Samenvatting Oppositional defiant disorder and conduct disorder in childhood (Matthys & Lachmon)
- 3104 keer gelezen
Ontwikkelingspsychopathologie: intense, frequente en/of aanhoudende maladaptieve patronen van emotie, cognitie en gedrag vergeleken in de context met normale ontwikkeling, resulterend in de actuele en potentiële verslechtering van zuigelingen, kinderen en adolescenten.
Beschrijvingen van normale ontwikkeling en psychopathologie focussen op:
Adequate adaptatie: het functioneren van een kind is oké, acceptabel of goed genoeg.
Optimale adaptatie: het functioneren van een kind is uitstekend of het best mogelijke gedrag.
Ontwikkelingsepidemiologie: frequenties en patronen van verdelingen van stoornissen in zuigelingen, kinderen en adolescenten.
Prevalentie: alle actuele casussen van een type stoornis.
Incidentie: nieuwe casussen van een type stoornis binnen een gegeven tijdsperiode.
Stigmatisering: negatieve houdingen (beschuldigend, overbezorgdheid), emoties (schaamte, angst) en gedrag (spottend, geïsoleerd) gerelateerd aan psychopathologie en mentale stoornissen.
Theoretisch model van ontwikkeling, psychopathologie en behandeling helpt de klinische observaties, de directe onderzoekseffecten en behandelprogramma’s te organiseren.
Continu model: benadrukt de graduele transitie van een normale reeks aan gevoelens, gedachten en gedrag naar klinisch significante problemen.
Discontinu model: benadrukt de discrete en kwalitatieve verschillen tussen patronen van emotie, cognitie en gedrag die zich binnen de normale reeks bevinden en deze die klinische stoornissen verklaren.
Fysiologisch model: benadrukt het biologisch proces, zoals genen en het neurologisch systeem, als basis van de menselijke ervaring. Fysiologische modellen verklaren de ontwikkeling van psychopathologie, het verloop en de behandeling in termen van biologische factoren.
Psychodynamische model: benadrukt onbewuste cognitieve, affectieve en motiverende processen. Het benadrukt de mentale representaties van zichzelf, anderen en relaties. Daarnaast de subjectiviteit van ervaringen en een ontwikkelingsperspectief van individuele adaptatie en maladaptatie.
Gedragsmodel: benadrukt het observeerbare gedrag van een individu binnen een specifieke omgeving.
Humanistisch model: benadrukt de persoonlijke betekenisvolle ervaringen, aangeboren motivaties voor een gezonde groei en de doelbewuste creatie van het kind van zichzelf. De centrale gedachte bij dit model is de zelfverwezenlijking.
Familiemodel: benadrukt dat de beste manier om de persoonlijkheid en psychopathologie van een afzonderlijk kind te begrijpen is door de dynamiek van deze familie te begrijpen.
Sociocultureel model: benadrukt het belang van de sociale context, inclusief geslacht, ras, etniciteit en sociaaleconomische status in de ontwikkeling, het verloop en behandeling van psychopathologie.
Ecologisch model: benadrukt de directe omgeving waarin het kind opgroeit en geeft het leven vorm aan de hand van hun thuis, school, buurt en gemeenschap.
Ontwikkelingspsychopathologie focust op de ontwikkelingscontext waarin maladaptieve patronen van emotie, cognitie en gedrag voorkomen.
Equifinaliteit verwijst naar de ontwikkelingspaden waarin verschillende omstandigheden leiden tot dezelfde diagnose.
Multifinaliteit verwijst naar de ontwikkelingspaden waarin dezelfde omstandigheden in het begin leiden tot andere uitkomsten.
Risico wordt gedefinieerd als toegenomen kwetsbaarheid op een stoornis. De risicofactoren zijn de individuele, familiaire en sociale kenmerken die geassocieerd kunnen worden met toegenomen kwetsbaarheid.
Veerkracht wordt gedefinieerd als adaptatie ondanks tegenspoed. De beschermende factoren zijn de individuele, familiaire en sociale kenmerken die geassocieerd kunnen worden met deze positieve adaptatie.
Cross-sectioneel onderzoek: onderzoek dat data verzamelt op een bepaald punt in de tijd, er worden vergelijkingen gemaakt tussen groepen van deelnemers (bijvoorbeeld 4-jaar versus 8-jaar versus 12-jaar).
Longitudinaal onderzoek: de voortdurende verzameling van data van dezelfde groep deelnemers, of de studie van individuen gedurende de tijd.
De cumulatieve of spreidingseffecten (positief en negatief) van het voortdurende ontwikkelingsproces worden vertegenwoordigd in cascademodellen van de ontwikkeling.
Genen x omgevingsinteracties geven de expressie van genetica in de context van levensomstandigheden weer. Dit model wordt vaak gebruikt om de kwetsbaarheid van kinderen na te gaan op aparte risicofactoren die ervaren worden in typische en atypische ontwikkeling.
Het doel van translationeel onderzoek is het vergemakkelijken van de toepassing van onderzoeken in de klinische praktijk en om onderzoek te informeren over de bevindingen en inzichten vanuit de toegepaste praktijk.
Diagnostische classificatiesystemen groeperen individuen met gelijke patronen van stoornissen. Effectieve classificatiesystemen helpen om symptoompatronen te organiseren in betekenisvolle groepen en vergemakkelijken de communicatie tussen professionals en informeren over onderzoek en behandelingseffecten.
DSM-5
Dimensionele classificatiesystemen zijn een zinvolle wijze om de ontwikkeling van psychopathologie te overwegen. Deze aanpak is gebaseerd op statistische technieken die sleuteldimensies identificeren, met de aanname dat alle kinderen beschreven kunnen worden aan de hand van deze dimensies.
Comorbiditeit is het gelijktijdig optreden van twee of meer stoornissen in één individu. Systematische comorbiditeit reflecteert het feit dat sommige stoornissen vaker samen voorkomen dan andere stoornissen.
Psychologische assessment is de systematische verzameling van relevante informatie om de alledaagse problemen te scheiden van psychopathologie en een accurate diagnose te kunnen stellen.
Methoden van assessment
Allen dragen bij aan het stellen van een diagnose en het maken van een besluit over welke diagnose het best de stoornis en problemen van een individu beschrijft.
Onderzoek op psychotherapie focust over het algemeen op de uitkomst of op het proces.
Interventies kunnen variëren in focus (kind, ouder, school) en timing (primair, secundair, tertiair) afhankelijk van het doel van de interventie. Interventies kunnen gebruikt worden ter preventie of als behandeling van psychopathologie.
Biologische gedragsverschuivingen:
De interactie tussen het temperament van het kind en de reactie van de verzorger op dit temperament is gerelateerd aan adaptatie en maladaptatie in de latere ontwikkeling.
Recent onderzoek op gebieden zoals neurobiologische ontwikkeling, temperament en hechting is bijdragend aan het opkomende gebied van de mentale gezondheid van zuigelingen.
Problemen met voeden hebben te maken met het ontbreken van efficiënte en effectieve voedingspatronen. Deze problemen kunnen het gevolg zijn van vertragingen in de ontwikkeling, genetische condities, abnormaliteiten van de orale anatomie, problemen bij de verzorger of een combinatie van deze factoren. De meest voorkomende problemen zijn:
1. het inslikken van substanties en stoffen dat geen eten is
2. herhaaldelijk uitbraken of opgeven van voedsel
Slaapproblemen omvatten meerdere stoornissen waaronder slapeloosheid, moeilijk in slaap vallen, slaapwandelen en nachtmerries. Slapen is essentieel voor de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. De meest voorkomende problemen zijn:
1. moeilijk in slaap vallen
2. niet in slaap blijven
3. nachtmerries
Overgevoelige regulatiestoornis (hypersensitive regulatory disorder): verhoogde of overdreven sensitiviteit voor auditorische en visuele stimulatie.
Verminderd gevoelige regulatiestoornis (underreactive regulatory disorder): lage spiertonus, slechte coördinatie en achterblijvende vaardigheden in organisatieprocessen.
Motorische ongeorganiseerde impulsieve regulatiestoornis (motorically disorganized impulsive regulatory disorder): enorme activiteit van het kind met frequent sensatiezoekend gedrag.
De ontwikkeling van een zekere hechting tussen de zuigeling en de verzorger is een kritische taak in het eerste levensjaar. Vroege hechtingsproblemen beïnvloeden de neurologische en persoonlijke ontwikkeling van het kind.
