Werkgroepopdrachten (2017/2018) Strafrecht 1 - RUG
- 2471 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Het eerste onderdeel van het tweede cassatiemiddel stelt dat de verdachte heeft gedwaald omtrent de wederrechtelijkheid van het feit. Geef aan waaruit deze dwaling bestaat.
Welke factoren acht de HR van belang bij de beoordeling van het beroep op rechtsdwaling als gevolg van een onjuist advies?
Waarom heeft de rechtbank het beroep op het ontbreken van schuld verworpen?
Waarover klaagt het tweede cassatiemiddel? Welke argumenten voert het middel daarvoor aan?
Wat bedoeld A-G Fokkens wanneer hij in punt 11 concludeert dat de overwegingen van de politierechter neerkomen op een risicoaansprakelijkheid?
Hoe oordeelt de HR over het tweede cassatiemiddel?
Hoe verhoudt de in dit arrest erkende vorm van afwezigheid van alle schuld zich tot verschoonbare feitelijke dwaling?
Tijdens een nachtelijke autorit van Arnhem naar Delfzijl moet Bert Veenstra tijdens een verkeerscontrole nabij Dieren een blaastest doen. Het is dan ongeveer 23.30u. Naar eigen zeggen had hij die avond, vlak voordat hij ging rijden, drie of vier glazen bier gedronken. Hij weet dat hij niet mag rijden met meer dan 0,5 promille (ongeveer twee glazen) alcohol in zijn bloed, maar hij voelt niets van de alcohol. Na afname van de blaastest zegt de controlerende politieagente: ‘Gaat u maar, maar wees voorzichtig’. Vlak voor Delfzijl, zo omstreeks 00.15u moet Bert opnieuw zijn auto aan de kant zetten en blazen. De politieagenten constateren een overschrijding van het toegestane promillage. Bert wordt onmiddellijk aangehouden wegens rijden onder invloed (art. 8 lid 1 en lid 2 onder a WVW).
Ter terechtzitting stelt de raadsman van Bert: “Nu mijn cliënt eerder gecontroleerd was middels de blaastest toestemming had gekregen om verder te rijden, heeft hij ervan uit mogen gaan dat het promillage alcohol in zijn bloed niet te hoog was om te mogen rijden.”
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De verdachte doet een beroep op avas. Betreft het hier feitelijke dwaling of rechtsdwaling? Waarom?
Waarom zal de rechtbank het verweer van de verdediging hebben verworpen?
Aan welke criteria zal – los van deze casus, maar meer in het algemeen - voldaan moeten zijn wil een dergelijk avas-beroep kans van slagen hebben?
Ten laste van Piet de Vries heeft het Hof bewezenverklaard dat: “hij in de periode van de maand augustus 2006 tot en met de maand februari 2007 te Nijmegen als ambtenaar (directeur van NV [A], van welke NV de gemeente Nijmegen enig aandeelhouder is) een gift, te weten een geldbedrag van 10.799,97 euro van (de directeur van) [B], Henk Draaisma heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen iets te doen in zijn bediening, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen.”
De raadsman voerde ter terechtzitting onder meer het volgende verweer: “Ik wijs erop dat verdachte met verbazing kennisnam van het feit dat hij bij en na zijn aanhouding te horen kreeg dat hij als ambtenaar werd gezien en hij ontkent dan ook uitdrukkelijk zulks te hebben geweten. (...)”
Art. 362 lid 1 (oud) Sr luidde ten tijde van de bewezenverklaarde gedraging:
“Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
(...) die een gift, belofte of dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten; (...)”
Kwalificeer het verweer dat de raadsman heeft gevoerd.
Stel dat het Hof het verweer van de Raadsman aanvaardt. U mag ervan uitgaan dat het bestanddeel “als ambtenaar” geobjectiveerd is. Zij de volgende stellingen juist of onjuist?
