Werkgroepopdrachten (2017/2018) Strafrecht 1 - RUG
- 2471 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Uitwerkingen Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b bij het vak Strafrecht 1 aan de universiteit Groningen
Ter zake van welk delict had het hof de verdachte veroordeeld?
Welke straf heeft het hof de verdachte opgelegd?
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van opzettelijk handelen. Het hof heeft dit verweer in het arrest gemotiveerd verworpen. Was het hof op grond van het bepaalde in art. 358 lid 3 Sv (jo. 359 lid 2, 1e zin, Sv) hiertoe verplicht?
Waarom is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld?
Waarom casseert de Hoge Raad?
Welke gevolgen zal het arrest waarschijnlijk voor de verdachte hebben?
Stel, de bestuurder wordt in eerste aanleg alleen vervolgd ter zake van art. 6 WVW 1994 (dood door schuld). Ter zitting verklaart hij dat het hem allemaal niets kon schelen of er doden zouden zijn gevallen. Welke uitspraak zal de rechter dan geven?
Wat kan het OM doen om dit te voorkomen?
Hoe luidt de tenlastelegging in deze zaak en welk bestanddeel staat ter discussie in dit arrest?
Hoe wordt het ten laste gelegde delict in de stafrechtelijke literatuur ook wel getypeerd lettende op de door de wetgever gekozen schuldvorm(en)?
Welke opzetgradatie is ten minste nodig om de opzetvariant van dit delict te bewijzen? En waarop heeft dit opzet betrekking?
Welk verweer voerde de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en hoe is dit verweer juridisch te kwalificeren?
Het hof kwam tot een veroordeling. Waarover klaagde de verdediging in het cassatiemiddel?
Hoe oordeelt de Hoge Raad over het cassatiemiddel? Waarom?
Frenk wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Om een verkeerscontrole te ontwijken, zou hij op de A28, met een onverminderde snelheid van 140 km/u, door dikke mist op een agent zijn ingereden. Die overlijdt ter plekke. Frenk stelt ter terechtzitting: “Het was druk op de weg en ik was al te laat voor een belangrijke afspraak. Ik vond op dat moment dat ik gewoonweg maar even het gas moest intrappen. Ik wilde hoe dan ook aan die controle ontkomen. Ook al liepen er agenten op de weg naar auto’s te seinen. Tja, dat was natuurlijk risicovol en ik heb er ook enorme spijt van. Het was helemaal niet mijn bedoeling om die agent te doden”. De rechter gelooft Frenk.
Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
Tot welke materiële einduitspraak komt u? Licht uw antwoord toe.
Frenk moet terechtstaan ter zake van moord (art. 289 lid 1 Sr). Zijn raadsman voert het volgende verweer:
“Mijn cliënt kan niet worden veroordeeld. Art. 289 lid 1 Sr vereist voorbedachte raad. Dat is de zwaarste vorm van opzet. Daarvoor is het bewijs van kansopzet onvoldoende en meer dan kansopzet op de dood van het slachtoffer kan er in deze zaak niet worden aangetoond”.
Heeft de raadsman gelijk?
Hoe oordeelt u over dit verweer?
Het gaat al een tijdje niet zo goed met het frisdrankbedrijf “Bubblin” BV. De controle-afdeling ontdekt dat bij de productie van de laatste partij in strijd met de daarvoor geldende regelgeving een te grote hoeveelheid fosforzuur aan de cola is toegevoegd. De smaak blijkt echter normaal te zijn. N.a.v. de ontdekking merkt Peter Prik, werkzaam op de controle-afdeling, het volgende op: “niet zo’n ophef. Ik heb net even geproefd en met die cola is volgens mij niets mis. Vanmiddag kom een groep onze fabriek bezoeken. Waarom geven we niet elke bezoeker gewoon een paar flessen cola mee naar huis? Dat is leuke reclame en het kost ons praktisch niets”.
Peter deelt de cola uit. Een van de bezoekers die van de cola drinkt wordt echter met ernstige vergiftigingsverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis en overlijdt.
Peter wordt primair vervolgd wegens overtreding van art. 174 lid 2 Sr en subsidiair wegens overtreding van art. 175 lid 2 Sr. Ter terechtzitting stelt hij: “Ik ben vreselijk geschrokken. Ik heb nooit de bedoeling gehad mensen te vergiftigen, laat staan te doden”.
Kan Peter worden veroordeeld voor het genoemde delict? Motiveer uw antwoord.
Art. 287 Sr. Doodslag, meermalen gepleegd.
Een gevangenisstraf van 6 jaren.
Omdat opzet een bestanddeel is van art. 287 Sr., is er sprake van een bewijsverweer. Dit komt bij de eerste materiële vraag aan de orde. 358 is hier niet op van toepassing. Hier ziet 359 lid 2 2e zin op!
R.o. 4.3
Gelet op het even overwogene en in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de verdachte meermalen - kennelijk om een botsing te vermijden - een ingezette inhaalmanoeuvre heeft afgebroken vooraleer de in de bewezenverklaring bedoelde fatale inhaalmanoeuvre uit te voeren, hetgeen er op wijst dat althans in de voorstelling en naar de verwachting van de verdachte laatstbedoelde manoeuvre niet tot een botsing zou leiden, behoeft de bewezenverklaring, in het bijzonder voorzover daarbij is aangenomen dat verdachtes opzet was gericht op de dood van de slachtoffers, nadere motivering. (r.o. 5.5)
Terugverwezen naar een ander hof. De verdachte zal gezien de tenlastlegging subsidiair waarschijnlijk dood door schuld of doodslag alsnog opgelegd krijgen, maar dan nader gemotiveerd.
Dat er sprake is van opzet wordt aangegeven. Schuld betekent dat er juist geen sprake is van opzet. In dit geval zal schuld niet bewezen kunnen worden, er moet dan vrijspraak volgen.
Subsidiair doodslag ten laste te leggen! (aangezien hier opzet voor nodig is)
T.L.L.:
"dat verdachte op 26 oktober 2012 te Amsterdam een bromfiets – Piaggio Zip, gekentekend [AA-00-BB] – voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten weten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
pro parte doleus en culpoos.
In art. 416 Sr; staat “opzet”; hiermee volstaat wanneer voorwaardelijk opzet wordt bewezen. Dit opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet in de delictsomschrijving worden genoemd. In dit geval dus de heling.
R.O. 2.2.4. Voor een bewezenverklaring van schuldheling zal uit de bewijsmiddelen moeten volgen dat [verdachte] bij het voorhanden krijgen van de brommer in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoekplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Betreft een bewijsverweer.
Onvoldoende gemotiveerd dat er sprake is van het bestanddeel "redelijkerwijs" moeten weten dat.
r.o. 2.3 : In aanmerking genomen dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
De HR vernietigt de bestreden uitspraak.
Om het ten laste gelegde feit te kunnen bewijzen dient er sprake te zijn van “opzettelijk” een ander van het leven beroven. Dit houdt in dat er sprake is van willen en weten. Opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet in de delictsomschrijving worden genoemd. In dit geval het een ander van het leven beroven (art. 287 Sr.)
Er moet sprake zijn van
Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).
Door 140 km/u te rijden bij dikke mist heeft Quinten geweten dat een aanmerkelijke kans op een ongeluk bestond.
Ieder normaal mens weet dat wanneer men met een snelheid van 140 km/u door dikke mist rijdt waarbij ook nog agenten op de weg naar auto’s seinen een aanmerkelijke kans bestaat dat hier een ongeluk uit voortvloeit. De verdachte is bewust van deze kans. Dit is tevens algemeen bekend.
De verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard, hij heeft aangegeven dat hij koste wat kost zich wilde onttrekken aan de controle. Hieruit blijkt dat de aanmerkelijke kans om iemand aan te rijden en daarmee iemand te doden heeft aanvaard.
Het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
Aangezien de vraag is tot welke materiële einduitspraak er wordt gekomen, ga ik er vanuit dat de formele vragen geen problemen opleveren.
1e materiële vraag: kan worden bewezen dat het feit door de verdachte is begaan?
Ik ga er vanuit dat de t.l.l. goed is toegesneden op de delictsomschrijving.
Primair: art. 287 Sr. Doodslag; moet gaan om iemand die opzettelijk een ander van het leven berooft. Opzet is hier een bestanddeel, dit moet bewezen worden. Sprake van voorwaardelijk opzet?
Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).
Door 105 km/u te rijden terwijl 50 km/u is toegestaan weet de verdachte dat een aanmerkelijke kans op een ongeluk bestond.
Ieder normaal mens weet dat wanneer men met een snelheid van 150 km/u rijdt waar je eigenlijk 50 km/u mag rijden een aanmerkelijke kans bestaat dat hier een (ernstig) ongeluk uit voortvloeit. Dit is tevens algemeen bekend.
Het slachtoffer is door rood gefietst en door de hoge snelheid van de verdachte kan het voertuig niet op tijd tot stilstand brengen. Dit heeft hij wel geprobeerd. De verdachte heeft niet de gevolgen op de koop toe genomen.
Geen sprake van doodslag.
Nee, in beginsel heeft opzet betrekking op alle bestanddelen die NA opzet komen;
In beginsel heeft opzet betrekking op alle bestanddelen die NA het opzet komen. Bij art. 302 lid 2 Sr gaat het echter om een geobjectiveerd bestandsdeel. De gevolgen van het delict, de dood ten gevolge hebbende, is onttrokken aan het opzet vereiste. Verdachte hoeft geen opzet te hebben op de dood, maar als deze intreedt na het gevolg van zware mishandeling is dit een door het gevolg gekwalificeerd delict.
Frenk kan dus gewoon veroordeeld worden voor art. 302 lid 2 Sr zonder dat opzet op de dood nodig is.
Ik ga er vanuit dat de formele vragen geen problemen opleveren.
1e materiële vraag: kan worden bewezen dat het feit door de verdachte is begaan?
Ik ga er vanuit dat de t.l.l. goed is toegesneden op de delictsomschrijving.
Primair: art. 174 lid 2 Sr. Opzettelijke verkoop schadelijke waren; moet gaan om iemand die opzettelijk weten dat de waren voor het leven of gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter wordt verzwegen. Opzet is hier een bestanddeel; namelijk “wetende dat”, dit moet bewezen worden hiervoor is voorwaardelijk opzet voldoende. Sprake van voorwaardelijk opzet? De dood ten gevolge hebben is geobjectiveerd. Opzet hoeft hier niet op gericht te zijn maar deze treedt in na het gevolg van de schadelijke werken.
Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).
Garantenstellung: werkzaam op de controle afdeling; weet dat een te grote hoeveelheid fosforzuur schadelijk kan zijn.
Hij wist niet wat de gevolgen zouden zijn. Hij heeft nooit de bedoeling gehad mensen te vergiftigen. Laat staan te doden. Betreft eerder bewuste schuld hij voorzag de volgen van zijn gedrag wel, maar meende lichtzinnig dat dit wel mee zou vallen.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018 bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1980 |
Add new contribution