Oefententamens Methoden en Technieken van de Rechtswetenschap - UL
- 2319 keer gelezen
Bertrand Russell stelt dat enkele elementen essentieel zijn voor de wetenschappelijke methode. Welke elementen zijn dit?
Hart beschrijft in het artikel “Positivism and the Separation of Law and Morals” drie opvattingen die aan het rechtspositivisme worden toegeschreven. Welke opvatting hoort hier niet toe?
Carel Stolker beschrijft in zijn artikel “Legal Scholarship: venerable and vulnerable” drie zwaktes van de rechtswetenschap. Wat behoort niet tot deze zwaktes?
Iemand stelde dat “That the sun will not rise tomorrow” mogelijk is, maar ook: “That the sun will rise tomorrow”. Wie sprake deze woorden en wat bedoelde hij ermee?
Welke van de volgende keuzeopties beschrijft het voordeel van Montesquieu's ideaal van de republique.
De gangbare classificatie van politieke systemen (monarchie, aristocratie en democratie) danken we aan Aristoteles. De achttiende-eeuwse filosoof Montesquieu verandert deze. Welke typen van staatsinrichting onderscheidt Montesquieu?
We kennen Montesquieu als de eerste denker die de machtenscheiding als staatsrechtelijk systeem uitwerkte. Wat was zijn stelling? De soevereine macht van een moderne staat dient te worden opgedeeld in...:
Wat bedoelt Wiarda wanneer hij spreekt over meer autonome rechtsvinding?
Bestudeer de volgende redenering:
Hoe zou deze redenering getypeerd kunnen worden?
Wat is het idee van Plato over echte kennis?
“The individual is foolish, the species is wise”. Van wie komt deze uitspraak en wat bedoelt hij ermee?
Welke Bijbelse figuur heeft de kritische houding die Clifford wenselijk achtte het meest overtuigend aan de dag gelegd?
“SELDOM BEFORE in the history of modern science has a crackpot achieved the eminence, adulation, and power achieved by Trofim D. Lysenko.” (Gardner) Over welk wetenschappelijk veld deed Lysenko uitspraken?
Welk van de volgende alternatieven vormt geen deel van de Westerse Rationele Traditie zoals John Searle hem beschreef?
John Searl stelt in zijn artikel “Realism and rationality – what is at stake?” dat kennis objectief is. Welk alternatief is juist met betrekking tot deze uitspraak?
Ronald Dworkin spreekt met betrekking tot het constitutionele recht van de VS over een paradox. Rechters lezen volgens hem de grondwet in de praktijk op een morele manier (moral reading), maar in theorie ontkennen ze dit. Waaruit stamt deze paradox?
In zijn tekst Relgion and Science stelt Russel het volgende:
“The conflict between theology and science was quite as much a conflict between authority and observation.”
Wat bedoelt hij hiermee?
Waarmee houdt de filosofie zich volgens Hospers niet bezig?
“It is wrong always, everywhere, and for any one, to believe anything upon insufficient evidence.”
Volgens Clifford was hetgeen de schipeigenaar deed moraal onjuist omdat:
Is het volgens Clifford mogelijk een ware uitspraak te doen over de belegering van Syracuse tijdens de Peloponnessiische oorlog (431-404 v.Chr.)?
Waar plaatst Carl Stolker de rechtswetenschappen binnen het spectrum van de wetenschappen?
Hoe zou Carl Stolker hebben geoordeeld over een rechtenfaculteit waar door rechtswetenschappers louter wordt geschreven over de betekenis en uitleg van de positieve wet?
Dworkin beschrijft in zijn tekst een alternatief voor de moral reading van de constitutie welke hij vastkoppelt aan de ideeen van de rechter Learned Hand. Hij schetst het standpunt van Learned Hand als volgt:
“Hand thought that the court should take the final authority to interpret the Constitution only when this is absolutely necessary to the survival of government – only when the courts must be referees between the other departments of government because the alternative would be a chaos of competing claims to jurisdiction.”
Waarom keurt hij dit alternatief in zijn tekst af?
Welke van de onderstaande beschrijvingen doet het meeste recht aan de positie van Hart in zijn tekst “Positivism and the Separation of Law and Morals”?
Welke twee beperkingen benoemt Dworkin met betrekking tot de moral reading van de constitutie?
Hart schrijft in zijn artikel “Positivism and the Separation of Law and Morals” een Duitse rechtszaak uit 1949. In deze zaak wordt een vrouw veroordeeld omdat zij in 1944 haar man had aangegeven wegens beledigen van Hitler. Dit was strafbaar onder het nazi-regime en de man werd als gevolg hiervan ter dood veroordeeld, wat betekende dat hij naar het front moest. Wat is in de ogen van Hart de beste manier om met dit soort zaken om te gaan?
Bekijk de uitspraken hieronder. Welke uitspraak over de tekst “Positivism and the Separation of Law and Morals” is niet juist?
Hart verbindt in de tekst “Positivism and the Separation of Law and Morals” het rechtspositivisme nadrukkelijk met de ethische theorie van het utilitarisme. Hoe kan het utilitarisme het best omschreven worden?
Carel Stolker heeft het in zijn artikel “Legal Scholarship: venerable and vulnerable” over bricoleurs, visionaires en mensen er tussenin die nodig zouden zijn binnen de rechtswetenschap. Wie zijn deze bricoleurs en visionaires volgens hem?
Ronald Dworkin beschrijft twee alternatieven voor de moral reading van de constitutie. Een daarvan is de welbekende constitutionele theorie die onder anderen door de Supreme Court rechter Antonin Scalia werd aangehangen. Bij deze theorie wordt uitgegaan van de betekenis van de constitutie ten tijde van de opstelling ervan. Welke theorie betreft het hier?
Stelt u zich de volgende situatie voor:
Het is het jaar 1973. Ter ere van het 225-jarige jubileum van Montesquieu’s Over de geest van de wetten (1748) organiseert de universiteit een internationaal symposium. Ze hebben voor de gelegenheid een opvallend affiche gemaakt. Op het podium, voor een volle zaal, staat H.L.A. Hart (1907-1992), die drie jaar daarvoor met emeritaat was gegaan als hoogleraar rechtstheorie in Oxford, en zijn opvolger, de veelbelovende rechtsfilosoof Ronald Dworkin (1931-2013). In 1961 publiceerde Hart zijn hoofdwerk The Concept of Law. Alle bekende werken van Dworkin waren nog niet verschenen. De universiteit heeft de pas benoemde president van de Hoge Raad, Gerard Wiarda (1906-1988), bereid gevonden het debat aan te sturen.
Beantwoord de volgende vragen:
Het debat heeft als titel meegekregen “La bouche de la loi – illusie of ideaal?”. Waar verwijst dit naar? Wat wordt met die uitspraak bedoeld?
Dworkin opent het debat. Hij geeft aan te werken aan een nieuwe tekst over de interpretatie van de Amerikaanse constitutie (de tekst die later bekend zal worden als “The Moral Reading of the Constitution”). Dworkin stelt dat de VS een unieke constitutionele innovatie hebben voortgebracht: ze hebben iets toegevoegd aan het systeem van ‘government under law’. Welke toevoeging betreft het hier? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de interpretatie van de Amerikaanse constitutie?
Iemand vraagt hoe de professor zich zou kunnen verweren tegen het “democratieargument”. Wat zou er vanuit democratisch oogpunt problematisch kunnen zijn aan de interpretatiemethode van Dworkin? Hoe verdedigt Dworkin zich tegen het democratieargument in “The Moral Reading of the Constitution”?
In het betoog van Hart spelen twee begrippen een belangrijke rol: “the core” en “the penumbra” (“Positivism and the Separation of Law and Morals”). Wat betekenen deze termen en wat wil Hart ermee illustreren? Geef een voorbeeld waarmee je zijn punt illustreert. Schrijf ook op wat dit te maken heeft met wat Hart noemt de “Separation of law and morals”.
Iemand stelt dat de situatie van “La bouche de la loi” nimmer voor komt. Hij wil graag van de sprekers horen hoe zij daarover denken. Wiarda vraagt aan de sprekers of hij hier wellicht een eerste reactie op mag geven. Dat mag. Wat zou hij mogelijk op deze vraag antwoorden? Betrek in uw uitleg de begrippen autonome en heteronome rechtsvinding.
B
C
D
B
A
C
B
C
B
A
A
B
D
C
A
D
A
D
C
C
D
B
C
A
A
C
D
B
A
C
De titel verwijst naar de beroemde uitdrukking van Montesquieu in Over de geest van de wetten: de rechter is niet meer dan het mondstuk/de spreekbuis van de wet.
Met de uitspraak wordt bedoeld dat de rechter, volgens Montesquieu, in de ideale staat (de ‘république’) niets anders zou moeten zijn dan een mondstuk van de wetgever, met een zo beperkt mogelijke interpretatieruimte.
Ze hebben volgens Dworkin een systeem in het leven geroepen waar het niet alleen maar gaat om ‘government under law’, maar ook om ‘government under principle’. De Amerikaanse staat is niet alleen gebonden aan het recht, maar ook aan (abstracte) morele principes, zoals vastgelegd in de constitutie.
Het gevolg daarvan is dat je, wanneer je iets zinnigs wilt kunnen zeggen over de interpretatie van de constitutie, noodzakelijkerwijs gebruik zult moeten maken van een ‘moral reading’ (een morele interpretatie) van de constitutie. Oftewel: met alleen juridisch-technisch denken kom je er niet, volgens Dworkin.
De interpretatiemethode van Dworkin geeft volgens critici (die ook opgevoerd worden in “The Moral Reading of the Constitution”) te veel ruimte aan rechters: ongekozen rechters kunnen op basis van hun interpretatie van abstracte (en dus: ruime) beginselen, in een moeilijk te wijzigen constitutie, wetten afschieten die gemaakt zijn door de democratisch gekozen wetgever. Dat geeft ze feitelijk het laatste woord in belangrijke morele kwesties, zoals abortus en het homohuwelijk. Het “democratieargument” stelt dat dit soort besluiten genomen dienen te worden door de gekozen volksvertegenwoordigers, anders zouden de rechters in staat zijn hun ‘morele opvattingen op te leggen aan de burgers’.
Dworkin stelt daar het volgende tegenover:
Deze kritiek gaat uit van een te eenzijdige interpretatie van het begrip “democratie”, het is niet per se ondemocratisch (of democratisch) om rechters deze bevoegdheid te geven, net zoals het niet per se ondemocratisch (of democratisch) is om de wetgever het laatste woord te geven over de interpretatie van de constitutie (zie boven het kopje ‘Moral Reading’).
De rechters zijn helemaal niet zo vrij en ongebonden als de critici het doen voorkomen. De “moral reading” beperkt juist de interpretatievrijheid van de rechter:
(a) omdat hij moet werken met de tekst van de constitutie (niet door de verdere bedoelingen van de ‘framers’, we worden geregeerd door wat ze op hebben willen schrijven, niet door hun verdere intenties), bijvoorbeeld “equality” kan niet worden uitgelegd als het volstrekte tegendeel van gelijkheid, “ongelijkheid”.
(b) Daarnaast worden rechters beperkt door het vereiste van constitutionele integriteit: hun interpretatie moet passen binnen het “verhaal” van de constitutie (een interpretatie die “consistent is met de structuur van de constitutie als geheel en de dominante lijnen van interpretatie van andere rechters”).
Het woord “core” betekent “kern”. Het woord “penumbra” betekent “schaduw”. Hart wil laten zien dat voor veel begrippen geldt dat ze min of meer onproblematisch kunnen worden toegepast: deze behoren tot de “the core” van de betekenis van een begrip. Maar er zijn ook zaken waarin er inderdaad onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van een begrip en waar het recht dus geen eenduidig antwoord biedt – deze zaken bevinden zich in “the penumbra” van (de betekenis) van een begrip.
Hart maakt hier in ieder geval twee punten:
1) er zijn ook heel veel zaken waarin het recht gewoon eenduidig toegepast kan worden (de gevallen die tot “the core” van het begrip behoren). Hier kan de “separation of law and morals” worden gehandhaafd.
2) Hart stelt dat we in “the penumbra” inderdaad (noodzakelijkerwijs) bezig zijn met de vraag “hoe het recht moet zijn”. Hier lijkt de “separation of law and morals” moeilijker te kunnen worden gehandhaafd. Overigens zegt Hart ook dat dit “moeten” niet per se een “moreel moeten” hoeft te zijn, je kunt dat moeten ook uitleggen in moreelneutrale termen van “doelen” die aan een rechtssysteem ten grondslag liggen of bijvoorbeeld beleidsdoelstellingen. In ieder geval moeten bij de gevallen die tot de schaduw van de betekenis van een begrip behoren een soort van “normatief” oordeel geven.
Voorbeeld: voertuig in het park is verboden (van Hart zelf, andere voorbeelden, mits goed uitgewerkt, worden ook goed gerekend). Een auto valt ondubbelzinnig binnen de kern van het begrip “voertuig”. Of, zoals we het in het alledaags taalgebruik formuleren: een auto is een voertuig. Net als een motor, scooter of brommer. Maar een fiets? Die is niet gemotoriseerd, is dat ook een voertuig? Jawel. Dan is het criterium dus blijkbaar niet “gemotoriseerd-zijn”, maar eerder iets als “heeft wielen”. Maar wat dan te denken van een step? Is dat nog een voertuig. Dat wordt al twijfelachtig. Net als het skateboard, of misschien zelfs van die “schoenen met een wieltje erin”. Allemaal beschikken ze over “wielen”, maar zijn het voertuigen? Zo schuiven we dus van de zwart/wit-zaken steeds verder op naar de twijfelgevallen, vanuit “the core”, naar “the penumbra”, waarin begrippen niet meer eenduidig zijn en het recht niet “zomaar” meer toegepast kan worden.
Wiarda zou waarschijnlijk stellen dat zijn geachte college Schoordijk schromelijk overdrijft. Hij staart zich blind op de uitzonderingsgevallen, de gevallen waarin er discussie bestaat over de interpretatie van het recht, de gevallen die gepubliceerd worden in de Nederlandse Jurisprudentie en bestudeerd worden aan de universiteiten. Dat geeft een vertekend beeld: in de praktijk is het in veel gevallen volstrekt helder wat er moet gebeuren, als het om de uitleg van het recht gaat, en zijn de discussies veelal geschillen over feiten (zo stelt ook Drion). De “doorsneepraktijk” benadert dus wel degelijk regelmatig Montesquieu’s “La bouche de la loi”.
In dit soort gevallen is de rol van de rechter vrijwel volledig heteronoom bepaald (het is het type rechter en rechtsvinding dat past in Montesquieu’s république), hij heeft bijna geen interpretatieruimte en herhaalt gewoon de woorden van de wetgever – als mondstuk (‘bouche de la loi’).
Niettemin erkent ook Wiarda dat er ook gevallen zijn waarin er interpretatie vereist is, omdat een begrip niet eenduidig is, omdat de rechter geconfronteerd wordt met een door de wetgever niet voorzien geval, omdat de wetgever de rechter laat werken met “open normen” of omdat de rechter zelfs de zeer grote vrijheid van een discretionaire bevoegdheid krijgt. In die gevallen krijgt de rechter een vrijere rol t.o.v. de wetgever. Wiarda noemt dit daarom (meer) autonome rechtspraak/rechtsvinding. Binnen het schema “heteronoom–autonoom” constateert Wiarda een (stevige) accentverschuiving van heteronoom (en de “bouche de la loi”) richting autonoom – dat wil hij wel aan Schoordijk toegeven.
U wordt geconfronteerd met een evident onrechtvaardige wettelijke bepaling. U bent dan ook niet van plan deze bepaling te gehoorzamen.
Hoe zou u uw argument om niet te gehoorzamen kunnen vormgeven op basis van Radbruch (zoals weergegeven in de tekst van Hart)?
Hoe zou u uw argument om niet te gehoorzamen kunnen vormgeven op basis van Hart?
Hart bespreekt in zijn tekst een zaak die speelde in het naoorlogse Duitsland. Een vrouw wilde van haar man af en had hem aangegeven bij de bevoegde instanties vanwege het beledigen van Hitler. Dit was strafbaar in Nazi-Duitsland. De man werd ter dood veroordeeld (maar uiteindelijk naar het front gestuurd). Als het gaat om het bestraffen van de vrouw na de Tweede Wereldoorlog bespreekt Hart drie juridische mogelijkheden.
Welke mogelijkheden zijn dit?
Welke mogelijkheid werd gebruikt in Duitsland en op welke denker was dit geïnspireerd?
Welke mogelijkheid heeft de voorkeur van Hart en waarom?
Dworkin verdedigt in zijn tekst de “moral reading” van de constitutie. In de voorgeschreven teksten (inclusief die van Dworkin zelf) zijn verschillende alternatieven voor deze “moral reading” te vinden. Noem drie alternatieven en leg ze nauwkeurig uit.
De wet is geen recht, want in strijd met fundamentele morele principes, dus ik hoef niet te gehoorzamen.
De wet is wel recht, maar de gehoorzaamheidsplicht aan een wet is iets anders (namelijk: een zaak van het geweten), dus ik schort, vanwege het immorele karakter van de wet, mijn gehoorzaamheidsplicht op.
NB analytisch belangrijk: dit gaat over de situatie waarin je op het moment zelf – bijvoorbeeld in WOII – moet besluiten of je een evident onrechtvaardige wettelijke bepaling al dan niet gehoorzaamt.
In Duitsland werd gekozen voor de eerste mogelijkheid. Het denken van Radbruch lag daaraan ten grondslag.
De derde mogelijkheid heeft de voorkeur van Hart; het zou eerlijk het dilemma blootleggen waarmee het recht geconfronteerd wordt in deze situatie: de vrouw ongestraft laten of het offeren van een “zeer kostbaar moreel principe dat onderdeel is van de meeste rechtssystemen”.
NB analytisch belangrijk: dit gaat over de situatie na WOII: een persoon heeft gehandeld op basis van een evident onrechtvaardige wettelijke bepaling waarvan je nu moet besluiten of je die persoon daar achteraf voor mag straffen.
Wat is volgens Hospers een wetenschappelijke vraag?
Van wie is onderstaande uitspraak afkomstig en voor welke stroming in het denken over wetenschap is die karakteristiek?
“Science is the attempt to discover, by means of observation, and reasoning based upon it, first particular facts about the world, and then laws connecting facts with one another and (in fortunate cases) making it possible to predict future occurrences.”
“De rechtswetenschap heeft een normatief karakter en is daarmee inherent subjectief.”
Wat zou het antwoord van Stolker op deze stelling zijn?
Stolker bespreekt in zijn tekst de methode van de rechtswetenschap.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Welk antwoord is juist ten aanzien van de volgende stellingen?
Dworkin bespreekt in zijn tekst het idee van ‘constitutionele integriteit’ (constitutional integrity), wat betekent dat binnen zijn theorie van de ‘moral reading’?
In welke gevallen hebben we volgens Clifford de plicht ons geloof in verhouding te laten zijn tot het bewijs?
Wanneer er een oprecht geloof bestaat welk tot een handeling leidt, is de houder van dat geloof volgens Clifford nog steeds schuldig wanneer:
Volgens Clifford is het verwerven van geloof op basis van onvoldoende bewijs:
Wat stellen Milton en Coleridge over geloof en waarheid?
Wat is het gewicht van autoriteit?
B
A
D
Milton en Coleridge zijn beide dat geloof zondig of onjuist is als het blindelings gevolgd wordt. Men moet de waarheid zoeken.
Men zou zich moeten laten leiden door deze regel: de gezamenlijke getuigenis van onze naasten moet voldoen aan dezelfde eisen als de getuigenis van een van hen. Kortom er is geen reden om iets te geloven omdat iedereen dat zegt, tenzij er een gegronde reden is om aan te nemen dat ten minste een persoon de waarheid kent, en deze spreekt voor zover hij die kent.
Wat was lange tijd de dominante visie van wetenschap op het recht?
Wat maakt de rechtsleer kwetsbaar?
Welke overlap bestaat er tussen juridisch onderzoek en de juridische praktijk?
Welke drie benaderingen van de rechtsleer onderscheidt de auteur?
De rechtsleer heeft een ietwat dubbelzinnige identiteit. Op welke wijzen kan het recht worden versterkt tot een academische discipline?
Er werd lange tijd gezegd dat universele wetten en theorieën kunnen worden gegeneraliseerd, getest en voorspeld, maar dit is niet meer het geval.
Rechtsgeleerden moeten in staat zijn om ethische, culturele en gedragsmatige aspecten en dilemma's te herkennen. Rechtsleer is een evenwichtsoefening, ongeëvenaard door elke andere discipline in de universiteit.
De
.....read moreBertrand Russell stelt dat enkele elementen essentieel zijn voor de wetenschappelijke methode. Welke elementen zijn dit?
Hart beschrijft in het artikel “Positivism and the Separation of Law and Morals” drie opvattingen die aan het rechtspositivisme worden toegeschreven. Welke opvatting hoort hier niet toe?
Carel Stolker beschrijft in zijn artikel “Legal Scholarship: venerable and vulnerable” drie zwaktes van de rechtswetenschap. Wat behoort niet tot deze zwaktes?
Iemand stelde dat “That the sun will not rise tomorrow” mogelijk is, maar ook: “That the sun will rise tomorrow”. Wie sprake deze woorden en wat bedoelde hij ermee?
Welke van de volgende keuzeopties beschrijft het voordeel van Montesquieu's ideaal van de republique.
De gangbare classificatie van politieke systemen (monarchie, aristocratie en democratie) danken we aan Aristoteles. De achttiende-eeuwse filosoof Montesquieu
.....read moreLet op: de open vragen van dit tentamen baseerden zich met name op het artikel van van Dooremalen, dat sind 2015 niet meer tot de voorgeschreven stof behoort.
Tot welke wetenschapsfilosofische stroming wordt Popper gerekend? Geef een (korte) omschrijving van deze stroming.
Wat bedoelt Popper met pseudowetenschap?
Geef drie voorbeelden van wat Popper pseudowetenschappen noemt; leg tevens uit waarom hij deze drie als pseudowetenschappen aanmerkt.
Volgens Popper is het falsificatie-criterium slechts bedoeld om wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke uitspraken af te bakenen, maar niet om zinvolle (meaningful) van niet-zinvolle (meaningless) uitspraken te scheiden. Leg uit wat Popper hiermee bedoelt aan de hand van de theorie van het Oedipus-complex.
Wat is de kritiek van Gardner op de wetenschapstheorie van Popper?
Tot het kritisch rationalisme. Volgens het kritisch rationalisme beginnen we altijd met een hypothese of theorie en moeten we pas dan gaan waarnemen. Die hypothese of theorie gaat dus vooraf aan de waarneming en daarom spreken we van rationalisme (zie p. 198 van Dooremalen e.a.). Kritisch betekent hier dat de ervaring onze opvattingen/theorieën of hypotheses moet kunnen weerleggen. Wanneer de ervaring of waarneming daadwerkelijk onze theorie weerlegt, spreekt Popper van falsificatie. Hierin komt de invloed van het empirisme tot uiting.
Theorieën die niet in strijd kunnen komen met wat de ervaring ons leert, beschouwt Popper als pseudowetenschap: wat er ook gebeurt alles kan als een bevestiging van de theorie worden aangemerkt, het gaat dus om theorieën ‘that are able to explain every possible observation/capable of explaining everything’, Van Dooremalen e.a. p. 201).
Marxisme, astrologie, freudianisme/psychoanalyse van Freud/Adler, daarnaast kan ook nog Platonisme worden genoemd (zie dia hoorcollege). De reden dat deze theorieën door Popper als pseudowetenschappen worden aangemerkt is omdat zij altijd waar kunnen zijn, met andere woorden in de werkelijkheid kan altijd een bevestiging van de theorie worden gevonden; anders gezegd de theorie kan niet door de feiten/werkelijkheid worden gefalsificeerd. Voorbeeld. Volgens de Freudiaanse theorie denken mensen altijd aan seks, ook als ze er niet aan denken. Wat iemand ook zal zeggen deze theorie is altijd waar/wordt altijd bevestigd, kan niet worden gefalsificeerd.
Daarmee wil Popper zeggen dat het feit dat uitspraken die op grond van de psycho-analyse of de marxistische theorie worden gedaan, weliswaar niet voor de kwalificatie wetenschappelijk in aanmerking komen nu zij niet gefalsificeerd kunnen worden, maar daarmee zijn zij niet zinloos of zonder betekenis. Zo kan de freudiaanse theorie van het Oedipus complex (dat jongetjes verliefd zijn op hun moeder en stiekem met haar naar bed willen en hun vader als een concurrent zien en hem heimelijk willen vermoorden, niet als een wetenschappelijke theorie worden aangemerkt,
.....read moreLet op: in de tussentijd is de verplichte literatuur van dit vak gedeeltelijk veranderd. Verwijzingen naar van Dooremalen, van Reichenbach, van den Haag, Hume, Chalmers e.a. komen hier dus uit voort. Deze artikelen zijn niet langer voorgeschreven, maar samenvattingen ervan kunnen eventueel ter inzage gevonden worden op joho.org. De artikelen van Stolker, Clifford en Hart zijn in 17/18 wederom voorgeschreven.
Wat onderscheidt volgens Hans Reichenbach een verklaring van een pseudo-verklaring? In een verklaring is sprake van:
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Hart betoogt dat in het werk van Jeremy Bentham alle elementen van de rechtsstaat worden behandeld (vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vereniging en vergadering, het legaliteitsbeginsel, het schuldprincipe als vereiste voor strafbaarheid, etc.). Waarom is dat in het kader van de argumentatie van Hart van belang?
Volgens William Clifford is er sprake van voldoende bewijs wanneer deze op ‘redelijke gronden’ gebaseerd is. Welke uitspraak met betrekking tot bewijs en redelijke gronden is juist?
Is het opleggen van de doodstraf in het Amerikaanse rechtssysteem “constitutioneel”?
Let op: in de tussentijd is de verplichte literatuur van dit vak gedeeltelijk veranderd. Verwijzingen naar van Dooremalen, van Reichenbach, van den Haag, Hume, Chalmers e.a. komen hier dus uit voort. Deze artikelen zijn niet langer voorgeschreven, maar samenvattingen ervan kunnen eventueel ter inzage gevonden worden op joho.org. De artikelen van Stolker, Clifford en Hart zijn in 17/18 wederom voorgeschreven.
Een rechtsrealistische benadering van het recht leidt ertoe dat een rechtssubject:
Lees onderstaande passage uit de tekst ‘Is Reasonable Doubt Reasonable?’ van Larry Laudan (1941-):
“These passages already hint at the conclusion that a more detailed scrutiny of Supreme Court rulings would bear out, to wit, that the Supreme Court in the last generation has attempted to disconnect the standard of proof (BARD) from that set of philosophical notions that originally provided its grounding and coherence.” (p. 300)
Op welk criterium doelt Laudan?
Van den Haag bespreekt het argument van Cesare Beccaria tegen de doodstraf, namelijk dat het executeren van moordenaars moord legitimeert, immers de staat doet met de moordenaar wat de moordenaar met zijn slachtoffer heeft gedaan. Wat vindt Van den Haag van dat argument?
Waarover gaat de correspondentietheorie zoals John Searle die presenteert?
Welke uitspraak met betrekking tot Carel Stolkers opvattingen is onjuist?
Let op: in de tussentijd is de verplichte literatuur van dit vak gedeeltelijk veranderd. Verwijzingen naar van Dooremalen, van Reichenbach, van den Haag, Hume, Chalmers e.a. komen hier dus uit voort. Deze artikelen zijn niet langer voorgeschreven, maar samenvattingen ervan kunnen eventueel ter inzage gevonden worden op Worldsupporter (gebruik de zoekfunctie). De artikelen van Stolker, Clifford en Hart zijn in 17/18 wederom voorgeschreven.
Welk van de onderstaande citaten komt uit “The Death Penalty Once More” van Ernest van den Haag?
Wat moet volgens Hans Reichenbach altijd worden vermeden in de wetenschap?
Wat is volgens Karl Popper het kenmerkende onderscheid tussen een wetenschappelijke theorie en een niet-wetenschappelijke theorie?
Bekijk de volgende redenering.
Conclusie: Een auto heeft bladeren.
Dit is een voorbeeld van:
Welk van onderstaande alternatieven is juist?
Let op: in de tussentijd is de verplichte literatuur van dit vak gedeeltelijk veranderd. Verwijzingen naar van Dooremalen, van Reichenbach, van den Haag, Chalmers e.a. komen hier dus uit voort. Deze artikelen zijn niet langer voorgeschreven, maar samenvattingen ervan kunnen eventueel ter inzage gevonden worden op joho.org.
Wat is het belangrijkste kenmerk van een logisch geldige redenering?
In welk opzicht vormt logica alleen geen bron van nieuwe waarheden?
Waarin verschillen waarnemingsuitspraken van de algemene wetenschappelijke wetten?
Waarin verschillen inductieve redeneringen van deductieve redeneringen?
Welke problemen brengt het inductieprincipe met zich mee?
Wat betekent het inductivisme?
Wat is een manier om het inductieprobleem te vermijden?
Van het basale wetenschapsbeeld van de inductivist gaat een bepaalde aantrekkingskracht uit. Wat is die aantrekkingskracht?
Wat is de hoofdconclusie van dit stuk?
Zie onderstaand voorbeeld.
In deze redenering zijn 1 en 2 de premissen, 3 is de conclusie. Men neemt aan dat duidelijk is dat als 1 en 2 waar zijn, 3 waar moet zijn. Dit is het belangrijkste kenmerk van een logisch geldige redenering: als de premissen waar zijn, dan moet de conclusie waar zijn.
De waarheid van feitelijke uitspraken die de premissen van een redenering vormen, kan niet worden vastgesteld door een beroep te doen op de logica. Logica kan alleen dat aan het licht brengen, wat volgt uit, of in zekere zin al ligt besloten in de uitspraken waarover we al beschikken. Tegenover deze beperking staat de kracht van de logica, dit is het waarheid beschermende karakter ervan.
Zij vormen de feiten die het bewijs leveren van algemene wetenschappelijke wetten. Ze vormen specifieke uitspraken over de stand van zaken op een bepaald tijdstip, dit zijn enkelvoudige uitspraken.
Dit zijn redeneringen die uitgaan van een eindig aantal feiten en die uitmonden in een algemene conclusie. Er is een onderscheid met logische, deductieve redeneringen. Een kenmerk van inductieve redeneringen is namelijk dat zij verder reiken dan de inhoud van de premissen. Dit is vanwege het feit
.....read moreJoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !
Werkzaamheden: o.a.
Interesse? Reageer of informeer
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution