Samenvatting collegeaantekeningen deel 4

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Patiëntdemonstratie LBV

11 november 2013 (oorspronkelijk: 28 oktober)

 

Dit college heeft als doel om na te denken over ethische dilemma’s en over het omgaan met existentiële vragen over leven en dood.

 

De patiënt heeft eerst twee gezonde jongens gehad (1989 en 1990) daarna werd ze zwanger van een meisje (1994). Deze zwangerschap voelde niet goed of anders. Bij de bevalling bleek dat ze in een stuitligging lag, de patiënt is met spoed naar het ziekenhuis gebracht en daar bevallen. Toen bleek dat ze een spina bifida had en zijn ze overgebracht naar het LUMC. Ook waren haar voeten niet goed ontwikkeld en bleek ze een beginnend waterhoofd te hebben bij een echo. Na drie dagen is er een MRI scan gemaakt en daarbij bleken er nog veel meer problemen te zijn (verzakte hersenstam wat wijst op een verstandelijke handicap en een niet goed aangelegde vagina). Het spina bifida team adviseerde toen om niet te opereren en het kindje de last te besparen. De ouders kregen de keuze en hebben veel gepraat met elkaar en bij vragen was het team altijd beschikbaar. De volgende ochtend besloten om niet te opereren, dit moest snel omdat een spina bifida een open wond is en het zo snel mogelijk iets aan gedaan moet worden als dat het besluit wordt. De vijfde dag ging het heel slecht met haar en werden de ouders erbij geroepen, ze is diezelfde dag gestorven. De verwachting was dat ze het nog een paar maanden vol zou houden, maar het bleek dus nog slechter met haar te gaan. Na de begrafenis is ze nog een paar weken thuis gebleven en heeft toen veel gepraat met vriendinnen om het verdriet kwijt te kunnen, maar ze is relatief snel daarna weer aan het werk gegaan. Ook de huisarts is in deze periode een goede steun geweest, vaak langsgekomen en veel uitleg gegeven. Andere steun waren haar vriendinnen, haar partner en haar gezin. Ook op haar werk heeft ze er over kunnen praten.

 

Voor een nieuwe zwangerschap hebben ze een DNA test gedaan om te kijken of ze een verhoogd risico hebben op een kind met spina bifida. Dit bleek maar een half procent en het normale risico is 2% dus dit weerhield hen niet. Een paar maanden (1995) later werd ze zwanger van een jongen. Na 16 weken heeft ze een vruchtwaterpunctie gedaan. Dit heeft ze bij haar eerste drie kinderen niet gedaan. De punctie op zich is goed gelukt, wel had ze daarvoor al een keer bloed verloren. Helaas ging de wond niet dicht en bleef ze vruchtwater verliezen. Ze besloot om de rest van de zwangerschap plat te gaan liggen, zodat dit geen verdere complicaties zou hebben. Dit deed ze in het ziekenhuis, omdat ze steeds vaginale bloedingen kreeg als het goed genoeg leek te gaan om naar huis te mogen. Na 31 weken zwanger te zijn kreeg weeën, in het weekend. Deze werden geremd omdat een keizersnede niet in het weekend gedaan kon worden, terwijl dit wel afgesproken was. Door de remming kreeg ze bloedingen en werd ze misselijk, ook bewoog haar kind niet meer. Ze heeft dit weekend veel angst gehad voor haarzelf en het kind. Hierbij heeft ze nagenoeg geen steun gekregen, terwijl dit anders was afgesproken. Maandag ochtend maakte de gynaecoloog een echo en ontdekte dat er te weinig bloed in de navelstreng zat. Het kindje had dus foetale nood. Hierop werd er een spoedkeizersnede gedaan. Het zoontje is meteen naar de intensive care gebracht, dit had tot gevolg dat alle familie hem al had gezien voor de moeder. De moeder mocht al vrij snel naar huis, haar zoontje moest nog zes weken blijven en ze heeft toen geprobeerd zo veel mogelijk heen en weer te reizen. Toen leek hij nog helemaal gezond. Bij een vervolg onderzoek, het baby’tje was namelijk uit een draagzak gevallen (een echo van het hoofd en een MRI) bleek echter dat hij ernstig gehandicapt was, omdat hij een vorm van epilepsie heeft die de hersenen beschadigd. Nadat hij hiervoor de goede medicijnen kreeg, werd het een heel gemakkelijk kind. De arts heeft goede begeleiding gegeven, de medicijn dosis moest vaak gewijzigd worden, en ook daarbuiten was hij zeer laagdrempelig. Toen de jongen twee en een half was kreeg hij moeite met eten, hij stikte vaak in zijn eten en kon niet goed slikken, hierdoor viel hij veel af tot hij nog maar vijf kilo woog. Toen hij drie en een half was, was het thuis niet meer te doen en hebben ze hem naar een tehuis gebracht. Voor de moeder was dit een opluchting, nu kon ze weer onbezorgd voor haar andere kinderen zorgen en had ze veel meer rust. Wel bleef het zo dat alles waar ze volgens de staat recht op had, heel erg veel moeite kostte om te bereiken en heel lang duurde. Ook kreeg ze bij alles veel commentaar van anderen. De boodschap voor onze toekomstige artsen is dan ook: Probeer niet te oordelen.

