Supersamenvatting Ethiek en recht in kort bestek (Schotman)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


 

Hoofdstuk 1: Moraliteit en ethiek

Moraliteit kijkt naar de opvattingen die er zijn over hoe mensen zich moeten gedragen ten opzichte van elkaar. Hierbij gaat het meestal over wat niet mag en over de grenzen die aan gedrag gesteld moeten worden.

Moraliteit heeft 2 belangrijke kenmerken:

  • Moraliteit gaat over gedrag van mensen

Smalle moraliteit: in hoeverre moeten we rekening houden met de belangen en het welzijn van anderen?

Brede moraliteit: Wat maakt een leven een zinvol leven?

  • Moraliteit is normatief

Er wordt voorgeschreven hoe er gehandeld moet worden. Goed/slecht juist/onjuist. De opvattingen over goed en slecht verschillen per tijd en plaats.

 

Normen

Normen zijn –vaak ongeschreven- geboden of verboden. Geschreven normen vind je vaak terug in gezegdes of in een bedrijfscode.

Waarden

Waarden zijn principes en idealen die richting geven aan het leven. Een waarde kan beschreven worden in één woord. Persoonlijke waarden zijn doelstellingen voor jezelf (vb. Geduld). Sociale waarden betreffen het samenleven met anderen (vb. Gelijkheid). Waarderende uitspraken zijn uitspraken waaraan een waarde ten grondslag ligt.

Houdingen

De houding is de manier van handelen van een bepaalde persoon, dit in de zin van karaktereigenschappen.

 

Het verschil tussen fatsoensregels en moraliteit is dat fatsoensregels ‘zwakke’ morele regels zijn, de etiquette.

 

Tussen moraliteit en religie bestaan meerdere verschillen. (1) Religie omvat meer dan alleen morele regels, (2) religie kent een centraal betekenisverlenend verhaal en moraliteit niet, (3) religies kennen meestal een bovennatuurlijk opperwezen en moraliteit niet.

 

Zowel morele normen (artt. 289 Sr, 6:248 BW) als morele waarden (vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit) hebben hun weg in de wet gevonden. Vrijheid zien we terug in de contractsvrijheid. Gelijkwaardigheid wordt beschreven in het strafrecht.

 

Ook tussen recht en moraliteit bestaat enige differentiatie. Zo heeft het recht geschreven regels in tegenstelling tot de moraliteit. Een tweede verschil is dat rechtsregels kunnen worden afgedwongen en morele regels niet. Daarnaast kent het recht een systeem van primaire en secundaire regels, welk in de moraliteit geheel ontbreekt. Ten slotte heeft het recht een eigen apparaat (rechtbanken, gevangenissen) en de moraliteit niet.

 

Descriptieve ethiek

De ethiek probeert te verhelderen en morele standpunten te beschrijven. Waarom keuren mensen bepaald gedrag af wan waarom beschouwen ze ander gedrag als goed?

Normatieve ethiek

Het voorschrijven van gedrag of van een identiteit.

 

Hoofdstuk 2: Plichtethiek

Twee sleutelelementen van de plichtethiek:

  • De norm – de grond van de plicht

  • De plicht

  • inhoud van de plicht (wat waartoe verplicht)

  • het verplichtende karakter van de plicht

Hoofdgedachte van de plichtethiek: sommige normen moeten overeind blijven, ongeacht de gevolgen.

 

Immanuel Kant

Hij onderscheidde een moeten en een inhoud van de plicht.

Je handelt uit plichtsbesef gewoon omdat ‘het moet’. Consequenties spelen geen rol.

Volgens Kant wordt het morele gehalte van een handeling bepaald door de intentie waarmee de handeling wordt gedaan. Ook beschrijft Kant dat normen absoluut zijn. Ze gelden altijd en overal (onder iedere omstandigheid).

2 werelden volgens Kant:

  • De wereld van de natuur. Hier leeft de mens als natuurwezen. Dit is het lagere deel van de mens. We volgen onze driften en verlangens.

