Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Casus I

Hadrian is sinds kort begonnen met vloggen. Omdat het gewenste aantal views op YouTube uitblijft, besluit hij het over een andere boeg te gooien en avontuurlijker vlogs te maken. Hadrian weet dat op de bovenste verdieping van de flat waar hij woont een luik de toegang verschaft tot het dak van de flat. Hij trommelt zijn vlogvrienden Royce en Magnus op en gezamenlijk betreden zij het dak. Zij spreken af dat Royce en Magnus aan de rand van de flat gaan hangen en dat Hadrian alles filmt met zijn camera. Nadat zij weer met beide benen op het dak staan, willen zij het hier niet bij laten. Hadrian merkt op dat aan de andere kant van het dak een kat in de zon ligt. Hij geeft zijn camera aan Royce en vraagt hem alles te filmen. Stilletjes loopt hij op de kat af en grijpt deze. Vervolgens gooit hij de kat over de rand van de flat naar beneden. Magnus, die zijn laptop bij zich heeft, plaatst de beelden direct op YouTube. Alric, die in de naastgelegen flat woont en op zijn balkon een sigaretje aan het roken was, heeft alles gadegaslagen en belt de politie. Hij geeft het signalement van Hadrian door en vertelt wat hij precies heeft gezien. Van deze verklaring en de beelden die inmiddels op YouTube staan en waarop Hadrian duidelijk herkenbaar te zien is, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hadrian wordt hierop aangehouden ter zake van het delict omschreven in artikel 350 lid 2 Sr en meegenomen naar het politiebureau. Nadat hij is opgehouden voor onderzoek en in verzekering is gesteld, vordert de officier van justitie de bewaring van Hadrian. Hadrian moet immers nog een aantal keer worden verhoord, aldus de officier van justitie. De advocaat van Hadrian stelt dat de vordering van de officier van justitie aan alle kanten rammelt. De vordering dient volgens hem dan ook te worden afgewezen.

Vraag 1

U bent rechter-commissaris in deze zaak. Neem een gemotiveerde beslissing op de vordering tot bewaring van Hadrian.

Casus II

Bij de politie Oost-Nederland is een anonieme tip binnengekomen dat verdachte Geralt C., woonachtig aan de Pauluslaan 24 in Tilburg zijn geld zou verdienen met de handel in verdovende middelen. Volgens de tipgever zou hij de drugs vanuit zijn woning verkopen. Een check in de Basisregistratie personen leert dat op dat adres inderdaad een persoon met die naam staat ingeschreven. Daarop besluiten opsporingsambtenaren Yennefer en Vesemir nader onderzoek in te stellen door op een zaterdagavond een tijdje voor de woning aan de Pauluslaan te posten in hun surveillanceauto. Zij zien in een periode van twee uur een komen en gaan van mensen die telkens voor korte periode in de woning aanwezig zijn en vervolgens weer vertrekken. Zij herkennen daarbij een aantal personen ambtshalve als drugsgebruiker. Aan het einde van de avond zien zij Geralt uit de woning vertrekken. Daarop besluiten Vesemir en Yennefer op eigen initiatief een kijkje te gaan nemen. Eenmaal binnen in de woning treffen zij aanvankelijk niks aan dat zij kunnen relateren aan de handel in verdovende middelen, totdat het oog van Yennefer valt op een vreemd opgestelde stapel bierkratten. Nadat hij deze stapel stuk voor stuk heeft afgebouwd, wordt duidelijk dat hieronder een luik schuilgaat dat toegang geeft tot de kruipruimte. In deze kruipruimte treffen Yennefer en Vesemir grote hoeveelheden verdovende middelen aan. Enige tijd later wordt Geralt gedagvaard om te verschijnen voor de meervoudige kamer van de Rechtbank Gelderland wegens overtreding van de Opiumwet.

Vraag 2

U bent de advocaat van Geralt. Schrijf een verweer waarin u ingaat op de rechtmatigheid van de gebruikte opsporingsmethoden.

Vraag 3

Van groot belang voor de Nederlandse strafvordering is dat artikel 6 EVRM van toepassing is op iedereen tegen wie vervolging is ingesteld (of in de Engelse tekst: een criminal charge). Dit betekent dat aan iedereen die in de zin van dit artikel als vervolgde kan worden aangemerkt, de rechten toekomen die in dit artikel uitdrukking vinden.

Hoe verhoudt het begrip van de vervolgde uit artikel 6 EVRM zich tot het Nederlandse verdachtebegrip uit artikel 27 lid 2 Sv? Ga bij uw bespreking in op de reikwijdte van beide begrippen en noem tenminste een relevante overeenkomst en een relevant verschil.