Zekere hechtingspatronen zijn het resultaat van consistente, passende responsiviteit van de verzorgende voor de lichamelijke, emotionele en sociale behoeften van het kind.
Onzekere hechtingspatronen ontwikkelen in de loop van de tijd door inconsistente, inadequate of niet beschikbare zorg van de ouders naar het kind.
Reactieve hechtingsstoornis: gebrek aan georganiseerd hechtingsgedrag, verminderde sociale mogelijkheden en problemen met de regulatie van emoties. Kinderen zoeken geen troost wanneer ze stress ondervinden en deze kinderen kunnen moeilijk gekalmeerd worden door anderen.
Ongeremde sociale stoornis: deze kinderen tonen weinig of geen terughoudendheid bij onbekende personen. Ze laten sociaal oppervlakkig gedrag zien en zoeken continu aandacht. Ongepast lichamelijk gedrag wordt ook vaak gezien.
Hechtingsstoornissen kunnen een aantal domeinen in gevaar brengen:
De etiologie van hechtingsstoornissen wordt beïnvloed door het ouderschap, ouderlijke factoren en kinderlijke factoren.
Assessment brengt verscheidene vormen met zich mee:
Preventiestrategieën variëren van universele metingen voor de algemene populatie tot meer selectieve metingen, welk doel meer gericht is op specifieke risicofactoren en groepen met een hoog risico op een bepaalde stoornis.
Kind-georiënteerd, ouder-georiënteerd en gezamenlijke therapeutische aanpakken hebben gemengde empirische successen opgeleverd. In de toekomst is onderzoek nodig naar de behandeling van hechtingsstoornissen.
Individuele patronen van de intellectuele ontwikkeling stabiliseren wanneer een individu vier of vijf jaar oud is. Intellectuele leerstoornissen zijn significante tekorten in het intellectueel functioneren en adaptief functioneren.
Classificatieniveaus van IDD:
Alternatieve classificatie op basis van etiologie:
Genetische oorzaken van IDD:
Onderscheid in de etiologie:
Organische oorzaken hebben over het algemeen een slechtere prognose dan niet-organische oorzaken.
De verloop van de ontwikkeling is afhankelijk en heeft invloed op verschillende factoren:
Naast de zorgvuldige afweging van alle relevante medische voorgeschiedenis en de achtergrond van ontwikkeling is de gestandaardiseerde assessment van het intellectuele functioneren en het adaptief functioneren belangrijk om een valide en betrouwbare diagnose te stellen van een intellectuele ontwikkelingsstoornis.
In tegenstelling met de meeste vormen van psychopathologie, is de behandeling van intellectuele ontwikkelingsstoornissen niet gericht op de conditie zelf. De focus van de behandeling ligt op het maximaliseren van het potentieel functioneren van het individu.
Specifieke leerstoornissen zijn stoornissen gekenmerkt door onverwachte onderprestatie in lezen, schrijven en rekenen.
Factoren die het ontwikkelen van een leerstoornis beïnvloeden:
Autismespectrum stoornis is een groep van ontwikkelingsstoornissen. De personen die hieraan lijden hebben problemen die verdeeld kunnen worden in twee domeinen:
Binnen het autismespectrum stoornis vallen de volgende stoornissen:
Sociale cognitie refereert naar de vele manieren waarop mensen denken over zichzelf en over hun sociale wereld. Kinderen met ASD tonen een atypische sociale cognitie.
Theory of mind is het menselijk vermogen om zich een beeld te vormen van het perspectief van een ander en indirect ook van zichzelf. Men maakt gebruik van de theory of mind wanneer men beschrijft wat een ander ziet, voelt of denkt vanuit zijn perspectief.
Affectieve sociale competentie is de coördinatie van de capaciteit om emoties te ervaren, emotionele berichten te verzenden naar anderen en het lezen van de emotionele signalen van anderen.
Hoewel kinderen met autismespectrum stoornissen een heterogene groep zijn laten ze allemaal kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in sociale en communicatieve adaptatie en beperkt herhaaldelijk gedrag en gefixeerde interesses zien.
De oorzaak van autismespectrum stoornissen wordt gezocht in de:
Kindfactoren die verschillen reflecteren in perceptie en verwerking van sociaal opvallende informatie zijn een andere set van factoren die onderzocht worden om de etiologie en verloop van autismespectrum stoornissen beter te verklaren.