Na twee jaar (1997) kreeg ze nog een zoontje, het ging toen goed met haar vorige zoon. Deze zwangerschap verliep goed (ze heeft geen vruchtwaterpunctie meer gedaan) en daarna kreeg ze nog een zoon (2001) om de periode van zwangerschappen goed af te sluiten. Een jaar later is de ernstig gehandicapte jongen overleden (2002). Ze hadden een beleid opgesteld toen hij 6 was dat hij niet meer behandeld zou worden in het ziekenhuis. Dit was omdat het niet goed ging en niet meer genoot van zijn leven. Hij heeft toen hij ziek werd morfine en zuurstof gekregen en is toen bij zijn ouders op schoot overleden. Dit verlies was door de langere voorbereidingstijd minder erg, en veroorzaakte veel meer rust en opluchting. Er was ook een mooie begrafenis.

Twee jaar later is ze nog naar een Belgische kliniek geweest waar ze geslachtscellen selecteren op geslacht. Ze wilden namelijk nog graag een meisje. Door middel van IVF is ze hiermee zwanger geworden (de tweede implantatie lukte) en in 2004 is haar dochtertje geboren.

De boodschap is: Probeer niet te oordelen, iedereen maakt andere dingen mee en die beïnvloeden je normen en waarden.

 

HC 26 Borst: Thorax- en longontwikkeling

11 november 2013

Thorax

Het hart ontstaat uit de intraembryonale coeloomholte. Het hart is in eerste instantie craniaal aangelegd. Wanneer er kromming plaatsvindt, kromt het hart mee en komt zo ventraal te liggen. Het septum transversum komt tot stand wanneer de verbinding tussen de intra en extraembryonale coeloomholte wordt verbroken. Het septum transversum, wat eerst boven het hart lag, wordt het diafragma en het middenrif. Dwarsgestreepte spieren groeien het middenrif in. De originele septum transversum heeft dus geen dwarsgestreepte spieren, deze spieren groeien er pas in wanneer het septum transversum is omgeklapt met de kromming. Ook dan pas worden ademhalingszenuwen (nervus phrenicus) het diafragma ingetrokken; 1 links en 1 rechts.

Er vinden dus 3 belangrijke processen plaats:

  1. Het omklappen van het septum transversum van craniaal naar ventraal.

  2. Het dichtgroeien van de laatste stukjes van het diafragma

  3. De dwarsgestreepte spieren die om het septum transversum (diafragma) gaan heen groeien.

Uit de intraembryonale coeloomholte vormen zich 3 delen:

  1. Bovenste deel (wordt pericard)

  2. Midden deel (worden 2 pleuraholtes)

  3. Onderste deel (wordt de darmholte)

Door de kromming vormt de aortaboog een verbinding met het hart en de dorsale kant van het embryo.

De pericardperitoneaalholte is een verbinding tussen het pericard en de buikholte. Deze verbinding moet echter verbroken worden. De pleuraholtes moeten dus van het pericard holten gescheiden worden. Uit de dooierzak ontwikkelen de darmen.

