Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2009


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

Lees onderstaande artikelen uit de Advocatenwet:

Art. 17

  1. De gezamenlijke advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten.
  2. (..)
  3. De Nederlandse orde van advocaten is rechtspersoon.

Art. 18

Aan het hoofd van de Nederlandse orde van advocaten staat een algemene raad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

Art. 48

De raad van discipline kan, indien hij oordeelt dat een tegen de betrokken advocaat ingediende klacht gegrond is, een van de volgende maatregelen opleggen:

(….)

schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar.

Onder advocaten wordt al geruime tijd fel gediscussieerd over het hanteren van een resultaatsafhankelijk beloningssysteem, dat uitgaat van het beginsel ‘no cure, no pay”. Van verschillende kanten is bij de algemene raad aangedrongen op het verbieden van een dergelijk resultaatsafhankelijk beloningssysteem.

Vraag 1

Is de algemene raad als bedoeld in art. 18 van de Advocatenwet een bestuursorgaan?

Paul Janssen is een succesvolle advocaat die bij zijn declaraties het “no cure, no pay’-uitgangspunt hanteert. In afwachting van een eventueel verbod van dit beloningsysteem dienen enkele verontruste advocaten, die van oordeel zijn dat Janssen het aanzien van de advocatuur schaadt, een klacht tegen hem in bij de raad van discipline. De advocaten verzoeken de raad Janssen te schorsen. Hun verzoek wordt echter afgewezen.

Vraag 2

Is de afwijzing van het verzoek van de advocaten een besluit? Ga er bij uw antwoord vanuit dat de raad van discipline een bestuursorgaan is en dat de afwijzing schriftelijk heeft plaatsgevonden.

Vraag 3

Zou Janssen, indien hij wel zou zijn geschorst wegens het schaden van het aanzien van de advocatuur,

voorafgaand aan de schorsing in de gelegenheid moeten zijn gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen?

Casus II

Juriaan Dijkstra is eigenaar van een camping, waarop een aantal chalets staat. Hij verhuurt de chalets aan buitenlandse werknemers die deze voor onbepaalde tijd als woning zullen gebruiken. Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft het grondgebied waar de camping is gelegen de bestemming van ‘recreatieve doeleinden’. Na verloop van enige tijd krijgt Juriaan een last onder dwangsom opgelegd, omdat de bewoning van de chalets voor onbepaalde tijd niet als recreatief verblijf kan worden aangemerkt en daarom in strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van de planvoorschriften is het gebruiken en laten gebruiken van grond en opstallen in strijd met het bestemmingsplan verboden.

Vraag 4

Zijn B&W bevoegd Juriaan een last onder dwangsom op te leggen? In de brief die Juriaan ontvangt, wordt hem opgedragen de illegale bewoning binnen 4 weken te beëindigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5000 per week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 25.000. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op het viervoudige van de door hem te ontvangen huurinkomsten. Juriaan wil het er niet bij laten zitten en schakelt een advocaat in. Deze wijst er ten eerste op dat de dwangsom niet in overeenstemming is met de criteria die het hoofd van de gemeentelijke afdeling ‘Handhaving’, daartoe gemandateerd door B&W, met betrekking tot de dwangsomoplegging heeft vastgesteld. Volgens deze criteria, die in het gemeenteblad en het plaatselijke huis-aan-huisblad zijn bekendgemaakt, wordt de hoogte van de dwangsom bepaald op het drievoudige van het geschatte voordeel dat een overtreder heeft bij het voortduren van de overtreding.

Aangezien de huurinkomsten € 1250 per week bedragen, zou de dwangsom volgens de advocaat, gelet op deze criteria, niet hoger dan € 3750 per week mogen zijn. B&W zijn echter van oordeel dat ze een van de criteria afwijkende dwangsom mogen opleggen, omdat dit het eerste geval van illegale bewoning in de gemeente is en er een voorbeeld gesteld moet worden.

Vraag 5

Zijn B&W in dit geval gehouden om de dwangsom niet hoger vast te stellen dan € 3750 per week? De advocaat brengt bovendien naar voren dat de criteria - die volgens hem geen algemeen verbindende voorschriften - zijn onbevoegdelijk zijn vastgesteld.

Vraag 6

Heeft de advocaat gelijk dat de criteria met betrekking tot de dwangsomoplegging onbevoegdelijk zijn vastgesteld? Ga er bij de beantwoording van uit dat de criteria inderdaad geen algemeen verbindende voorschriften zijn.

Casus III

Uit de Wegenwet vloeit voort dat de eigenaar van een openbare weg verplicht is tot onderhoud daarvan. In art. 20 van de wet is het volgde bepaald:

1. Burgemeester en wethouders kunnen het onderhoud van een binnen de gemeente liggende weg die in eigendom is bij een ander ten laste van de gemeente brengen.

(…)

3. Bij het besluit van burgemeester en wethouders als in het eerste lid bedoeld kunnen zij, die op grond van het eerste lid van het onderhoud van een weg worden bevrijd, worden verplicht tot afkoopbare jaarlijkse uitkeringen, welke gezamenlijk niet hoger mogen worden gesteld, dan hetgeen per jaar voor behoorlijk onderhoud werd vereist.

NS Vastgoed N.V. is eigenaar van een spoorbrug die ligt in de gemeente Kerkrade. Over de spoorbrug, naast het spoor, loopt een weg, waarvan NS Vastgoed ook eigenaar is. In 1956, bij de bouw van de brug, hebben de gemeente en de NS een overeenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de gemeente de weg over de brug zal onderhouden, en dat NS daarvan steeds de kosten plus 15 % toeslag ter compensatie van de administratieve kosten zal vergoeden aan de gemeente. De gemeente heeft al die jaren de weg onderhouden, en heeft gemerkt dat de laatste tien jaren de kosten zijn verviervoudigd ten opzichte van de oorspronkelijke onderhoudskosten.

Op 8 december 2008 heeft de gemeente de weg over de brug een tijd afgesloten, omdat gaten in het wegdek zijn geconstateerd, die mogelijk gevaar opleveren voor het verkeer. De gemeente heeft vervolgens het wegdek laten vernieuwen.

De gemeente heeft de rekening voor de reparatiekosten plus de toeslag van 15 % aan NS Vastgoed gestuurd. NS Vastgoed weigert echter te betalen, dit op advies van haar bedrijfsjurist. Deze stelt dat wat betreft het verhaal van kosten voor wegonderhoud de privaatrechtelijke weg niet toelaatbaar is.

Vraag 7

Kan de gemeente zich met succes op de overeenkomst beroepen?

