TentamenTests bij Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2
Vragen
Vraag 1
Cascio en Aguinis (2008) hebben onderzoek gedaan naar de thematiek binnen de Arbeids‐ en Organisatiepsychologie tussen 1963 en 2007. Welke van onderstaande thema’s was het meest populair gedurende deze periode?
Voorspellers van werkprestatie
Functieanalyse
Werkgroepen –en teams
Training‐ en ontwikkeling
Vraag 2
Welke van onderstaande onderzoekers heeft de meeste invloed gehad op het idee dat intelligentie een belangrijke voorspeller van werkprestatie is?
Mayo
McGregor
Cattell
Wundt
Vraag 3
Hieronder vind je enkele algemene stellingen die heersen binnen de Arbeids‐ en Organisatiepsychologie. Welke van onderstaande stellingen is achterhaald?
De drie richtingen (personeel, organisatie en ‘human factor’) kunnen elkaar aanvullen in het begrijpen en voorspellen van werkgedrag.
Het meest relevante niveau van werkgedrag is het individuele niveau, en niet de werkgroep, organisatie of cultuur.
Cognitieve capaciteiten is slechts een van de vele aspecten die een rol spelen in het begrijpen en voorspellen van werkgedrag.
Geen van bovenstaande stellingen is achterhaald.
Vraag 4
Wat zijn de vijf cultuurdimensies van Hofstede?
Machtsafstand, stimulatie/zekerheid, individualisme/collectivisme, mannelijkheid/vrouwelijkheid en korte/lange termijn oriëntatie.
Machtsafstand, stimulatie/zekerheid, individualisme/collectivisme, mannelijkheid/vrouwelijkheid en traditie.
Machtsafstand, onzekerheidsvermijding, individualisme/collectivisme, mannelijkheid/vrouwelijkheid en traditie.
Machtsafstand, onzekerheidsvermijding, individualisme/collectivisme, mannelijkheid/vrouwelijkheid en korte termijn/lange termijn oriëntatie.
Vraag 5
De theorie van Triandis (1995) is een variatie op Hofstede’s theorie. In plaats van vijf dimensies, zijn er volgens Triandis slechts twee culturele dimensies, namelijk individualisme/collectivisme en horizontaal/verticaal. Welke van onderstaande landen is horizontaal en individualistisch georiënteerd?
Zweden
Verenigde Staten
China
Griekenland
Vraag 6
Welke van onderstaande uitspraken over kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden is onjuist?
Interviews, observaties en dagboekstudies zijn voorbeelden van kwalitatieve onderzoeksmethoden.
Als kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden gecombineerd worden, spreekt men van triangulatie.
Ongeveer 25% van de artikelen die gepubliceerd zijn in de ‘Journal of Applied Psychology’ is gebaseerd op enkel kwalitatief onderzoek.
Een van de oudste onderzoeksmethoden in de psychologie, introspectie, betreft een kwalitatieve onderzoeksmethode.
Vraag 7
Wanneer je de relatie tussen extraversie en leiderschapsgedrag onderzoekt, wat voor soort variabele is ‘leiderschapsgedrag’ dan?
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele
Predictor variabele
Controle variabele
Vraag 8
“In welke mate een test het beoogde domein van kennis, vaardigheden en gedrag dekt” – Welke vorm van validiteit wordt hier beschreven?
Inhoudsvaliditeit
Begripsvaliditeit
Criteriumvaliditeit
Concurrente validiteit
Vraag 9
Wanneer je de correlatie berekent tussen een predictor en criterium die op hetzelfde moment worden gemeten, van welke vorm van validiteit is er dan sprake?
Concurrente validiteit
Predictieve validiteit
Inhoudsvaliditeit
Incrementele validiteit
Vraag 10
Welke van onderstaande statistieken valt onder de inferentiële statistiek?
Gemiddelde
Variantie
Scoreverdeling
T‐toets
Vraag 11
Welke van onderstaande combinaties van instrumenten zouden volgens Schmidt en Hunter (1998) de meeste variantie in werkprestatie voorspellen?
Intelligentietest en integriteitstest
Intelligentietest en ongestructureerd interview
Integriteitstest en gestructureerd interview
Intelligentietest en consciëntieusheidstest
Vraag 12
Welke van onderstaande onderzoekers was van mening dat cognitieve capaciteiten ingedeeld konden worden volgens een ‘plat’ (niet‐hiërarchisch) model?
Thurstone
Spearman
Cattell
Carroll
Vraag 13
Welke van onderstaande uitspraken over persoonlijkheidsvragenlijsten is waar?
Persoonlijkheidsvragenlijsten laten gemiddelde tot grote scoreverschillen zien op basis van geslacht en etniciteit.
Persoonlijkheidsvragenlijsten hebben incrementele validiteit bovenop intelligentie en ervaring in het voorspellen van werkprestatie.
Alle vijf de persoonlijkheidstrekken hebben een goede voorspellende waarde voor alle beroepen.
Consciëntieusheid en openheid voor ervaring voorspellen werkprestatie in bijna alle beroepen.
Vraag 14
Wat is de minst valide methode om persoonlijkheid te meten?
Arbeidsproeven (‘work samples’)
Grafologie
Persoonlijkheidsvragenlijsten
Referenties
Vraag 15
Welke van onderstaande uitspraken over methoden en constructen is waar?
Er is een beperkt aantal constructen dat gebruikt kan worden om werkprestaties te voorspellen.
Er is een oneindig aantal constructen dat gebruikt kan worden om werkprestaties te voorspellen.
Fysieke capaciteit is een voorbeeld van een methode om werkprestatie te voorspellen.
Een persoonlijkheidsvragenlijst is een voorbeeld van een construct dat werkprestatie kan voorspellen.
Vraag 16
Van welke van onderstaande aspecten is de utiliteit van een selectieprocedure niet direct afhankelijk?
Validiteit
‘Base rate’
Variantie in werkprestaties
Omzet van de organisatie
Vraag 17
“De proportie aangenomen kandidaten van alle kandidaten” – welke ratio wordt hier beschreven?
Selectieratio
‘Base rate’
Succesratio
Personeelsratio
Vraag 18
De minimale testscore die een kandidaat moet behalen om geselecteerd te worden (= predictor cutoff) kan op basis van verschillende aspecten bepaald worden. Welke van onderstaande aspecten speelt geen directe rol bij het bepalen van de predictor cutoff?
De normscores van de test
De minimale criteriumscore
Het aantal vacatures dat opgevuld moet worden
De kosten van de selectieprocedure
Vraag 19
Wat is de meest gunstige ‘base rate’ voor de utiliteit van een selectieprocedure?
0.10
0.20
0.50
0.80
Vraag 20
Uit de meta‐analyse van Hausknecht, Day en Thomas (2004) bleek dat kandidaten bepaalde instrumenten prefereren boven andere instrumenten. Aan welke van onderstaande instrumenten geven kandidaten de voorkeur?
Arbeidsproeven (‘work samples’)
Persoonlijkheidsvragenlijsten
Integriteitstests
Grafologie
Vraag 21
Welke van onderstaande eigenschappen waarop werknemers kunnen verschillen heeft waarschijnlijk meer invloed op de uitvoering van taken dan op de kwaliteit van de onderlinge relaties?
Kennis en expertise
Leeftijd
Etniciteit
Sociale economische klasse
Vraag 22
Uit studie 1 ‐ de ‘correspondence’ studie ‐ uit het artikel van Derous, Ryan en Nguyen (2012) bleek dat CV’s met een Arabische naam bijna 5 keer zo vaak werden afgewezen dan CV’s met een Nederlandse naam. Welke theorie werd hiermee ondersteund?
‘Ethnic prominence’ theorie
‘Subordinate male target’ theorie
‘Multiple minority status’ theorie
Geen van bovenstaande theorieën
Vraag 23
Chrobot‐Mason et al. (1995) noemen enkele aspecten die de effecten van een diversiteitstraining zouden bevorderen. Welke van onderstaande aspecten zou eerder een negatief dan een positief effect hebben?
Meet vooraf de attitudes van de deelnemers en laat de training daarop aansluiten.
Laat het beleid aansluiten op de doelen van de diversiteitstraining.
Betrek het management in de diversiteitstraining.
Bied de training alleen aan aan werknemers die zich niet bewust zijn van hun vooroordelen.
Vraag 24
Welke van onderstaande stellingen over voorkeursbeleid (‘affirmative action’) is onjuist?
Een voorkeursbeleid is alleen toegestaan als de achterstand van de bewuste groep binnen het bedrijf is aangetoond.