 

Long

Pas na 24 weken kan het embryo zelfstandig ademhalen. Voor deze 24 week ontwikkelen zich allerlei patronen, maar deze zijn nog niet genoeg ontwikkeld voor een zelfstandige ademhaling.

Tot de 2e week zijn er kleine bronchiën aanwezig. Deze ontwikkelen zich tot de bronchiolen (week 4 – 10) Vanaf week 10 tot en met de 16e week zijn er terminale bronchiosis in het embryo aanwezig. Vanaf week 24 ontwikkelen de longblaasjes zich. Voor de 24ste week zou het kindje dus nog niet individueel kunnen ademhalen. In week 38 of week 40 zijn de longblaasjes beter ontwikkeld.

Surfactant is een oppervlakte stof die geproduceerd is door de bronchioli. Deze stof smeert zich als het ware uit met gevolg dat de oppervlakte spanning wordt verlaagd. Hierdoor kunnen de longblaasjes zich goed ontplooien.

Longblaasjes ontstaan uit het endoderm en splanchisch mesoderm.
 

HC 27 Borst: Hart- en vaatontwikkeling

11 november 2013

De processen bij de vaatontwikkeling vinden tegelijkertijd plaats. Het hart ligt in eerste instantie op zijn kop en draait later van craniaal naar caudaal. Het hart ontwikkelt zich vanuit de primitieve hartbuis (splanchisch mesoderm). Deze buis is hol; het bloed stroomt erin en eruit.

Het hart bestaat uit 2 lagen, de buitenste is de myocardlaag en de binnenste laag is van endoderm.

Bij de hartontwikkeling zijn verschillende cellen betrokken, gladde spiercellen, endotheel cellen, neuralelijstcellen (die zorgen dat de longslagader wordt gescheiden van de aorta) en een cardiale gel die bijdraagt aan de klepvorming.

Specifiek voor de bloedsomloop van de foetus:

  • Ductus venosus: Door deze ader wordt een groot deel van de lever overgeslagen. De lever heeft namelijk een grote zuurstofvoorziening nodig. Doordat deze ductus venosus een groot deel overslaat, is er meer zuurstof beschikbaar voor de ontwikkeling van de overige organen.

  • Foramen ovale: Dit is een gat tussen de rechter en de linker boezem.

  • Ductus Botalli: Een directe verbinding tussen de aorta en de longslagader.

 

De ontwikkeling van hartcompartimenten

  1. Septatie van de boezem.
    In eerste instantie was er 1 grote boezem. Deze boezem moet gescheiden worden in een rechter en een linker atrium. Er vormt zich als eerste een wand: het atrium septum primum. Dit atrium primum sluit zich niet helemaal. Het gat in deze wand heet ostium primum. Er ontwikkelt een 2e septum: Septum secundum. Hierdoor wordt het ostium primum gesloten, maar er ontstaat een 2e gat: het ostium secundum. !Let op: het ostium secundum zit in het septum primum!

Foramen ovale: een opening waardoor het bloed gelijk via de rechter atrium het linker atrium kan instromen. Deze opening ontstaat door de opening van het septum secundum en het ostium secundum. Nadat het foramen ovale is gesloten zie je een deukje zitten waar dit foramen ovale eerst heeft gezeten, dit noemt men de oval fossa.

 

  1. Ventrikel septatie.

De ventrikelseptatie mag niet te snel verlopen, anders zouden er geen goede connecties plaatsvinden tussen de ventrikels en de slagaders. Er moeten eerst een aantal verschuivingen plaatsvinden. De articulaire klep connectie (rechts) moet verschoven worden en de articulaire aorta connectie (links) moet verschoven worden. Het gat tussen de twee kamers wordt het interventriculaire foramen genoemd.
De ventrikels bestaan uit 2 delen: Het spiergedeelte (musculeus deel), dat van het caudale gedeelte afkomt, en het membraneus gedeelte. Dit membraneuze gedeelte gaat de hartkleppen vormen.
 

  1. Uitstroom septatie.

Bij de uitstroom septatie worden de longslagader en de aorta gescheiden. Dit vindt plaats onder leiding van neuralelijstcellen. Deze cellen zorgen ervoor dat er een aortaboog met 3 aortaboogvaten ontstaan en een truncus pulmonalis met 2 pulmonalis takken. Wanneer er dus een verstoring in de migratie van de neuralelijstcellen is, mengt het zuurstofrijke bloed zich met het zuurstofarme bloed.

 

De aorta zak sluit aan op de dorsale aorta met een aantal arteriën, dit noemt men de kieuwboogarteriën. Er sluiten zich steeds meer kiewboogarteriën aan. Tijdens de ontwikkeling verwijderen er een aantal kieuwboogarteriën, uiteindelijk houd je de 3e, 4e en 6e over. De derde kieuwboog gaat naar je hersenen. De vierde kieuwboog heeft een vertakking naar de rechterarm en een deel naar de aortaboog. De zesde kieuwboog vormt de ductus arteriosus. Aanvankelijk zijn de kieuwbogen symmetrisch aangelegd.

 

HC 28 Buik en bekken: topografie en klinische toepassing

13 november 2013

 

Om problemen in de buik in kaart te brengen wordt onder meer gebruikt gemaakt van foto’s en scans. Om foto’s te verlichten wordt vaak gebruik gemaakt van fluoroscopie.

Op een röntgen foto zijn weefsels altijd te herkennen aan deze kleuren:

  • Lucht: zwart

  • Vet: donker

  • Weke delen/vocht: licht grijs

  • Bot, verkalkingen: wit

  • Metaal, contrast: heel wit

 

CT

Bij een CT scan worden eigenlijk allemaal dunne plakjes bekeken en die worden achter elkaar gezet. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van contrastvloeistof (bariumcontrast rectaal of oraal en jodium). Je kunt CT scans in alle richtingen bekijken. Tijdens het maken van de scan ligt de patiënt op de rug met de voeten naar je toe.

 

MRI

Hierbij wordt gebruik van magneetstralen. Het voordeel is dat de straling niet gevaarlijk is. Ook hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van contrastvloeistof. Vocht is bij de MRI zwart.

 

Echografie:

Hierbij wordt gebruik gemaakt van ultrageluid. Plaatjes worden gevormd aan de hand van of de stralen die worden teruggekaatst. Dit is vrijwel ongevaarlijk. Vocht is zwart op een echo en harde voorwerpen zijn lichter van kleur, zo zijn galstenen goed zichtbaar.

 

Lever

De lever heeft een rol bij de vertering door de uitscheiding van gal. Het grootste deel van de lever zit achter de ribbenboog. Daarom moet men bij lichamelijk onderzoek vragen of mensen inademen, zo kan men een groter deel van de lever onderzoeken. Het bestaat uit 2 delen. De lever is bijna volledig intraperitoneaal, dus bijna geheel omgeven door het peritoneum (buikvlies). De lever wordt voorzien van bloed door de arteria hepatitica propria (20%) en vena portae (80%). De afvoer van bloed gaat door vv. hepaticae, dit zijn drie grote vaten van de lever.

 

Op een echo zijn de bloedvaten zwart en de lever is verder homogeen van kleur. Op de CT zijn de aderen wit, maar de rest van de lever kleurt homogeen aan. Een afwijking die je kunt zien op CT en echo is een cyste. Dit is een goedaardige vochtblaas die in veel organen voorkomt en het heeft meestal geen verdere klinische consequenties. Dit is zichtbaar als een scherp afgrensbare afwijking. Op de echo is dit te zien als een zwarte vlek en op de CT als een lichtgrijze plek. Een cyste kleurt niet aan door contrastvloeistof.

Metastasen zijn zichtbaar als zwarte plekken op de echo. Ze zien eruit als schietschijven en zijn minder goed afgrensbaar. Op de CT zijn metastasen zichtbaar als donkerdere vlekken.

 

Galblaas en galwegen

De galblaas zit dorsocaudaal ten opzichte van de lever. De lever produceert gal, dit komt via de galwegen in het duodenum terecht.

Na het galblaas reservoir komt het gal via de ductus choledochus door de pancreaskop en hierna komt dit samen met de ductus pancreaticus. Zo stroomt het in de darm.

