechtszaak zullen slachtoffers onder risicoaansprakelijkheid in het algemeen minder bewijsproblemen hebben dan onder schuldaansprakelijkheid.
Is het dan nog steeds denkbaar dat schuldaansprakelijkheid zoals besproken onder c. tot dezelfde resultaten leidt als risicoaansprakelijkheid? Of verdient een van beide nu op efficiëntiegronden de voorkeur?
Stel dat er in de markt van passagiersvluchten sprake is van volledige mededinging. De marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve Ap staan afgebeeld in figuur 2. Elke vlucht gaat gepaard met omvangrijke negatieve externe effecten, waardoor de maatschappelijke kosten hoger zijn dan de private kosten. De curve Am geeft de marginale maatschappelijke kosten weer.
Wat wordt hier verstaan onder negatieve externe effecten? Hoe groot zijn de totale externe kosten in het marktevenwicht?
Bepaal het maatschappelijk optimale aantal vluchten.
De overheid wil de efficiëntie bij passagiersvluchten bevorderen en besluit tot het invoeren van een vliegtaks in de vorm van een proportionele heffing.
Ga voor elk van de betrokken partijen (consumenten, producenten, derden en de fiscus) na of deze er door deze maatregel op vooruit dan wel op achteruit gaat. Met hoeveel verandert per saldo de maatschappelijke welvaart?
De overheid ontdekt dat de stand van de techniek ook een andere types metaal gebruikt kunnen worden om vliegtuigen te maken. Wanneer deze metalen worden gebruikt, dan leidt dat ertoe dat de externe kosten geheel verdwijnen. Bij gebruik van de nieuwe metalen liggen de private kosten per passagiersvlucht wel 40 hoger dan bij gebruik van de oude metalen.
Wat gebeurt er met het aantal passagiersvluchten, als de overheid vasthoudt aan de proportionele heffing? Zou de overheid daar vanuit efficiëntieoogpunt vrede mee moeten hebben, of zou de overheid andere maatregelen moeten treffen? Zo ja, welke?
Uitgeverij Brink sluit een overeenkomst met drukkerij Mann betreffende de levering van een serie wetboeken.
Op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten, raamt de drukkerij de productiekosten op 20.000 euro.
De boekenserie vertegenwoordigt voor de uitgeverij een waarde van 25.000 euro. Dit is de additionele netto-omzet (dat wil zeggen: de opbrengst van de boekenverkoop na aftrek van alle exploitatiekosten, bijvoorbeeld personeel) die met de boekenserie gegenereerd kan worden.
De overeengekomen contractprijs is 22.500 euro en is al betaald.
Nog voordat met het drukken is begonnen, blijkt dat de productiekosten hoger zullen uitvallen dan geraamd. Ze worden namelijk 26.000 euro.
Stel dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat heronderhandeling uitgesloten is.
Indien de uitgeverij de levering van de boekenserie kan afdwingen, leidt dat dan tot een efficiënte uitkomst?
Indien de uitgeverij bij niet-nakoming alleen recht heeft op schadevergoeding en de hoogte van die schadevergoeding wordt vastgesteld op basis van het positieve contractsbelang, leidt dat dan tot een efficiënte uitkomst?
Stel dat pas halverwege de productie blijkt dat de productiekosten hoger zullen uitvallen dan geraamd. De drukkerij heeft dan al 12.500 euro uitgegeven. Om de productie af te ronden blijkt hij nog 13.500 euro uit te moeten geven. Slechts de halve serie uitbrengen is nutteloos en vertegenwoordigt daarom geen waarde.
Indien de uitgeverij bij niet-nakoming alleen recht heeft op schadevergoeding en de hoogte van die schadevergoeding wordt vastgesteld op basis van het positieve contractsbelang, zal de drukkerij de productie dan afronden? Wat betekent deze uitkomst voor de efficiëntie?
Stel, in tegenstelling tot het voorgaande, dat de aan heronderhandeling verbonden transactiekosten nul zijn. Hoe veranderen dan de antwoorden bij a., b. en c.?
Zie bijlage 1 Figuur 28 en Figuur 29.
De totale kosten, de optelsom van zorgkosten en schade, zijn minimaal bij een zorgniveau van 60%. Daarboven geldt dat extra maatregelen de schade wel verder kunnen reduceren, tot uiteindelijk 0, maar de extra zorgkosten zijn dan groter dan de reductie van de schade. In Hicks-Kaldor-termen gaat de welvaart er dan per saldo op achteruit.
Zie bijlage 1 Figuur 30.
Ja, de fabriek draait dan immers op voor de totale kosten, de optelsom van zorgkosten en schade en kiest voor het efficiënte zorgniveau van 60%. Omdat de fabriek zowel de zorgkosten als de schade draagt, wordt het product (1) tegen de laagst denkbare maatschappelijke kosten per eenheid gemaakt en (2) komen die maatschappelijke kosten volledig in de prijs van het product tot uitdrukking. Anders gezegd: het externe effect is geïnternaliseerd. Op de markt wordt het efficiënte aantal producten verhandeld.
Schuldaansprakelijkheid leidt tot de keuze van het efficiënte zorgniveau als (i) het rechtens vereiste zorgniveau gelijk is aan het efficiënte zorgniveau van 60% of (ii) het rechtens vereiste zorgniveau boven de 80% ligt zodat schuldaansprakelijkheid neerkomt op risicoaansprakelijkheid. In geval (i) komt de schade niet voor rekening van de fabriek, zodat de prijs van het product niet de volledige maatschappelijke kosten representeert. Consumenten zullen geneigd zijn er te veel van te kopen. Alleen in geval (ii) zal zowel het zorgniveau als het aantal producten efficiënt uitvallen.
Bij risicoaansprakelijkheid is de bewijslast gering. Slachtoffers kunnen er (min of meer) op vertrouwen een eventuele rechtszaak te winnen. Er volgt dan een schikking en het schikkingsbedrag is in beginsel gelijk aan de schade. Aan de antwoorden onder b. verandert dus weinig of niets.
Dat ligt anders met de antwoorden onder c. Als de slachtoffers bewijsproblemen ondervinden, kunnen ze niet vertrouwen op het winnen van een rechtszaak. NB (zie hoofdstuk 6) valt lager uit, zodat (i) er misschien geen geloofwaardige dreiging overblijft of (ii) het schikkingsbedrag lager uitvalt. De fabriek zal zich realiseren dat ze bij onzorgvuldig gedrag de schade toch niet of slechts gedeeltelijk hoeft te vergoeden. Maar dan zal de fabriek minder zorg gaan betrachten. En de producten worden te goedkoop, omdat niet de volledige schade wordt geïnternaliseerd. Kortom: inefficiëntie.
Risicoaansprakelijkheid heeft dan de voorkeur.
Vliegen draagt met CO2-uitstoot aanzienlijk bij aan de opwarming van de aarde. Verder zadelt vliegen de omwonenden van luchthavens op met geluidshinder en onveiligheid.
In het marktevenwicht, q = 50.000, zijn de externe kosten af te lezen als het verticale verschil tussen Am en Ap: ½ x (140 – 90) x 50.000 = 1.250.000.
Het maatschappelijk optimum is te vinden bij het snijpunt van Am en V, dus bij 40.000 passagiersvluchten.
Door een proportionele heffing worden de externe kosten van elke vlucht doorberekend aan de luchtvaartmaatschappijen. De marginale private kosten van de luchtvaartmaatschappijen worden daardoor gelijk aan de marginale maatschappelijke kosten. Am wordt dus de nieuwe marktaanbodcurve. Daardoor gaat q van 50.000 naar 40.000, p van 90 naar 120.
CS was ½ x (240 - 90) x 50.000 = 3.750.000
wordt ½ x (240 - 120) x 40.000 = 2.400.000, een achteruitgang
PS was ½ x (90 - 40) x 50.000 = 1.250.000
wordt ½ x (120 - 40) x 40.000 = 1.600.000, een vooruitgang
Externe kosten waren ½ x (140 - 90) x 50.000 = 1.250.000
worden ½ x (120 - 80) x 40.000 = 800.000, een vooruitgang
Opbrengst fiscus was 0
wordt ½ x (120 - 80) x 40.000 = 800.000, een vooruitgang
Maatschappelijke welvaart was 3.750.000 + 1.250.000 - 1.250.000 = 3.750.000
wordt 2.400.000 + 1.600.000 - 800.000 + 800.000 = 4.000.000, een toename met 250.000.
De externe kosten vallen weg. Dus vervalt ook de proportionele heffing. De marginale private kosten van de luchtvaartmaatschappijen bestaan dan uit de oorspronkelijke Ap-curve plus de extra kosten per vlucht van 40. (Zie figuur)
Tot aan 40.000 vluchten geldt dat gebruik van de nieuwe metalen voor de luchtvaartmaatschappijen duurder is dan doorgaan op de oude voet, voor vluchten boven de 40.000 zou ombouwen wel zin hebben.
Maar zover laat de overheid het niet komen. Want ook bij de nieuwe techniek ligt het maatschappelijk optimum bij 40.000 vluchten. Kortom, nieuwe maatregelen nemen heeft geen zin. De overheid laat de proportionele heffing in stand, luchtvaartmaatschappijen blijven gebruik maken van de oude metalen, en het aantal vluchten blijft beperkt tot 40.000.
Zie bijlage 1 Figuur 31.
Als de overeenkomst wordt nagekomen, dan leidt dat voor de drukkerij tot een voordeel ter grootte van 22.500 – 26.000 = – 3.500. Voor de uitgeverij ontstaat een voordeel ter grootte van 25.000 – 22.500 = 2.500. Voor de partijen gezamenlijk ontstaat dus per saldo een nadeel van 1.000. Nakoming zou in dit geval inefficiënt zijn.
Vergoeding van het positieve contractsbelang moet ertoe leiden dat de benadeelde even goed af is als wanneer de overeenkomst zou zijn nagekomen. De uitgeverij zou dan een voordeel van 2.500 halen. Hij heeft 22.500 vooruit betaald. Bij niet nakoming moet de drukkerij daarom 25.000 schadevergoeding betalen. Dat is minder dan de productiekosten van 26.000. Hij kiest daarom voor niet-produceren en niet-nakoming. Voor de partijen gezamenlijk is het saldo van voor- en nadelen dan 0, immers de uitgeverij heeft een voordeel van 25.000 – 22.500 = 2.500 en de drukker een voordeel van 22.500 – 25.000 = –2.500. En dat is beter dan het nadeel van 1.000 dat bij nakoming zou worden gerealiseerd (zie a.). Er is dus sprake van efficiënte contractbreuk.
Als de drukker de productie afrondt en de overeenkomst nakomt, dan ontstaat (precies zoals bij onderdeel a) voor de drukker een voordeel ter grootte van 22.500 – 26.000 = – 3.500. Voor de uitgeverij ontstaat een voordeel ter grootte van 25.000 – 22.500 = 2.500. Voor de partijen gezamenlijk ontstaat dus per saldo een nadeel van 1.000. Als de drukker de productie niet afrondt, dan moet hij een schadevergoeding ter grootte van 25.000 betalen. Voor de drukker ontstaat dan een voordeel ter grootte van 22.500 – 25.000 – 12.500 = –15.000 en voor de uitgeverij ontstaat dan een voordeel ter grootte van 25.000 – 22.500 = 2.500. Voor de partijen gezamenlijk ontstaat dan per saldo een nadeel van 12.500 (de productiekosten die voor niets zijn gemaakt). De drukkerij zal de productie afronden (want een nadeel van 3.500 is minder slecht dan een nadeel van 15.000) en uit oogpunt van efficiëntie is dat ook beter (want een gezamenlijk nadeel van 1.000 is minder slecht dan een van 12.500).
Als de transactiekosten nul zijn, dan zal heronderhandeling een dreigende inefficiëntie kunnen voorkomen. Dat is alleen het geval bij onderdeel a. Daar zal de drukkerij een voldoende hoog bod aan de uitgeverij doen (d.w.z.: een bedrag tussen 25.000 en 26.000 om zijn nakomingsplicht af te kopen).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens uit 2011-2018 bij het vak Rechtseconomie aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1871 |
Add new contribution