Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2014


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1a

Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.

Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af. 

Vraag 1b

Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?

Vraag 2a

De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.

  1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen

  2. De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.

  3. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.

Leg uit wat het verband is tussen de intensiteit (indringendheid) van de rechterlijke toetsing van handelen van bestuursorganen en het begrip machtenscheiding?

Vraag 2b

Zal de bestuursrechter het oordeel van de burgemeester dat de aanwijzing in het belang van de openbare orde was, indringend toetsen?

Vraag 3

Op grond van de door de gemeenteraad van de gemeente Dubbeldam vastgestelde Subsidieregeling Tijdelijke Kunstprojecten kunnen kunstenaars uit deze gemeente elk jaar een subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor een tijdelijk kunstproject. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de tijdelijke kunstprojecten een hoog artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben. Ingevolge de Subsidieregeling beslist het college over een subsidieaanvraag na het inwinnen van advies door de Adviescommissie voor de Kunst. De Adviescommissie voor de Kunst is een onafhankelijk adviesorgaan dat het college adviseert op het gebied van de kunst.

Elke Boucher heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een openluchtvoorstelling in het gemeentelijk park. De conclusie van het bij de Adviescommissie voor de Kunst ingewonnen advies, dat niet heel uitgebreid gemotiveerd is, luidt als volgt: ‘De kwaliteit van het project is in de ogen van de commissie onvoldoende.’ Op basis van dit advies besluit het college de subsidieaanvraag van Elke Boucher te weigeren. Ter motivering van het besluit verwijst het college naar het advies, dat als bijlage aan het besluit is toegevoegd.

Elke Boucher heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij kan zich niet vinden in het advies van de Adviescommissie voor de Kunst dat de kwaliteit van haar project onvoldoende zou zijn. Zoals ze ook in haar aanvraag heeft vermeld, heeft ze de afgelopen jaren verschillende prestigieuze culturele prijzen gewonnen. Elke is van mening dat het besluit in strijd met de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen omdat het college de inhoud van het advies niet uitgebreid heeft onderzocht.

Heeft Elke Boucher juridisch gezien gelijk? Motiveer je antwoord. 

Vraag 4

De heer Staartjes exploiteert sinds 1997 een camping aan de Zeeuwse kust in Cadzand. In het kader van het kustversterkingsplan ‘Zwakke Schakels’ van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen, vastgesteld in 2007, worden de duinen in de omgeving van de camping landinwaarts versterkt. Tevens worden met grond, zware klei en zand nieuwe duinen aangelegd. Als gevolg van deze werkzaamheden is de doorgaande weg waaraan de camping is gelegen, van april 2012 tot mei 2013 afgesloten geweest voor verkeer. Wel was de camping bereikbaar via een tijdelijke en doodlopende bouwweg, waarvan ook het vrachtverkeer gebruik maakte. De rechtmatigheid van deze werkzaamheden staat niet ter discussie.

Door de beperkte bereikbaarheid van de camping in genoemde periode, heeft Staartjes schade geleden in de vorm van omzetverlies. Niet alleen heeft hij gemerkt dat hij in die periode veel minder campingplaatsen heeft verhuurd dan in voorgaande jaren, ook wisten strandgasten het op de camping gelegen restaurant minder goed te vinden. Staartjes heeft berekend dat hij hierdoor 25% minder omzet heeft gedraaid. Hij dient daarom een verzoek om nadeelcompensatie in bij het waterschap, op grond van de verordening nadeelcompensatie project “Zwakke schakels”. Het bestuur van het waterschap wijst het verzoek om nadeelcompensatie af.

Komt de door Staartjes geleden schade voor vergoeding in aanmerking? Ga in uw antwoord in op de in de jurisprudentie ontwikkelde en in de Awb te codificeren criteria voor vergoeding van schade. 

Vraag 5a

De heer Yolo uit de gemeente Dull plaatst via sociale media een oproep: “A.s. vrijdag om 21.00 uur Project X-feest bij de stadsvijver in Dull.” De gemeente raakt van het plan op de hoogte. Op de bewuste avond worden extra politie-eenheden ingezet rondom de stadsvijver. De kosten die de gemeente hiertoe heeft moeten maken worden geraamd op circa € 15.000,00. Dankzij de extra politie-inzet wordt voorkomen dat zich vrijdagavond ongeregeldheden voor- doen. De gemeente Dull stelt een vordering op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) in jegens de heer Yolo teneinde deze kosten te verhalen. De heer Yolo voert als verweer aan dat de onrechtmatige daadsactie een onaanvaardbare doorkruising van de Politiewet oplevert. Hij voegt hieraan toe dat handhaving van de openbare orde een publieke taak is en deze niet voor zijn rekening behoort te komen. De gemeente weerspreekt dit en stelt dat zulks niet het geval kan zijn nu de Politiewet, hoewel de wetgever bij de herziening van de Politiewet deze mogelijkheid uitvoerig heeft overwogen, niets regelt met betrekking tot een eventueel kostenverhaal van politie-inzet.

Beargumenteer waarom zou kunnen worden betoogd dat gebruikmaking van het privaatrecht de Politiewet op onaanvaardbare wijze doorkruist. 

Vraag 5b

Werk namens de gemeente Dull het standpunt uit dat het de gemeente is toegestaan de overeenkomst te beëindigen.

Vraag 6a

Mathieu Ras is uitbater van hotel Gare Pagaille te Amsterdam waarvoor hij op grond van de gemeentelijke horecaverordening over een exploitatievergunning beschikt. Omdat de zaken goed gaan, is hij ertoe overgegaan om tijdelijk de bovenste verdieping van het in zijn eigendom verkerende bedrijfspand – thans bestemd als woonruimte – bij zijn hotel te betrekken. Het hotel heeft dan de beschikking over 8 in plaats van 6 kamers. De verdieping wordt niet binnendoor bereikbaar; buitenlangs kunnen de gasten inchecken bij de receptie beneden en gebruik maken van de foyer en ontbijtruimte van het 'officiële' hotel. Helaas loopt Mathieu tegen de spreekwoordelijke lamp als deze praktijk wordt ontdekt door een inspecteur van de gemeente. Deze informeert het college van burgemeester en wethouders dat hij heeft gecon-stateerd dat Ras de woonruimte in strijd met het geldende bestemmingsplan als bedrijfsruimte (hotel) gebruikt. Bovendien handelt Ras daardoor in strijd met de exploitatievergunning, die immers niet de bovenste verdieping omvat.

Het college, tot zijn grote ergernis niet voor het eerst geconfronteerd met een dergelijke situatie, overweegt in het kader van zijn strijd tegen dit soort illegale hotelpraktijken, van de zaak 'hotel Gare Pagaille' een voorbeeld van zijn doortastende optreden te maken door over te gaan tot een tijdelijke intrekking van de exploitatievergunning. Het hotel zal hierdoor tijdelijk moeten sluiten. Het mag pas weer open zodra het gebruik en de inrichting van de bovenste verdieping als hotelvoorziening is opgeheven.

Geef een argument waarom de onderhavige intrekking zou moeten worden gekwalificeerd als een herstelsanctie en geef een argument waarom gesproken zou kunnen worden van een strafsanctie.

Vraag 6b

Mathieu Ras wendt zich tot een advocaat om zich te laten bijstaan in een procedure tegen het college. Hij stelt dat hij door het college nu zelfs ‘dubbel gepakt’ wordt voor dezelfde overtreding. Geef een oordeel over deze stelling van Ras.

Vraag 6c

Mocht hij echt niet onder beide sancties uit kunnen, zo verzucht Mathieu, dan hoeft hij zich in ieder geval geen zorgen meer te maken over een eventuele strafrechtelijke ver-volging. Heeft Mathieu het nu helemaal bij het rechte eind? 

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten aanzien van de eis van een rechtshandeling: het rechtsgevolg, waarop een rechtshandeling (besluit) gericht is, dient van die rechtshandeling afhankelijk te zijn; is het rechtsgevolg daarvan niet afhankelijk, maar vloeit het rechtstreeks voort uit bijvoorbeeld de wet, dan is er geen sprake van een besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De mededeling (aankondiging) dat de verleende terrasvergunning van rechtswege komt te vervallen is niet op rechtsgevolg gericht. Het vervallen van de vergunning vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de APV.

Vraag 1b

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het gaat hier niet om een rechtshandeling, maar om een informatieve mededeling over het bestaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Er is geen sprake van een besluit.

Vraag 2a

De hele idee van machtenscheiding houdt kort gezegd in dat de verschillende staatsmachten (rechtsprekend, uitvoerend en wetgevend) niet in één hand mogen liggen en over verschillende instanties verspreid moet zijn teneinde machtsmisbruik, willekeur en tirannie te voorkomen. Een in bepaalde gevallen marginale toetsing door de rechter, namelijk bij discretionaire bevoegdheden van een bestuursorgaan, voorkomt dat de rechter in politiek vaarwater terecht komt, dat hij een verlengd bestuursorgaan wordt. De indringendheid van de rechterlijke toetsing bepaalt zo bezien dus de mate van scheiding van de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht en de mate waarin gezegd kan worden dat de rechter op de stoel van het bestuur gaat zitten.

Vraag 2b

Hoewel er geen sprake is van expliciete beoordelingsvrijheid, is er wel sprake van impliciete beoordelingsvrijheid. Invulling van het criterium ‘in het belang van de openbare orde’ kan als ‘politiek vaarwater’ worden bestempeld, en dus een typisch bestuurlijke taak en geen rechterlijke taak. Om die reden is er, ondanks het niet gebruiken van woorden als ‘naar het oordeel van’ o.i.d. (in welk geval er sprake geweest zou zijn van expliciete beoordelingsvrijheid), wel degelijk sprake van beoordelingsvrijheid bij de toepassing het openbare orde-criterium, bovenop de beoordelingsruimte (die de ‘vage wettelijke term’ openbare orde biedt). Om die reden zal de bestuursrechter dus niet indringend maar marginaal toetsen, terughoudend. De bestuursrechter zal nagaan of de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de betreffende aanwijzing in het belang van de openbare orde was.

NB: beleidsvrijheid en het gebruik van het woordje ‘kan’ is voor de beantwoording van deze vraag irrelevant, aangezien het dan gaat om de afweging van het bestuursorgaan om wel of geen gebruik van de bevoegdheid te maken. Voor de beantwoording van deze vraag ging het juist om de invulling van het criterium uit de bepaling van de APV, en dus om de vraag of er sprake was van beoordelingsvrijheid.

Vraag 3

Afdeling 3.3 Awb is van toepassing op het advies van de Adviescommissie voor de Kunsten: het gaat om een college, niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college, dat op grond van de Subsidieregeling Tijdelijke Kunstprojecten belast is met de advisering omtrent subsidieaanvragen op grond van deze regeling, zie artikel 3:5, eerste lid, Awb. In dit geval is het college verplicht, alvorens tot besluitvorming over te gaan, zich ervan te vergewissen of het door de adviseur verrichte onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, zie artikel 3:9 Awb. Alleen dan kan het college immers, ter motivering van zijn besluit, verwijzen naar het advies (zie artikel 3:49 Awb).

De inhoudelijke toetsing van het besluit kan slechts marginaal zijn als het gaat om besluiten met subjectieve oordelen, bijvoorbeeld bij besluiten met artistieke oordelen. Bij dit soort besluiten gaat het immers om subjectieve oordelen die zich niet makkelijk in woorden laten (samen)vatten en ten aanzien waarvan het lastig is om voldoende 'harde' toetsingscriteria te formuleren. Ook hoeven in verband hiermee minder zware eisen aan de motivering van het advies te worden gesteld. Zie Advies commissie basisstipendia in de Ars Aequi-bundel. Conclusie: Het college kan volstaan met een marginale inhoudelijke toetsing van het advies.

Vraag 4

Aanspraak op nadeelcompensatie bestaat als een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die gaat boven het normaal maatschappelijk risico (abnormale last) en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft (speciale last). Noodzakelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de schade en het rechtmatige overheidshandelen. De schade blijft echter voor rekening van de aanvrager voor zover hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard, hij de schade had kunnen beperken door het nemen van maatregelen ter voorkoming of vermindering van de schade, de schade anderszins het gevolg is van omstandigheden die aan de aanvrager kunnen worden toegerekend, of de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd. De grondslag voor nadeelcompensatie is thans gelegen in het (ongeschreven) égalité-beginsel. Dit wordt gecodificeerd in (het nog niet inwerking getreden) artikel 4:126 Awb.

In dit geval is sprake van rechtmatig overheidshandelen: het waterschap geeft uitvoering aan het kustversterkingsplan door het afsluiten van de weg. Omdat Staartjes als gevolg hiervan minder goed bereikbaar is, heeft hij schade geleden in de vorm van omzetdaling. Hiermee is voldaan aan de eis dat daadwerkelijk nadeel is geleden en dat sprake moet zijn van een causaal verband tussen het rechtmatige handelen van de overheid en de schade.

Het is verdedigbaar dat de schade boven het normaal maatschappelijk risico uitgaat. Hoewel infrastructurele maatregelen, zoals het onderhoud en de aanleg van wegen, in beginsel onder het normale ondernemersrisico vallen, is in dit geval sprake van de uitvoering van een grootschalig project, waarmee Staartjes geen rekening behoefde te houden. Bovendien is de weg gedurende lange tijd (bijna een jaar) afgesloten geweest. Daarbij komt dat de schade, te weten een omzetderving van 25%, aanzienlijk te noemen is (vgl. ABRvS HOV-baan Utrecht en ABRvS Hollandse Brug). Aan de andere kant kan zou ook beargumenteerd kunnen worden dat geen sprake is van een abnormale last, omdat Staartjes gelet op de ligging van de camping in een kwetsbaar duingebied, rekening diende te houden met dergelijke werkzaamheden en daaruit voortvloeiende schade (vgl. ABRvS ligplaatsvergunning Amsterdam). Voorts is het de vraag is of voldaan is aan het vereiste van een speciale last. Daarvoor is het bepalen van een referentiegroep van belang. In dit geval zou de schade van Staartjes vergeleken kunnen worden met de schade die andere campingeigenaren en/of horeca-uitbaters in de regio hebben geleden als gevolg van het afsluiten van de weg. Het is aannemelijk dat Staartjes ten opzichte van campingeigenaren en/of horeca-uitbaters die niet zijn gelegen aan de afgesloten weg, sterker is benadeeld.

Tot slot was de schade voor Staartjes niet voorzienbaar, aangezien het plan in 2007 is vastgesteld en zijn camping er reeds sinds 1997 gevestigd was. Evenmin zijn er andere omstandigheden op grond waarvan de schade voor zijn rekening zou moeten blijven. Conclusie (wel/geen nadeelcompensatie) afhankelijk van redenering.

Vraag 5a

De gemeente wil er langs de privaatrechtelijke weg toe komen dat de kosten die werden gemaakt door de inzet van extra politie-eenheden op de heer Yolo worden verhaald. Studenten zouden zich wellicht kunnen laten overtuigen door het standpunt van de gemeente (geen doorkruising publiekrechtelijke regeling mogelijk, nu publiekrechtelijke regeling over dit onderwerp niets regelt). Uit het arrest Vlissingse brandweerkosten kan echter worden afgeleid dat onder bepaalde omstandigheden ook uit een zwijgen van de wetgever kan worden opgemaakt dat hij kostenverhaal niet wenselijk acht (ook niet via een onrechtmatige daadsactie, privaatrecht). In het arrest Vlissingse brandweerkosten komt de Hoge Raad tot de conclusie dat het ontbreken van een verhaalsmogelijkheid inderdaad berust op een bewuste keuze van de wetgever. Hiertoe verwijst het naar de wetsgeschiedenis (par. 3.6). Met het oog hierop zou in deze casus ook kunnen worden betoogd dat uit het zwijgen van de wetgever over een verhaalsmogelijkheid in de Politiewet én het gegeven dat de wetgever deze mogelijkheid kennelijk wel heeft afgewogen (bewuste keuze), kan worden afgeleid dat kostenverhaal via een onrechtmatige daadsactie een onaanvaardbare doorkruising oplevert. De gedachte hierbij is dan dat de kosten die gemoeid gaan met de uitoefening van een publieke taak niet op één of een aantal individuen behoort te worden afgewenteld. Hierop zijn uitzonderingen geformuleerd. Hoofdregel blijft echter dat een publieke taak in beginsel uit collectieve middelen wordt bekostigd. Genoemde uitzonderingen betreffen vooral situaties waarbij het de vraag was of activiteit politie nog onder normale omvang publieke taak valt.

De gemeente Dull sluit een overeenkomst met het particulier beveiligingsbedrijf No Mercy. Het is de bedoeling dat No Mercy ieder begin van uitvoering van een Project X-feest beëindigt. De gemeente komt echter tot het inzicht dat de openbare orde doeltreffender (en voordeliger) kan worden gehandhaafd middels een regeling waardoor de personen die zorgen voor overlast dit in hun portemonnee voelen. Dit zal hen er wel van weerhouden dergelijke feesten te organiseren. De gemeente Dull bericht No Mercy dat zij de overeenkomst opzegt. No Mercy stelt dat de gemeente gebonden is aan de overeenkomst.

Vraag 5b

Hier wordt gevraagd inzicht te geven in zijn kennis van het arrest GCN/Nieuwegein II. Dit arrest sorteert voor op artikel 6:258 BW en laat zien hoe privaatrechtelijke leerstukken een eigen invulling kunnen krijgen binnen het bestuursrecht. Van belang is dat een bestuursorgaan onder een vordering tot nakoming van een privaatrechtelijke verbintenis kan uitkomen of een overeenkomst kan ontbinden indien zich onvoorziene omstandigheden of een wijziging in beleidsinzichten voordoen die van dien aard zijn dat de wederpartij redelijkerwijs geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan verlangen. Bij de beantwoording wordt aan enige ruimte gelaten in de beoordeling of aan dit criterium is voldaan. Hiervoor kan worden gekeken naar aard van de overeenkomst, aard van de relevante overheidstaak en het gewicht van het maatschappelijk belang dat met de beleidswijziging is gediend.

Vraag 6a

Argument herstelsanctie: de intrekking heeft tot doel de illegale situatie die is ontstaan door de inrichting en het gebruik van de bovenverdieping als hotel te beëindigen en ongedaan te maken. Het oogmerk is niet om Ras als overtreder leed toe te voegen.

Argument strafsanctie: de onderhavige intrekking gaat verder dan het beëindigen van een illegale situatie. Door de intrekking mag het hele hotel niet meer worden geëxploiteerd, dus ook niet het gedeelte dat conform het bestemmingsplan en de exploitatievergunning in gebruik was. Daarmee is sprake van extra leedtoevoeging die als straf kan worden gezien. In de casus is ook te lezen dat het college met de sanctie een voorbeeld wil stellen en generale preventie beoogt. Daarmee zou ook het leedtoevoegend karakter kunnen worden geadstrueerd.

Voorts: de intrekking heeft een tijdelijk karakter; die tijdelijkheid wordt in de jurisprudentie wel als indicatie gehanteerd dat er sprake is van bestraffing.

Een van de gemeenteambtenaren weet het college ervan te overtuigen dat het intrekken van de vergunning maar een ‘papieren tijger’ is en dat het veel aantrekkelijker is om Ras met direct voelbare, financiële sancties aan te spreken. Het college legt daarop aan Ras een last onder dwangsom op vanwege het gebruik van zijn pand in strijd met het geldende bestemmingsplan. Door de bovenste verdieping als hotel te gebruiken, heeft Ras bovendien artikel 30 lid 1 onder a van de Huisvestingswet overtreden, op grond waarvan het ter bescherming van de beschikbare woonvoorraad verboden is om zonder vergunning woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Daarop staat ingevolge de gemeentelijke huisvestingsverordening (op grond van artikel 85a Huisvestingswet) een bestuurlijke boete. Aldus ontvangt Mathieu Ras, daags na ontvangst van de dwangsombeschikking, een bestuurlijke boete van € 5.000 wegens overtreding van artikel 30 lid 1 onder a van de Huisvestingswet.

Vraag 6b

Er is sprake van overtreding van twee voorschriften door één feitelijke handeling: door het in gebruik nemen van de bovenverdieping als hotel handelt Ras zowel in strijd met het bestemmingsplan als in strijd met de Huisvestingswet. Voor deze situatie bevat artikel 5:8 Awb een regeling (Damen paragraaf 13.4.8). Als hoofdregel geldt dan dat er voor de overtreding van elk afzonderlijk voorschrift een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd. (Er is hier sprake van zgn. meerdaadse samenloop; de overtreden voorschriften beschermen verschillende belangen, resp. ruimtelijke ordenings- en volkshuisvestingsbelangen). De stelling dat Ras dubbel wordt gepakt voor dezelfde overtreding gaat dus niet op.

NB: art. 5:6 en art. 5:43 Awb gaan over een cumulatie van sancties wegens dezelfde overtreding. Om die reden zijn deze bepalingen hier sowieso niet relevant.

Vraag 6c

Het is inderdaad niet mogelijk om na een bestuurlijke boete nog strafrechtelijk vervolgd en bestraft te worden voor dezelfde overtreding. De keuze voor een van beide trajecten is op een gegeven moment definitief. Dit staat bekend als het una via-beginsel. Dit is gecodificeerd in artikel 243 lid 2 Sv (voor de omgekeerde situatie, als eerst een strafvervolging is ingesteld en daarna een bestuurlijke boete wordt overwogen, is de regel van art. 5:44 Awb van toepassing). Maar voor de overtreding van het bestemmingsplan, ter zake waarvan het college heeft gereageerd met een herstelsanctie, is nog wel een vervolging mogelijk. Cumulatie van een herstelsanctie en een strafsanctie is namelijk sowieso niet uitgesloten.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Aantekeningen en tentamens

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2019/2020

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2019/2020


Vragen

Vraag 1

Artikel 2.10 van de APV van Welden luidt als volgt: 

Artikel 2.10 Intrekken terrasvergunning

  1. De burgemeester is bevoegd een terrasvergunning voorgoed of tijdelijk in te trekken dan wel andere sluitingstijden vast te stellen, indien de exploitatie van een terras zodanig plaatsvindt dat een situatie ontstaat die een ontoelaatbare aantasting van het woon- of leefklimaat oplevert of waarbij de openbare orde wordt verstoord.

 Beoordeel waarvan in deze bepaling sprake is en onderbouw uw antwoord:

    1. Allebei

    2. Beoordelingsvrijheid

    3. Beleidsvrijheid

    4. Geen van beide

Vraag 2

Op 3 augustus 2018 kroop Poelak, de kat van de familie Kempen, in een boom in Welden. Voorbijgangers belden de brandweer en de kat wordt gered. Even later ontvangt de familie Kempen een brief van de gemeente Welden, waarin zij aansprakelijk wordt gesteld voor schade die ten gevolge van de reddingsactie van hun kat Poelak is ontstaan. Het gaat om de kosten van de inzet van de brandweer, het afzetten van de weg en het kappen van de boom. Volgens de brief is de grondslag van de vordering gelegen in artikel 6:162 BW. De familie Kempen is niet van plan om deze kosten te betalen. Zij voeren aan dat de gemeente Welden helemaal geen vergoeding van de kosten kan eisen, omdat de gemeente een overheidslichaam is en daardoor geen beroep kan doen op bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.

Beoordeel dit verweer van de familie Kempen.                                                                                                       

Vraag 3

Vervolgens stelt de familie Kempen dat het privaatrechtelijk kostenverhaal van de gemeente een onaanvaardbare doorkruising van een publiekrechtelijke regeling oplevert. 

In artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet veiligheidsregio’s staat: 

1. Tot de brandweerzorg behoort:                                                                                        

b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

Uit de wetsgeschiedenis van de Wet veiligheidsregio’s blijkt dat de wetgever om dezelfde reden als bij de voorganger van deze wet, de Brandweerwet, welbewust heeft afgezien van het opnemen van een regeling om gemaakte kosten te verhalen op de burger, omdat dit burgers ervan zou kunnen weerhouden om de hulp van de brandweer in te schakelen, wanneer dit noodzakelijk is. 

Beoordeel dit verweer van de familie Kempen. Gebruik bij uw beoordeling ook de toepasselijke jurisprudentie.

Vraag 4

Tekstvak: De gemeente Welden kent vanaf 1 februari 2019 een ondernemersfonds! De gemeente vult het fonds met de gemeentelijke reclamebelasting, die bij bedrijven in de binnenstad wordt geheven. Vervolgens kunnen de gezamenlijke ondernemers onder meer evenementen, feestverlichting en promotionele activiteiten met het fonds bekostigen.
Om</body></html>

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2018/2019


Vragen

Vraag 1

In een dorpje staat een bunker die in de Tweede wereldoorlog werd gebruikt als schuilplaats door de Duitsers. De jaren daarna werd de bunker vaak als hangplek gebruikt. Dat gebruik werd in 2008 beëindigd. Sindsdien is de ingang dichtgemaakt, zodat het niet langer als hangplek kan worden gebruikt.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen besluit de bunker te redden en te investeren in renovatie van de bunker. Bedoeling is dat de bunker een gemeentelijke monumentenstatus toegekend krijgt. Het gevolg van het toekennen van een dergelijke status is dat aantasting of slopen van de bunker wordt bemoeilijkt. De bunker wordt verder gerestaureerd en vervolgens verkocht ten behoeve van commerciële exploitatie.

Omwonenden, van wie het merendeel zicht heeft op de bunker, zijn tegen de beoogde restauratie ervan en hebben zich verenigd in de vereniging Weg met de Bunker. Deze vereniging betoogt in de media dat dit ‘nazi-icoon’ geen ander lot verdient dan sloop. Zij kondigt aan de plannen met alle mogelijke juridische middelen te zullen bestrijden.

Als eerste stap in het proces verleent het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2) de gemeentelijke monumentenstatus (als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen) aan de bunker. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat de bunker als zeldzaam relict uit de oorlogsperiode zowel architectuurhistorische als cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt voor de gemeente Amstelveen. 

De vereniging Weg met de Bunker dient een bezwaarschrift in, waarin zij aanvoert dat de aanwijzing van een controversieel gebouw als monument inbreuk maakt op het Nederlandse erfgoed. De aanwijzing is bovendien een uiting van ultrarechtse politiek, gelet op het oorlogsverleden. Tot slot heeft de gemeente in 2008 met omwonenden de afspraak gemaakt dat de bunker zou verdwijnen, aldus de Vereniging.

Vraag 1a

Is de Vereniging Weg met de Bunker belanghebbende bij het besluit tot toekenning van de gemeentelijke monumentenstatus aan de bunker?

Lees artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2)

Vraag 1b

Heeft het college van burgemeester en wethouders beoordelingsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing van de bunker als gemeentelijk monument?

Vraag 1c

Heeft het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument van de bunker?

Vraag 2

Aaron Kemping is eigenaar van een boerderij op de Veluwe. Om zijn inkomsten te vergroten heeft Aaron een hennepplantage opgericht. Bij een controle wordt zijn hennepplantage ontdekt. De plantage wordt ontmanteld en de kosten van de last onder bestuursdwang worden op Aaron verhaald. Er wordt ook een bestuurlijke boete opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimte aan de woningvoorraad. Dat is verboden op grond van artikel 35 sub a Huisvestingsverordening Veluwe 2015-2019

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2017

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1a

Het centrum van Utrecht heeft een grote aantrekkingskracht op mensen die een vrijgezellenfeestje te vieren hebben. Deze feesten gaan vaak gepaard met het gebruik van bierfietsen. Dit gebruik zorgt in de binnenstad voor overlast en verkeersonveilige situaties, hetgeen de gemeenteraad van Utrecht niet ontgaan is. Om deze reden voegt de gemeenteraad aan de APV 2015 een artikel 6b toe. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om zich op een bierfiets te bevinden in de in de bijlage bij de APV 2015 aangewezen gebieden. Bij besluit van 30 november 2016 heeft de gemeenteraad besloten om die bijlage bij de APV 2015 aan te vullen met het gebied rondom de Dom. Enkele ondernemers, die bierfietsen verhuren en gevestigd zijn in dat gebied, zijn het hier niet mee eens. Zij wenden zich tot u.

U stelt vast dat het bovengenoemde besluit van 30 november 2016 een besluit in de zin van de Awb is. De vraag die u evenwel nu nog dient te beantwoorden: is er sprake van een appellabel besluit?

Vraag 1b

Stel: het besluit van 30 november 2016 is een appellabel besluit. De bovengenoemde ondernemers zijn van mening dat dit besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is. Al eerder waren namelijk in de gemeente stemmen opgegaan om het verbod op het gebruik van bierfietsen in te voeren in het gebied rondom de Dom. In reactie daarop zijn de eerdergenoemde ondernemers op gesprek geweest op het gemeentehuis. Tijdens dat gesprek maakte Li Mue, ambtenaar algemene voorlichting, kenbaar dat er rondom de Dom geen verbod voor bierfietsen zou komen. Er was volgens haar weliswaar in de gemeenteraad over gesproken, maar er was absoluut geen meerderheid voor dat verbod.

Na het aanhoren van dit verhaal, ziet u in elk geval drie redenen waarom het beroep op het vertrouwensbeginsel minder kansrijk is. Bespreek deze drie redenen.

Vraag 2

Op grond van artikel 4 van de APV 2010 van de gemeente Tafelberg vervalt een terrasvergunning vijf jaren na verlening van deze vergunning. Restaurant “De Wouters” is sinds jaar en dag gevestigd aan het Lucasplein en heeft in die hoedanigheid op 20 december 2011 een terrasvergunning verleend gekregen. Het college van burgemeester en wethouders stuurt op 1 december 2016 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning per 20 december 2016 zal komen te vervallen.

Is deze brief een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb

Vraag 3

In de voorgeschreven uitspraak Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol (ABRvS 17 september 2014) valt te lezen: ‘Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend.’ Uit de woorden ‘in beginsel’ valt af te leiden dat er uitzonderingen op deze hoofdregel mogelijk zijn. Waarom betekent die mogelijkheid een verruiming van de toegang tot de bestuursrechter?

Vraag 4

Voor de vraag of planschade

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2016

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2016


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1 

Waarom is het, vanuit het systeem van het bestuursrecht geredeneerd, onwenselijk als in het bijzondere deel van het bestuursrecht te veel afwijkende regels ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden opgenomen?

Vraag 2a

John Rodriguez woont in de gemeente Heerlen. Hij wil graag zijn eigen horecabedrijf beginnenaan de noordzijde van het grootste marktplein van die gemeente, plein Gulpen. Op 1 juni 2015 is de ‘Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heerlen 2015’ vastgesteld door de gemeenteraad van Heerlen. Deze verordening luidt voor zover relevant als volgt:

Artikel 11

1. Het is verboden om op of aan plein Gulpen een horecabedrijf te exploiteren zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

2. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt verleend indien door de aanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat het betreffende horecabedrijf geen grote overlast veroorzaakt en niet is gelegen in het door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ‘stiltegebied’.

Bij besluit van 20 juni 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders de noordzijde van het marktplein aangewezen als ‘stiltegebied’, daar zich aan de noordzijde van het plein veel sociale huurwoningen bevinden waar vooral oude mensen wonen.

Geef aan waarom de Algemene Plaatselijke Verordening een besluit in de zin van de Awb is en geef tevens aan wat voor soort besluit het is. 

Vraag 2b

Geef aan wat voor soort besluit het besluit van 20 juni 2015 is.

Vraag 2c

Geef aan of, en zo ja, wat voor bestuurlijke vrijheid of vrijheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen bezit bij het al dan niet verlenen van de in artikel 11 van de Algemene Plaatselijke Verordening genoemde vergunning.

Vraag 2d

Is het voor het college van burgemeester en wethouders mogelijk om de bevoegdheid tot het verlenen van de in artikel 11 van de Algemene Plaatselijke Verordening genoemde vergunning te delegeren aan het hoofd van de Afdeling ‘Verkeer, toerisme en vrije tijd’ van de gemeente Heerlen?

Vraag 2e

Geef aan of deze woorden van de heer Rodriguez juridisch juist zijn. ​​​​​​​

Vraag 2f

Is Oscar Remy belanghebbende bij de verlening van de vergunning aan John Rodriguez?

Vraag 2g

Beargumenteer of het een kansrijk argument zou zijn van de heer Remy, indien hij stelt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning niet had mogen verlenen omdat de lokale economie zal worden verstoord indien er nog meer cafés, clubs en/of kroegen op het marktplein komen​​​​​​​.

Vraag 3

Wanneer een bestuursorgaan een bepaald publiek belang wil behartigen, heeft het soms keuze uit zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke instrumenten. Welke verschillende bezwaren kunnen er in een dergelijke situatie bestaan tegen het gebruik van een privaatrechtelijk

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2015/2016

Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2015/2016


Week 1

Hoorcollege week 1, 6 november 2015.

Thema 1: Systeem van het bestuursrecht, Actoren in het bestuursrecht

Er worden in dit hoorcollege systeemkenmerken behandeld en belangrijke actoren van het bestuursrecht.

De ervaring leert dat bestuursrecht door de studenten moeilijk wordt gevonden. Vandaar een voorbeeld, zodat het bestuursrecht meer gaat leven:

Voorbeeld:

Zaak over een rondvaartboot in Amsterdam. Gemeente: Kan iedereen eigenlijk zomaar met een rondvaartboot door de grachten varen? De gemeente wil voorkomen dat dit uit de hand loopt, qua drukte en vervuiling van de grachten.

De overheid is er om het algemeen belang te dienen. Dit is het startpunt. Hoe kun je dat doen? In Nederland hebben we de gewoonte dat de overheid dit kan doen, mits er een overheidsorgaan is dat hiertoe gelegitimeerd is. Indien zij hiertoe niet gelegitimeerd is kan de overheid niet eenzijdig verplichtingen of verboden opleggen aan burgers. Dit is niet vanzelfsprekend. De overheid mag niets zonder bevoegdheid (uitgangspunt). De gemeente heeft deze bevoegdheid, in de gemeentewet staat dat de Gemeente verordeningen kan opstellen.

Gemeenteraad stelt dan ook een verordening vast, de verordening op het binnenwater: Het is verboden om zonder vergunning verkregen van het College van B&W met een bedrijfsvaartuig goederen of passagiers te vervoeren.

Vergunning: Dit is een stuk waardoor je iets mag. Maar: als iets niet verboden is mag het volgens de wet sowieso (voor de burger). Als er in eerste instantie geen verbod is, kan er dus geen sprake zijn van een vergunning of ontheffing (grondslag). Eerst dient er dus een verbod te zijn, daarna wordt hierop een uitzondering gemaakt, door middel van een vergunning.

Vanaf dat deze verordening is vastgesteld is voor het door de grachten varen met een rondvaartboot een vergunning nodig. De verordening heeft consequenties voor de mogelijkheid tot varen met een rondvaartboot door de grachten.

We hebben een vergunning nodig, maar krijgen we die ook? Dit staat niet in de verordening geregeld, maar bij de weigeringsgronden. Deze weigeringsgronden zijn: welstand, ordening, de veiligheid, het milieu en de vlotte en veilige doorvaart. Maar wie geef je een vergunning en wie niet? Via een wachtlijst? De gemeente wil dat de vergunningen eerlijk worden verdeeld, en niet op basis van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.

Een aanvraag is een verzoek aan een bestuursorgaan om een besluit te nemen. Hierop móet worden beslist. Hier zijn beleidsregels voor. Het bestuursorgaan legt geen verplichting of verbod op aan burgers, maar legt uit over hoe het bestuur zal omgaan met zijn bevoegdheid: dus i.c. als er weer een plek vrijkomt, hoe die plek dan verdeeld wordt.

Stel nou dat je gaat varen zonder vergunning, dan ben je in overtreding, omdat je het

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2015

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2015


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1a

Lees onderstaand nieuwsbericht van de website nos.nl:

Boete KLM voor oneerlijke prijzen.

Luchtvaartmaatschappij KLM krijgt een boete voor onjuiste prijsvermeldingen. KLM adverteerde op zijn website met vluchtprijzen waarin de boekingskosten niet waren opgenomen. Daardoor leken de ticketprijzen 10 euro lager dan ze waren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft KLM daarom een boete opgelegd van 200.000 euro.

Het opleggen van deze boete (op 10 september 2014) was een besluit in de zin van de Awb. Stel dat het anders was gelopen, namelijk als volgt: Voordat zij haar nieuwe boekingswebsite ontwerpt neemt KLM contact op met ACM. KLM vraagt of het in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving, als de boekingskosten pas in een later stadium binnen het boekingsproces bij de ticketprijs worden opgeteld. Per brief laat ACM gemotiveerd weten dat de door KLM voorgestelde wijze van toevoeging van boekingskosten in haar optiek in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Verder geeft ACM aan gebruik te kunnen maken van haar handhavende bevoegdheden als KLM dit voorstel tot uitvoering zou brengen. Volgens juristen van KLM klopt de interpretatie van ACM niet.

Is de brief van ACM een besluit in de zin van de Awb of daarmee gelijk te stellen? 

Vraag 1b

Is het rechtens toelaatbaar dat ACM op deze manier de ambtenaar van AFM inschakelt?

Vraag 2

Stel, artikel 35 van de Wet werk en bijstand luidt als volgt:

‘De alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin:

niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.’

Erna Dekkers, wonende in Maastricht, lijdt aan de vermoeidheidsziekte ME/CVS. Regelmatig reist zij naar Amsterdam, waar zij in behandeling is bij een in ME/CVS gespecialiseerde arts. Erna dient een aanvraag in bij het college van burgemeester en wethouders voor bijzondere bijstand voor de kosten van de reizen naar Amsterdam. Heeft het college beoordelingsvrijheid bij de beantwoording van de vraag of er voor wat betreft deze reiskosten sprake is van ‘uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan’?

Vraag 3

LET OP: U hoeft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet te gebruiken voor de beantwoording van deze vraag.

Uitgebreid marktonderzoek heeft Hennie V. doen besluiten een bordeel op te richten in het buitengebied

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2014

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2014


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1a

Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.

Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af. 

Vraag 1b

Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?

Vraag 2a

De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.

  1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen

  2. De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.

  3. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.

Leg uit wat het verband is tussen de intensiteit (indringendheid) van de rechterlijke toetsing van handelen van bestuursorganen en het begrip machtenscheiding?

Vraag 2b

Zal de bestuursrechter het oordeel van de burgemeester dat de aanwijzing in het belang van de openbare orde was, indringend toetsen?

Vraag 3

Op grond van de door de gemeenteraad van de gemeente Dubbeldam vastgestelde Subsidieregeling Tijdelijke Kunstprojecten kunnen kunstenaars uit deze gemeente elk jaar een subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor een tijdelijk kunstproject. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de tijdelijke kunstprojecten een hoog artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben. Ingevolge de Subsidieregeling beslist het college over een subsidieaanvraag na het inwinnen van advies door de Adviescommissie voor de Kunst. De Adviescommissie voor de Kunst is een onafhankelijk

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2013

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2013


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1

Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW) dient de werknemer te voorkomen dat hij werkloos is of blijft, doordat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen. Henk Dekker geniet vanwege zijn ontslag bij de Universiteit Utrecht sinds 1 november 2011 een WW-uitkering. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft aan Henk Dekker bij brief van 1 augustus 2012 bericht dat hij op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW verplicht is om te solliciteren. Henk Dekker is het met deze sollicitatieverplichting oneens en dient daartegen bezwaar in.

U bent werkzaam als juridische medewerker van het UWV. In die hoedanigheid krijgt u de vraag of de brief van 1 augustus 2012 een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb is. Er bestaat namelijk twijfel of er voldaan is aan de elementen van een bestuursorgaan en een publiekrechtelijke rechtshandeling. Geef antwoord op deze vraag en betrek daarbij onder meer de hieronder weergegeven wetgeving. (10 punten) Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

[…]

Artikel 2. Instelling Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  1. Er is een Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat belast is met de taken, bedoeld in hoofdstuk 5.
  2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel op een door Onze Minister te bepalen plaats.
  3. Het personeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De bepalingen van de tiende titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn op deze overeenkomst van toepassing.

[…]

Artikel 6. Raden van bestuur

  1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank hebben elk een Raad van bestuur die met de dagelijkse leiding is belast.
  2. Een Raad van bestuur bestaat uit een door Onze Minister te bepalen aantal leden, onder wie de voorzitter.
  3. Onze Minister bepaalt de periode van benoeming van de leden van een Raad van bestuur en kan ook de mogelijkheid van hun herbenoeming regelen.
  4. Onze Minister stelt de rechtspositie van de leden van de Raad van bestuur vast.
  5. De Raad van bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn opgedragen.
  6. Een Raad van bestuur stelt een bestuursreglement vast.

Vraag 2a

Bespreek de volgende stellingen en geef daarbij aan of deze stellingen juist of onjuist zijn.

De Nationale ombudsman dient er op basis van artikel 2:4, tweede lid, Awb tegen te waken dat de voor hem werkzame personen, die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. (5 punten)

Vraag 2b

In de volgende bepaling uit de ‘Algemene

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2009

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2009


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

Lees onderstaande artikelen uit de Advocatenwet:

Art. 17

  1. De gezamenlijke advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten.
  2. (..)
  3. De Nederlandse orde van advocaten is rechtspersoon.

Art. 18

Aan het hoofd van de Nederlandse orde van advocaten staat een algemene raad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

Art. 48

De raad van discipline kan, indien hij oordeelt dat een tegen de betrokken advocaat ingediende klacht gegrond is, een van de volgende maatregelen opleggen:

(….)

schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar.

Onder advocaten wordt al geruime tijd fel gediscussieerd over het hanteren van een resultaatsafhankelijk beloningssysteem, dat uitgaat van het beginsel ‘no cure, no pay”. Van verschillende kanten is bij de algemene raad aangedrongen op het verbieden van een dergelijk resultaatsafhankelijk beloningssysteem.

Vraag 1

Is de algemene raad als bedoeld in art. 18 van de Advocatenwet een bestuursorgaan?

Paul Janssen is een succesvolle advocaat die bij zijn declaraties het “no cure, no pay’-uitgangspunt hanteert. In afwachting van een eventueel verbod van dit beloningsysteem dienen enkele verontruste advocaten, die van oordeel zijn dat Janssen het aanzien van de advocatuur schaadt, een klacht tegen hem in bij de raad van discipline. De advocaten verzoeken de raad Janssen te schorsen. Hun verzoek wordt echter afgewezen.

Vraag 2

Is de afwijzing van het verzoek van de advocaten een besluit? Ga er bij uw antwoord vanuit dat de raad van discipline een bestuursorgaan is en dat de afwijzing schriftelijk heeft plaatsgevonden.

Vraag 3

Zou Janssen, indien hij wel zou zijn geschorst wegens het schaden van het aanzien van de advocatuur,

voorafgaand aan de schorsing in de gelegenheid moeten zijn gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen?

Casus II

Juriaan Dijkstra is eigenaar van een camping, waarop een aantal chalets staat. Hij verhuurt de chalets aan buitenlandse werknemers die deze voor onbepaalde tijd als woning zullen gebruiken. Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft het grondgebied waar de camping is gelegen de bestemming van ‘recreatieve doeleinden’. Na verloop van enige tijd krijgt Juriaan een last onder dwangsom opgelegd, omdat de bewoning van de chalets voor onbepaalde tijd niet als recreatief verblijf kan worden aangemerkt en daarom in strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van de planvoorschriften is het gebruiken en laten gebruiken van grond en opstallen in strijd met het bestemmingsplan verboden.

Vraag 4

Zijn B&W bevoegd Juriaan een last onder dwangsom op te leggen? In de brief die Juriaan ontvangt, wordt hem opgedragen de illegale bewoning binnen 4 weken te beëindigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5000 per week dat de

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (1)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (1)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

In de APV van Reimerswaal is de volgende bepaling opgenomen:

Het is de rechthebbende op een hond verboden deze te laten verblijven op een voor het publiek toegankelijke plaats, anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, indien de hond behoort tot een door B&W aangewezen als gevaarlijk aangemerkt ras of type hond.

B&W van Reimerswaal hebben een lijst vastgesteld waarop o.a. mastino’s als gevaarlijke honden zijn aangemerkt. Hans Endstra is eigenaar van een mastino en ontvangt een brief van B&W waarin melding wordt gemaakt van het feit dat hij op drie verschillende dagen het bovenstaande verbod heeft overtreden en waarin hij er op gewezen wordt dat hij zijn hond voortaan aangelijnd en voorzien van muilkorf dient uit te laten.

Vraag 1

Is in de brief een publiekrechtelijke rechtshandeling vervat?

De Vereniging Leefbaarheid Reimerswaal die op grond van haar statuten opkomt voor een goed woon- en leefmilieu in Reimerswaal, vraagt B&W ook herdershonden aan te wijzen als gevaarlijk ras. Zij is van oordeel dat enkele recente incidenten met herdershonden duidelijk hebben gemaakt dat deze honden een gevaar vormen voor spelende kinderen.

Vraag 2

Is de vereniging aan te merken als belanghebbende bij het verzoek om ook herdershonden als gevaarlijk hondenras aan te wijzen?

Vraag 3

Mogen B&W het hoofd van de afdeling ‘Openbare Ruimte’ van de gemeente Reimerswaal opdragen namens hen de als gevaarlijk aan te merken hondenrassen aan te wijzen?

Nadat Hans Endstra zijn hond weer enkele malen onaangelijnd en zonder muilkorf heeft uitgelaten, wordt hem door B&W een last onder dwangsom opgelegd. Hans is van oordeel dat B&W daarmee in strijd handelen met art. 3:2 Awb, omdat ze niet hebben onderzocht of zijn hond mensen heeft gebeten en/of met andere honden heeft gevochten. Volgens Hans hadden B&W daarnaar onderzoek dienen te verrichten.

Vraag 4

Hebben B&W in strijd met art. 3:2 Awb gehandeld door een last onder dwangsom op te leggen zonder onderzocht te hebben of de hond mensen heeft gebeten en/of met andere honden heeft gevochten?

Casus II

In hoofdstuk 2 van de APV, dat betrekking heeft op 'orde en veiligheid' is het volgende bepaald:

Artikel 2.19:

Het is verboden, zonder vergunning van de Burgemeester in een gebouw, een vaartuig of in een gedeelte daarvan een voor het publiek toegankelijke gebeurtenis te houden of te doen houden, of voor dat doel een gebouw of gedeelte daarvan te gebruiken.

De Stichting Nieuwe Muziek organiseert jaarlijks op drie boten gedurende zeven avonden openbare concertuitvoeringen in het water van de Herengracht. Daarvoor is een vergunning nodig ingevolge artikel 2.19 APV. Voorts dient met de gemeente een gebruiksovereenkomst te worden gesloten die betrekking heeft op het gebruik van

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (2)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (2)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

Lees de volgende APV-bepaling:

  1. Het is verboden op of aan de openbare weg een collecte te houden.

  2. B&W kunnen aan door hen aan te wijzen instellingen vrijstelling verlenen van het in lid 1 bedoelde verbod.

  3. B&W kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de collecte plaatsvindt.

Voetbalvereniging ‘Door Wilskracht Sterk’ (DWS) leidt een zieltogend bestaan. Om de vereniging nieuw leven in te blazen, besluit het bestuur een collecte te houden voor de bouw van een nieuw clubhuis. Aangezien DWS echter niet tot de in het tweede lid bedoelde instellingen behoort, wordt B&W verzocht deze club toe te voegen aan de lijst van aangewezen instellingen. Dit verzoek wordt gehonoreerd.

Vraag 1

Is de schriftelijke beslissing tot honorering van het verzoek een beschikking?

Door het hoofd van de dienst “Openbare Ruimte” zijn in opdracht van B&W namens hen regels als bedoeld in het derde lid vastgesteld. Een van die regels houdt in dat de collectanten minimaal 18 jaar oud dienen te zijn. Het bestuur van DWS vindt deze regel bezwaarlijk omdat de beoogde collectanten vooral onder de junioren zullen worden gezocht. Volgens de advocaat van de voetbalvereniging gelden de regels echter niet omdat ze onbevoegdelijk zijn vastgesteld.

Vraag 2

Heeft de advocaat gelijk dat deze regels onbevoegdelijk zijn vastgesteld?

Muziekvereniging ‘Concordia’, die al sinds jaar en dag op de lijst met instellingen staat en jaarlijks vrijstelling krijgt voor het houden van een collecte, maakt bezwaar tegen het opnemen van DWS op de lijst van instellingen waaraan vrijstelling kan worden verleend. Zij stelt dat ze als gevolg hiervan minder geld zal kunnen ophalen bij haar jaarlijkse collecte.

Vraag 3

Is muziekvereniging ‘Concordia’ belanghebbende bij het besluit om DWS te plaatsen op de lijst van instellingen die voor vrijstelling in aanmerking komen?

Casus II

Volgens art. 5.1 van de APV is het verboden fietsen of bromfietsen neer te zetten op plaatsen die door B&W ter voorkoming van overlast of gevaar zijn aangewezen. Op 4 juni 2007 wijzen B&W het NS-station en de directe omgeving daarvan aan als gebied in de zin van art. 5.1 APV. Bij de keuze voor dit gebied heeft een belangrijke rol gespeeld dat zich op het stationsplein dagelijks veel mensen bevinden en dat er tevens bouwwerkzaamheden plaatsvinden die enkele jaren zullen duren.

Vraag 4

Moet de rechter, indien tegen het aanwijzingsbesluit beroep bij hem wordt ingesteld, dit besluit marginaal toetsen?

Mevrouw Van Zetten ondervindt de nodige overlast van het aanwijzingsbesluit. Aangezien zij net buiten het aangewezen gebied woont, wordt zij namelijk steeds geconfronteerd met fietsen die zodanig zijn neergezet dat de toegang tot de bij haar huis

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (3)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (3)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

In de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken is het volgende bepaald:

Artikel 2

  1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van: (…) h. het lenigen van menselijke noden ten gevolge van crises.
  2. Bij ministeriële regeling, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor de verstrekking vastgesteld.

Leden van de Tweede Kamer dringen er bij de minister op aan dat er een subsidieregeling wordt vastgesteld die voorziet in subsidiëring van organisaties die hulp bieden aan slachtoffers van een natuurramp in Azië.

Door de minister wordt vervolgens de Subsidieregeling Noodhulp vastgesteld.

In artikel 3 van de Subsidieregeling Noodhulp is bepaald:

"Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die strekken tot het lenigen, beperken of voorkomen van noden ten gevolge van conflicten of natuurrampen."

Omdat de Minister snel wil kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen overweegt hij om de Directeur Noodhulp van zijn departement opdracht te geven om, als daartoe aanleiding bestaat, in artikel 3 van de Subsidieregeling Noodhulp nog andere activiteiten te vermelden die voor subsidiëring in aanmerking komen.

Vraag 1

Is het de minister rechtens toegestaan die opdracht te geven?

In de Subsidieregeling Noodhulp is bepaald:

Artikel 6

  1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend voorafgaande aan de activiteiten waarop zij betrekking heeft.
  2. De minister legt de aanvragen voor aan een adviescommissie.
  3. De minister benoemt de leden van de adviescommissie. Hij draagt er zorg voor dat de commissie zo is samengesteld dat een deskundige oordeelsvorming gewaarborgd is.

Er doet zich een grote overstroming voor in Indonesië. De Minister stelt op 1 oktober 2008 een budget van 3 miljoen euro ter beschikking voor subsidies aan vanuit Nederland werkende hulpverlenende organisaties die noodhulp in Indonesië willen gaan bieden. Hij bepaalt daarbij dat om versnippering te voorkomen slechts aan maximaal 6 organisaties subsidie zal worden verleend. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 4 oktober 2008

Elf organisaties dienen een aanvraag in. De “Stichting Medicare” is één van de elf aanvragers; zij heeft al diverse contacten met plaatselijke instellingen in Indonesië. De “Stichting 1-1-2-internationaal” is ook één van de aanvragers.

De minister legt alle subsidieverzoeken voor aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Subsidieregeling Noodhulp.

Vraag 2

Is die adviescommissie een bestuursorgaan in de zin van de Awb?

In de adviescommissie die over de aanvraag van de “Stichting 1-1-2-internationaal” moet adviseren zit ir Langert die tot voor kort bestuurslid was van een organisatie die nu ook subsidie heeft aangevraagd voor noodhulp in Indonesië. De vraag doet zich voor of ir Langert aan de advisering mag deelnemen.

Vraag 3

Is het

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1858