Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefenbundel
- 3452 reads
Gerrit heeft een schuld bij Carlton. Als Gerrit weigert om deze te betalen, komt Carlton verhaal halen. Hij wacht tot de nietsvermoedende Gerrit zijn woning verlaat en schiet een aantal keer gericht op hem. Gerrit wordt geraakt in zijn bil en zijn schouder, maar weet te ontkomen. Hij doet direct aangifte bij de politie, die een onderzoek instelt.
De schietpartij is gadegeslagen door meerdere getuigen. Agenten trachten Carlton op te sporen, maar hij blijkt onvindbaar te zijn. De agenten besluiten, na toestemming van de Officier van Justitie, tot de inzet van een zogenaamde stille sms: een technisch hulpmiddel waarmee het geografisch gebied kan worden afgebakend waarbinnen de GSM van verdachte – het telefoonnummer was reeds bekend bij de politie - zich bevindt. Gedurende tien dagen wordt tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden.
Het gebruik van deze methode leidt ertoe dat de verdachte kan worden gelokaliseerd en kan worden aangehouden. Ter terechtzitting eist de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren voor poging tot moord.
U bent advocaat in deze zaak. Uw cliënt is van mening dat met het gebruik van de stille sms-sen door de agenten inbreuk is gemaakt op zijn privacy. Schrijf het verweer dat u namens uw cliënt zou voeren.
In principe heeft de verdachte recht op kennisneming van processtukken en verkrijging van afschriften. Toch is het de officier van justitie toegestaan de kennisneming van bepaalde processtukken tijdelijk te onthouden. Leg uit in welke situatie en ten aanzien van welke processtukken de officier van justitie deze bevoegdheid heeft en hoe in de wet tot uitdrukking komt dat deze onthouding in beginsel van tijdelijke aard is.
Leg uit wat het vertrouwensbeginsel inhoudt, in welke context dit beginsel in het strafproces een rol speelt en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een beroep op het vertrouwensbeginsel te laten slagen.
Een verdachte wordt vervolgd ter zake van verboden wapenbezit, nadat er wapens zijn aangetroffen in zijn woning bij zijn aanhouding in die woning in verband met een ander strafbaar feit. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verbalisanten op grond van artikel 55 lid 2 Sv de woning zijn binnengetreden, daarbij beschikten over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 Awbi, zich legitimeerden en mededeelden wat het doel van binnentreden was. Voorts blijkt dat de verdachte op het moment van aanhouding naar één van de wapens probeerde te grijpen, die duidelijk zichtbaar verspreid door de woonkamer lagen. De verbalisanten zijn vervolgens direct tot inbeslagname van de wapens overgegaan.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank betoogd dat het bewijs (de inbeslaggenomen wapens) onrechtmatig is verkregen en derhalve niet gebruikt mag worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een huiszoeking op het desbetreffende adres is gedaan zonder machtiging ex artikel 49 WWM en dat de verbalisanten alleen beschikten over een machtiging tot binnentreden ter aanhouding ex artikel 55 lid 2 Sv, zodat alleen dat in beslag genomen had mogen worden wat voor de aanhouding van verdachte noodzakelijk was. Bovendien had het binnentreden direct beëindigd moeten worden nadat de verdachte was aangehouden. Hier is dit niet gebeurd, nu pas na de aanhouding de wapens gevonden zijn, aldus de raadsman.
U bent rechter in deze zaak. Hoe luidt uw gemotiveerde beslissing ten aanzien van de verweren van de raadsman? U kunt daarbij uitgaan van de juistheid van het proces-verbaal van aanhouding.
In het artikel “Strafrechters over de praktijk van de voorlopige hechtenis. Een oordeel van de werkvloer!” bespreken de rechters Janssen, Van den Emster en Trotman kritisch de hedendaagse praktijk van de voorlopige hechtenis. Schrijf een genuanceerd betoog van maximaal 500 woorden, waarin u reflecteert op het dwangmiddel ‘voorlopige hechtenis’. Besteed in uw betoog ook uitdrukkelijk aandacht aan de bezwaren die kleven aan de wijze waarop voorlopige hechtenis in Nederland wordt toegepast en de voor- en nadelen van mogelijke, minder ingrijpende, alternatieven.
De inzet van de opsporingsmethode stille sms-sen is in dit geval onrechtmatig. Er is gedurende tien dagen tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden naar mijn cliënt. Daardoor is telkens globaal vastgesteld waar mijn cliënt zich bevond. Voor het gebruik van deze opsporingsmethode bestaat geen specifieke wettelijke grondslag (bijv. op basis van de Wet BOB). Daarom is de vraag of het gebruik van deze opsporingsmethode mag worden gebaseerd op de algemene grondslag van artikel 3 Politiewet 2012 en/of 141 Sv. Dat mag alleen als een beperkte inbreuk wordt gemaakt op grondrechten van burgers (inbreukcriterium) en de opsporingsmethode niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing (integriteitscriterium). In het voorgeschreven arrest HR 1 juli 2014, NJ 2015, 114 presenteert de Hoge Raad een hulpmiddel voor de invulling van het inbreukcriterium: ‘Is de inzet van het middel, gelet op de duur, frequentie en intensiteit, geschikt (lees: in dit concrete geval: gebruikt) om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van betrokkene?’
In deze zaak is op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op het grondrecht van mijn cliënt, strekkende tot bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en is het inbreukcriterium geschonden. De inzet van het middel was van lange duur (tien dagen) en werd regelmatig ingezet (elk uur tussen 12.00 uur en 22.00 uur), waardoor de locatie van mijn cliënt vele malen per dag en gedurende tien dagen is vastgelegd. Daardoor is een compleet beeld verkregen van aspecten van het persoonlijke leven van mijn cliënt.
De inzet van de stille sms-berichten was, in dit geval, onrechtmatig.
Deze bevoegdheid, opgenomen in art. 30 lid 3 Sv, geldt indien het belang van het onderzoek dit vordert en is in het leven geroepen ten behoeve van de waarheidsvinding. Volgens de wet mag de verdachte de kennisneming van alleen die stukken worden onthouden ‘in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend’ (art. 32 lid 2 Sv).
van de privacy van personen is op zichzichf géén reden om de verdachte kennisneming van processtukken te onthouden, het onderzoeksbelang moet dit vorderen. De onthouding van processtukken is in principe van tijdelijke aard in verband met het beginsel van interne openbaarheid, zoals dat ook voortvloeit uit artikel 6 EVRM. Dat komt ook tot uitdrukking in art. 33 SV: zodra de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg is uitgebracht of een strafbeschikking is uitgevaardigd mag de verdachte niet meer worden belemmerd bij de uitoefening van zijn verdedigingsrechten en het treffen van de voorbereidingen voor het onderzoek ter terechtzitting of een eventueel verzet. Die voorbereiding wordt te zeer bemoeilijkt als bepaalde stukken geheim blijven, daarom mogen stukken vanaf dat moment niet meer onthouden worden. Het permanent onthouden van processtukken is voor de officier van justitie slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk op grond van artikel 149b Sv (vanwege de in artikel 187d Sv genoemde zwaarwegende belangen).
NB: Overigens mogen de processtukken genoemd in artikel 31 Sv niet aan verdachte worden onthouden.
Het vertrouwensbeginsel wordt gerekend tot de (ongeschreven) beginselen van een goede procesorde.
Opsporingsambtenaren hebben niet alleen de keuze of zij in een concreet geval van een bevoegdheid gebruik maken (discretionaire bevoegdheid), maar ook hoe aan die bevoegdheid uitvoering wordt gegeven. Ook is bepaald overheidsoptreden niet bij wet voorzien (beleidsvrijheid). De Hoge Raad heeft onder meer in het arrest Braak bij binnentreden (HR 12 december 1978, NJ 1979, 142) bepaald dat - na een toetsing aan de wet - aan de beginselen van een goede procesorde getoetst moet worden. Dit arrest impliceert de opdracht aan opsporingsambtenaren om zowel bij de opsporing als bij de vervolging niet alleen de ter zake geldende wettelijke en verdragsrechtelijke bepalingen in acht te nemen, maar ook rekening te houden met beginselen van een goede procesorde, respectievelijk beginselen van behoorlijk procesrecht. Het vertrouwensbeginsel is ’één van de beginselen van een goede procesorde. Onder het vertrouwensbeginsel wordt verstaan dat door de overheid opgewekte verwachtingen in redelijkheid dienen te worden gehonoreerd, tenzij zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten. Het vertrouwen moet wel door het openbaar ministerie of bevoegdelijk door een ondergeschikte van het openbaar ministerie zijn opgeroepen.
De raadsman heeft betoogd dat –kort weergegeven- het bewijs onrechtmatig is verkregen, nu een machtiging o.g.v. art 49 WWM ontbrak en dat na de aanhouding van de verdachte het binnentreden direct had moeten worden beëindigd.
De rechtbank overweegt daarop als volgt.
De verbalisanten zijn de woning binnengetreden ter aanhouding van verdachte buiten heterdaad op grond van artikel 55 lid 2 Sv. Zij beschikten daartoe over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Awbi. De rechtbank is van oordeel dat verbalisanten de woning rechtmatig zijn binnengetreden ter aanhouding van verdachte buiten heterdaad.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding dat verdachte tijdens de aanhouding naar een van de wapens probeerde te grijpen die open en bloot (verspreid) in de woonkamer lagen. Vervolgens zijn verbalisanten overgegaan tot inbeslagname van de wapens. De rechtbank overweegt dat ontdekking van de wapens bij toeval is gedaan en dat de wapens direct zichtbaar waren. De inbeslagneming van de wapens heeft plaatsgevonden in het kader van de voortgezette toepassing van bevoegdheden (Zie ook HR 2 december 1935, NJ 1936, 250 (Geweerarrest). Verbalisanten zijn vervolgens op grond van artikel 94 Sv en 52 WWM bevoegd om tot inbeslagneming van de wapens over te gaan. De inbeslagname van de wapens was derhalve rechtmatig.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
Er dient een lopend en gestructureerd betoog te worden geformuleerd, met een inleiding, middenstuk en conclusie. Bij de beoordeling wordt hier uitdrukkelijk op gelet.
Relevante argumenten die kunnen worden gebruikt bij het reflecteren op het dwangmiddel voorlopige hechtenis en de bezwaren die kleven aan de wijze waarop voorlopige hechtenis in Nederland wordt toegepast:
Toepassing van voorlopige hechtenis is strijdig met de onschuldpresumptie (iemand wordt behandeld als een veroordeelde) en dient daarom zoveel mogelijk te worden vermeden.
Tegelijkertijd kan voorlopige hechtenis juist uitdrukking geven aan een volgens de regering in de maatschappij levende behoefte van lik-op-stuk-beleid (getuige alleen al de nieuwe snelrechtgrond in artikel 67a lid 2 sub 4 Sv).
Bovendien kan voorlopige hechtenis juist in het belang zijn van de verdachte. Hij hoeft dan niet, of minder lang (na een periode van beperkte vrijheidsbeneming) alsnog de gevangenis in, omdat hij al een deel van zijn straf heeft uitgezeten.
De toepassing van voorlopige hechtenis is de afgelopen jaren volgens de auteurs uit de hand gelopen; in de hedendaagse praktijk worden gronden ‘erbij geplakt’ en de noodzaak voor toepassing van voorlopige hechtenis wordt onvoldoende onderzocht. Dit pleit er voor om meer aandacht te besteden aan het onderzoeken van alternatieven.
Relevante argumenten die kunnen worden gebruikt bij het bespreken van de voor- en nadelen van mogelijke, minder ingrijpende, alternatieven:
Het meer gebruik maken van het schorsen van de voorlopige hechtenis pakt het probleem niet bij de wortel aan, voorafgaande aan schorsing moet immers eerst voorlopige hechtenis worden bevolen, dwz het eerst aannemen van vluchtgevaar en/of gewichtige reden maatschappelijke veiligheid waardoor vrijheidsbeneming wordt gevorderd, om hier vervolgens toch weer vanaf te zien.
In het verlengde hiervan kan worden geredeneerd dat, zeker als kennelijk op grond van zulke pragmatische overwegingen tot voorlopige hechtenis wordt besloten, de overweging dat daarna nog geschorst kan worden de drempel om dit te bevelen juist nog verder zal kunnen verlagen.
Alternatieve modaliteiten (in het artikel worden genoemd mediaton, borgsom, locatieverboden en -geboden, gedragsinterventies en nachtdetentie) zijn minder ingrijpend, terwijl hiermee ook de belangen kunnen worden beschermd die de gronden voor voorlopige hechtenis beogen te beschermen.
Het overwegen van alternatieven sluit aan bij advies RSJ om voorziening in het jeugdrecht (493 Sv) ook toe te passen op volwassenen.
Nieuwe technieken (elektronisch toezicht) maken betere controle op het naleven van de voorwaarden bovendien mogelijk.
Deze periode kan bovendien door de verdachte worden aangewend om acties te ondernemen die van invloed kunnen zijn op de sanctiebeslissing (mediation, vaardighedentrainingen, enz), waardoor de rechter deze beslissing beter geïnformeerd kan nemen.
Tegen het verplicht opleggen van dergelijke bijzondere voorwaarden (gedragsinterventies, vaardighedentraining) kan worden ingebracht dat dergelijk instrumenteel gebruik van voorlopige hechtenis misschien wel voortkomt uit de overtuiging het beste met de verdachte voor te hebben, maar dat deze doelstellingen sterk paternalistisch zijn, en daarmee misschien alleen maar meer op gespannen voet met de onschuldpresumptie staan.
Het overwegen van alternatieven sluit aan bij het Europees kaderbesluit (2009/829/JBZ) en bij rechtspraak van het EHRM, (Idalov tegen Rusland): “authorities are obliged to consider alternative measures”.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oude en oefententamens te gebruiken bij het vak Strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden.
Nog meer oefenen op WorldSupporter?
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2753 | 1 |
Add new contribution