Vraag 1
De inzet in de Occupy Amsterdam-zaak was of een tentenkamp een betoging in de zin va art. 9 Gw kan zijn.
- Op grond van welke overwegingen was de burgemeester van Amsterdam tot de conclusie gekomen dat de Occupy-kampeerders geen aanspraak konden maken op de bescherming van art. 9 Gw?
- Hoe bepaalt de ABRvS of de appellanten bescherming van art. 9 Gw genieten?
Vraag 2
Het Handboek bespreekt op p. 271 e.v. de vraag wie subject van een grondrecht kunnen zijn.
- Komt aan overheidsorganen een beroep op grondrechten toe?
- Welke complicatie speelt bij de vraag of ambtenaren subject van grondrecht kunnen zijn?
Vraag 3
In de verkenning inzet en juridische mogelijkheden Mosquito worden enkele opmerkingen gemaakt over de relevante grondrechtelijke normen bij de inzet van een Mosquito.
- Stel dat u erop uit bent een geplaatste Mosquito te verwijderen. Op welk grondrecht kunt u voor dat doel zich het beste beroepen?
- In par. 3.2.2. van de notitie wordt gesteld dat uitzonderingen op de voorwaarde van herleidbaarheid tot een grondwettelijke beperkingsclausule, zoals de redelijke uitleg, in dit geval niet van toepassing zijn. Waarom geldt die uitzondering hier niet?
Vraag 4
Ten tijde van de Drugspand Venlo-uitspraak bestond art. 174a Gemeentewet nog niet. De burgemeester had zich gebaseerd op een verordening die steunde op art. 149 Gemeentewet. Waarom concludeert de rechter desondanks dat de vereiste grondslag voor het besluit ontbreekt?
Vraag 5
De Sunday Times-uitspraak van het EHRM is van belang voor de interpretatie van diverse beperkingsclausules in het EVRM.
- Hoe bepaalt het Hof of sprake is van een beperking die ‘’bij wet is voorzien’’ ?
- Hoe bepaalt het Hof of sprake is van een beperking die ‘’in een democratische samenleving noodzakelijk is’’?
Vraag 6
De Önerylidiz-uitspraak geeft een goede illustratie van het leerstuk van de positieve verplichtingen onder het EVRM.
- Wat is de inhoud en het nut van het onderscheid tussen het ‘’substantive aspect’’ en het ‘’procedural aspect’’ van art. 2 EVRM?
- Waarom heeft Turkije volgens het Hof beide aspecten van art. 2 EVRM geschonden?
- Op grond van vaste Nederlandse jurisprudentie genieten openbare lichamen en hun bestuurders strafrechtelijke immuniteit voor ‘’gedragingen die naar hun aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak’ (De zogeheten Pikmeer-immuniteit). Acht u die Nederlandse jurisprudentie verenigbaar met de Oneryildiz-uitspraak?
Vraag 7
Een van de karakteristieken van het EHRM is dat het (onder voorwaarden) toegankelijk is voor individuen.
- Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan wil een burger zich bij het Hof kunnen beroepen op het EVRM?
- Kan een einduitspraak van het Hof een geconstateerde schending van het EVRM beëindigen?
Vraag 1
- De burgemeester komt tot deze conclusie omdat hij stelt dat er een afname van de activiteiten zijn die aan de betoging zijn gerelateerd. De gemeenschappelijke meningsuiting raakt hierdoor op de achtergrond. Er naar het begrip ‘betoging’ worden gekeken, waarbij het moet gaan om het uitdragen van gemeenschappelijke gedachten en wensen op politiek of maatschappelijk gebied ---> dan is er sprake van een manifestatie. Er moet in dit geval ook gekeken worden naar de reikwijdte en de beperkingsvraag. Ten aanzien van beperkingen geldt dat de Grondwet de leer van de bijzondere beperkingen hanteert.
- De ABRvS bepaalt of appellanten beroep kunnen doen op art 9 Gw door te kijken naar of er bij het kampement sprake is van een betoging. R.o. 4.: Alleen tijdsverloop is niet voldoende, ook moet er sprake zijn van het openbaren van gedachten, gevoelens en overtuigingen. R.o. 4.2: De Rechtbank en de ABRvS oordelen dat het kampement als betoging moet worden gezien.
Vraag 2
- Volgens het Handboek is het naar de aard van grondrechten niet mogelijk dat aan de overheid geheel dezelfde rechten kunnen toekomen. Veel grondrechten, zoals bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gaan vanzelfsprekend niet op voor de overheid. In het arrest Pensioen weduwe Rost van Tonningen is bepaald dat de regering wel aanspraak heeft op het recht op vrijheid van meningsuiting, maar hierbij wordt wel vermeld dat dit gezien moet worden als een eenmalige uitglijder. Het antwoord op deze vraag is dus niet zwartwit.
- De complicatie die optreedt is dat de ambtenaar als individu recht heeft op grondrechten, maar tegelijkertijd helpt hij bij overheidsgezag. Als voorbeeld wordt het probleem van de ''weigerambtenaren'' genoemd, waarbij er ambtenaren zijn die op grond van hun godsdienst geweigerd hebben een huwelijk te volktrekken van homoseksuele koppels. Dit botst met de invoering van de mogelijkheid om als homoseksueel stel te mogen trouwen.
Vraag 3
- Het zou waarschijnlijk het beste zijn om je te beroepen op het discriminatieverbod: zie par. 2.3. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de mensen onder 30 jaar. Het doel is hangjongeren aanpakken, maar omdat er geen onderscheid wordt gemaakt zijn er veel meer mensen die last hebben van het geluid. Als 26e hoor je het geluid bijvoorbeeld alsnog. Ongelijke vallen worden gelijk behandeld, dus een beroep op het discriminatieverbod zou het effectiefst zijn.
- De auteurs motiveren in het artikel NIET dat de uitzondeirng hier niet geldt. Maar, het gaat hier om een bijzondere en niet om een algemene beperking. Het AIDStest-arrest (zie handboek pagina 285)) moet hier toegepast worden. Het arrest is een voorbeeld van de omstandighheid dat het BW wordt gebruikt om artikel 11 van de Gw te beperken, en gaat over de horizontale werking van grondrechten.
Vraag 4
Denk aan de AIDStest-jurisprudentie: in dit geval lijkt de afdeling te zeggen dat 149 gemw geen afdoende wettelijke grondslag is voor de beperking van art. 10 Gw. Er wordt gesteld dat het om een algemene bevoegdheid gaat, en dus niet expliciet bedoeld is voor dit geval.
Vraag 5
- R.o. 49: Om van een beperking te spreken die ‘’bij wet is voorzien’’ moet er sprake zijn van de volgende criteria: de wet moet voldoende ‘accessible’ zijn en ‘’foreseeable’’ zijn. (EVRM criteria zijn: bij wet voorzien, de doelcriteria en noodzakelijk in een democratische samenleving.)
- R.o. 62: Je moet aandacht besteden aan proportionaliteit en subsidiariteit en de ‘pressing social need’.
Vraag 6
- R.o. 91 en 97. En zie laatste alinea: Het substansieve aspect betreft de materiele verplichting om preventieve maatregelen te nemen tegen levensgevaar. Het procedurele aspect wordt pas achteraf, wanneer er al levens zijn verloren, relevant. Het nut hiervan is dat een afschrikwekkend effect moet hebben.
- De lokale autoriteiten werkten mee aan de illegale woningen en er werd belasting geheft, waardoor het substantieve aspect geschonden werd. Zie r.o. 112 voor waar het mis ging bij het procedurele aspect.
- Er komt een positieve verplichting naar voren om een effectieve strafrechtelijke procedure in te stellen nadat er mensen zijn omgekomen. In het Pikmeerarrest kan er niet strafrechtelijk vervolgd worden en dat is in strijd met de positieve verplichting.
Vraag 7
- Zie art. 35 lid 1 EVRM : alle nationale rechtsmiddelen moeten zijn doorlopen en er geldt een termijn van 6 maanden na de laatste rechterlijke beslissing. Hiernaast is art. 34 EVRM ook nog een vereiste: je moet kunnen aantonen dat je een slachtoffer bent (denk aan het belanghebbende begrip bij bestuurskunde!)
- Geen antwoordindicatie beschikbaar
Add new contribution