Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
- 2627 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Alles wat wordt besproken, staat ook in de literatuur.
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen besproken.
Voor het tentamen is het belangrijk te weten wat het "legaliteitsbeginsel" inhoudt. Namelijk dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Hiervoor is art. 1 lid 1 Sr van belang.
Voor het tentamen is het belangrijk de voorwaarden voor strafbaarheid te kunnen terug zien in het strafprocessueel beslissingsmodel van art. 350 Sv. De voorwaarden voor strafbaarheid zijn:
1. een gedraging,
2. die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoordt
3. wederrechtelijkheid (geen rechtvaardigingsgrond) en
4. aan schuld te weten (geen schulduitsluitingsgrond).
Voor het tentamen is het belangrijk om de verschillende (materiële) einduitspraken van artikel 352 Sv te kunnen koppelen aan het beslissingsmodel van artikel 350 Sv. Indien het feit niet bewezen kan worden (vraag 1) volgt vrijspraak op grond van art. 352 lid 1 Sv. Indien het feit wel bewezen kan worden, maar het geen strafbaar feit oplevert, volgt er ontslag van alle rechtsgevolgen wegens niet strafbaarheid van het feit op grond van art. 352 lid 2 Sv. Indien het feit wel een strafbaar feit oplevert, maar de dader niet strafbaar is, volgt ontslag van alle rechtsgevolgen wegens niet strafbaarheid van de dader op grond van art. 352 lid 2 sv. Indien aan alle vragen wordt voldaan, zal een sanctie volgen.
In hoorcollege 1b wordt (in tegenstelling tot vorig jaar) nog een keer stil gestaan bij het beslissingsmodel van art. 350 Sv. Dit geeft aan dat dit een belangrijk deel is van dit vak. Belangrijk is dat art. 350 Sv een dwingende volgorde omvat voor de strafprocessuele beslissing. Dit betekent dat deze onderstaande volgorde continu dient te worden aangehouden:
Ten laste gelegde feit bewezen?
Bewezenverklaarde feit een strafbaar feit? (kwalificatiebeslissing)
Is verdachte strafbaar? = geen strafuitsluitingsgrond:
-Rechtvaardigingsgrond? (element wederrechtelijkheid ontbreekt?)
Schulduitsluitingsgrond? (element schuld ontbreekt?)
Sanctie?
De onderwerpen die worden besproken komen geheel overeen met de literatuur die erbij hoort.
Er wordt niet gesproken over nieuwe ontwikkelingen, nieuwe regelgeving.
Voor het tentamen is het belangrijk de verschillen strafuitsluitingsgronden te kennen. Hierbij is het van belang onderscheid te maken in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden.
Voor het tentamen dien je de buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden te kennen: afwezigheid van alle schuld (AVAS) en ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Deze zijn niet gegeven in de wet. Pas dus op dat je deze niet vergeet. Hier wordt nader op in gegaan in week 2b. Erkenning buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden (week 2b)
Voor het tentamen is het belangrijk in te zien dat de hoofdregel is dat de dader strafbaar is bij vervulling van bestanddelen van delictsomschrijving. Echter, kan de dader alsnog niet strafbaar zijn indien een element ontbreekt. Omdat de elementen een uitzonderingskarakter hebben worden deze niet in de delictsomschrijving genoemd. De aanwezigheid van de bestanddelen moeten daarom bewezen kunnen worden, afwezigheid van elementen hoeft slechts aannemelijk te zijn.
Zeer belangrijk voor het tentamen is goed te kijken in de delictsomschrijving of een element eventueel als bestanddeel is opgenomen. Indien dat het geval is, komt de schulduitsluitinsgrond of rechtvaardigingsgrond bij de 1e vraag van art. 350 Sv al aan de orde en volgt er vrijspraak.
Voor het tentamen is het belangrijk de 3 vormen van overmacht te kunnen onderscheiden waarbij je moet letten op de vraag of het een rechtvaardigingsgrond of een schulduitsluitinsgrond is. Indien het een rechtvaardigingsgrond is wordt de wederrechtelijkheid weggenomen, indien het een schulduitsluitingsgrond is, wordt de schuld weggenomen.