Kandidaten uit de minderheidsgroep (op basis van geslacht, etniciteit, handicap of chronische ziekte) kunnen alleen voorrang krijgen bij 'gelijke' geschiktheid.
Werkgevers zijn verplicht het voorkeursbeleid in de vacaturetekst te vermelden.
Een werkgever mag gebruik maken van strikte quota bij het werven en selecteren van nieuw personeel om zo de achterstand van een bewuste groep terug te brengen.
Vraag 25
“De uitleg die gegeven wordt over de procedure en de uitkomsten” – Op welke vorm van ‘justice’ heeft deze beschrijving betrekking?
‘Informational justice’
‘Interactional justice’
‘Procedural justice’
‘Distributive justice’
Vraag 26
Wat is een belangrijk verschil tussen een leider en manager?
Leiders prefereren verandering en managers prefereren stabiliteit.
Leiderschap is aangeboren en manager zijn is aangeleerd.
Leiders organiseren en managers inspireren.
Leiders inspireren en managers motiveren.
Vraag 27
Als we geïnteresseerd zijn in __________, bestuderen we de kenmerken van personen die leiders worden.
leiderschapsontwikkeling
effectief leiderschap
opkomst van leiderschap
leiderschapsvermogen
Vraag 28
Welke van de volgende ‘power’ motieven benadrukt de persoonlijke voordelen die komen met leiderschap?
affectief‐identiteit
instrumenteel
sociaal‐normatief
discipline
Vraag 29
Welke van de volgende stellingen is in overeenstemming met de nieuwste inzichten van de leader‐member exchange (LMX)‐ theorie?
Leiders moeten hoogwaardige relaties ontwikkelen met de minst getalenteerde mensen.
Leiders moeten hoogwaardige relaties ontwikkelen met de meest getalenteerde mensen.
Leiders moeten hoogwaardige relaties ontwikkelen met alle leden van de groep.
Leiders moeten hoogwaardige relaties ontwikkelen met werknemers die hoog op ‘agreeableness’.
Vraag 30
Welke van de volgende stellingen is van toepassing op mannelijke leiders?
Ze zijn meer taakgeoriënteerd.
Ze hebben de voorkeur voor participatieve stijlen.
Ze hebben democratische interacties met ondergeschikten.
Ze zijn iets meer extravert.
Vraag 31
Wat voor type werkprestatie is het uitleggen van een softwareprogramma aan een collega?
Taakprestatie
OCB ‐ Altruïsme
OCB ‐ Gegeneraliseerde ‘compliance’
Contraproductief werkgedrag
Vraag 32
Heilman en Chen (2005) hebben onderzoek gedaan naar de effecten van het tonen van OCB door mannen en door vrouwen op hun prestatiebeoordelingen. Hoe werden vrouwen beoordeeld die OCB gedrag vertoonden als de situatie daarom vroeg?
Positiever dan vrouwen waarover geen informatie over het wel of niet tonen van OCB getoond werd.
Even positief als vrouwen die geen OCB vertoonden, terwijl de situatie daar wel om vroeg.
Positiever dan mannen die OCB vertoonden als de situatie daarom vroeg.
Even positief als vrouwen waarover geen informatie over het wel of niet tonen van OCB getoond werd.
Vraag 33
Welke van onderstaande criteria van studieprestatie is het meest deficiënt?
Tentamencijfers
Scriptiecijfers
Betrokkenheid bij studievereniging
Beoordelingen over kennis en inzet van docenten en medestudenten
Vraag 34
Onder welke vorm van contraproductief werkgedrag valt het roddelen over een collega?
‘Interpersonal deviance’
‘Intrapersonal deviance’
‘Property deviance’
‘Production deviance’
Vraag 35
Hoe wordt een functieanalyse genoemd die gericht is op het identificeren van de mentale processen die plaatsvinden tijdens het uitvoeren van de taken?
Taakgeoriënteerde functieanalyse
Werknemergeoriënteerde functieanalyse
Cognitieve taakanalyse
Persoonlijkheidsgebaseerde functieanalyse
Vraag 36
Welk type satisfactie hangt het meest duidelijk samen met reacties op het werk dat individuen doen?
werk/thuis balans satisfactie
loopbaan satisfactie
intrinsieke satisfactie
extrinsieke satisfactie
Vraag 37
De affect circumplex is een visualisatie van …?
Op welke manieren productiviteit wordt beïnvloed.
De indeling van discrete emoties op een cirkel op basis van activatie en valentie van de emoties.