  • De wereld van de moraliteit, de praktische rede. Hierin ligt het vermogen plannen te maken en keuzes te overwegen. In dit deel ligt de menselijke onafhankelijkheid. De mens is vrij.

De allerhoogste norm voor het in het leven roepen van de plicht noemt Kant de categorische imperatief. Categorisch betekent altijd en voor iedereen. Imperatief: eisend. Het feit dat wij keuzes kunnen maken geeft ons waardigheid. Dit onderscheidt ons van de dieren. De categorische imperatief stelt dat de praktische rede altijd moet worden gerespecteerd.

De categorische imperatief stelt als eis dat we mensen nooit alleen als een middel mogen gebruiken. We mogen ze niet manipuleren. Dan zouden we hen het recht ontnemen om gebruik te maken van hun vrijheid om zelfstandig te beslissen.

Behalve deze eerste eis, stelt de categorische imperatief dat we ook de plicht hebben om het geluk van andere mensen te bevorderen. Iedereen komt hetzelfde respect toe.

 

Volgens Kant moet de bedoeling zijn: handelen uit plichtsbesef. Dit kan niet worden gecontroleerd. Legaal handelen is het handelen zoals de morele regels dat voorschrijven. Het recht heeft alleen betrekking op de legaliteit van het handelen. Plichten die afgedwongen kunnen worden noemde Kant rechtsplichten (het doen). Ethische plichten kunnen niet afgedwongen worden (het denken).

 

Kritiek op Kant

  • Starheid van de morele regel. Stel, een vriend komt zich in jouw huis schuilhouden voor een moordenaar. Die moordenaar komt aan de deur en vraagt of je weet waar die vriend is. Volgens Kant mag je ook dan niet liegen.

  • Verstandelijke vermogens als grond voor de menselijke waardigheid. Hij zag dieren als zaken waar wij geen morele verplichtingen tegenover hadden.

  • Kant hecht geen belang aan emoties. Moraliteit heeft volgens Kant alleen met verstand te maken.

 

Recht ligt dicht bij de plichtethiek. Ze bestaan beide uit regels waaraan gehoorzaamd dient te worden. De stroming van Kant in Nederland: Legisme. – Waterleidingarrest.

 

Hoofdstuk 3: Gevolgenethiek

De morele waarde wordt hierbij bepaald door het gevolg van de handeling. De waarde is belangrijker dan de morele regel zelf. De consequenties bepalen wat gedaan moet worden. De handeling met de beste gevolgen is de juiste handeling.

 

Jeremy Bentham

Hij is de aartsvader van het utilisme. Zijn theorie bestaat uit 3 uitgangspunten:

  1. Mensen streven naar plezier of genot en proberen pijn zoveel mogelijk te vermijden.

  2. De waarde van het leven bestaat uit de vreugde die wordt beleefd. Plezier is de graadmeter van het goede. De ervaring van genot is goed en de ervaring van pijn is slecht.  Hedonisme (Epicurus).

  3. De maatstaf van een handeling is het gevolg dat de handeling heeft. Het motief speelt geen enkele rol. Als de keuze de meeste waarde oplevert, is het de juiste morele keuze geweest.

 

Utilisme: The greatest measure of happiness of the greatest number.

Het genot van ieder afzonderlijk individu telt in de optelsom gelijkelijk mee (dit was apart voor de 18e eeuw gezien de grote kloof tussen koning en pauper).

Volgens Bentham is er geen kwalitatief verschil tussen soorten van genot.

Kritiek: Varkens rollen graag in de modder en beleven daar plezier aan. Het leven van een varken is dus gelijkwaardig aan het leven van een mens.

Reactie J.S. Mill: Er bestaan wel gradaties in plezier, namelijk lichamelijke, intellectuele en esthetische genoegens. Hij doet een test om te zien waaraan de meeste mensen de voorkeur geven. Dit zijn de zogenoemde ‘hogere genoegens’. Mill: ‘It is better to be a human being dissatisfied, than a pig satisfied.’

 

Kritiek op het utilisme

  • Niet alle soorten plezier zijn waardevol louter omdat het plezier of een geluksgevoel oplevert (casus Duitse kannibaal).

In plaats daarvan:

  • Voorkeur-utilisme: het gaat mensen om de bevrediging van voorkeuren, bijvoorbeeld het hebben van een goede vriend of het behalen van een resultaat. (hier kan hetzelfde bezwaar tegen gemaakt worden als bij het utilisme).

  • Inruilen van genot door welzijn. Welzijn is hier een staat van materiële en immateriële tevredenheid.

  • Het utilisme kan keuzes voorschrijven die wij intuïtief niet zullen maken (orgaantransplantatie voorbeeld).

 

Gevolgenethiek in het recht

Bentham: Wetten moeten ervoor zorgen dat burgers in het algemeen belang handelen.

Efficient breach-theorie: Een tekortkoming in een verbintenis is efficiënt in de zin dat de welvaart netto meer toeneemt dan wanneer er wel wordt nagekomen.

De eisende partij is echter niet helemaal vrij in haar keuze tussen nakoming en schadevergoeding  zie HR 5 januari 2001, NJ 2001, 79 (Multi Vastgoed/Nethou).

 

 

Hoofdstuk 4: Deugdethiek

De aartsvader van de deugdethiek is Aristoteles. In deze ethiek wordt de mens centraal gesteld. Het gaat erom hoe je als mens gelukkig kan worden. Het gaat om het eigen, individuele geluk. Geluk gaat niet om het hebben maar om het zijn. Volgens Aristoteles zit echt geluk niet in het krabben waar je jeukt hebt, maar in het vormen van je karakter op een bepaalde manier. Een gelukkig mens is een mens die ‘lukt’ door zelfontplooiing. Net als Kant verdeelde Aristoteles de mens in een irrationeel deel en een rationeel deel (logos). In tegenstelling tot Kant gelooft Aristoteles dat er een goed evenwicht dient te zijn tussen de twee delen, het moet in de juiste vorm worden gegoten. De juiste vorm noemt hij een deugd.

Er bestaan 2 soorten deugden:

  • intellectuele deugden: slimheid, verstandigheid, inzicht

  • praktische deugden: vlijt, naastenliefde, vriendelijkheid, moed

Als je goede karaktertrekken hebt, maak je vanzelf de beste keuzes. Je moet wel altijd aan jezelf blijven werken. Het geluk ligt bij de deugdethiek in het doen. Je bent al gelukkig als je deugdzaam leeft. Gelukkig zijn is geen doel maar een product van het handelen.

 

De kardinale deugden

Kardinale deugden zijn bepaalde deugden die leiding geven aan andere deugden (scharnierdeugden). Maat, moed, verstandigheid en rechtvaardigheid zijn de vier kardinale deugden.

Maat: Zelfbeheersing om je verlangens in toom te houden. Er is geen verleiding en de behoeftes en de rede zijn in harmonie. Een goede student die de deugd van de maat bezit, studeert niet te weinig, maar ook niet te veel.

Moed: Tussen angst en overmoed in. Relatief, het betekent voor een commando iets anders dan voor een 6-jarige.

Verstandigheid: Goed inschatten van een concrete situatie en het uiteindelijke doel blijven zien. Voorbeeld: een boogschutter die de roos wil raken. Uiteindelijke doel is het raken van de roos, maar daarvoor is inschatting van afstand, gewicht van de pijl en windrichting belangrijk.

Rechtvaardigheid: Volgens Aristoteles belangrijkste van alle deugden. Sociale deugd. Algemene rechtvaardigheid – je aan de wet houden. Specifieke rechtvaardigheid – verdelen van goederen.

 

In het recht spelen moed (van officieren) en verstandigheid (het verstandig toepassen van de wet) een rol. Bij het verstandig toepassen van de wet wordt er een beroep gedaan op de ‘redelijkheid en billijkheid’.

 

Kritiek op de deugdethiek

De deugdethiek geeft geen kant en klare oplossingen voor problemen. Wat de deugdethiek zegt hangt altijd af van wie een bepaalde beslissing moet nemen onder welke omstandigheden.