Vraag 4

Zowel in de fase van het voorbereidend onderzoek, als in de fase van het onderzoek ter terechtzitting, bestaat de mogelijkheid dat getuigen worden gehoord door de rechter-commissaris. Geef voor beide fases aan wat de ruimte is voor de rechter- commissaris om ambtshalve Ð dus zonder een daartoe strekkend verzoek van de verdachte of vordering van de officier van justitie Ð getuigen te horen. Doe dit aan de hand van de relevante wettelijke bepalingen.

Vraag 5

Stelling: Opsporingshandelingen zouden alleen mogen worden verricht, indien daartoe een specifieke wettelijke bevoegdheid bestaat.

Schrijf een essay van maximaal 500 woorden waarin u reageert op deze stelling. Betrek bij uw antwoord het door M.J. Borgers geschreven artikel Normering van lichte opsporingshandelingen.

Antwoordindicatie

Vraag 1

De rechter-commissaris komt, na de officier van justitie en de verdediging te hebben gehoord, tot het volgende oordeel over de vraag of Hadrian in bewaring genomen dient te worden. Op basis van artikel 63 lid 1 Sv kan, op vordering van de officier van justitie, de bewaring van de verdachte worden bevolen. De bewaring is een vorm van voorlopige hechtenis. Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven wanneer voldaan is aan een drietal criteria. Er moet in de eerste plaats sprake zijn van een geval als bedoeld in artikel 67 lid 1 en 2 Sv. In de tweede plaats dient er sprake te zijn van ernstige bezwaren (art. 67 lid 3 Sv). In de derde plaats moet er een grond zijn als bedoeld in artikel 67a lid 1 en 2 Sv. Deze vereisten worden hieronder uitgewerkt. Van een geval is sprake wanneer op het feit waarvan de betrokkene wordt verdacht een maximumgevangenisstraf van vier jaar of meer staat of het betreffende feit genoemd staat in artikel 67
lid 1 onder b of c Sv. Hadrian wordt verdacht van het feit omschreven in artikel 350 lid 2 Sr. Dit feit staat genoemd in artikel 67 lid 1 onder b Sv. Er is dus sprake van een geval van voorlopige hechtenis. Daarnaast moeten tegen de verdachte ernstige bezwaren bestaan ten aanzien van het feit omschreven in artikel 350 lid 2 Sr. Met ernstige bezwaren wordt gedoeld op een sterker vermoeden van schuld dan bedoeld in artikel 27 Sv. De verdenking moet ernstiger zijn, het belastende materiaal zwaarwegender. Aangezien Alric alles heeft gezien en de actie van Hadrian ook nog eens op beeld is vastgelegd en van zowel dit beeldmateriaal als de verklaring van Alric proces-verbaal is opgemaakt, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat Hadrian als verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan aangemerkt kan worden. Daarnaast dient te worden getoetst aan artikel 67a Sv; er moet sprake zijn van een ernstig gevaar voor vlucht of een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid. De gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid wordt nader uitgewerkt in artikel 67a lid 2. De officier van justitie wil de voorlopige hechtenis vorderen om Hadrian nader te verhoren; andere redenen geeft hij niet. Weliswaar wordt in artikel 67a lid 2 onder 5 Sv verwezen naar het onderzoeksbelang, maar het nader verhoren van de verdachte valt daar uitdrukkelijk niet onder. Dit volgt uit de zinsnede Ôanders dan door verklaringen van de verdachteÕ. Verder zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan van een ernstig gevaar voor vlucht of een van gronden die betrekking hebben op de maatschappelijke veiligheid. Er is dus geen grond voor voorlopige hechtenis aanwezig. Vanwege het ontbreken van een grond op basis van artikel 67a Sv wordt de vordering van de officier van justitie om Hadrian in bewaring te nemen afgewezen.

Vorm:

  • Goed geschreven vanuit rol rechter-commissaris.

  • Geen onnodige ballast, dus geen uitweidingen die niet relevant zijn voor de beslissing. In het bijzonder geen onnodig gebruik van vooraf uit het hoofd geleerde frasen; trefzeker formuleren aan de hand van de feiten van de casus.

  • Duidelijk geschreven zonder storende taal- en schrijffouten.

  • Geen inhoudelijke onjuistheden of onzuiverheden (gebruik van juiste termiYenneferogie).

  • Goed gestructureerd en in verhaalvorm.

  • Benoemen van de juiste artikelen en leden.

Vraag 2

Mijn verweer spitst zich toe op het onrechtmatig betreden en doorzoeken van de woning van Geralt door de opsporingsambtenaren Yennefer en Vesemir. De opsporingsambtenaren zijn de woning van Vesemir binnengetreden. Voor zover zij hiertoe op grond van de artikelen 9 Opw dan wel 96 Sv gerechtigd waren, hadden zij, nu zij zijn binnengetreden in een woning, moeten beschikken over een machtiging als bedoeld in artikel 2 Awbi, afgegeven door een van de autoriteiten genoemd in artikel 3 van diezelfde wet. Uit niets blijkt dat een vorenbedoelde machtiging was afgegeven. Het betreden van de woning was dus onrechtmatig. Daarnaast hebben de opsporingsambtenaren hun bevoegdheden krachtens artikel 9 Opw danwel 96 Sv overschreden. Deze artikelen voorzien slechts in een betredingsbevoegdheid. Onder betreding valt slechts zoekend rondkijken (HR 21 oktober 2003, NJ 2007, 9, m.nt. Mevis, Tussendeur). Het verschuiven van kratten valt niet als zodanig te kwalificeren en dient dus als doorzoeken te worden aangemerkt. Mocht de rechtbank dit anders waarderen, zijn de opsporingsambtenaren toch in elk geval overgegaan tot doorzoeken door het zich toegang te verschaffen tot de kruipruimte, nu een kruipruimte niet kan worden aangemerkt als een vertrek waartoe de bevoegdheid tot doorgang in de bevoegdheid tot betreding besloten ligt (art. 9 Awbi, HR 21 oktober 2003, NJ 2007, 9, m.nt. Mevis, Tussendeur). Er was dus sprake van doorzoeking door de opsporingsambtenaren. Tot het doorzoeken van woningen is slechts de rechter-commissaris, of, onder uitzonderlijke omstandigheden de (hulp)officier van justitie bevoegd (art. 110, 97 Sv). De opsporingsambtenaren zijn hiertoe dus niet zelfstandig gerechtigd. De doorzoeking was dus onrechtmatig. Op grond van het voorgaande zal geconcludeerd moeten worden dat zowel de betreding als de doorzoeking van de woning onrechtmatig zijn geweest.

Vorm
Bij de beoordeling van de vorm zijn onder andere de volgende aspecten als wegingsfactor
meegenomen:

  • Goed geschreven vanuit rol advocaat. Dus betogend, niet voorhouden wat wel goed is gegaan en geen oeverloze uitwerking van leerstukken.

  • Geen onnodige ballast, dus geen uitweidingen die niet relevant zijn voor het betoog. In het bijzonder geen onnodig gebruik van vooraf uit het hoofd geleerde frasen: trefzeker formuleren aan de hand van de feiten van deze casus.

  • Duidelijk geschreven zonder storende taal- en schrijffouten.

  • Geen inhoudelijke onjuistheden of onzuiverheden (voorbeeld onzuiverheid: Awbi geeft geen recht tot binnentreden maar voorziet slechts in aanvullende normering. Het binnentreden van de woning was dus niet zonder grondslag, maar geschiedde zonder machtiging en om die reden is sprake van een vormverzuim).

  • Goed gestructureerd en in verhaalvorm.

  • Benoemen van de juiste artikelen en leden.

Vraag 3

Reikwijdte verdachtebegrip
Als verdachte wordt ingevolge artikel 27 lid 2 Sv aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht. Van vervolging is sprake in geval van een vordering tot bewaring, het uitbrengen van de dagvaarding, onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris (art. 181 Sv e.v.) en het uitbrengen van de strafbeschikking.
Reikwijdte begrip vervolgde in artikel 6 EVRM
In artikel 6 EVRM worden rechten toegekend aan everyone charged with a criminal offence. Van een criminal charge is volgens de Hoge Raad sprake indien vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het OM een strafvervolging zal worden ingesteld. Dit is het geval zodra de burger dat uit bijvoorbeeld een official notification of uit ander optreden van de autoriteiten kan opmaken, zoals op het moment van de inverzekeringstelling en soms bij de aanhouding of het eerste verhoor. Overeenkomst beide begrippen Het verdachte begrip in artikel 27 lid 2 Sv is gekoppeld aan de vervolgingsbeslissing. Anders dan artikel 27 lid 1 Sv kent het tweede lid niet de eis van een redelijke verdenking. Het betreft een formeel verdachtebegrip. Het begrip vervolgde als bedoeld in artikel 6 EVRM ziet op de criminal charge. In die definitie is evenmin een verdenkingsvoorwaarde ingebakken. In zoverre zou dus eveneens van een formeel begrip kunnen worden gesproken.
Verschil tussen beide begrippen
Het startpunt van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM is het moment dat een persoon uit een official notification of uit ander optreden van de autoriteiten kan opmaken dat hij in staat van beschuldiging is gesteld, zoals gezegd bijvoorbeeld bij de inverzekeringstelling en soms bij de aanhouding of het eerste verhoor. Van een criminal charge kan derhalve al op een eerder moment sprake zijn dan de vervolging naar Nederlands recht formeel aanvangt. Dat betekent dat iemand die nog geen verdachte is in de zin van artikel 27 lid 2 Sv, al wel een vervolgde kan zijn in de zin van artikel 6 EVRM.

Vraag 4

De mogelijkheid tot het horen van getuigen door de rechter-commissaris is neergelegd in artikel 210 Sv. In de fase van het voorbereidend onderzoek kan de rechter-commissaris alleen ambtshalve onderzoek verrichten indien de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt (art.182 lid 7 Sv). Deze bepaling is ook van toepassing op het horen van getuigen krachtens artikel 210 Sv. Indien het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, kan de zittingsrechter op grond van artikel 316 lid 1 de zaak terugverwijzen naar de rechter-commissaris voor het doen van nader onderzoek. Hieronder valt blijkens het tweede lid ook het horen van getuigen. Het onderzoek geschiedt overeenkomstig de tweede tot en met de vijfde afdeling van de derde titel van het tweede boek. De vraag is hoeveel ruimte de rechter-commissaris in deze fase nog heeft om ambtshalve getuigen te horen. De bepalingen van de artikelen 181-183 Sv zijn immers niet meer van toepassing (zie ook art. 316 lid 3 Sv). In deze fase ontleent de rechter-commissaris zijn bevoegdheid aan de verwijzingsopdracht (HR 3 maart 2015, NJ 2015, 311, m.nt. Borgers). In de praktijk komt het echter voor dat de zaak open of half-open wordt terugverwezen naar de rechter-commissaris. In een dergelijk geval krijgt de rechter-commissaris van de zittingsrechter de ruimte om zelf te beslissen of er aanleiding bestaat tot het horen van andere getuigen dan die in de verwijzingsopdracht genoemd.

Vraag 5

NB: Hieronder worden de belangrijkste argumenten ten aanzien van de stelling weergegeven.
Deze opsomming is dus niet uitputtend. Bij de beoordeling van de essays is er rekening mee gehouden dat over deze argumenten verschillend kan worden gedacht en dit invloed heeft op de conclusie die uiteindelijk getrokken wordt. De stelling lijkt voort te vloeien uit het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (als neergelegd in art. 1 Sv). Met dat beginsel wordt de bevoegdheid van de overheid tot het maken van inbreuken op de rechten en vrijheden van de burger gebonden aan de wet in formele zin, dit om de rechtszekerheid te bevorderen. Bij zware inbreuken op grondrechten dient er een specifieke formeel-wettelijke bevoegdheid te zijn. Echter, bij lichte opsporingshandelingen volstaat een algemene taakstellende bepaling als artikel 3 Politiewet 2012 en/of artikel 141/142 Sv (zie bijvoorbeeld HR 1 juli 2014, NJ 2015, m.nt. Van Kempen, De stille sms). Het is dus niet zo dat opsporingshandelingen alleen mogen worden verricht indien daartoe een specifieke formeel-wettelijke bevoegdheid bestaat. Als lichte opsporingshandelingen kunnen blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad worden aangemerkt opsporingshandelingen die een beperkte (of geen) inbreuk maken op grondrechten en die niet zeer risicovol zijn voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. Duidelijk is dat de beoordeling of de algemene taakstellende bepalingen volstaan als bevoegdheidsgrondslag niet op basis van strakke regels geschiedt, en sterk afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. Aan de huidige normeringswijze van lichte opsporingshandelingen zijn zowel voordelen als nadelen verbonden. Allereerst zij opgemerkt dat het onmogelijk zou zijn om iedere opsporingshandeling van een specifieke formeel-wettelijke basis te voorzien. Het voornaamste voordeel van de huidige normeringswijze van lichte opsporingshandelingen is dat hiermee voorkomen wordt dat iedere keer dat een nieuwe opsporingsmethode wordt ontwikkeld, de formele wetgever in actie zou moeten komen alvorens deze methode kan worden toegepast. De rechtspraak kan de snelheid waarmee de techYenneferogie zich ontwikkelt beter bijhouden. Tegelijkertijd stelt de rechtspraak ook grenzen aan de creativiteit van opsporingsambtenaren, wanneer fundamentele rechten en/of de integriteit van het overheidshandelen onder druk komen te staan.

Het voornaamste nadeel van deze normeringswijze is dat, juist omdat deze zich kenmerkt door een zeer casu•stische benadering, het tot rechtsonzekerheid kan leiden, zowel bij de opsporingsambtenaar als bij de burger, met alle gevolgen van dien: twijfel bij de opsporingsambtenaar of een bepaalde methode mag worden toegepast, waardoor hij deze achterwege laat (waarmee ingeleverd wordt op het vlak van de effectiviteit van de opsporing), of waardoor hij juist de grenzen opzoekt (waardoor bij de burger de indruk kan ontstaan dat ingeboet wordt op het gewenste niveau van rechtsbescherming). Om dit nadeel te ondervangen stelt Borgers voor om lichte opsporingshandelingen nader te normeren aan de hand van de algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met deze normeringswijze wordt enerzijds flexibiliteit geboden, en anderzijds rechtszekerheid. Daarnaast is er democratische controle op de totstandkoming van de AMvB. Toch zullen er ook bij deze normeringswijze discussies blijven bestaan over de toelaatbaarheid van lichte opsporingshandelingen, zodat rechterlijke controle nodig blijft. Het is dus niet zo dat opsporingshandelingen alleen mogen worden verricht, indien daartoe een specifieke formeel-wettelijke bevoegdheid bestaat. Er kan echter worden betoogd dat de huidige normeringswijze van lichte opsporingshandelingen te casu•stisch is en tot rechtsonzekerheid leidt. De suggestie van Borgers om deze opsporingshandelingen nader te normeren aan de hand van de AMvB zou uitkomst kunnen bieden.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefenbundel

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2018/2019

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2018/2019


Vragen

Vraag 1

Het hoger beroep is sinds 1926 grotendeels ongewijzigd gebleven. Dit is veranderd toen in 2007 de Wet stroomlijnen hoger beroep in werking is getreden, waarmee het voortbouwend appel is geïntroduceerd. In het kader van de modernisering van het
Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld om de regeling van het hoger beroep opnieuw te wijzigen, in die zin dat wordt verder gegaan op de ingeslagen weg. In zijn artikel beschrijft G. Pesselse drie mogelijke wijzen hoe vorm kan worden gegeven aan een hoger beroep met een verdergaand voortbouwend karakter.

Leg uit wat wordt bedoeld met ‘voortbouwend appel’. Bespreek op basis van het artikel van Pesselse twee van de drie wijzen hoe vorm kan worden gegeven aan een hoger beroep met een verdergaand voortbouwend karakter. Welke wijze heeft de voorkeur van de moderniseringswetgever (zowel in de Contourennota als in het conceptwetsvoorstel)? Reflecteer daarbij op de voor- en nadelen van het door de moderniseringswetgever voorgestelde stelsel van hoger beroep vergeleken met de regeling van het hoger beroep van voor de wetswijziging van 2007. (10 pnt)

Vraag 2

Geef aan wat de unus testis-regel inhoudt en aan de hand van welk criterium de Hoge Raad die regel invult. Geef aan de hand van een bespreking van twee arresten van de Hoge Raad uw beredeneerde mening over de vraag of de Hoge Raad deze regel uitholt en of bijstelling van de jurisprudentie wenselijk zou zijn. (10 pnt)

Vraag 3a

Opsporingsambtenaren Daniel en Aisha ontvangen een anonieme tip waarin wordt verteld dat er een netwerk aan mensen is wat scooters steelt en verkoopt. De werkwijze is redelijk onconventioneel. De leden van het netwerk lopen de straten van Den Haag af en kijken of ze een mooie scooter zien. Ze maken hier foto's van en zetten deze foto's vervolgens op een Vraag en Aanbod pagina van Facebook. Als er dan iemand op reageert gaan ze de scooter pas echt stelen en verkopen deze vervolgens door aan degene die had gereageerd. De kopers hebben op deze manier niets door. Daniel en Aisha willen deze bendeleden snel opsporen. In overleg met de OvJ zijn ze tot het volgende plan gekomen: Ze gaan een bod doen op één van de scooters op Facebook. De foto is vrij helder en er is duidelijk te zien dat de scooter op de Hooigracht in Den Haag staat. Daniel en Aisha besluiten de dieven voor te zijn en gaan wachten in de buurt van de scooter. Circa tien minuten na aankomst zien ze twee personen, Jaap en Ria, die met een ingenieus apparaatje de scooter van het alarm halen en een schroevendraaier gebruiken om contact te maken. Ze lopen rustig met de scooter weg. Daniel en Aisha rennen op ze af en houden ze gelijk aan. Ter zitting betoogt de raadsman van verdachte Ria 

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (2)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (2)

Oefententamen 2017/2018 bij het vak Strafprocesrecht - Universiteit Leiden - Rechtsgeleerdheid - Bachelor 3


Vragen

Vraag 1

In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering is voorgesteld om een nieuw artikel in het leven te roepen waarmee ‘stelselmatige locatiebepaling’ mogelijk wordt gemaakt.
Artikel 2.8.2.10.1 1. [...] De officier van justitie [kan] bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig en met een technisch hulpmiddel de locatie bepaalt van de persoon ten aanzien van wie de bevoegdheid wordt uitgeoefend. Uit de toelichting blijkt dat met dit artikel onder meer gedoeld wordt op de opsporingsmethoden die bekend staan als de ‘stille sms’.

Formuleer wat het voordeel van een formulering zoals deze is versus de momenteel geldende criteria van ‘stille sms-jes’. Neem in jouw antwoord mee:

  1. de huidige wettelijke grondslag van deze opsporingsmethode
  2. in hoeverre het gebruik hiervan thans rechtmatig is
  3. in hoeverre u meent dat de huidige grondslag overbodig zal worden indien bovenstaand artikel kracht van wet krijgt.

Vraag 2a

In de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van artikel 6 lid 3 sub d EVRM is een belangrijke rol weggelegd voor ‘compenserende factoren’. Leg uit wat in deze context wordt verstaan onder hetbegrip ‘compenserende factoren’. Structureer uw betoog aan de hand van de volgende deelonderwerpen:

(a) bespreek de ratio van het ondervragingsrecht en (b) in het licht hiervan de relevantie van ‘compenserende factoren’; (c) noem tenminste drie voorbeelden van compenserende factoren zoals deze in de jurisprudentie van het EHRM naar voren komen; (d) leg uit hoe compenserende factoren zich – in de context van het ondervragingsrecht – verhouden tot het begrip ‘steunbewijs’.

Vraag 2b

Is naar uw mening de relevantie van compenserende factoren toe- of afgenomen als gevolg van het arrest Schatschwaschwili t. Duitsland? Motiveer uw antwoord. U hoeft bij uw antwoord slechts de voor dit vak voorgeschreven literatuur en jurisprudentie te betrekken.

Vraag 3

Verdachte Billy is gedagvaard voor overtreding van art 312 lid 1 Sr. Het dossier bevat de volgende bewijsmiddelen:

a. Ene verklaring van Alejandro, afgelegd bij de politie, voor zover relevant inhoudende: “Ik heb Billy ontmoet in de lobby van hotel de Lachende Koe in de Balistraat straat te Amsterdam op 12 maart 2014. Wij zijn daarvoor via Tinder met elkaar in contact gekomen. We zijn naar de bar gegaan en hebben samen wat biertjes gedronken. Ik heb het idee dat hij toen iets in m’n biertje heeft gestopt toen ik even naar de wc ging, want ik voelde met na een aantal slokken heel loom. We hebben de bar enige tijd later verlaten en zijn langs de grachten gaan lopen. De details herinner ik niet goed meer tot het moment dat de adrenaline ging werken toen Billy probeerde mijn portemonnee te stelen. Ik heb nog gevochten met hem maar gaf het snel op toen

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (1)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Casus I

Hadrian is sinds kort begonnen met vloggen. Omdat het gewenste aantal views op YouTube uitblijft, besluit hij het over een andere boeg te gooien en avontuurlijker vlogs te maken. Hadrian weet dat op de bovenste verdieping van de flat waar hij woont een luik de toegang verschaft tot het dak van de flat. Hij trommelt zijn vlogvrienden Royce en Magnus op en gezamenlijk betreden zij het dak. Zij spreken af dat Royce en Magnus aan de rand van de flat gaan hangen en dat Hadrian alles filmt met zijn camera. Nadat zij weer met beide benen op het dak staan, willen zij het hier niet bij laten. Hadrian merkt op dat aan de andere kant van het dak een kat in de zon ligt. Hij geeft zijn camera aan Royce en vraagt hem alles te filmen. Stilletjes loopt hij op de kat af en grijpt deze. Vervolgens gooit hij de kat over de rand van de flat naar beneden. Magnus, die zijn laptop bij zich heeft, plaatst de beelden direct op YouTube. Alric, die in de naastgelegen flat woont en op zijn balkon een sigaretje aan het roken was, heeft alles gadegaslagen en belt de politie. Hij geeft het signalement van Hadrian door en vertelt wat hij precies heeft gezien. Van deze verklaring en de beelden die inmiddels op YouTube staan en waarop Hadrian duidelijk herkenbaar te zien is, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hadrian wordt hierop aangehouden ter zake van het delict omschreven in artikel 350 lid 2 Sr en meegenomen naar het politiebureau. Nadat hij is opgehouden voor onderzoek en in verzekering is gesteld, vordert de officier van justitie de bewaring van Hadrian. Hadrian moet immers nog een aantal keer worden verhoord, aldus de officier van justitie. De advocaat van Hadrian stelt dat de vordering van de officier van justitie aan alle kanten rammelt. De vordering dient volgens hem dan ook te worden afgewezen.

Vraag 1

U bent rechter-commissaris in deze zaak. Neem een gemotiveerde beslissing op de vordering tot bewaring van Hadrian.

Casus II

Bij de politie Oost-Nederland is een anonieme tip binnengekomen dat verdachte Geralt C., woonachtig aan de Pauluslaan 24 in Tilburg zijn geld zou verdienen met de handel in verdovende middelen. Volgens de tipgever zou hij de drugs vanuit zijn woning verkopen. Een check in de Basisregistratie personen leert dat op dat adres inderdaad een persoon met die naam staat ingeschreven. Daarop besluiten opsporingsambtenaren Yennefer en Vesemir nader onderzoek in te stellen door op een zaterdagavond een tijdje voor de woning aan de Pauluslaan te posten in hun surveillanceauto. Zij zien in een periode van twee uur een komen en gaan van mensen die telkens voor korte periode in de woning aanwezig zijn en vervolgens weer vertrekken. Zij herkennen daarbij een aantal personen ambtshalve als drugsgebruiker.

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1 (15 punten)

Keulen en Knigge stellen dat het hoger beroep als een voortbouwend appel is vormgegeven en dat daarmee een ‘middenweg’ wordt bewandeld. Wat wordt bedoeld met de typering ‘voortbouwend appel’ en met de stelling dat met de vormgeving van het hoger beroep als een voortbouwend appel een middenweg wordt bewandeld?

Vraag 2 (25 punten)

Na afloop van een voetbalwedstrijd op een zondagmiddag in Rotterdam loopt het uit op rellen. Paul, doorgewinterd hooligan, botviert zijn agressie op een bushokje door met een stalen staaf tegen het glas te slaan. Terwijl hij bezig is, begint de politie met het schoonvegen van de straat. Paul slaat op de vlucht en springt daarbij in een bouwcontainer. Als agenten roepen dat hij er uit moet komen, beseft Paul dat het spel over is en roept naar de agenten dat hij zich over geeft. Hij probeert daarop uit de container te klimmen om zich te laten aanhouden. Dit lukt hem echter niet direct, de container is te hoog en Paul heeft bovendien te veel gedronken. Op dat moment laat een van de agenten een politiehond los, die daarop in de container springt en Paul enkele keren in zijn arm en been bijt, waarna toegesnelde agenten de hond wegtrekken en Paul aanhouden. Aan dit voorval houdt Paul enkele bijtwonden en blijvende littekens over.

Op het bureau wordt Paul behandeld voor zijn verwondingen en daarna verhoord. Aan het eind van het verhoor biedt Chris, politieagent en tevens de verantwoordelijke hondengeleider, Paul zijn excuses aan voor de hondenbeten. Hierbij geeft hij te kennen dat de betrokken hond de reputatie heeft van een ‘echte terriër’ en soms moeilijk in toom te houden is. Chris geeft hierbij tevens aan dat hij er op zal toezien dat deze zaak niet zal worden doorgestuurd naar de officier van justitie, zodat Paul er van uit kan gaan dat hij niet ter zake van dit feit zal worden vervolgd. Als Paul is heengezonden, besluit de coördinerend politiecommissaris echter anders. Voetbalvandalisme is immers een speerpunt en het OM hanteert op dit vlak een zerotolerancebeleid. Enkele maanden later wordt Paul toch gedagvaard voor het beschadigen van het bushokje.

U bent advocaat van Paul. Schrijf een verweer waarin u ingaat op zowel de gedane toezegging als de inzet van de politiehond, alsmede op de hieraan te verbinden consequenties.

Vraag 3 (25 punten)

Aan verdachte, Daan, is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 3 september 2015 te den Haag, althans in Nederland, Guido heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die Guido een mes getoond en hem, die Guido, daarbij (meermalen) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik vermoord je’. In het procesdossier bevinden zich de volgende processen-verbaal, waarvan de redengevende inhoud hieronder beknopt wordt weergegeven:

  • een proces-verbaal van
.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (1)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (1)


Vragen

Casus 1

U bent officier van justitie. Op uw bureau ligt een dossier over verdachte Berend L., dat is voorbereid door een parketsecretaris. In het dossier bevinden zich de volgende stukken (die aan alle daarvoor geldende vereisten voldoen):

  1. Een proces-verbaal van aangifte van vernieling gedaan door Arnold Claessens met de volgende inhoud: “Vandaag 12 november 2015, om 14.30 uur, heb ik mijn auto voor de deur van mijn woning aan de Dorpsstraat 22 in Leiden gezet. De passagierskant stond aan het trottoir en de bestuurderskant aan de kant van de weg. Het betreft een rode Kia Rio met het kenteken 9 ABT 66. De auto is mijn eigendom. Vandaag 12 november 2015 omstreeks 18.45 uur was ik thuis. Ik hoorde dat de bel ging. Toen ik de deur open deed, herkende ik de buurvrouw Ria van der Sloot uit mijn straat. Ik hoorde dat zij tegen mij zei dat zij de buurman van nummer 24 (verdachte) langs mijn auto had zien lopen. Zij vertelde aan mij dat zij had gezien dat deze buurman (verdachte), op de rijbaan langs mijn auto liep. Zij vertelde mij dat zij had gezien dat hij moedwillig met sleutels die hij in zijn hand had, langs de zijkant van mijn auto kraste. Toen ik naar mijn auto ging kijken zag ik dat er een verse grote kras over het bestuurdersportier van mijn auto liep. Ik zag dat de kras wit was. Ik zag dat deze kras liep vanaf het linker voorportier tot aan de linker wielkast voor."

  2. Een proces-verbaal van verhoor van getuige Ria van der Sloot door de politie met de volgende inhoud: “Ik verblijf regelmatig bij mijn vriend aan de Dorpsstraat 19 in Leiden. Op maandag 12 november 2015 omstreeks 18.40 uur stond ik voor het keukenraam van die woning en zag ik de overbuurman van nummer 24 (verdachte) in de straat lopen. Ik zag dat hij vreemd rond de rode auto van de buurman van nummer 22 liep. Ik hield hem in de gaten en zag dat hij heel dicht langs de linkerzijde van de auto liep. Ik zag dat de overbuurman van 24 (verdachte) een sleutel in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij vervolgens met een sleutel langs de linkerzijde van de auto kraste. Ik zag dat dit ter hoogte van het bestuurdersportier was. Ik ben direct naar de eigenaar van de rode auto gelopen die op nummer 22 woont. Ik hoorde dat de kras er voorheen nog niet zat. De buurman van nummer 22 heeft vervolgens de politie gebeld."

  3. Een proces-verbaal van bevindingen waarin verbalisanten (opsporingsambtenaren) het volgende relateren: “Tijdens onze dienst op 12 november 2015 omstreeks 18.45 uur kregen wij van de meldkamer de opdracht te gaan naar de Dorpsstraat 22 in Leiden, alwaar een

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (2)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (2)


Vragen

Vraag 1

Gerrit heeft een schuld bij Carlton. Als Gerrit weigert om deze te betalen, komt Carlton verhaal halen. Hij wacht tot de nietsvermoedende Gerrit zijn woning verlaat en schiet een aantal keer gericht op hem. Gerrit wordt geraakt in zijn bil en zijn schouder, maar weet te ontkomen. Hij doet direct aangifte bij de politie, die een onderzoek instelt.

De schietpartij is gadegeslagen door meerdere getuigen. Agenten trachten Carlton op te sporen, maar hij blijkt onvindbaar te zijn. De agenten besluiten, na toestemming van de Officier van Justitie, tot de inzet van een zogenaamde stille sms: een technisch hulpmiddel waarmee het geografisch gebied kan worden afgebakend waarbinnen de GSM van verdachte – het telefoonnummer was reeds bekend bij de politie - zich bevindt. Gedurende tien dagen wordt tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden.

Het gebruik van deze methode leidt ertoe dat de verdachte kan worden gelokaliseerd en kan worden aangehouden. Ter terechtzitting eist de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren voor poging tot moord.

U bent advocaat in deze zaak. Uw cliënt is van mening dat met het gebruik van de stille sms-sen door de agenten inbreuk is gemaakt op zijn privacy. Schrijf het verweer dat u namens uw cliënt zou voeren.

Vraag 2

In principe heeft de verdachte recht op kennisneming van processtukken en verkrijging van afschriften. Toch is het de officier van justitie toegestaan de kennisneming van bepaalde processtukken tijdelijk te onthouden. Leg uit in welke situatie en ten aanzien van welke processtukken de officier van justitie deze bevoegdheid heeft en hoe in de wet tot uitdrukking komt dat deze onthouding in beginsel van tijdelijke aard is.

Vraag 3

Leg uit wat het vertrouwensbeginsel inhoudt, in welke context dit beginsel in het strafproces een rol speelt en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een beroep op het vertrouwensbeginsel te laten slagen.

Vraag 4

Een verdachte wordt vervolgd ter zake van verboden wapenbezit, nadat er wapens zijn aangetroffen in zijn woning bij zijn aanhouding in die woning in verband met een ander strafbaar feit. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verbalisanten op grond van artikel 55 lid 2 Sv de woning zijn binnengetreden, daarbij beschikten over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 Awbi, zich legitimeerden en mededeelden wat het doel van binnentreden was. Voorts blijkt dat de verdachte op het moment van aanhouding naar één van de wapens probeerde te grijpen, die duidelijk zichtbaar verspreid door de woonkamer lagen. De verbalisanten zijn vervolgens direct tot inbeslagname van de wapens overgegaan.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank betoogd dat het bewijs (de inbeslaggenomen wapens) onrechtmatig is verkregen en derhalve niet gebruikt mag worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1694
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.