Een theoretisch model over hoe neurotische mensen problemen kunnen krijgen op het werk.
Een type meta‐analyse dat de effecten van affectiviteit op het werk bekijkt.
Vraag 38
Een voetballer voelt zich niet langer betrokken bij zijn team, maar moet vanwege zijn contract nog drie jaar bij dit team blijven. Dit is een voorbeeld van
affectieve betrokkenheid (‘affective commitment’)
voortdurende betrokkenheid (‘continuance commitment’)
normatieve betrokkenheid (‘normative commitment’)
beroepsbetrokkenheid (‘occupational commitment’)
Vraag 39
Een organisatie moet bezuinigen en er dreigen ontslagen. Wie zal er naar alle waarschijnlijkheid het meest emotioneel beïnvloed worden door deze reorganisatie?
Een medewerker die vijf jaar geleden is aangenomen en erg ambitieus is.
Een medewerker die twee jaar geleden is aangenomen en daarvoor veel verschillende banen gehad heeft.
Een medewerker die direct na zijn/haar afstuderen is aangenomen.
Een medewerker die net zijn 25‐jarig jubileum bij de organisatie gevierd heeft.
Vraag 40
Welke van de volgende beweringen is geen voorbeeld van een halo‐effect?
De beoordelaar gelooft dat één dimensie de kern van het werk is.
De beoordelaar onderschrijft de unitaristische visie (‘unitary view’) op prestatie.
De beoordelaar betrekt er een prestatiegebied bij dat niet op het formulier staat.
De beoordelaar is te optimistisch of te pessimistisch bij het beoordelen.
Vraag 41
Als een beoordelaar het vermijdt om extreme scores te geven, kan er een ________ fout optreden.
centrale tendentie (‘central tendency’)
mildheids (‘leniency’)
strengheids (‘severity’)
halo
Vraag 42
De mate waarin een medewerker gedragingen vertoont die slecht zijn voor de organisatie en voor zijn/haar taak prestatie, heet _____ prestatie.
taak
contextuele
contra‐productieve (‘counter‐productive’)
situationele
Vraag 43
Negatieve feedback die gericht is op persoonlijke eigenschappen en niet op werk‐gerelateerde gedragingen wordt ______ genoemd.
destructieve kritiek (‘destructive criticism’)
beleidsvoering
bescheidenheidsbias (‘modesty bias’)
negatieve bekrachtiging (‘negative reinforcement’)
Vraag 44
Uit het voetbalonderzoek van Mark van Vugt en Claire Hart blijkt dat:
Stabiele teams meer gemotiveerd zijn.
Stabiele teams beter presteren.
Stabiele teams meer cohesie hebben.
Stabiele teams meer doelpunten tegen krijgen.
Vraag 45
_____ culturen waarderen de groep meer dan het individu.
Individualistische
Mannelijke
Vrouwelijke
Collectivistische
Vraag 46
Attributen van teamleden, waaronder vaardigheden, ervaringen, en persoonlijkheidskarakteristieken staan bekend als _______ variabelen.
organisationele context
teamcompositie
teameffectiviteit
teamdiversiteit
Vraag 47
Welke van onderstaande antwoorden is geen mogelijk nadeel van besluitvorming in groepen?
informatie‐elaboratie
‘group think’
groepspolarisatie
‘social loafing’
Vraag 48
De neiging van groepen om beslissingen te nemen die extremer zijn dan beslissingen van individuen, wordt _________ genoemd.
groepspolarisatie
groepscoördinatie
groepscohesie
‘group think’
Vraag 49
Als de belangrijkste reden om te werken voor een medewerker is om door anderen geaccepteerd te worden, op welk niveau van Maslow’s behoefte hiërarchie (‘need hierarchy’) is deze medewerker dan gericht?
‘security’
‘esteem’
sociaal
zelf‐ontplooiing (‘self‐actualization’)
Vraag 50
Een manager krijgt in een jaargesprek van een van haar ondergeschikten te horen dat ze niet zo benaderbaar overkwam. De manager heeft hierover nagedacht en heeft haar best gedaan om meer benaderbaar over te komen. Dit heeft ertoe geleid dat ze nu een betere werkrelatie met haar ondergeschikten heeft. Dit is een voorbeeld van ….?
‘self‐referential’
‘self‐fulfilling prophecy’
‘self‐efficacy’
‘self‐regulation’
Vraag 51
Een manager geeft een moeilijk te halen quota voor het einde van de maand aan een medewerker. De medewerker haalt de doelstelling en voelt zich zelfbewust. Dit is een voorbeeld van verhoogde ‘efficacy’ middels ….?
‘modeling’
‘mastery experience’
‘social persuasion’
‘physiological state’
Vraag 52
Het idee dat mensen functioneel, reflexief, en onvrijwillig zijn, past bij de “________ “ metafoor.
‘person as machine’
‘person as God‐like’
‘person as judge’
‘person as scientist
Vraag 53
‘Overlearning’ is van veel belang als ….?
de prestatie geleidelijk aan kan worden verbeterd.
het maken van fouten geen ernstige gevolgen heeft.
de taak weinig wordt uitgevoerd.
de taak vaak wordt uitgevoerd.
Vraag 54
In 1972 zei Davis “Training per se is not necessarily beneficial”. Trainingen hebben volgens hem meer nut als aandacht wordt besteed aan ….?
Training Needs Analysis, Task‐ and Personal Analysis
Training Motivation, Training Evaluation and Transfer of Training
Training Needs Analysis, Training Evaluation and Transfer of Training
Training Needs Analysis, Training Design and Training Evaluation
Vraag 55
Het idee dat mensen indirect leren door anderen te observeren is gebaseerd op ….?
trainee leren
trainee motivatie
sociaal leren theorie (‘social learning theory’)
bevestigingstheorie (‘reinforcement theory’)
Vraag 56
Trainees bij de politie die deelnemen aan schietoefeningen om zo hun schietvaardigheid te verbeteren, participeren in ….?
actieve oefening (‘active practice’)
gedragsverandering (‘behavior modification’)
gedragsmodellering (‘behavior modeling’)
automatisme training (‘automaticity’)
Vraag 57
In welke fase van het General Adaptation Syndrome (GAS) is het lichaam bezig om bronnen te mobiliseren om te kunnen omgaan met een toename in stress?
alarm reactie
resistentie
uitputting
reflectie
Vraag 58
Een student is aan het studeren voor een tentamen van een vak. Bij bestudering van de studiehandleiding komt zij erachter dat het niet duidelijk is welke stof er geleerd moet worden en hoe het vak getentamineerd gaat worden. Dit is een voorbeeld van rol ______?
ambiguïteit
conflict
druk
spanning
Vraag 59
Karasek's demand/control model van stress geeft aan dat een “weinig stressvolle” baan gekenmerkt wordt door ….?
lage controle en hoge eisen
lage controle en lage eisen
hoge controle en hoge eisen
hoge controle en lage eisen
Vraag 60
De uitspraak "Ik vind haar een enorm irritant persoon en wil niet meer met haar samenwerken." is een duidelijk voorbeeld van een ….?
taakconflict
rolconflict
relatieconflict
procesconflict
Vraag 61
“A group of people who have common goals and who follow a set of operating procedures to develop products and services” is de definitie van een ….?
organisatie
bureaucratie
democratie
structuur
Vraag 62
Een marketing‐manager heeft een groot aantal mensen onder zich in de hiërarchie. Je zou dit kunnen omschrijven als ….?
low division of labor
high division of labor
low span of control
high span of control
Vraag 63
Klimaat/cultuur verwijst naar de mate waarin ….?
leden van een organisatie door anderen gezien worden als een collectief waarin ze een bepaalde cultuur delen.
leden van een organisatie percepties of waarden/overtuigingen delen.
leden van een organisatie in staat zijn om invloeden van buitenaf te weerstaan.
leden van een organisatie het belang hechten aan het hebben van vaste rituelen en gewoontes.
Antwoordindicatie
1. A
2. C
3. B
4. D
5. A
6. C
7. B
8. A
9. A
10. D
11. A
12. A
13. B
14. B
15. A
16. D
17. A
18. D
19. C
20. A
21. A
22. A
23. D
24. D
25. A
26. A
27. C
28. B
29. C
30. A
31. B
32. D
33. C
34. A
35. C
36. C
37. B
38. C
39. D
40. D
41. A
42. C
43. A
44. B
45. D
46. B
47. A
48. A
49. C
50. D
51. B
52. A
53. C
54. D
55. C
56. A
57. A
58. A
59. D
60. C
61. A
62. D
63. B
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2627 |
Add new contribution