Belangrijk is titel VI van het wetboek van strafvordering, in deze titel staat de behandeling van de zaak door de rechtbank centraal. Voor het tentamen is het handig de titels van de verschillende afdelingen te arceren: 1e afdeling: onderzoek op de terechtzitting, 2e afdeling: onderzoek vordering benadeelde partij op de terechtzitting, 3e afdeling: bewijs en de 4e afdeling: beraadslaging en uitspraak.
Van vervolging kan door de OvJ worden afgezien, dit volgt uit het opportuniteitsbeginsel van artikel 167 lid 2 Sv; voor het tentamen is het belangrijk om dit artikel te arceren.
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen besproken.
Belangrijk voor het tentamen is om art. 39 Sr te arceren. Hier gaat het om een schulduitsluitingsgrond wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van iemands geestvermogens.
Belangrijk voor het tentamen is dat je inziet dat iemand bijvoorbeeld wél opzettelijk brand heeft gesticht op grond van art. 157 Sr, maar dat hem/haar wellicht niets te verwijten is wegens ontoerekenbaarheid. De schulduitsluitingsgrond tast opzet dus niet aan! Enkel het ontbreken van vrije wilsbepaling bijvoorbeeld door een psychose, staat de bewezenverklaring van opzet niet in de weg. Wel kan het leiden tot ontoerekenbaarheid op grond van art. 39 Sr.
Belangrijk voor het tentamen is onderscheid te kunnen maken tussen noodweer (art. 41 lid 1 Sr) en noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr). Noodweer is een rechtvaardigingsgrond en noodweerexces een schulduitsluitingsgrond. Bij noodweerexces is de ratio (onder meer) dat vanwege een penibele situatie overschrijding van grenzen van noodzakelijke verdediging verdachte niet verweten kunnen worden.
Belangrijk voor het tentamen is onderscheid te kunnen maken tussen verschillende categorieën noodweerexces. Intensief exces houdt in dat de aangerande zich verdedigt ten tijde van de noodweersituatie op een wijze die niet geboden is. Extensief exces betekent houdt daarentegen in dat de aangerande zich verdedigt op het moment dat de noodweersituatie niet meer bestaat en verdediging dus ook niet meer noodzakelijk is. Het extensief exces valt weer in 2 graden te onderscheiden. De 1e graad houdt in dat de aangerande zich verdedigt ten tijde van de aanranding maar dat hij/zij vervolgens door gaat als de aanranding al voorbij is. De 2e graad (ook wel, tardief exces genoemd) houdt in dat de verdediging pas is ingezet als de aanranding al is afgelopen (Noem hierbij altijd het arrest: Ruzie te Loon op Zand).
Melk en water-arrest wordt uitvoerig in het hoorcollege behandeld. Hieruit volgt dat de boer wordt vervolgd voor het doen plegen van het afleveren van met weter aangelengde melk door de knecht. De knecht heeft de aangelengde melk afgeleverd, maar wist verder niets van het feit dat het aangelengd was met water. Voor strafbaarheid van de boer wegens "doen plegen" is nodig dat de knecht niet strafbaar is. Er is sprake van afwezigheid van alle schuld.
Er wordt niets nieuws behandeld.
verontschuldigbare feitelijke dwaling: hierbij gaat het erom dat verdachte verkeerde feitelijke voorstelling van zaken had. Dit is het geval bij het melk- en water arrest, immers de knecht wist niet dat de melk was aangelengd. Hem valt geen verwijt te maken van deze dwaling.
verontschuldigbare rechtsdwaling: verdachte gaat uit van een juiste feitelijke voorstelling van zaken, maar verbindt daaraan ten onrechte de conclusie dat hij mocht handelen zoals hij deed, omdat hij dwaalt omtrent het recht.
verontschuldigbare onmacht: verdachte is buiten zijn schuld in de situatie terecht gekomen waarin hij niet in staat is de wet na te leven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat er sprake is van plotseling weigerende remmen en daardoor wordt een ongeval veroorzaakt.
maximaal te vergen zorg betracht hebben: hierbij is het arrest aflatoxine in pinda's van belang dat in de werkgroep is behandeld. Het gaat erom dat er iets aan is gedaan om een wetsovertreding is voorkomen en hierbij redelijk alles is gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was.