 

 

Hoofdstuk 5: Rechtvaardigheid

De samenleving dient op een rechtvaardige manier geordend te worden door het recht.

Distributieve rechtvaardigheid:

Welke verdeling van schaarse goederen over de bevolking is rechtvaardig? Wie krijgt wat en waarom?

Aristoteles definieerde dit door de onrechtvaardige mens te omschrijven. Deze mens wil meer dan dat hem toekomt.

  • Wie? De burgers in Nederland. Zogenoemde illegalen vallen makkelijk ten prooi aan uitbuiting.

  • Wat? Dingen die nodig zijn om een gelukkig en waardevol leven te kunnen leiden, zonder daarbij precies aan te geven hoe dat leven eruit ziet.

 

Rechten: worden door de staat via het rechtssysteem onder de burgers verdeeld. Positieve rechten verlenen een claim van de burgers op de overheid (recht op bijstand/onderwijs). Negatieve rechten definiëren vrijheden van burgers (vrijheid van meningsuiting). Negatieve rechten bakenen de macht van de overheid t.o.v. burgers af.

Kansen: Maatschappelijke kansen zijn belangrijke goederen die verdeeld moeten worden. Denk aan kans op scholing/baan of toegang tot politieke ambten.

Vermogen: Som van materiële welvaart, rijkdom en bezit.

  • Waarom?

3 manieren van verdeling:

Gelijkheid: Iedere mens is gelijkwaardig en daaruit vloeit het idee van het bestaansminimum voort.

Naar behoefte: Wanneer het sociale minimum niet op eigen kracht kan worden bereikt dan ontstaat een recht op uitkering gebaseerd op behoefte. Uitkeringen worden dus niet gelijk verdeeld over de bevolking, maar puur naar behoefte. Deze verdeling steunt op solidariteit, een gevoel van verbondenheid.

Naar verdienste: Denk aan gouden platen, literaire prijzen en onderscheidingen. Ook arbeid voor loon is een goed voorbeeld.

 

 

Vergeldende rechtvaardigheid:

Legitimiteit van het strafrecht. Is het rechtvaardig om te straffen, wat is een juiste straf, etc. De overheid heeft het monopolie op straffen. Over het waarom van het straffen hebben Bentham en Kant hun opvattingen.

 

Bentham: Het mag als het nuttig is en als het algemeen welzijn wordt beloond. Straffen is een vorm van leedtoevoeging en verkleint vaak, naast de misdaad, het algemeen geluk nog meer. Het vergroten van het algemeen geluk wordt bereikt door de afschrikwekkende werking van het straffen (algemene en generale preventie). Ook veroordeelt Bentham wraak niet. Het bevredigen van wraakgevoelens leidt ook tot geluk.

 

Kant: De preventieleer in het strafrecht druist in tegen het gebod dat de mens niet als een middel mag worden gebruikt om een doel te bereiken. Kant beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Volgens hem impliceert de gelijkwaardigheid van mensen dat iemand die de wet overtreedt als het ware toestemming geeft om gestraft te worden. Deze vorm van gelijkheid lijkt erop te wijzen dat er gestraft mag worden en niet dat er gestraft moet worden. Kant is het hier niet mee eens. Volgens hem moet de straf worden toegepast.

Als laatste rijst de vraag wie moet worden gestraft. Volgens de preventieleer maakt het niet uit. Hierbij zou ook een onschuldige kunnen worden gestraft. Wanneer de vergeldingstheorie aangehangen wordt, moet de dader gestraft worden omdat hij het heeft gedaan. In het geval van utilisme is er geen principieel bezwaar tegen disproportioneel straffen. Bentham stelde dat een zo licht mogelijke straf gegeven moest worden. De gevolgen van de daad en de kans dat het opnieuw gebeurt staan centraal.

 

De verenigingstheorie

Nu wordt een combinatie gebruikt van de vergeldingstheorie en de preventieleer. De dader moet gestraft worden maar het straffen moet een groter doel dienen dan alleen vergelding. Dat grotere doel is gelegen in de preventie. Vooral straffen als TBS zijn gericht op speciale preventie.