Op de late avond van 31 mei 2015 krijgt politieagent Derk Janssen van de meldkamer bericht dat zojuist vuurwerk is gegooid tegen een woning aan de Esdoornlaan 3 te Maastricht en dat er iemand achter de vermeende vuurwerkgooier aan loopt. Het zou gaan om een getinte man met een witte hoodie en een spijkerbroek. Derk komt meteen in actie: hij weet dat er in die straat een lid van een Outlaw-Motor-Gang (een motorclub) woont en het zou kunnen zijn dat het hier OMG-geweld betreft. Er zijn de laatste tijd vaker soortgelijke aanslagen geweest, waarbij werd gesproken over vuurwerkbommen maar waarbij achteraf bleek dat het om handgranaten ging. De afgelopen woensdag was er een aantal huiszoekingen gedaan, waarbij onder andere handgranaten, vuurwerkbommen en granaten waren aangetroffen. Ook werden toen enkele OMG leden aangehouden. Derk is daarom op zijn hoede tijdens zijn dienst. Derk had van de meldkamer gehoord dat er burgers achter de man aanliepen. Derk denkt dat zij mogelijk gevaar lopen. Als Derk ter plaatse is, parkeert hij zijn dienstauto tussen twee buurtbewoners en de man met de witte hoodie in, zodat zijn auto als buffer kan dienen. De man loopt van hem weg. Derk stapt uit. Dan draait de man met de hoodie zich om en komt in de richting van Derk lopen. Derk loopt naar de linker voorzijde van de auto en trekt – omdat hij rekening houdt met een mogelijke OMG-gerelateerde aanslag – zijn dienstwapen en richt op de man. Derk houdt er rekening mee dat de man een wapen bij zich heeft.
Derk roept meerdere malen met luide stem ‘politie’ en maakt de man duidelijk dat hij zijn handen moet laten zien. De man zegt niets, loopt even in de richting van een zijpaadje, draait zich om en loopt vervolgens met versnelde pas richting Derk. Dan gaat hij met zijn rechterhand richting de onderkant van zijn hoodie. Derk is bang dat de man een wapen trekt of een handgranaat bij zich heeft. Om te voorkomen dat er een noodweersituatie ontstaat, schiet Derk op de benen van de man. De man wordt geraakt en hinkelt verder. Omdat hij verder niet reageert, lost Derk een waarschuwingsschot in de lucht. De man steekt vervolgens zijn rechterhand bij zijn heup onder zijn hoodie. Omdat Derk bang isdat de man een wapen tevoorschijn haalt, schiet hij nog enkele malen op de benen van de man. De man zakt onderuit en wordt even later met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
Nadien blijkt dat het slachtoffer de 21-jarige Oscar de Lange is. Ten tijde van het schietincident was Oscar ernstig verward en in een psychose. Hij droeg geen wapens bij zich. Hij is ook geen lid van de door Derk gevreesde motorclub.
Derk wordt vervolgd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer (art. 302 lid 1 Sr). Ter zitting stelt Derk: “Ik meende dat ik werd aangevallen en dat ik mij moest verdedigen. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik mocht en ook moest optreden tegen dit geweld.” Ook getuigen verklaren ter zitting dat de situatie zeer bedreigend was.
Kwalificeer de strafuitsluitingsgrond(en) waar Derk een beroep op doet.
Hoe schat u de kans in dat de rechtbank Derks verweer aanvaard? Licht uw antwoord toe.
Stel dat Derks beroep wordt aanvaard door de rechtbank, tot welke einduitspraak zal de rechtbank dan komen?
U mag ervan uit gaan dat het ten laste gelegde feit, neergelegd in art. 36 WVW, gelijk is aan het tegenwoordige art. 6 WVW 1994 (kortgezegd: zwaar letsel door schuld in het verkeer).
Rechtbank Utrecht
O. dat verdachte bij dagvaarding is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 5 september 1981 omstreeks 23.15 uur in de gemeente Barneveld, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een personenauto daarmede in aanmerkelijke mate onachtzaam, onoplettend en/of onvoorzichtig rijdende over de rechter rijstrook van de (..) Rijksweg A-1 (...) en op dezelfde rijstrook voor hem, verdachte, met een snelheid van ongeveer 100 km/u rijdende personenauto, waarin zich onder meer G.H. als passagier bevond, niet (tijdig) heeft opgemerkt, zulks terwijl hij, verdachte, toen daar reed met een snelheid (ver) boven de 100 km/u (...) en toen niet (tijdig) teneinde die vóór hem rijdende personenauto in te halen en voorbij te rijden naar de linker rijstrook is gegaan (...) en (met grote snelheid) tegen de achterzijde van die voor hem rijdende personenauto is aangereden en als gevolg, van welke aanrijding die voor hem rijdende personenauto één of meer malen over de kop is geslagen en genoemde G.H. een wervelfractuur en/of een hersenschudding, althans in elk geval zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, zijnde bovenomschreven gevolgen van die botsing aldus aan zijn schuld (zoals bedoeld in art. 36 WVW) te wijten,
Wat betreft het tenlastegelegde feit:
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting onder meer naar voren gebracht, dat verdachte — die zich van het voorval niets weet te herinneren — geen schuld heeft aan hetgeen hem is ten laste gelegd, nu verdachte ten tijde van het gebeuren verkeerde in een zodanige — geestelijke — toestand als gevolg van een klap tegen zijn hoofd tijdens een diezelfde avond gespeelde basketbalwedstrijd, dat het feit hem om die reden niet kan worden toegerekend.
Hieromtrent in verband met de tenlastegelegde feit:
(...)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het navolgende komen vast te staan met betrekking tot de omstandigheden welke hebben geleid tot het ten laste gelegde feit: Verdachte heeft als semi-prof basketball-speler op de bewuste avond meegespeeld in een basketball-wedstrijd in de gemeente Urk. Tegen het einde van de wedstrijd kreeg verdachte een zodanige klap van een tegenspeler tegen zijn slaap, dat hij op de grond is gevallen. Hij is niet bewusteloos geweest en voelde zich niet ‘dizzy’. Vervolgens werd hij uit de wedstrijd gehaald. De aanwezige sport-fysiotherapeut — die een 8-jarige ervaring heeft als zodanig — controleerde de toestand van verdachte, gaf hem een ijszakje voor de pijnlijke plek en een aspirientje. Verdachte is vervolgens gaan douchen. (...) Voornoemde fysiotherapeut heeft naar zijn eigen zeggen verdachte uit voorzorg na het
gebeuren nog ongeveer drie kwartier in het oog gehouden en geen bijzonderheden waargenomen. Hij achtte het verantwoord verdachte in zijn auto naar huis te laten rijden. Toen verdachte reeds in zijn auto zat, heeft deze fysiotherapeut nog naar zijn toestand geïnformeerd en verdachte heeft hem een positief antwoord gegeven. Verdachte zelf voelde zich op dat moment goed. Vervolgens is verdachte uit Urk weggereden met de bedoeling om via Emmeloord en Lelystad naar Amstelveen te rijden. De aanrijding heeft plaatsgevonden op de zuidelijke rijstrook van Rijksweg A-1, richting Apeldoorn, gelegen in de gemeente Barneveld. Verdachte heeft geen verklaring voor het feit dat hij op die weg heeft gereden. Van de aanrijding heeft hij evenmin iets gemerkt. Op grond van het bovenstaande acht de Rechtbank het aannemelijk dat tijdens de rit naar huis bij verdachte op een gegeven moment een bepaalde vorm van ‘afwezigheid’ is ontstaan als gevolg van de eerder die avond opgelopen klap tegen zijn hoofd. (...)
Hoe zou het verweer dat door de raadsvrouw namens verdachte naar voren is gebracht kwalificeren?
Welke factoren acht u voor het oordeel met betrekking tot het ten laste gelegde feit van belang?
Welke einduitspraak zou u doen met betrekking tot het ten laste gelegde feit?
Verdachte was failliet verklaard in Nederland, maar meende, na advies van Belgische en Nederlandse juristen, ten onrecht dat primair het faillissement voor hem niet zou gelden, omdat hij bij zijn vertrek uit NL geen schulden had en subsidiair dat het faillissement beperkt was tot het Nederlandse grondgebied.
Als gevolg daarvan heeft hij zijn schuldeisers benadeeld door vermogen achter te houden voor de curator. Dit is strafbaar gesteld.
R.O. 4.7 ; Voor verontschuldigbare dwaling is van belang dat;
Er zijn voorzorgsmaatregelen genomen , maar desalniettemin is het risico genomen dat een latere steekproef van de Rijkskeuringsdienst van Waren een ander en minder gunstig resultaat oplevert voorzienbaar geweest en dus als bewust risico genomen. Er kan dus niet worden gezegd dat de begane overtreding geheel buiten enige wetenschap van de verdachte vennootschap is begaan; de overtreding staat daarmee vast.
Niet aansprakelijk op grond van jouw schuld maaar voor het gevolg. Dat er geen sprake is van schuld staat strafbaarheid niet in de weg.
R.O. 6.3;
De HR stelt dat de handelaren van de te hoge aflatoxinegehalte redelijkerwijze geen verwijt kan worden gemaakt. De politierechter had de verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld.
Bij verschoonbare feitelijke dwaling is het feit dat verdachte gedwaald heeft omtrent de feitelijke omstandigheden de kern van het probleem.
Bij de avas in casus draait het om de redelijkerwijs onmogelijkheid van de handelaar om alle noten te controleren. Er is geen sprake van onwetendheid over de feitelijke omstandigheden.
Het betreft hier een beroep op verontschuldigbare dwaling ten aanzien van het recht. De raadsman van Bert stelt dat Bert heeft mogen vertrouwen dat zijn promillage alcohol in zijn bloed niet te hoog was om te mogen doorrijden nu hij van een politieambtenaar dit advies heeft gekregen. Dit is een persoon aan wie zodanig gezag valt toe te kennen dat verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen.
De HR eist voor avas wegens rechtsdwaling dat verdachte heeft gehandeld in verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Bert moet dus niet hebben geweten dat zijn gedrag onrechtmatig was. Echter is gegeven dat Bert weet dat hij niet mag rijden met meer dan 0,5 promille alcohol in zijn bloed.
Het beroep op verontschuldigbare dwaling met betrekking tot de feiten;
De basis van het verweer zit hem in het niet op de hoogte zijn van het feit dat hij als ambtenaar werd gezien.
II; Juist; het gegeven dat de verdachte niet bekend was dat hij ambtenaar was kan tot een OVAR leiden; Bij dwaling ten aanzien van de feiten gaat het meestal om dwaling ten aanzien van de bestanddelen van de delictsomschrijving; in dit het geval “ als ambtenaar”. Dwaling levert alleen avas op als dat bestanddeel is geobjectiveerd dit is het geval.
Hij doet een beroep op verontschuldigbare dwaling m.b.t. de feiten. Er is sprake van een verkeerde beoordeling van de feiten waardoor hij een rechtvaardigingsgrond aanwezig achtte namelijk noodweer. Hij meende in een noodsituatie te verkeren en is daarom tot de handeling overgegaan.
Derk meende te worden aangevallen en verdedigt zich in de veronderstelling in een noodsituatie te verkeren; deze dwaling is naar mijn mening verschoonbaar omdat de man richting Derk loopt en nergens op reageert. Toch blijft hij richting Derk lopen en neemt zelfs een versnelde pas aan. Wanneer Derk schiet op de benen van de man voor de eerste keer, geeft deze man nog steeds geen reactie. Hij steekt wel zijn hand in zijn hoodie. Ook getuigen geven aan dat de situatie zeer bedreigend was.
Schuld is geen bestanddeel; maar een element; OVAR. Kan bewezen worden, kan worden gekwalificeerd; maar geen strafbaarheid van de dader.
Het beroep op verontschuldigbare onmacht; hier is sprake van een situatie waar verdachte in principe niks aan kon doen door de klap die hij diezelfde avond tijdens een gespeelde basketbalwedstrijd op zijn hoofd heeft gekregen is er een (onvoorzienbare) vorm van afwezigheid later ontstaan.
Het betreft hier een schulduitsluitingsgrond; schuld is een bestanddeel van dit artikel. Dit bestanddeel kan niet bewezen worden; 1e vraag 350 SV; er volgt vrijspraak.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018 bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1887 |
Add new contribution