Er zijn twee hypothesen opgesteld bij de fysiologische oorzaken:
Er zijn twee hypothesen opgesteld bij de oorzaken bij het kind:
De meest succesvolle behandelingen die zijn beschreven zijn degene die vroeg en intensief gegeven zijn met de nadruk op verscheidene domeinen van functioneren.
Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis
Zelfregulatie, effectieve controle en vaardigheden voor executief functioneren zijn belangrijk voor de mijlpalen in de ontwikkeling die gecompromitteerd zijn in kinderen met ADHD.
Bij jongens wordt de diagnose ADHD vier tot vijf keer zo vaak gesteld als bij meisjes. Over het algemeen is ADHD een exceptioneel stabiele diagnose gedurende de tijd. Hoe ouder kinderen met ADHD worden, hoe groter de kans op verschillende andere stoornissen. De diagnose ADHD komt vaak voor met andere stoornissen:
Genetische en neurologische factoren staan centraal in de ontwikkeling van ADHD. Psychosociale factoren spelen een belangrijke rol bij het behoud en eventuele verergering van de stoornis.
De diagnose ADHD wordt gesteld aan de hand van:
Omdat de kernsymptomen van ADHD in veel kinderen voorkomen met typisch gedrag, zowel variabel als continu, is het van belang dat men meerdere databronnen gebruikt bij het maken van een assessment.
Het merendeel van de kinderen die behandeld wordt met stimulantia tonen een significante verbetering. Hoewel medicatie vooral zinvol is op de korte termijn zijn psychologische interventies, zoals gedragtraining van de ouders en omgevingsinterventies zoals aanpassingen van klaslokalen, belangrijk voor een verbetering in het functioneren van het kind.
Belangrijke ontwikkelingstaken tussen emotionele, cognitieve en gedragsdomeinen zijn kritiek voor de formatie van typische zelfregulatie en prosociale vaardigheden.
De sociale context van de ontwikkeling van zelfregulatie en prosociale vaardigheden is verankerd in de ouder-kind relatie (vooral in de vroege jaren van de ontwikkeling) en breidt zich uit naar de relaties met leeftijdsgenoten en andere sociale relaties. Deze brede sociale context kan functioneren als bescherming of als risicofactor voor ontwrichtende problemen.
Pesten wordt gekenmerkt door negatieve acties om iemand opzettelijk pijn te doen. Deze gedragingen worden herhaald gedurende de tijd en brengt een machtsverschil tussen de pester en het slachtoffer met zich mee.
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD)
Antisociale gedragsstoornis (CD)
Etiologische risicofactoren voor de ontwikkeling van ODD en CD:
Differentiaal diagnoses focussen op de overeenkomsten en verschillen tussen ODD, CD en ADHD. ODD en CD vertonen meer comorbiditeit met angststoornissen en depressie.
Interventie aanpakken en behandelingen die intensief, uitgebreid, multimodaal en vroeg geïmplementeerd zijn vertonen de beste resultaten. Mogelijke interventies zijn:
Hoewel sommige angsten en zorgen een normaal en verwacht deel van de kinderjaren zijn en interfereren met een gezonde ontwikkeling, kan toch een angststoornis aanwezig zijn.
Angststoornissen
Sommige van de angststoornissen zoals de gegeneraliseerde angststoornis geven een angstige reactie bij een breed scala van stimuli. Andere angststoornissen zoals seperatieangststoornis en specifieke fobieën geven een angstige reactie bij specifieke situaties.
Seperatieangststoornis is een stoornis waarbij er stress of disfunctie van het kind ontstaat wanneer het wordt gescheiden van zijn ouders of verzorgende. Deze stoornis wordt ook wel bedoeld wanneer men over verlatingsangst spreekt. Er is een buitensporige en leeftijdsinadequate angst om van huis weg te gaan of gescheiden te worden van ouders of verzorgers.
Fobische stoornis omvat excessief en overdreven angsten bij bepaalde objecten en situaties. Daarnaast komt vermijdend gedrag vaak voor.
Gegeneraliseerde angststoornis uit zich als excessieve en onrealistische zorgen en angsten over verschillende soorten stimuli en situaties. Het individu lijdt aan langdurige buitensporige angstgevoelens en zorgen die moeilijk onder controle zijn te krijgen.