Een afwijking die je kunt zien in de galblaas is een galsteen. Op de echo is een lichte plek (hyper-echogeen) in de galblaas zichtbaar. Bij een MRI is de galsteen zichtbaar als een zwart plekje (hypo-echogeen). Met de CT kan men de galsteen vaak niet zien omdat de meeste galstenen uit cholesterol bestaan. De beste manier om galstenen te diagnosticeren is via een echo.

Een andere afwijking is een acute cholecystitis. Dit is een ontstoken galblaas. Op de echo zie je een ronde gespannen galblaas met een dikke rand. De galblaas is slecht afgrensbaar. Op de CT zie je ook een vrij grote galblaas met een verdikte rand. Ook zie je ontstoken vet erom heen (zichtbaar als lichtgrijs in plaats van zwart). Vaak is er sprake van drukpijn.

Verwijde galwegen is ook een vaak voorkomende afwijking. Op de CT zie je allerlei donkere gangetjes langs de vaten.

Men kan de galwegen ook zichtbaar maken met ERCP. Men gaat dan met een slang met daaraan een camera via de mond het lichaam in richting de galwegen. Vervolgens spuit je contrastmiddel in en maak je er een foto van. Het voordeel hiervan is dat je meteen problemen kunt aanpakken, of meteen een biopt kunt maken.

 

Pancreas en milt

De pancreas ligt retroperitoneaal in het lichaam. De exocriene functie van de pancreas is de aanmaak van amylase. Dit gaat via de ductus pancreaticus en de ampulla richting het duodenum. De endocriene functie is de aanmaak van insuline. De bloedtoevoer wordt verzorgd door de superior pancreaticoduodenaal arteriën, de inferior pancreaticoduodenaal arteriën en de arteria lienalis.

De afvoer van bloed wordt verzorgd door de superior pancreaticoduodenaal venen, de inferior pancreaticoduodenaal venen en de vena lienalis.

 

Een voorbeeld van een afwijking aan de pancreas is acute pancreatitis. Daarbij is de pancreas gezwollen en hij kleurt slecht aan. Er omheen is geïnfiltreerd (ontstoken) vet zichtbaar. Het is agressieve ontsteking die zich gemakkelijk kan verspreiden.

Een andere afwijking is een pancreaskopcarcinoom. Door een pancreascarcinoom kunnen er problemen ontstaan met de vaten. Het is zichtbaar als een grillige massa in pancreaskop.
Milt

De milt ligt intraperitoneaal. Het is het grootste lymfoïde orgaan in het lichaam. De milt wordt van bloed voorzien door arteria lienalis en veneus wordt bloed afgevoerd door de vena lienalis (deze mondt uit op vena portae).

 

Nieren

De nieren liggen retroperitoneaal en helemaal dorsaal. De linker nier ligt iets hoger. Ze hebben een nauwe relatie met de bijnieren die erboven op liggen. De aanvoer gaat via de arteria dienalis dextra en de arteria dienalis sinistra.

De afvoer van de nier gaat via de ureter richting de blaas.

Een voorbeeld afwijking is een niersteen. Op een CT is deze zichtbaar als witte plekjes. Een andere vaak voorkomende afwijking is een cyste. Dit is een zwarte plek op de echo en donkerdere plek op de CT.

 

Omentum minus: Klein vetschort

Omentum major: Groot vetschort

 

Visceraal peritoneum is het buikvlies wat op de organen ligt. Pariëtaal peritoneum is het buikvlies wat als het ware een schors vormt.

 

Intra peritoneaal: Zichtbaar & bewegelijk

Retro/sub peritoneaal: Niet direct zichtbaar

Secundair retro peritoneaal: Zichtbaar maar niet bewegelijk (tijdens de embryonale ontwikkeling wel bewegelijk)

 

Oesophagus

De oesophagus loopt van het slokdarmhoofd richting de maag. De aanvoer wordt gedaan door de arteria gastrica sin. (tr. coeliacus) en de veneuze afvoer via de vena gastrica sin. (vena portae). Bij dubbel contrast voeg je contrastvloeistof toe, dit gaat op de randen zitten. Daarna blaas je lucht in de oesophagus waardoor je goed de randen kunt zien. Dit doe je vaak om slijmvliesontsteking te diagnosticeren. Een voorbeeld van een afwijking is een oesophaguscarcinoom, dit zie je als een klokhuis van een appel.