Restoratieve rechtvaardigheid: slachtoffer heeft tegenwoordig de mogelijkheid om te spreken. Doel is het verzachten van het leed van het slachtoffer

 

Procedurele rechtvaardigheid: Bij het nemen van beslissingen moet eerlijk te werk worden gegaan. Is de procedure rechtvaardig? Een rechtvaardige procedure leidt meestal tot een rechtvaardige uitkomst. Wanneer er eerlijk een lotnummer uit de loterij gekozen is, heeft de winnaar eerlijk gewonnen.

Kritiek:

  • Het is niet te voorkomen dat mensen fouten maken.

  • Verschillende regelingen kunnen elkaar doorkruisen (armoedeval – mensen gaan erop achteruit als zij van een bijstandsuitkering naar een inkomen gaan).

Processuele rechtvaardigheid wordt in de rechtspraak door verschillende elementen gegarandeerd. Zo heeft iedereen toegang tot de rechter (art. 6 EVRM en 15 en 17 Gw), is de rechter onpartijdig (Leidraad onpartijdigheid van de rechter) en wordt door de rechter hoor en wederhoor toegepast (art. 19 Rv).

Ten slotte is respect een belangrijk aspect van de processuele rechtvaardigheid. Het heeft dus ook betrekking op de manier waarop mensen worden behandeld.

 

 

Hoofdstuk 6: Integriteit

Persoonlijke integriteit

Persoonlijke integriteit houdt in dat je leeft naar je eigen opvattingen, overtuigingen en idealen. Het gaat erom hoe je trouw bent naar jezelf. Het trouw zijn naar jezelf heeft drie kenmerken.

  • Correspondentie: handelen naar je opvattingen en de principes die je zegt te hebben. Je blijft bij je opvattingen, ook onder negatieve (dreigend ontslag) of positieve (steekpenningen) druk.

  • Consistentie: Je overtuigingen veranderen niet ieder moment. Een integer mens is standvastig.

  • Coherentie: Het totaal aan opvattingen moet een geheel vormen en botst dus niet.

Behalve het voldoen aan deze drie criteria, moeten je opvattingen ook aan bepaalde morele standaarden voldoen om integer te zijn. De opvattingen die je hebt moeten passen binnen morele opvattingen die algemeen aanvaard zijn (dus niet de opvattingen van een terrorist). Om iemand integer te vinden hoef je het niet met iemand eens te zijn. Men vindt bijvoorbeeld Arie Boomsma een integer mens, terwijl lang niet iedereen de christelijke waarden aanhangt.

Integriteit wordt beloond met zelfrespect. Zelfrespect moet gevoed worden door de omgeving Als de mensen om je heen niet waarderen wat je doet, is het moeilijk zelfrespect te hebben.

Niet trouw zijn aan jezelf, en dus in strijd handelen met je geweten, kan resulteren in schaamte en schuld. Schuldgevoelens volgen als je iets hebt gedaan waarmee een ander schade is toegebracht en wanneer je anders had kunnen handelen. Schaamte is het op pijnlijk wijze bewust zijn van jezelf. Je schiet tekort in je eigen ogen of in de ogen van iemand die voor jou van belang is.

Geweten wordt door wet beschermd: vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (Art. 9Gw).

Betogen dat je van je geloof niet mag solliciteren is zinloos. Door werken geef je namelijk geen uitdrukking aan een levensovertuiging of religie. Het recht op lichamelijke integriteit is vastgelegd in artikel 11 Gw.

 

Professionele integriteit

Hierbij draait het om de vraag: hoe doe ik mijn werk zo goed mogelijk? Deze vraag wordt gesteld door degenen die zakelijk baat hebben bij de integriteit van de ander. Denk hierbij aan een werkgever, opdrachtgever of een collega. Om te spreken van professionele integriteit zijn een aantal dingen vereist.

 

Technische competenties

De competentie om je vak uit te kunnen voeren op een goede manier. Ook betekent dit dat je geen misbruik mag maken van het professionele overwicht dat je hebt tegenover anderen (cliënten).

 

Toewijding

Aandacht en inzet. Het werk wordt serieus genomen. Om integer te werk te kunnen gaan, is persoonlijke binding met de verplichtingen nodig. Deze vormen zich in de loop van de tijd. Iemand die zich persoonlijk verbonden voelt met zijn baan, zal eerder integer handelen. Werkzaamheden moeten een eigen invulling kunnen krijgen om kenmerkend en persoonlijk te worden voor diegene die ze uitvoert.

 

Standvastigheid

Verleidingen kunnen weerstaan (steekpenningen, onterechte ziekmelding etc.).

 

Verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid nemen houdt in dat wanneer de situatie om een afweging vraagt, je de verplichting voelt de afweging te maken of de beslissing te nemen. Tussen verschillende verplichtingen kunnen conflicten zich voordoen. Dan moeten de verschillende verantwoordelijkheden tegen elkaar worden afgewogen. (Professionele integriteit vs. persoonlijke integriteit – ambtenaar die weigert homostel te trouwen).

Conflicterende verantwoordelijkheden kunnen herleid worden tot consistentie en coherentie. Het kan zijn dat je weigert dingen te doen om consistent of coherent te blijven en zo je integriteit te behouden. Het kan zo zijn dat op het eerste gezicht een beslissing lijkt op incoherentie of inconsistentie, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Je moet je beslissing wel altijd uit kunnen leggen aan anderen. Het nemen van een beslissing vraagt om praktische wijsheid (je kijkt naar de regels, naar belangen en naar waarden).

 

Meestal is de professionele integriteit direct van invloed op mensen. Daarom is het belangrijk integer te zijn om de belangen van anderen niet te schaden en om goede prestaties te leveren.

Net als persoonlijke integriteit, zorg professionele integriteit voor zelfrespect en voldoening.

Het is belangrijk dat je je werk leuk vindt zodat je er enigszins persoonlijk mee verbonden bent en zodat je trots kunt zijn op je geleverde prestaties.

 

Twee strategieën bij integriteitsbeleid:

  • compliance strategie: Dit is het handelen aan de hand van externe regels (wetgeving) en door bedrijven opgestelde regels (codes). Een internationaal algemene code is de SOx (Sarbanes Oxley Act). Deze heeft in Nederland vorm gekregen als de code Tabaksblat. Er is geen wettelijke verplichting codes te volgen, maar besturen moeten wel kunnen motiveren waarom een code niet is gevolgd. De code voor de Nederlandse ambtenaren is de ‘Nederlandse code voor goed openbaar bestuur’. Bedrijven kunnen ook intern regels opstellen (vb. Regeling privébeleggingstransacties van de Nederlandsche Bank).

Binnen bedrijver kan een afdeling of medewerker zich ontfermen over de naleving van de regelgever. Deze persoon is dan de ‘compliance officer’. Binnen de overheid is een hele afdeling bevoegd, namelijk het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS).

  • integriteitsstrategie: regels zijn niet alles. Ze zorgen niet voor persoonlijke binding met het bedrijf. Ook kan niet voor ieder geval een regel worden verzonnen, daar is het bedrijfsleven te uitgebreid voor. Mensen werkzaam binnen een bedrijf worden aangemoedigd om verantwoordelijkheid te nemen. Naast de regels die opgesteld zijn, bestaan er nog gedragscodes die gaan over wat men belangrijk vindt binnen de organisatie.

 

Art. 7:401 en 7:611 BW en 125ter Ambtenarenwet: een werknemer of een opdrachtnemer moet zich als een goed werknemer/opdrachtnemer gedragen.

Voor schending van de integriteit (fraude, corruptie, ongewenste omgangsvormen) zijn sancties zoals schriftelijke berispingen, verlagen van de functie, schorsing of ontslag.

Bij schending van de integriteit kan men zowel terecht in het arbeidsrecht als in het strafrecht. Stelen op het werk  ontslag en aangifte.

Regels zorgen voor externe sturing, integriteitsbeleid door de houding van mensen te vormen.

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
8474 1