NS Vastgoed besluit betaling van de rekening te weigeren. De gemeente spreekt NS Vastgoed aan wegens niet nakoming van de overeenkomst en vordert dat NS Vastgoed de rekening alsnog betaalt. In die procedure voert NS Vastgoed niet alleen aan dat de privaatrechtelijke weg niet geoorloofd is, maar ook dat de vordering afstuit op een toezegging van het hoofd van de dienst Openbare werken van de gemeente. Deze heeft in 1968 toegezegd dat de kosten van onderhoud niet meer zullen worden afgewenteld op NS, mits NS maar zorgt dat Kerkrade goed bereikbaar blijft per trein. De gemeente stelt dat dit beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen.

Vraag 8

Geef twee argumenten die de gemeente zou kunnen aanvoeren om deze stelling te onderbouwen.

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1

Is de ‘algemene raad’ van de NOVA als bedoeld in art. 18 van de

Advocatenwet een bestuursorgaan?

De NOVA is in art. 17, 3e lid van de Advocatenwet als rechtspersoon aangemerkt; Dat betekent dat de NOVA een rechtspersoon krachtens publiekrecht is als bedoeld in art. 2:1, 2e lid BW. De algemene raad staat – gelet op art. 18 Advocatenwet – aan het hoofd van de NOVA;Daarmee is de algemene raad orgaan van de NOVA en bestuursorgaan in de zin van art. 1:1, lid 1 sub a Awb.

Vraag 2

Is de afwijzing van het schorsingsverzoek een besluit?

De afwijzing van de aanvraag beoogt geen rechtsgevolg en is dus geen rechtshandeling, maar artikel 1:3, tweede lid bepaalt dat ook een afwijzing van een aanvraag om een beschikking, een beschikking is en dus een besluit. Volgens artikel 1:3, derde lid, is een aanvraag een verzoek van een belanghebbende. De advocaten zijn belanghebbende: ze hebben als concurrenten een persoonlijk belang (voorkomen dat door het declaratiegedrag de normale concurrentie verstoord wordt). Zij hebben ook een direct geraakt belang bij het besluit, omdat de eventuele schorsing er voor zou zorgen dat Janssen voor de duur van de schorsing niet meer het no cure no pay tarief kan hanteren. Er is dus sprake van een aanvraag. Zij hebben om een rechtshandeling gevraagd, omdat de schorsing met zich mee zou brengen dat het recht van Janssen om als advocaat op te treden voor de duur van de schorsing vervalt. Deze rechtshandeling is publiekrechtelijk van aard, omdat de bevoegdheid te schorsen blijkens artikel 48 van de Advocatenwet een bevoegdheid is die alleen toekomt aan de Raad van Discipline. Er is dus een besluit aangevraagd

Zij hebben bovendien gevraagd om een besluit dat slechts rechtsgevolgen heeft voor een gesloten groep van personen, namelijk alleen voor Janssen. Er is derhalve sprake van een aanvraag om een beschikking die afgewezen is en dus van een besluit.

Vraag 3

Zou Janssen voorafgaand aan een schorsing gehoord moeten worden?

De schorsing van J. is een beschikking en H. is als geadresseerde hiervan zonder twijfel belanghebbende; dat betekent dat art. 4:8 Awb van toepassing is. J. heeft vanzelfsprekend bedenkingen tegen de schorsing omdat hij daardoor zijn beroep niet kan uitoefenen; De schorsing steunt, indien die wordt uitgesproken, op het declareergedrag van J. en dus op een feit dat hem betreft; Dit feit is niet door hemzelf, maar door collega-advocaten naar voren gebracht, zodat J. o.g.v. art. 4:8 Awb moet worden gehoord voordat een schorsing kan worden opgelegd.

Casus II

Vraag 4

Zijn B&W bevoegd Juriaan een last onder dwangsom op te leggen?

Op grond van art. 5:32 Awb zijn B&W bevoegd een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder indien ze bevoegd zijn bestuursdwang uit te oefenen;

In casu worden de chalets niet voor ‘recreatieve doeleinden’ (de geldende bestemming) gebruikt, maar voor permanente bewoning. Dit gebruik is in strijd met de planvoorschriften, welke algemeen verbindende voorschriften zijn (gebaseerd op art. 3.1 WRO). Er is daarmee sprake is van een overtreding als bedoeld in art. 5:21 Awb.

Op grond van art. 125, lid 2 Gemeentewet zijn B&W bevoegd tegen deze overtreding van de planvoorschriften op te treden met bestuursdwang, zodat ze in plaats daarvan – gelet op art. 5:32, lid 1 Awb -ook een last onder dwangsom kunnen opleggen aan de overtreder.

Juriaan kan doordat hij de chalets verhuurt aan buitenlandse werknemers die deze permanent bewonen, als overtreder worden aangemerkt, hoewel hij de chalets niet zelf voor permanente bewoning gebruikt. In de planvoorschriften is immers niet alleen het gebruiken, maar ook het ‘laten gebruiken’ in strijd met het bestemmingsplan verboden gesteld.

Ten slotte heeft Juriaan het ook in zijn macht om de overtreding ongedaan te maken, omdat hij als eigenaar van de chalets de huurovereenkomsten kan opzeggen of beëindigen.

Vraag 5

Zijn B&W gehouden dwangsom niet hoger dan € 3750 per week vast te stellen?

  • Vraag is allereerst of de criteria die door het Hoofd namens B&W zijn vastgesteld, zijn aan te merken als algemeen verbindende voorschriften, want dan mag daarvan niet worden afgeweken.

  • De bevoegdheid tot vaststellen van algemeen verbindende voorschriften is m.b.t. dwangsommen in de Gemeentewet, dan wel in de Awb of een ander wettelijk voorschrift niet aan B&W toegekend, dus de bevoegdheid ontbreekt

  • Wel voldoen de criteria aan het begrip beleidsregel als bedoeld in art. 1:3, lid 4 Awb: het bevat een zelfstandige normstelling, terwijl B&W de bevoegdheid tot vaststelling, gelet op art. 5:32 Awb, in samenhang met art 125 Gemeentewet, aan art 4:81 eerste lid, kunnen ontlenen. Voorts zijn de criteria bekendgemaakt zoals voorgeschreven in art 3:42 Awb.

  • Art 4:84 verplicht B&W te handelen overeenkomstig de beleidsregel, tenzij wegens bijzondere omstandigheden handelen overeenkomstig de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden tot onevenredige gevolgen leidt in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen

  • Is het feit dat het het eerste geval van illegale bewoning betreft een bijzondere omstandigheid? Nee, want het is een normale overtreding waar de beleidsregel op ziet en na de inwerkingtreding zal er één altijd de eerste zijn. Evenmin is dat het geval m.b.t. het willen stellen van een voorbeeld. Het wordt ook bereikt door de beleidsregel toe te passen

NB (het gaat dus om de bijzondere omstandigheid, niet om de onevenredigheid voor een of meer belanghebbenden)

Vraag 6

Zijn de criteria m.b.t. de dwangsomoplegging onbevoegdelijk vastgesteld?

Het betreft hier mandaat. Art 10:3, lid 1: mandaat mag, tenzij in een wettelijk voorschrift anders is bepaald, of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.In casu, geen wettelijk voorschrift aan te wijzen in Gemeentewet en Awb. Aard van de bevoegdheid? Zie 10:3 leden 2 en 3 (echter niet limitatief). Het zijn geen a.v.v., dus 10:3, lid 2 onder a is niet van toepassing(analoge of a contrario redenering m..b.t. beleidsregels t.a.v. 10: 3 lid 2).Ook de overige onderdelen van 10 ;3 lid 2 niet van toepassing. Op zichzelf is in de persoon aan wie gemandateerd wordt geen probleem gelegen (past bij zijn functie etc). Maar is er een noodzaak?

Criteria stel je niet veelvuldig vast. Voor de ontlasting van het bestuursorgaan is het niet echt nodig. Dat is wel het geval voor de toepassing van de beleidsregels. Aangezien beleidsregels veel op a.v.v. lijken, het op zichzelf een ingrijpende bevoegdheid is en de noodzaak ontbreekt, is er veel voor te zeggen dat mandaat niet mag.

Casus III

Vraag 7

Kan de gemeente zich met succes beroepen op de overeenkomst die ze eertijds heeft afgesloten?

De gemeente Kerkrade tracht op privaatrechtelijke wijze (via een overeenkomst) de kosten van het wegonderhoud te verhalen op NS. Gelet op het Windmill-arrest is het de vraag of de privaatrechtelijke weg niet is uitgesloten. Dat is het geval als de wet de privaatrechtelijke weg uitdrukkelijk verbiedt, of als de privaatrechtelijke weg de publiekrechtelijke weg op onaanvaardbare wijze doorkruist.

In de Wegenwet (zoals gegeven in de casus) is in ieder geval geen bepaling te vinden die het gebruik van het privaatrecht expliciet verbiedt dan wel toelaat.

NB: degenen die de Wegenwet erbij hebben gepakt (hulde!) en uit de bepalingen die volgen op art. 20 hebben afgeleid dat de wet de privaatrechtelijke weg uitdrukkelijk toestaat (zie bijv. art. 20a en art. 26) scoren hier 3 pt.

De criteria uit het Windmillarrest, zoals hier van belang zijn:

  • Via de publiekrechtelijke weg kan een vergelijkbaar resultaat worden bereikt.

  • Dit is hier het geval, want uit art. 20, derde lid van de Wegenwet blijkt dat de kosten van het wegonderhoud ook bij besluit, dus publiekrechtelijk, kunnen worden verhaald.

  • Dat is een indicatie dat de privaatrechtelijke weg niet begaanbaar is, maar het is niet doorslaggevend. Verder is van belang dat de publiekrechtelijke weg meer waarborgen biedt voor de betrokkene dan de privaatrechtelijke weg.

  • Uit art. 20, derde lid, vloeit bovendien voort dat de te verhalen kosten niet uit mogen gaan boven wat strikt noodzakelijk is. Dat is een waarborg voor NS die de overeenkomst niet geeft, omdat daarin is bepaald dat niet alleen de kosten, maar ook een extra 15 % moet worden betaald.

Beide argumenten samen (vergelijkbaar resultaat + betere waarborgen van de publiekrechtelijke regeling) maken dat de Wegenwet op onaanvaardbare wordt doorkruist door de overeenkomst en dus niet mag worden ‘bewandeld’.

Vraag 8

Geef 2 argumenten ter onderbouwing van de stelling dat vertrouwensbeginsel niet geschonden is

Onderdeel I (gerechtvaardigd vertrouwen?)

Het vertrouwensbeginsel beschermt uitsluitend gerechtvaardigd vertrouwen dus van belang is of het hoofd van de dienst Openbare Werken bevoegd was om een toezegging te doen c.q. vertrouwen kon wekken waaraan de gemeente (als contractspartner van de NS Vastgoed) gehouden zou zijn. De toezegging had betrekking op de vraag wie de kosten van het onderhoud moet dragen. Ingevolge artikel 20, eerste lid, Wegenwet zijn burgemeester en wethouders het bevoegde orgaan om over die vraag te beslissen; een bevoegdheid op dat punt komt niet aan het hoofd OW toe

Uit de gegevens blijkt niet dat aan het hoofd OW door B&W mandaat was gegeven, hetzij tot het beslissen over toepassing van artikel 20 Wegenwet, hetzij tot het aangaan c.q. wijzigen van de overeenkomst tussen de gemeente en de NS Vastgoed

Of:

De toezegging heeft betrekking op het belang van een goede treinverbinding met Kerkrade en dat belang valt al zonder meer niet in de portefeuille van Openbare Werken, zodat de NS Vastgoed had moeten begrijpen dat het hoofd OW die toezegging niet kon doen

De NS Vastgoed is een professionele organisatie met bedrijfsjuristen en van haar had zonder meer mogen worden verlangd dat zij, toen de toezegging gedaan werd, bij B&W schriftelijk zou hebben geverifieerd of de toezegging bevoegdelijk was gedaan

Alternatieven:

De toezegging is in strijd met de wet; blijkens de gegevens is de eigenaar van de weg (dus NS Vastgoed) wettelijk verplicht tot het onderhoud; weliswaar kunnen B&W ingevolge artikel 20, eerste lid, het onderhoud ten laste van de gemeente brengen, maar ingevolge het derde lid is dan het uitgangspunt dat de kosten via afkoopbare jaarlijkse uitkeringen aan de eigenaar in rekening worden gebracht;

Gelet hierop en op het feit dat aan artikel 20, eerste lid geen toepassing is gegeven, bestond er voor de NS Vastgoed een wettelijke verplichting tot het voldoen van de onderhoudskosten; zij had dus moeten beseffen dat de toezegging niet gedaan kon worden door het hoofd OW

In de overeenkomst is uitdrukkelijk door twee partijen afgesproken dat NS Vastgoed de onderhoudskosten draagt; de toezegging is daarmee in strijd; de overeenkomst was met de gemeente gesloten en als het hoofd OW al bevoegdelijk die toezegging had mogen doen, dan had het voor de hand gelegen dat de overeenkomst zou zijn aangepast, c.q. daartoe een voorstel zou zijn gedaan; nu dat niet is geschied moest de NS Vastgoed ervan uitgaan dat de toezegging niet bevoegdelijk was gedaan en dat zij gebonden bleef aan de met de gemeente gesloten overeenkomst. De gemeente zal moeten stellen dat zij geen aanwijzingen heeft dat de toezegging waarop de NS Vastgoed zich beroept ooit zo gedaan zijn; op de NS Vastgoed rust dan de bewijslast om aan te tonen dat de toezegging met die beweerdelijk inhoud gedaan is; aan die bewijslast zal zij praktisch niet kunnen voldoen.

Onderdeel II (onvoorziene omstandigheden)

Het vertrouwensbeginsel brengt niet mee dat een toezegging onder alle omstandigheden moet worden nagekomen; als er onvoorziene omstandigheden zijn die gelet op het zwaarwegende algemeen belang tot afwijking nopen, dan kan de overheid zich aan de nakoming onttrekken; ook in het Landsmeerarrest heeft de HR een vergelijkbare redenering gevolgd.

De toezegging dateert al van 40 jaar geleden en de NS Vastgoed moet aanvaarden – nu het duidelijk is dat in die 40 jaar de kosten van onderhoud aanmerkelijk zullen zijn gestegen en de bereikbaarheid zowel per trein als per auto geheel zal zijn veranderd – dat de uitgangspunten van de toezegging zich in 2008 niet meer voordoen. Uit de gegevens blijkt dat de onderhoudskosten de laatste 10 jaar explosief zijn gestegen, namelijk zijn verviervoudigd; dat is een onvoorziene omstandigheid waarop de gemeente zich moet kunnen beroepen.

Het algemeen belang om als gemeenschap niet voor de onderhoudskosten op te draaien is – gelet op de verviervoudiging van de kosten en mede in het licht van de wettelijke plicht van de eigenaar om de onderhoudskosten te dragen – zo gewichtig dat het belang van de NS Vastgoed om aan een 40 jaar oude toezegging vast te houden daarvoor moet wijken. Bovendien heeft de NS Vastgoed niet de disponeerd; zij heeft immers op basis van de toezegging geen handelingen verricht die zij anders niet zou hebben verricht en die – als de toezegging niet langer wordt nagekomen – tot schade voor haar zouden leiden.

Onderdeel III (alternatieve redenering)

De overeenkomst dateert van 1956. Op grond van de gegevens moet worden aangenomen dat de NS Vastgoed de overeenkomst heeft uitgevoerd en dus al die jaren de rekeningen betaald heeft en dat zij daarmee ook is doorgegaan na de toezegging die in 1968 is gedaan; Daarmee staat vast dat de NS Vastgoed er zelf van is uitgegaan dat de toezegging die in 1968 werd gedaan, rechtens niet van waarde was, want anders zou zij vanaf die datum zijn gestopt met het voldoen aan de overeenkomst;Zij heeft dus kennelijk ingezien dat het om een onbevoegdelijk gedane toezegging ging en in ieder geval haar recht verwerkt om zich daarop te beroepen nu zij zich al die jaren overeenkomstig de overeenkomst en in afwijking van de toezegging heeft gedragen.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Aantekeningen en tentamens

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2019/2020

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2019/2020


Vragen

Vraag 1

Artikel 2.10 van de APV van Welden luidt als volgt: 

Artikel 2.10 Intrekken terrasvergunning

  1. De burgemeester is bevoegd een terrasvergunning voorgoed of tijdelijk in te trekken dan wel andere sluitingstijden vast te stellen, indien de exploitatie van een terras zodanig plaatsvindt dat een situatie ontstaat die een ontoelaatbare aantasting van het woon- of leefklimaat oplevert of waarbij de openbare orde wordt verstoord.

 Beoordeel waarvan in deze bepaling sprake is en onderbouw uw antwoord:

    1. Allebei

    2. Beoordelingsvrijheid

    3. Beleidsvrijheid

    4. Geen van beide

Vraag 2

Op 3 augustus 2018 kroop Poelak, de kat van de familie Kempen, in een boom in Welden. Voorbijgangers belden de brandweer en de kat wordt gered. Even later ontvangt de familie Kempen een brief van de gemeente Welden, waarin zij aansprakelijk wordt gesteld voor schade die ten gevolge van de reddingsactie van hun kat Poelak is ontstaan. Het gaat om de kosten van de inzet van de brandweer, het afzetten van de weg en het kappen van de boom. Volgens de brief is de grondslag van de vordering gelegen in artikel 6:162 BW. De familie Kempen is niet van plan om deze kosten te betalen. Zij voeren aan dat de gemeente Welden helemaal geen vergoeding van de kosten kan eisen, omdat de gemeente een overheidslichaam is en daardoor geen beroep kan doen op bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.

Beoordeel dit verweer van de familie Kempen.                                                                                                       

Vraag 3

Vervolgens stelt de familie Kempen dat het privaatrechtelijk kostenverhaal van de gemeente een onaanvaardbare doorkruising van een publiekrechtelijke regeling oplevert. 

In artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet veiligheidsregio’s staat: 

1. Tot de brandweerzorg behoort:                                                                                        

b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

Uit de wetsgeschiedenis van de Wet veiligheidsregio’s blijkt dat de wetgever om dezelfde reden als bij de voorganger van deze wet, de Brandweerwet, welbewust heeft afgezien van het opnemen van een regeling om gemaakte kosten te verhalen op de burger, omdat dit burgers ervan zou kunnen weerhouden om de hulp van de brandweer in te schakelen, wanneer dit noodzakelijk is. 

Beoordeel dit verweer van de familie Kempen. Gebruik bij uw beoordeling ook de toepasselijke jurisprudentie.

Vraag 4

Tekstvak: De gemeente Welden kent vanaf 1 februari 2019 een ondernemersfonds! De gemeente vult het fonds met de gemeentelijke reclamebelasting, die bij bedrijven in de binnenstad wordt geheven. Vervolgens kunnen de gezamenlijke ondernemers onder meer evenementen, feestverlichting en promotionele activiteiten met het fonds bekostigen.
Om</body></html>

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2018/2019


Vragen

Vraag 1

In een dorpje staat een bunker die in de Tweede wereldoorlog werd gebruikt als schuilplaats door de Duitsers. De jaren daarna werd de bunker vaak als hangplek gebruikt. Dat gebruik werd in 2008 beëindigd. Sindsdien is de ingang dichtgemaakt, zodat het niet langer als hangplek kan worden gebruikt.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen besluit de bunker te redden en te investeren in renovatie van de bunker. Bedoeling is dat de bunker een gemeentelijke monumentenstatus toegekend krijgt. Het gevolg van het toekennen van een dergelijke status is dat aantasting of slopen van de bunker wordt bemoeilijkt. De bunker wordt verder gerestaureerd en vervolgens verkocht ten behoeve van commerciële exploitatie.

Omwonenden, van wie het merendeel zicht heeft op de bunker, zijn tegen de beoogde restauratie ervan en hebben zich verenigd in de vereniging Weg met de Bunker. Deze vereniging betoogt in de media dat dit ‘nazi-icoon’ geen ander lot verdient dan sloop. Zij kondigt aan de plannen met alle mogelijke juridische middelen te zullen bestrijden.

Als eerste stap in het proces verleent het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2) de gemeentelijke monumentenstatus (als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen) aan de bunker. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat de bunker als zeldzaam relict uit de oorlogsperiode zowel architectuurhistorische als cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt voor de gemeente Amstelveen. 

De vereniging Weg met de Bunker dient een bezwaarschrift in, waarin zij aanvoert dat de aanwijzing van een controversieel gebouw als monument inbreuk maakt op het Nederlandse erfgoed. De aanwijzing is bovendien een uiting van ultrarechtse politiek, gelet op het oorlogsverleden. Tot slot heeft de gemeente in 2008 met omwonenden de afspraak gemaakt dat de bunker zou verdwijnen, aldus de Vereniging.

Vraag 1a

Is de Vereniging Weg met de Bunker belanghebbende bij het besluit tot toekenning van de gemeentelijke monumentenstatus aan de bunker?

Lees artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2)

Vraag 1b

Heeft het college van burgemeester en wethouders beoordelingsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing van de bunker als gemeentelijk monument?

Vraag 1c

Heeft het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument van de bunker?

Vraag 2

Aaron Kemping is eigenaar van een boerderij op de Veluwe. Om zijn inkomsten te vergroten heeft Aaron een hennepplantage opgericht. Bij een controle wordt zijn hennepplantage ontdekt. De plantage wordt ontmanteld en de kosten van de last onder bestuursdwang worden op Aaron verhaald. Er wordt ook een bestuurlijke boete opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimte aan de woningvoorraad. Dat is verboden op grond van artikel 35 sub a Huisvestingsverordening Veluwe 2015-2019

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2017

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1a

Het centrum van Utrecht heeft een grote aantrekkingskracht op mensen die een vrijgezellenfeestje te vieren hebben. Deze feesten gaan vaak gepaard met het gebruik van bierfietsen. Dit gebruik zorgt in de binnenstad voor overlast en verkeersonveilige situaties, hetgeen de gemeenteraad van Utrecht niet ontgaan is. Om deze reden voegt de gemeenteraad aan de APV 2015 een artikel 6b toe. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om zich op een bierfiets te bevinden in de in de bijlage bij de APV 2015 aangewezen gebieden. Bij besluit van 30 november 2016 heeft de gemeenteraad besloten om die bijlage bij de APV 2015 aan te vullen met het gebied rondom de Dom. Enkele ondernemers, die bierfietsen verhuren en gevestigd zijn in dat gebied, zijn het hier niet mee eens. Zij wenden zich tot u.

U stelt vast dat het bovengenoemde besluit van 30 november 2016 een besluit in de zin van de Awb is. De vraag die u evenwel nu nog dient te beantwoorden: is er sprake van een appellabel besluit?

Vraag 1b

Stel: het besluit van 30 november 2016 is een appellabel besluit. De bovengenoemde ondernemers zijn van mening dat dit besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is. Al eerder waren namelijk in de gemeente stemmen opgegaan om het verbod op het gebruik van bierfietsen in te voeren in het gebied rondom de Dom. In reactie daarop zijn de eerdergenoemde ondernemers op gesprek geweest op het gemeentehuis. Tijdens dat gesprek maakte Li Mue, ambtenaar algemene voorlichting, kenbaar dat er rondom de Dom geen verbod voor bierfietsen zou komen. Er was volgens haar weliswaar in de gemeenteraad over gesproken, maar er was absoluut geen meerderheid voor dat verbod.

Na het aanhoren van dit verhaal, ziet u in elk geval drie redenen waarom het beroep op het vertrouwensbeginsel minder kansrijk is. Bespreek deze drie redenen.

Vraag 2

Op grond van artikel 4 van de APV 2010 van de gemeente Tafelberg vervalt een terrasvergunning vijf jaren na verlening van deze vergunning. Restaurant “De Wouters” is sinds jaar en dag gevestigd aan het Lucasplein en heeft in die hoedanigheid op 20 december 2011 een terrasvergunning verleend gekregen. Het college van burgemeester en wethouders stuurt op 1 december 2016 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning per 20 december 2016 zal komen te vervallen.

Is deze brief een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb

Vraag 3

In de voorgeschreven uitspraak Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol (ABRvS 17 september 2014) valt te lezen: ‘Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend.’ Uit de woorden ‘in beginsel’ valt af te leiden dat er uitzonderingen op deze hoofdregel mogelijk zijn. Waarom betekent die mogelijkheid een verruiming van de toegang tot de bestuursrechter?

Vraag 4

Voor de vraag of planschade

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2016

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2016


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1 

Waarom is het, vanuit het systeem van het bestuursrecht geredeneerd, onwenselijk als in het bijzondere deel van het bestuursrecht te veel afwijkende regels ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden opgenomen?

Vraag 2a

John Rodriguez woont in de gemeente Heerlen. Hij wil graag zijn eigen horecabedrijf beginnenaan de noordzijde van het grootste marktplein van die gemeente, plein Gulpen. Op 1 juni 2015 is de ‘Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heerlen 2015’ vastgesteld door de gemeenteraad van Heerlen. Deze verordening luidt voor zover relevant als volgt:

Artikel 11

1. Het is verboden om op of aan plein Gulpen een horecabedrijf te exploiteren zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

2. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt verleend indien door de aanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat het betreffende horecabedrijf geen grote overlast veroorzaakt en niet is gelegen in het door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ‘stiltegebied’.

Bij besluit van 20 juni 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders de noordzijde van het marktplein aangewezen als ‘stiltegebied’, daar zich aan de noordzijde van het plein veel sociale huurwoningen bevinden waar vooral oude mensen wonen.

Geef aan waarom de Algemene Plaatselijke Verordening een besluit in de zin van de Awb is en geef tevens aan wat voor soort besluit het is. 

Vraag 2b

Geef aan wat voor soort besluit het besluit van 20 juni 2015 is.

Vraag 2c

Geef aan of, en zo ja, wat voor bestuurlijke vrijheid of vrijheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen bezit bij het al dan niet verlenen van de in artikel 11 van de Algemene Plaatselijke Verordening genoemde vergunning.

Vraag 2d

Is het voor het college van burgemeester en wethouders mogelijk om de bevoegdheid tot het verlenen van de in artikel 11 van de Algemene Plaatselijke Verordening genoemde vergunning te delegeren aan het hoofd van de Afdeling ‘Verkeer, toerisme en vrije tijd’ van de gemeente Heerlen?

Vraag 2e

Geef aan of deze woorden van de heer Rodriguez juridisch juist zijn. ​​​​​​​

Vraag 2f

Is Oscar Remy belanghebbende bij de verlening van de vergunning aan John Rodriguez?

Vraag 2g

Beargumenteer of het een kansrijk argument zou zijn van de heer Remy, indien hij stelt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning niet had mogen verlenen omdat de lokale economie zal worden verstoord indien er nog meer cafés, clubs en/of kroegen op het marktplein komen​​​​​​​.

Vraag 3

Wanneer een bestuursorgaan een bepaald publiek belang wil behartigen, heeft het soms keuze uit zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke instrumenten. Welke verschillende bezwaren kunnen er in een dergelijke situatie bestaan tegen het gebruik van een privaatrechtelijk

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2015/2016

Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2015/2016


Week 1

Hoorcollege week 1, 6 november 2015.

Thema 1: Systeem van het bestuursrecht, Actoren in het bestuursrecht

Er worden in dit hoorcollege systeemkenmerken behandeld en belangrijke actoren van het bestuursrecht.

De ervaring leert dat bestuursrecht door de studenten moeilijk wordt gevonden. Vandaar een voorbeeld, zodat het bestuursrecht meer gaat leven:

Voorbeeld:

Zaak over een rondvaartboot in Amsterdam. Gemeente: Kan iedereen eigenlijk zomaar met een rondvaartboot door de grachten varen? De gemeente wil voorkomen dat dit uit de hand loopt, qua drukte en vervuiling van de grachten.

De overheid is er om het algemeen belang te dienen. Dit is het startpunt. Hoe kun je dat doen? In Nederland hebben we de gewoonte dat de overheid dit kan doen, mits er een overheidsorgaan is dat hiertoe gelegitimeerd is. Indien zij hiertoe niet gelegitimeerd is kan de overheid niet eenzijdig verplichtingen of verboden opleggen aan burgers. Dit is niet vanzelfsprekend. De overheid mag niets zonder bevoegdheid (uitgangspunt). De gemeente heeft deze bevoegdheid, in de gemeentewet staat dat de Gemeente verordeningen kan opstellen.

Gemeenteraad stelt dan ook een verordening vast, de verordening op het binnenwater: Het is verboden om zonder vergunning verkregen van het College van B&W met een bedrijfsvaartuig goederen of passagiers te vervoeren.

Vergunning: Dit is een stuk waardoor je iets mag. Maar: als iets niet verboden is mag het volgens de wet sowieso (voor de burger). Als er in eerste instantie geen verbod is, kan er dus geen sprake zijn van een vergunning of ontheffing (grondslag). Eerst dient er dus een verbod te zijn, daarna wordt hierop een uitzondering gemaakt, door middel van een vergunning.

Vanaf dat deze verordening is vastgesteld is voor het door de grachten varen met een rondvaartboot een vergunning nodig. De verordening heeft consequenties voor de mogelijkheid tot varen met een rondvaartboot door de grachten.

We hebben een vergunning nodig, maar krijgen we die ook? Dit staat niet in de verordening geregeld, maar bij de weigeringsgronden. Deze weigeringsgronden zijn: welstand, ordening, de veiligheid, het milieu en de vlotte en veilige doorvaart. Maar wie geef je een vergunning en wie niet? Via een wachtlijst? De gemeente wil dat de vergunningen eerlijk worden verdeeld, en niet op basis van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.

Een aanvraag is een verzoek aan een bestuursorgaan om een besluit te nemen. Hierop móet worden beslist. Hier zijn beleidsregels voor. Het bestuursorgaan legt geen verplichting of verbod op aan burgers, maar legt uit over hoe het bestuur zal omgaan met zijn bevoegdheid: dus i.c. als er weer een plek vrijkomt, hoe die plek dan verdeeld wordt.

Stel nou dat je gaat varen zonder vergunning, dan ben je in overtreding, omdat je het

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2015

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2015


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1a

Lees onderstaand nieuwsbericht van de website nos.nl:

Boete KLM voor oneerlijke prijzen.

Luchtvaartmaatschappij KLM krijgt een boete voor onjuiste prijsvermeldingen. KLM adverteerde op zijn website met vluchtprijzen waarin de boekingskosten niet waren opgenomen. Daardoor leken de ticketprijzen 10 euro lager dan ze waren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft KLM daarom een boete opgelegd van 200.000 euro.

Het opleggen van deze boete (op 10 september 2014) was een besluit in de zin van de Awb. Stel dat het anders was gelopen, namelijk als volgt: Voordat zij haar nieuwe boekingswebsite ontwerpt neemt KLM contact op met ACM. KLM vraagt of het in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving, als de boekingskosten pas in een later stadium binnen het boekingsproces bij de ticketprijs worden opgeteld. Per brief laat ACM gemotiveerd weten dat de door KLM voorgestelde wijze van toevoeging van boekingskosten in haar optiek in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Verder geeft ACM aan gebruik te kunnen maken van haar handhavende bevoegdheden als KLM dit voorstel tot uitvoering zou brengen. Volgens juristen van KLM klopt de interpretatie van ACM niet.

Is de brief van ACM een besluit in de zin van de Awb of daarmee gelijk te stellen? 

Vraag 1b

Is het rechtens toelaatbaar dat ACM op deze manier de ambtenaar van AFM inschakelt?

Vraag 2

Stel, artikel 35 van de Wet werk en bijstand luidt als volgt:

‘De alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin:

niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.’

Erna Dekkers, wonende in Maastricht, lijdt aan de vermoeidheidsziekte ME/CVS. Regelmatig reist zij naar Amsterdam, waar zij in behandeling is bij een in ME/CVS gespecialiseerde arts. Erna dient een aanvraag in bij het college van burgemeester en wethouders voor bijzondere bijstand voor de kosten van de reizen naar Amsterdam. Heeft het college beoordelingsvrijheid bij de beantwoording van de vraag of er voor wat betreft deze reiskosten sprake is van ‘uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan’?

Vraag 3

LET OP: U hoeft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet te gebruiken voor de beantwoording van deze vraag.

Uitgebreid marktonderzoek heeft Hennie V. doen besluiten een bordeel op te richten in het buitengebied

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2014

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2014


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1a

Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.

Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af. 

Vraag 1b

Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?

Vraag 2a

De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.

  1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen

  2. De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.

  3. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.

Leg uit wat het verband is tussen de intensiteit (indringendheid) van de rechterlijke toetsing van handelen van bestuursorganen en het begrip machtenscheiding?

Vraag 2b

Zal de bestuursrechter het oordeel van de burgemeester dat de aanwijzing in het belang van de openbare orde was, indringend toetsen?

Vraag 3

Op grond van de door de gemeenteraad van de gemeente Dubbeldam vastgestelde Subsidieregeling Tijdelijke Kunstprojecten kunnen kunstenaars uit deze gemeente elk jaar een subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor een tijdelijk kunstproject. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de tijdelijke kunstprojecten een hoog artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben. Ingevolge de Subsidieregeling beslist het college over een subsidieaanvraag na het inwinnen van advies door de Adviescommissie voor de Kunst. De Adviescommissie voor de Kunst is een onafhankelijk

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2013

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2013


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Vraag 1

Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW) dient de werknemer te voorkomen dat hij werkloos is of blijft, doordat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen. Henk Dekker geniet vanwege zijn ontslag bij de Universiteit Utrecht sinds 1 november 2011 een WW-uitkering. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft aan Henk Dekker bij brief van 1 augustus 2012 bericht dat hij op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW verplicht is om te solliciteren. Henk Dekker is het met deze sollicitatieverplichting oneens en dient daartegen bezwaar in.

U bent werkzaam als juridische medewerker van het UWV. In die hoedanigheid krijgt u de vraag of de brief van 1 augustus 2012 een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb is. Er bestaat namelijk twijfel of er voldaan is aan de elementen van een bestuursorgaan en een publiekrechtelijke rechtshandeling. Geef antwoord op deze vraag en betrek daarbij onder meer de hieronder weergegeven wetgeving. (10 punten) Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

[…]

Artikel 2. Instelling Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  1. Er is een Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat belast is met de taken, bedoeld in hoofdstuk 5.
  2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel op een door Onze Minister te bepalen plaats.
  3. Het personeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De bepalingen van de tiende titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn op deze overeenkomst van toepassing.

[…]

Artikel 6. Raden van bestuur

  1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank hebben elk een Raad van bestuur die met de dagelijkse leiding is belast.
  2. Een Raad van bestuur bestaat uit een door Onze Minister te bepalen aantal leden, onder wie de voorzitter.
  3. Onze Minister bepaalt de periode van benoeming van de leden van een Raad van bestuur en kan ook de mogelijkheid van hun herbenoeming regelen.
  4. Onze Minister stelt de rechtspositie van de leden van de Raad van bestuur vast.
  5. De Raad van bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn opgedragen.
  6. Een Raad van bestuur stelt een bestuursreglement vast.

Vraag 2a

Bespreek de volgende stellingen en geef daarbij aan of deze stellingen juist of onjuist zijn.

De Nationale ombudsman dient er op basis van artikel 2:4, tweede lid, Awb tegen te waken dat de voor hem werkzame personen, die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. (5 punten)

Vraag 2b

In de volgende bepaling uit de ‘Algemene

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2009

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2009


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

Lees onderstaande artikelen uit de Advocatenwet:

Art. 17

  1. De gezamenlijke advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten.
  2. (..)
  3. De Nederlandse orde van advocaten is rechtspersoon.

Art. 18

Aan het hoofd van de Nederlandse orde van advocaten staat een algemene raad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

Art. 48

De raad van discipline kan, indien hij oordeelt dat een tegen de betrokken advocaat ingediende klacht gegrond is, een van de volgende maatregelen opleggen:

(….)

schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar.

Onder advocaten wordt al geruime tijd fel gediscussieerd over het hanteren van een resultaatsafhankelijk beloningssysteem, dat uitgaat van het beginsel ‘no cure, no pay”. Van verschillende kanten is bij de algemene raad aangedrongen op het verbieden van een dergelijk resultaatsafhankelijk beloningssysteem.

Vraag 1

Is de algemene raad als bedoeld in art. 18 van de Advocatenwet een bestuursorgaan?

Paul Janssen is een succesvolle advocaat die bij zijn declaraties het “no cure, no pay’-uitgangspunt hanteert. In afwachting van een eventueel verbod van dit beloningsysteem dienen enkele verontruste advocaten, die van oordeel zijn dat Janssen het aanzien van de advocatuur schaadt, een klacht tegen hem in bij de raad van discipline. De advocaten verzoeken de raad Janssen te schorsen. Hun verzoek wordt echter afgewezen.

Vraag 2

Is de afwijzing van het verzoek van de advocaten een besluit? Ga er bij uw antwoord vanuit dat de raad van discipline een bestuursorgaan is en dat de afwijzing schriftelijk heeft plaatsgevonden.

Vraag 3

Zou Janssen, indien hij wel zou zijn geschorst wegens het schaden van het aanzien van de advocatuur,

voorafgaand aan de schorsing in de gelegenheid moeten zijn gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen?

Casus II

Juriaan Dijkstra is eigenaar van een camping, waarop een aantal chalets staat. Hij verhuurt de chalets aan buitenlandse werknemers die deze voor onbepaalde tijd als woning zullen gebruiken. Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft het grondgebied waar de camping is gelegen de bestemming van ‘recreatieve doeleinden’. Na verloop van enige tijd krijgt Juriaan een last onder dwangsom opgelegd, omdat de bewoning van de chalets voor onbepaalde tijd niet als recreatief verblijf kan worden aangemerkt en daarom in strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van de planvoorschriften is het gebruiken en laten gebruiken van grond en opstallen in strijd met het bestemmingsplan verboden.

Vraag 4

Zijn B&W bevoegd Juriaan een last onder dwangsom op te leggen? In de brief die Juriaan ontvangt, wordt hem opgedragen de illegale bewoning binnen 4 weken te beëindigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5000 per week dat de

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (1)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (1)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

In de APV van Reimerswaal is de volgende bepaling opgenomen:

Het is de rechthebbende op een hond verboden deze te laten verblijven op een voor het publiek toegankelijke plaats, anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, indien de hond behoort tot een door B&W aangewezen als gevaarlijk aangemerkt ras of type hond.

B&W van Reimerswaal hebben een lijst vastgesteld waarop o.a. mastino’s als gevaarlijke honden zijn aangemerkt. Hans Endstra is eigenaar van een mastino en ontvangt een brief van B&W waarin melding wordt gemaakt van het feit dat hij op drie verschillende dagen het bovenstaande verbod heeft overtreden en waarin hij er op gewezen wordt dat hij zijn hond voortaan aangelijnd en voorzien van muilkorf dient uit te laten.

Vraag 1

Is in de brief een publiekrechtelijke rechtshandeling vervat?

De Vereniging Leefbaarheid Reimerswaal die op grond van haar statuten opkomt voor een goed woon- en leefmilieu in Reimerswaal, vraagt B&W ook herdershonden aan te wijzen als gevaarlijk ras. Zij is van oordeel dat enkele recente incidenten met herdershonden duidelijk hebben gemaakt dat deze honden een gevaar vormen voor spelende kinderen.

Vraag 2

Is de vereniging aan te merken als belanghebbende bij het verzoek om ook herdershonden als gevaarlijk hondenras aan te wijzen?

Vraag 3

Mogen B&W het hoofd van de afdeling ‘Openbare Ruimte’ van de gemeente Reimerswaal opdragen namens hen de als gevaarlijk aan te merken hondenrassen aan te wijzen?

Nadat Hans Endstra zijn hond weer enkele malen onaangelijnd en zonder muilkorf heeft uitgelaten, wordt hem door B&W een last onder dwangsom opgelegd. Hans is van oordeel dat B&W daarmee in strijd handelen met art. 3:2 Awb, omdat ze niet hebben onderzocht of zijn hond mensen heeft gebeten en/of met andere honden heeft gevochten. Volgens Hans hadden B&W daarnaar onderzoek dienen te verrichten.

Vraag 4

Hebben B&W in strijd met art. 3:2 Awb gehandeld door een last onder dwangsom op te leggen zonder onderzocht te hebben of de hond mensen heeft gebeten en/of met andere honden heeft gevochten?

Casus II

In hoofdstuk 2 van de APV, dat betrekking heeft op 'orde en veiligheid' is het volgende bepaald:

Artikel 2.19:

Het is verboden, zonder vergunning van de Burgemeester in een gebouw, een vaartuig of in een gedeelte daarvan een voor het publiek toegankelijke gebeurtenis te houden of te doen houden, of voor dat doel een gebouw of gedeelte daarvan te gebruiken.

De Stichting Nieuwe Muziek organiseert jaarlijks op drie boten gedurende zeven avonden openbare concertuitvoeringen in het water van de Herengracht. Daarvoor is een vergunning nodig ingevolge artikel 2.19 APV. Voorts dient met de gemeente een gebruiksovereenkomst te worden gesloten die betrekking heeft op het gebruik van

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (2)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (2)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

Lees de volgende APV-bepaling:

  1. Het is verboden op of aan de openbare weg een collecte te houden.

  2. B&W kunnen aan door hen aan te wijzen instellingen vrijstelling verlenen van het in lid 1 bedoelde verbod.

  3. B&W kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de collecte plaatsvindt.

Voetbalvereniging ‘Door Wilskracht Sterk’ (DWS) leidt een zieltogend bestaan. Om de vereniging nieuw leven in te blazen, besluit het bestuur een collecte te houden voor de bouw van een nieuw clubhuis. Aangezien DWS echter niet tot de in het tweede lid bedoelde instellingen behoort, wordt B&W verzocht deze club toe te voegen aan de lijst van aangewezen instellingen. Dit verzoek wordt gehonoreerd.

Vraag 1

Is de schriftelijke beslissing tot honorering van het verzoek een beschikking?

Door het hoofd van de dienst “Openbare Ruimte” zijn in opdracht van B&W namens hen regels als bedoeld in het derde lid vastgesteld. Een van die regels houdt in dat de collectanten minimaal 18 jaar oud dienen te zijn. Het bestuur van DWS vindt deze regel bezwaarlijk omdat de beoogde collectanten vooral onder de junioren zullen worden gezocht. Volgens de advocaat van de voetbalvereniging gelden de regels echter niet omdat ze onbevoegdelijk zijn vastgesteld.

Vraag 2

Heeft de advocaat gelijk dat deze regels onbevoegdelijk zijn vastgesteld?

Muziekvereniging ‘Concordia’, die al sinds jaar en dag op de lijst met instellingen staat en jaarlijks vrijstelling krijgt voor het houden van een collecte, maakt bezwaar tegen het opnemen van DWS op de lijst van instellingen waaraan vrijstelling kan worden verleend. Zij stelt dat ze als gevolg hiervan minder geld zal kunnen ophalen bij haar jaarlijkse collecte.

Vraag 3

Is muziekvereniging ‘Concordia’ belanghebbende bij het besluit om DWS te plaatsen op de lijst van instellingen die voor vrijstelling in aanmerking komen?

Casus II

Volgens art. 5.1 van de APV is het verboden fietsen of bromfietsen neer te zetten op plaatsen die door B&W ter voorkoming van overlast of gevaar zijn aangewezen. Op 4 juni 2007 wijzen B&W het NS-station en de directe omgeving daarvan aan als gebied in de zin van art. 5.1 APV. Bij de keuze voor dit gebied heeft een belangrijke rol gespeeld dat zich op het stationsplein dagelijks veel mensen bevinden en dat er tevens bouwwerkzaamheden plaatsvinden die enkele jaren zullen duren.

Vraag 4

Moet de rechter, indien tegen het aanwijzingsbesluit beroep bij hem wordt ingesteld, dit besluit marginaal toetsen?

Mevrouw Van Zetten ondervindt de nodige overlast van het aanwijzingsbesluit. Aangezien zij net buiten het aangewezen gebied woont, wordt zij namelijk steeds geconfronteerd met fietsen die zodanig zijn neergezet dat de toegang tot de bij haar huis

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (3)

Bestuursrecht - UU - Oefententamen 2008 (3)


Dit tentamen is gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Vragen

Casus I

In de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken is het volgende bepaald:

Artikel 2

  1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van: (…) h. het lenigen van menselijke noden ten gevolge van crises.
  2. Bij ministeriële regeling, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor de verstrekking vastgesteld.

Leden van de Tweede Kamer dringen er bij de minister op aan dat er een subsidieregeling wordt vastgesteld die voorziet in subsidiëring van organisaties die hulp bieden aan slachtoffers van een natuurramp in Azië.

Door de minister wordt vervolgens de Subsidieregeling Noodhulp vastgesteld.

In artikel 3 van de Subsidieregeling Noodhulp is bepaald:

"Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die strekken tot het lenigen, beperken of voorkomen van noden ten gevolge van conflicten of natuurrampen."

Omdat de Minister snel wil kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen overweegt hij om de Directeur Noodhulp van zijn departement opdracht te geven om, als daartoe aanleiding bestaat, in artikel 3 van de Subsidieregeling Noodhulp nog andere activiteiten te vermelden die voor subsidiëring in aanmerking komen.

Vraag 1

Is het de minister rechtens toegestaan die opdracht te geven?

In de Subsidieregeling Noodhulp is bepaald:

Artikel 6

  1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend voorafgaande aan de activiteiten waarop zij betrekking heeft.
  2. De minister legt de aanvragen voor aan een adviescommissie.
  3. De minister benoemt de leden van de adviescommissie. Hij draagt er zorg voor dat de commissie zo is samengesteld dat een deskundige oordeelsvorming gewaarborgd is.

Er doet zich een grote overstroming voor in Indonesië. De Minister stelt op 1 oktober 2008 een budget van 3 miljoen euro ter beschikking voor subsidies aan vanuit Nederland werkende hulpverlenende organisaties die noodhulp in Indonesië willen gaan bieden. Hij bepaalt daarbij dat om versnippering te voorkomen slechts aan maximaal 6 organisaties subsidie zal worden verleend. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 4 oktober 2008

Elf organisaties dienen een aanvraag in. De “Stichting Medicare” is één van de elf aanvragers; zij heeft al diverse contacten met plaatselijke instellingen in Indonesië. De “Stichting 1-1-2-internationaal” is ook één van de aanvragers.

De minister legt alle subsidieverzoeken voor aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Subsidieregeling Noodhulp.

Vraag 2

Is die adviescommissie een bestuursorgaan in de zin van de Awb?

In de adviescommissie die over de aanvraag van de “Stichting 1-1-2-internationaal” moet adviseren zit ir Langert die tot voor kort bestuurslid was van een organisatie die nu ook subsidie heeft aangevraagd voor noodhulp in Indonesië. De vraag doet zich voor of ir Langert aan de advisering mag deelnemen.

Vraag 3

Is het

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1870