 

Maag

Het is een intraperitoneaal orgaan. Arteria gastrica dextra en sinistra, de arteria lienalis en de arteria gastro-omentalis dextra en sinistra voorzien de maag van bloed. Veneus wordt het bloed afgevoerd via de vena gastrica dextra en sinistra, de vena lienalis en de vena gastro-omentalis dextra en sinistra.

Een voorbeeld van een afwijking van de maag is een carcinoom. Hierbij is een hap uit het contrast zichtbaar. Bij een ulcus is een uitstulping van het contrast zichtbaar.

 

Duodenum

Dit bestaat uit vier delen, namelijk: superior, dalend, horizontaal en stijgend. Het duodenum ligt voornamelijk extraperitoneaal, behalve de eerste paar centimeters, dit ligt intraperitoneaal. De ductus choledochus en pancreaticus monden in bij het dalende deel.

Het arteriële deel bestaat uit de arteria pancreaticoduodenaal superior (tr. coeliacus) en de arteria pancreaticoduodenale inferior (arteria mesenteria superior). Veneus gaat het bloed via de vena mesenteria superior en de vena portae.

 

De dunne darm bestaat uit het jejunum (3 meter) en het ileum (4 meter). De arteria mesenteria superior voedt de darm en de darm wordt veneus afgevoerd via de vena mesenteria superior.

 

Colon en appendix

  • Coecum en appendix: intraperitoneaal.

  • Het stijgende colon: retroperitoneaal.

  • Het colon transversum: intraperitoneaal.

  • Het dalende colon: retroperitoneaal.

  • Het sigmoïdeum: intraperitoneaal.

  • Het rectum bovenste deel retroperitoneaal, onderste deel intraperitoneaal.

 

Een voorbeeld van een afwijking is appendicitis. Bij appendicitis wordt de appendix onscherp en krijgt een grotere diameter. Tevens zie je ontstoken vet. De wand is dik en slecht afgrensbaar. Op de CT is de wand aangekleurd.

Een ander voorbeeld is diverticulose. Daarbij zijn de divertikels ontstoken. Divertikels zijn goedaardige uitstulpingen van de dikke darm. Bij diverticulose zie je witte rondjes op de dikke darm. Er is geïnfiltreerd (ontstoken) vet om de darm zichtbaar, en de wand is verdikt.

Bij een colon carcinoom is de colon versmald. In toenemende mate wordt colonscopie gedaan om dit te onderzoeken.

 

De drie belangrijkste slagaders in de abdomen zijn:

  • Truncus coeliacus, uit deze truncus vertakken 3 grote slagaders: de arteria hepatica (leverslagader), arteria gastrica sinistra (maag) en arteria lienalis (milt).
    Voorziet de voordarm van bloedtoevoer.

  • A. Mesenteria inferior (colon transversum, colon sigmoïd, rectum)
    Voorziet de einddarm van bloedtoevoer.

  • A. Mesenteria superior (12 vingerige darm, de kop van de pancreas, de dunne darm en het grootste deel van de dikke darm).
    Voorziet de middendarm van bloedtoevoer.

 

HC 30 Buik en bekken: Ontwikkeling buikorganen

13 november 2013

 

Als we over de buik spreken hebben we het eigenlijk over buik en bekken. Het strekt zich uit vanaf het diafragma tot aan de bekkenbodem. De buik en bekken worden gescheiden door de bekkeningang. In de buik liggen alle organen van de tractus digestivus, het grootste gedeelte van de tractus urogenitalis en de milt.

 

Ontwikkeling peritoneaalholte

Ruimte tussen visceraal en pariëtaal peritoneum. Er zit alleen een dun laagje vocht in. Het bevat drie compartimenten

  • Supracholisch

  • Bursa omentalis

  • Infracolis (roze)

 

Intraperitoneaal betekent dat het orgaan volledig bekleedt is door visceraal peritoneum.

Extraperitoneaal betekent dat het orgaan gedeeltelijk bekleed is door visceraal peritoneum.

  • Retro/sub peritoneaal, deze steken deels in de buikholte

 

Ontwikkeling holtes

Op de 19e dag ontstaan er allemaal kleine holtes in mesoderm (intraembryonale coelom holtes). Deze versmelten samen en worden 1 holte. Uit het craniale gedeelte ontstaat pericard holte, halverwege pleuraholte en caudaal de peritoneale holte (navelstreng).

De intraembryonale holte is aan weerszijden open. Er vindt een kromming plaats en de uiteinden komen naar elkaar toe. Het gele splanchisch mesoderm wordt het visceraal peritoneum. Bij 26 dagen treedt een kromming op waardoor de navelstreng wordt gevormd. Uiteindelijk maken deze kanten verbinding en wordt de dooierzak darm. De peritoneaalholte vormt zich.

 

Mesenterium

  • Dubbele laag visceraal peritoneum

  • Verbindt organen met de wanden

  • Via mesenterium bloedvaten en zenuwen

  • Grootste deel ventraal mesenterium verdwijnt

In de vijfde week gaan de holtes zich ontwikkelen, zoals het septum transversum. Er ontstaat langzaam aan een scheiding tussen pleura en peritoneaal holte.

Soms gaat de ontwikkeling niet goed en komt deze scheiding niet tot stand. Dan kunnen buikorganen in de thoraxholte zitten. Dan kan het hart naar rechts verplaatsen en daardoor kunnen de longen niet volledig ontwikkelen.

 

Ontwikkeling organen

De primitieve darm is in drie delen te verdelen: voordarm (truncus coeliacus), midden darm a. Mesenteria superior) en einddarm (a. mesenteria inferior).

Uit de voordarm ontstaat: oesophagus, maag en het duodenum tot de inmonding van de verder nog de ductus choledochus, lever, galblaas, galwegen en het pancreas. Alles hier wordt gevoed door de truncus coeliacus.

 

Maag

In de vierde week gaat de maag zich verwijden. In eerste instantie is het een buis. De buis gaat zich verwijden en de dorsale kant gaat groeien. Zo ontstaat curvatura major en de curvatura minor doordat de dorsale kant harder groeit dan de ventrale kant. De maag gaat 90 graden draaien. Daardoor komt de curvatura minor aan de onderzijde en curvatura major aan de bovenzijde. Vervolgens komt er een kanteling. Het dorsale deel gaat naar beneden hangen, hier ontwikkelt zich het omentum majus uit.

 

Pancreas

De maag gaat verwijden. Pancreas ontstaat uit een ventraal en een dorsaal deel. Tijdens de draaiing gaat de ventrale pancreaskop naar dorsaal en het fuseert. De ductus choledochus loopt door kop van de pancreas.

 

Bursa omentalis (peritoneale ruimte tussen maag en pancreas)

Er komt een draaiing. De lever komt rechts, de milt links en de maag draait om zijn as. Maar de verbindingen blijven bestaan, zo ontstaat de ruimte tussen de maag en de pancreas

 

Uit de middendarm ontstaat het duodenum vanaf de inmonding van de ductus choledochus, rest van de dunne darm (jejunum en ileum) en een deel van de dikke darm (van de appendix tot de colon transversum). Voorzien van bloed door de a. superior mesenteria.

 

Dikke darm

In de zesde week: de lever en de nieren zijn erg groot en er is weinig ruimte. De dunne darm gaat heel hard groeien en uitpuilen in de navelstreng: hernia umbilicalis, draaiing van 90 graden. Doordat het coelom verwijdt en de dunne darm sneller groeit. Zo komt het craniale deel rechts te liggen en het caudale deel links te liggen. 10e week is er genoeg ruimte dan draait de middendarm nog 180 graden.

 

Einddarm

Hieruit ontstaat de rest van de dikke darm en de blaas en urethra. Ze worden van bloed voorzien door de a. mesenteria inferior. In het begin was het één grote gezamenlijke buis, die zich moet gaan scheiden in een anale buis en een urinebuis. Deze scheiding komt tot stand door een soort duwkussentjes aan de zijkant en de bovenkant van de buis die de buis als het ware in twee gedeeltes duwt.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
742