Alles wat op het hoorcollege wordt besproken is tevens in het boek te vinden.
Belangrijk is het hoofdoel van het strafproces te kennen. Het hoofddoel is "juiste toepassing van het materiële strafrecht". Hierbij geldt dat de schuldige wordt gestraft, maar tevens dat dient te worden voorkomen dat onschudlige worden gestraft. Belangrijk hierbij is het bewijs (art. 338 Sv en art. 359 lid 3 Sv). Er dient sprake te zijn van wettig en overtuigend bewijs en redengevende feiten en omstandigheden.
Belangrijk voor het tentamen is te beseffen dat er verschillende afdoeningsmodaliteiten zijn. Zo is het mogelijk om "niet te vervolgen" dit kan op diverse manieren. Namelijk het sepot zonder te vervolgen, het voorwaardelijk sepot (art. 167 lid 2 Sv), een transactie (art. 74 Sr) of een bestuurlijke boete. Indien er wel wordt vervolgd kan het gaan om een strafbeschikking of berechting.
Belangrijk voor het tentamen is te weten dat het strafproces in beginsel bestaat uit drie partijen. De rechter, de Officier van justitie en de verdachte (+ advocaat). Er bestaat nog de mogelijkheid dat er een getuige aanwezig is. Het slachtoffer is dus geen procespartij, maar heeft wel verschillende rechten, zoals het hoorrecht (art. 165a jo. 167a Sv) en beklagrecht (art. 12 Sv). Ook heeft is het slachtoffer spreekgerechtigde op grond van art. 51e Sv.
Belangrijk voor het tentamen is om de verschillende formele- en materiële vragen van artikel 348/350 Sv te arceren in de artikelen.
Voor de formele vragen zijn dit:
is de dagvaarding geldig?
is de rechter bevoegd?
is de Officier van Justitie ontvankelijk?
geen sprake van schorsing?
kan het tenlastegelegde feit worden bewezen?
is het feit strafbaar?
is de dader strafbaar?
welke sanctie dient te worden opgelegd.
Belangrijk is dat wanneer er sprake is van een dagvaarding, dit betekent dat er wordt vervolgd. Er wordt immers een rechter bij de zaak betrokken. Op grond van art. 27 lid 2 Sv wordt de betrokkende dan in ieder geval verdachte en betekent tevens het begin van het rechtsgeding (art. 258 Sv). Onderscheid dient te worden gemaakt met het onderzoek ter terechtzitting, deze gaat van start bij het uitroepen op grond van art. 270 Sv!
Bij de 1e formele vraag gaat het om de vraag of de dagvaarding geldig is. Hierbij wordt gelet op de betekening, is deze op tijd geschiet (art. 265 lid 3 Sv)? Tevens wordt gekeken of er een feit, een tijd en een plaats in staat. Deze aanduiding hoeft niet correct te zijn als het er maar in staat (art. 261 Sv). De juistheid van bijvoorbeeld de tijd doet er pas toe bij de 1e formele vraag, namelijk of het feit ook bewezen kan worden.
Voor het tentamen is het belangrijk te zien dat artikel 348/350 SV aansluiten bij artikel 358/359 Sv. Art. 358 Sv ziet voornamelijk op welke beslissingen dienen te worden opgenomen in het vonnis. Art. 359 Sv ziet vooral op welke beslissingen dienen te worden gemotiveerd en in welke mate. Dit zijn beide zeer belangrijke artikelen aangezien in de laatste leden staat dat indien hier niet aan wordt gehouden "alles op straffe van nietigheid" is.
Voor het tentamen dient eerst te worden nagegaan welke beslissingen in het vonnis moeten worden opgenomen. Dit volgt uit art. 358 Sv. Allereerst lid 1 en 2, hieruit volgt dat de gevallen waarin art. 349 lid 1 tot een vonnis leidt de daarbij vermelde beslssingen in het vonnis dienen te staan. In andere gevallen bevat het vonnis de beslissing der rechtbank over de punten bij art. 350 Sv vermeld, mits deze zijn bereikt.
Uit lid 3 van art. 358 Sv volgt vervolgens dat indien er sprake is van een verweer omtrent art. 349 Sv dat niet wordt toegepast of aangenoomen of een bepaald strafbaar feit oplevert of een strafvermindering- of strafuitsluitingsgrond niet wordt toegepast dan dient het vonnis de beslissing hieromtrent te vermelden. Dit betekent dus dat het gaat om alle formele vragen en de 2e en 3e vraag van de materiële vragen.
Vervolgens dient voor het tentamen te worden nagegaan welke van de bovenstaande beslissingen moeten worden gemotiveerd en in welke mate, op grond van art. 359 Sv. Met betrekking tot de sanctie is ook art. 358 lid 4 Sv van belang, dit is eigenlijk een stukje motiveringsplicht in het beslissingsartikel. Het gaat om de motivering van het vonnis in geval van oplegging van straf of maatregel.
Voor het tentamen is het handig om ten aanzien van de verschillende sancties titel II van boek 1 "Straffen" te arceren en vervolgens titel IIA van boek 1 "Maatregelen" te arceren. Met name artikel 9 tot en met 38 ij Sr zijn belangrijk. Lees deze een keer door voor het tentamen.
Het verschil tussen straffen en maatregelen is belangrijk voor het tentamen. Straffen is alleen mogelijk als de verdachte strafbaar is, bij maatregelen is dit anders. Een maatregel is bijvoorbeeld onttrekking aan het verkeer (art. 36b Sr.), als er sprake is van vrijspraak of ontslag van alle rechtsgevolgen kan deze maatregel wel worden toegepast. Ook is plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en TBS mogelijk bij OVAR. Dit betekent dus dat een maatregel geen reactie is op schuld.
Straffen zijn te vinden in art. 9 Sr, lees dit artikel in zijn geheel voor het tentamen door. Art. 9 bepaalt ook enkele combinatie-mogelijkheden.
Maatregelen zijn te vinden in art. 36a e.v. Sr, lees deze artikelen door voor het tentamen.
Voor het tentamen is het handig om de artikelen waarin het bestanddeel "wederrechtelijk" voorkomt dit woord te arceren. Voorbeelden hiervan zijn: art. 282 Sr, art. 310 Sr, art. 326 Sr en art. 300 Sr.
Belangrijk voor het tentamen is de verschillende interpretaties voor "wederrechtelijk" te kennen. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt in de uitleg van Remmenlink en de HR. Remmenlink stelt dat wederrechtelijk betekent: "zonder eigen privaat of publiekrechtelijk(e) recht/bevoegdheid, ookwel de beperkte interpretatie. De HR stelt: "in strijd met het recht, zowel geschreven als ongeschreven recht". dit wordt ookwel de ruime interpretatie genoemd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het Dreigbrief-arrest.
Voor het tentamen is het belangrijk om de volgende hoofdregel te kennen: opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet in de delictsomschrijving worden genoemd. Een voorbeeld hiervan is art. 287 Sr: "hij die opzettelijk een ander van het leven berooft", de opzet moet dan zijn gericht op een ander van het leven te beroven. Een ander voorbeeeld is art. 285b, hierbij staat opzet achter "wederrechtelijk stelselmatig", de opzet hoeft hier dus niet op gericht te zijn!
Voor het tentamen is het belangrijk te weten dat er verschillende opzet-uitdrukkingen zijn. Bijvoorbeeld: "weet/wetende dat.." en "oogmerk". Ook is het mogelijk dat opzet als stilzwijgend bestanddeel van toepassing is, dit is het geval bij art. 300 Sr.
Opzet houdt in "voorwaardelijk opzet" behalve indien het gaat om "het oogmerk". Voorwaardelijk opzet houdt in:
het bestaan van de aanmerkelijke kans,
bewustheid van die aanmerkelijke kans
bewust aanvaarden van die aanmerkelijke kans.
In de literatuur wordt ingegaan op culpa en opzet. Echter, is het nog goed toe te lichten dat Culpa tussen opzet en toeval valt. Opzet houdt in dat het de bedoeling was, bewust aanmerkelijke kans aanvaarden. Toeval betekent dat het staffeloos wordt geacht. Culpa zit hier tussen in en is onder te verdelen in bewuste- en onbewuste schuld.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2257 |
Add new contribution