Obsessief-compulsieve stoornis is een stoornis met zorgen over ziektekiemen en vervuiling, daarnaast komt obsessief telgedrag vaak voor. Het meest voorkomende kenmerk is obsessieve drang om bepaalde handelingen uit te voeren.
Somatische symptoomstoornis is een stoornis waarbij kinderen niet kunnen differentiëren tussen emotionele en lichamelijke ervaringen. Een individu ervaart lichamelijke klachten waarvoor geen lichamelijke of somatische oorzaak gevonden kan worden.
Conversiestoornis wordt gekenmerkt door onverklaarde storingen in het vrijwillig bewegen of sensorische functie die niet verklaard kunnen worden door fysiologische mechanismen. De hersenen schakelen bepaalde lichamelijke functies uit in situaties van acute stress.
Genetische en andere psychologische risicofactoren gaan gepaard met de ontwikkeling van angststoornissen. Onderzoek wijst uit dat angststoornissen en stemmingsstoornissen het gevolg zijn van sterk gerelateerde risicofactoren.
Het gedrag van de ouders kan de ontwikkeling van een angststoornis bij een kind voorspellen, door een angstige stijl van ouderschap en door een zeer beschermde opvoeding. Daarnaast spelen genen en erfelijke factoren een rol, net als factoren bij het kind.
Een verscheidenheid aan psychologische interventies (cognitieve gedragstherapie) vaak in combinatie met farmacologische aanpakken hebben bewezen effectief te zijn in de behandeling van angststoornissen.
Depressies in de kinderjaren komt veel voor en heeft consequenties op de lange-termijn. Vaak worden deze stoornissen niet herkend en onderschat.
De overgang van de kinderjaren naar de adolescentie wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van een coherente psychologische identiteit, die competentie en zelfrespect omvatten.
Depressieve stoornis
Dysthymie
Disruptieve gedragsstoornis
- atypische en hevige driftbuien en een chronisch negatieve stemming en prikkelbaarheid
In jonge kinderen manifesteert een depressie zich als een depressieve verschijning, somatische klachten, angstige symptomen en externaliserend gedrag. In adolescenten kenmerkt een depressie zich als hopeloosheid, middelenmisbruik, suïcidaliteit en andere serieuze symptomen.
Voor de adolescentie is de mate van depressieve stoornissen hetzelfde voor jongens als voor meisjes. Als de stoornis in de adolescentie zijn meisjes vaker aangedaan.
Bipolaire stoornis
Onderzoekers overwegen verschillende risicofactoren die invloed uitoefenen op het ontwikkelen van een depressieve stoornis, waaronder genetica, neurologische factoren, levensstress en factoren van de ouders.
Huidige onderzoeken suggereren dat de combinatie van cognitieve gedragstherapie en medicatie het meest effectief is.
Suïcide is zeldzaam, maar zelfmoordpogingen en suïcide onder adolescenten nemen toe in aantal. Meisjes in de adolescentie ervaren meer suïcidale gedachten dan jongens, jongens voltooien suïcide vele malen vaker dan meisjes. Middelenmisbruik is een significante risicofactor voor het ontwikkelen van suïcide in de jeugd.
Stress ontstaat wanneer een individu niet aan de gestelde eisen kan voldoen door het gebruik van zijn beschikbare coping strategieën. Allostase is het proces van het behoud van stabiliteit door actieve middelen, bijvoorbeeld het uitzetten van stresshormonen. De allostatische druk is de verwerking en druk op het lichaam en de hersenen door het gebruik van allostase, vooral wanneer de mediatoren niet goed gereguleerd zijn.
Kindermishandeling is een significante risicofactor voor negatieve onmiddellijke, korte-termijn en lange-termijn uitkomsten voor de ontwikkeling. Verschillende categorieën zijn:
Acute stressstoornis is de ontwikkeling van meerdere psychologisch gebaseerde symptomen die een maand aanhouden als reactie op de blootstelling aan een traumatische gebeurtenis.
Posttraumatische stresstoornis is een stoornis waarbij significante, specifieke symptomen ontwikkelen na een traumatische ervaring en langer dan een maand aanhouden.
De categorieën waarin de symptomen van deze stressstoornissen kunnen vallen zijn:
Mishandeling en andere vormen van trauma hebben beide negatieve effecten op de korte en op de lange-termijn op de neurologische, psychologische en sociale ontwikkeling.
De reactie van een ouder zelf op het trauma heeft een significant effect op de symptoomontwikkeling, hevigheid en uitkomsten voor zijn of haar kind.
Veerkracht is een dynamisch construct dat meerdere niveaus van adaptatie omvat, zoals de fysiologische, psychologische en sociale niveaus. Kinderen en adolescenten kunnen veerkracht en herstel vertonen na de blootstelling aan een trauma.
Posttraumatische groei refereert aan de positieve veranderingen volgend op een trauma. Hiertoe behoren bijvoorbeeld identificatie van de persoonlijke kracht, waardering voor het leven, verbeterde spiritualiteit, betere relaties met anderen en nieuwe mogelijkheden en kansen om te groeien.
Meerdere etiologische factoren, inclusief genetica, fysiologie, individuele factoren, familiaire factoren en omgevingsfactoren interacteren op complexe manieren en leiden tot een pathologische reactie op stress en trauma.
Hoewel een variëteit aan interventies effectief is in het behandelen van symptomen gerelateerd aan mishandeling, trauma en stress, zijn preventieprogramma’s om families met een hoog risico op te sporen ontzettend belangrijk voor de vermindering van kindermishandeling.
De hersenontwikkeling in de adolescentie wordt gekenmerkt door continue groei, nemen van meer risico’s en het ontplooien van zelfregulatie.
Middelenmisbruik is het excessief gebruik of afhankelijkheid van een verslavend middel. Een verslaving is de chronische stoornis gekenmerkt door compulsief zoeken naar middelen en het misbruik van deze middelen.
Middelengebruik en middelenmisbruik in adolescenten draagt een bijzonder risico voor de ontwikkelende hersenen.
Voor de meeste klassen van middelen vertonen de ontwikkelingstrajecten progressie van blootstelling, naar experimenteren, naar regulier gebruik en uiteindelijk misbruik en afhankelijkheid. Het vroege gebruik van middelen voorspelt het latere gebruik en een reeks van negatieve fysieke en psychologische uitkomsten.
- Genetische onderzoeken indiceren dat er een sterkte erfelijke kwetsbaarheid bestaat voor problemen met middelenmisbruik.
- Gedragsstoornissen en depressies in de jeugd zijn beide significante risicofactoren voor de ontwikkeling van een verslaving gedurende adolescentie.
- Verwachtingen van de ouders oefenen krachtige invloed uit op het wel of niet ontwikkelen van middelenmisbruik tijdens de adolescentie.
- De houding van vrienden ondersteunen het gebruik van middelen, vooral wanneer tieners de middelbare school betreden leidt dit tot een verhoging in middelengebruik.
Assessment voor comorbide psychopathologie is van speciaal belang bij de behandeling van middelenmisbruik in de adolescentie. De preventie van terugval is een belangrijk aspect van een effectief behandelprogramma.
De adolescentie is een tijd die een verhoogd risico voor alle types van eetstoornissen met zich mee brengt. Gewichtstoename in de adolescentie gaat over het algemeen samen met verhoging van lichaamsvet voor meiden en een vermindering van lichaamsvet voor jongens. De ontevredenheid over het eigen lichaam stijgt gedurende de adolescentie voor meiden en voor jongens.
Symptomen van een eetstoornis:
Anorexia nervosa:
Boulimia nervose:
Binge eetstoornis:
De prevalentie van eetstoornissen is toegenomen in de afgelopen decennia. Depressieve stoornissen en angststoornissen komen vaak samen voor met eetstoornissen.
Het biopsychosociaal model van eetstoornissen benadrukt de interactie tussen:
Eenmaal gevestigd zijn veel vormen van eetstoornissen relatief resistent voor behandelingen. Ernstige en levensbedreigende vormen van een eetstoornis vereisen ziekenhuisopname voor medische stabilisatie.
Familiegebaseerde behandelingen worden vaak uitgevoerd bij oudere kinderen, cognitieve gedragstherapie wordt vaak uitgevoerd bij jonge kinderen. Een belangrijke component van alle behandelingen is zowel de focus op een gezonde houding tegenover voeding en eten als het verbeteren van de coping vaardigheden.
Deze samenvatting bij Disorders of Childhood: development and psychopathology van Hornik Parritz & Troy is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution