TOE Aantekeningen hoorcolleges Kwalitatief - Universiteit Utrecht

Werkgroep 7

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving 
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Alternatieve hypothese

Al voordat je je data ging verzamelen heb je op basis van de theorie en je verwachtingen een keuze gemaakt voor de hypothesen die je met elkaar gaat vergelijken (stap 1 in het toetsproces !). Dat bepaal je dus niet op basis van de data als bijvoorbeeld in de steekproef blijkt dat jongens hoger scoren dan meisjes.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Samenvatting

- Met een betrouwbaarheidsanalyse ga je na of de items waarmee je denkt het abstracte construct gemeten te hebben samenhangen.

- Zoek naar inhoudelijke verklaringen als de betrouwbaarheidsanalyse aangeeft dat een item wellicht wat minder goed in de schaal past: waarom past dit item uiteindelijk toch niet zo goed in de schaal als we tevoren dachten? Inhoudelijke overwegingen zijn doorslaggevend bij de vraag of een item verwijderd moet worden!

- Realiseer je bij het uitvoeren van nulhypothese significantie toetsing (NHST) dat het om kansberekening gaat: statistische toetsen bieden geen zekerheid!

- Voor de wijze waarop je resultaten rapporteert verwijzen we je naar het document Tips Wetenschappelijk schrijven op Blackboard. Voor de rapportage van Bayesiaans uitgevoerde analyses verwijzen we naar pagina 46 in de BF tutorial (waarvan je delen al eerder hebt gelezen).

Succes met je eigen analyses!




Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Kwalitatief Hoorcollege 1

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Herhaling KOM: interviews

bij kwalitatief gaan we iteratief te werk, slaan hypothesen over.

Semi-structured is met topic list.

Reactiviteit: of mensen eerlijk kunnen en willen antwoorden.
focusgroep en interview zijn heel andere vormen. Focusgroep is minder diepte en meer interactie.

Interviews is gesprek met vragen en antwoorden. Inhoudelijk juiste vragen stellen en motiveren van antwoorden geven. Dus interveiwer moet veel doen.

Vormen en verloop van interviews

Face to face interview is waar we meestal over hebben. Via telefoon kan ook. Maar je ziet minder emoties. Maar voor meer feitelijk/gestructureerd kan het wel. Online iets minder persoonlijkheid erbij. Go-along interview is beetje etnografisch: dan blijf je lang bij mensen en hou je af en toe interveiws. Je bent echt aan het mee doe doen daar. Ethnograifsch is korte vorm daarvan: dan interview je degene in normale dingen die diegene doet. Das dus geen face to face, want dat is een vreemde situatie.

Elk interview bestaat uit aantal stages. Je geeft hier ook intro van jezelf. Daarna naar introductie van onderzoek, daar consent ook, wat gebeurt met data enzo. Dan pas begint echte interview. Dan nog erg aftasten. During interveiw: je wil in vertrouwensband komen zodat je main topic veel gaat opleveren. Geef waardering als iemand uitgebreid antwoord geeft. Stilte laten vallen is eerste manier van probing: laten weten dat je meer wil weten. Daarna kan je geluidje maken of rechstreeks vragen. Allemaal manieren van probing. Stage 5: positief eindigen, wat is laatste onderwerp om repsondent terug te brengen naar dagelijks leven. En daaarna afronden. Stage 6 door effect: je moet niet iemand met suicidale gedachten naar buiten gaat. Als hele spanning eraf is willen ze bepaalde dingen zeggen. Dus niet gelijk recorder uit, maar laat respondent nog even zitten en koetjes en kalfjes en dan opletten op wat nog gezegd wordt. Hiervoor field notes ook.

Focusgroepen

Je leert kwalitatief onderzoek door het te doen. Eerst weer kijken wat we er nog van weten. Focussen op verschillende lijnen. 1 lijn is moderator gesprek leiden, probeeren dat iedereen aan het woord komt. Interactie tussen mensen ben je vooral benieuwd naar. Proces boeiender dan antwoord. heterogene groep qua ideeen, homogene groep qua achtergrond.

Het is geen groepsinterview, want interactie gaat niet via moderator. Zij gaan met elkaar in gesprek, moderator breekt alleen in indien nodig. Moderator probeert gesprek natuurlijk laten verlopen. En daarbij diagnosticeren problemen, stimulerne van nieuwe ideen, evaluaren programmas en interpreteren van quantiatief onderzoeksresultaten (1 probleem van verschillende kanten bekijken: cijfers ervan bekijken enkijken wat zon groep ervan vind; of je wil kijken of je respondenten goed heb begrepen). Het is iig niet het doel consensus te bereiken; nuances en verschillen zijn belangrijk.

Wat echt fout kan gaan. Niet jusite vragen stlelen, hele andere topics, geen groepsinteractie, lastig plannen van focusgroep, moeilijke analyse omdat er niet 1 niveau is maar wel 3 (intragroep proces, individueel level, intergroup (tussen verschillende groepen))

Geen focus groep doen als er commitments zijn die je niet kan bewaren. Zoals beloven info niet delen terwijl je quotes opneemt in artikel. Niet alles is geschikt om te bespreken. En bijv durf je wel alles te zeggen over collega’s als die collega’s erbij zitten. Dan kan het ook nog zijn dat participanten niet chill zijn met elkaar. Neem daarom 3 a 4 uur zodat ze elkaar goed genoeg kennen om dingen te delen.

Hoe houd je focus groepen? Plannen, mensen verzamelen, uitvoeren door modereren en erna analyseren en opschrivjen van resultaten.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving 

Vormen van focusgroepen, topic lists & memo's

Verschillende fases hoe een groep ontwikkelt. Nadat bepaald is wat de groep is, komt fase van storming, dan kijk je wat hierarchie is. Daarna vaststellen van normen (ook impliciet). Daarna performing, dan pas presteren, dus daadwerkelijke onderwerp waar je ht over wil hebben (dit kan niet al als de groep nog geintroduceerd wordt aan elkaar). Vervoling adjoinin (groep gaat uit elkaar, of je later nog contact hebt).

Tussen 6 en 10 deelnemers aan focus groep. Kleiner verlies je waarde aan interactie. Heterogrene groep binnen homogene setting. Zelfde ideen/zelfde niveau, maar verschillende meningen, maar dus niet te uitlopend. Soms al gebruik van bestaande groepen. Zoals collega’s. voordeel is dat ze al vertrouwd zijn met elkaar. Groep size hngt vooral af van onderwerp en gevoeligheid. Bij gevoelig is kleline groep beter bijv. Als je in heel klein deel van veld it kan je ook niet met grote groep werken, maar bij brede onderwerpen wel.

Two-way focus groep laat je 2 groepen tegelijk. Als ene groep praat, houdt andere mond. Meer tijd voor nadenken en interessante interactie.
dual moderator: ene meer gesprek, andere meer inhoudelijk.
dueling moderator: moderatoren meer tegenover elkaar, kan helpen om te laten zien dat men oneens mag zijn. Je moet wel opletten dat je niet te veel stuurt dan.
respondent moderator: moderator houdt zijn mond nadat introductie is geweest. Hier leer je wel van van wat er gebeurd.
online focus groeps: in chat room of bulletin board. In chat kan iedereen tegelijk praten. Bulletin board is gedurende een week reageren op elkaar. Kost meer tijd.

Grofweg belangrijk het volgdne. Bedenk van tevoren vragen en opmerkingen zodat je verder kan.

Topic lijst: onderwerpen die je wil bespreken en mgoelijk vragen bij. Zorg dat je niet vergeet wat je wil bespreken. Vooral hanidg als je vershcilende onderozekers heb, dat het hetzelfde geformuleerd wordt. Volgorde ook belangrijk hetzelfde. Wees kritisch, maar gooi niet alles overhoop, vraag anders van tevoren ana te passen. Print kopjes uit, beter dan laptop die tussen jou en respondenten in staat.

Eliciterende vragen: vragen die reactie uitlokken. Vragen die je kan stellen en daarom bij topic lijst staan. Kan je afchecken, dan hoef je er niet meer over na te denken en kan je makkerlijker erdoor heen.

Memo’s en recording. Memo gaat grofweg over alles wat relevant is voor onderzoek. Bijv wanneer iemand kont binnenlopen en wat toen gebeurde. Op later moment zijn memo handig.
recording data à transcriberen. Kost veel tijd.
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

In deze les heb je je kennis over interviews en focusgroepen verdiept. 

Je kunt meer oefenen met de leerstof door het maken van de volgende exercises.

 

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving




Verschil tussen probe en prompt!![SJ(1] 

Kwalitatief Hoorcollege 2

 

In deze les staan de links naar verschillende video-clips van stukken van de hoorcolleges van vorig jaar. Na elke video-clip kun je een aantal vragen over de inhoud van de video beantwoorden. 

De onderwerpen die in deze les aan bod komen, zijn:

  • inductieve analyse
  • open, axiaal en selectief coderen
  • dataverzameling middels observaties

 

Introductie kwalitatieve analyse incl. recap KOM

Data analyseren
zodra goed opgeslagen en voorbereid voor analayseren (transcriberen) dan data reducatie. Anders zie je nuances niet meer. Daarna systematisch te werk gaan door coderen van data. Dan opstellen en toetsen van model. Inductief proces van data naar algemene theorie. En testen: deductief of theorie past bij data.

Iteratieve processen: dat heen en weer gaan van data anslyeren naar nieuwe data verzamelen en zo door blijven gaan.

3 soorten codes. Atribute:achtergornd info. Index: onderwerpen/functionele code/defintie/functie (maar niet nihoudelijk). Analytisch: inhoudelijk, bedoeling van stuk tektst. Grounded theorie: alles wat je bedenkt moet fundament vinden in de data. Dat past bij analytische codes. Daarom moet je blanco in data gaan. Dan is theorie dus wel gebaseerd op data. Grounded theorie beschrijft 3 fases van coderen.

Let op 3 vormen hierna en grounded theorie is iets anders. Zijn soorten van coderen.

 

Terminologie inductieve analyse

Deductief: je begint met brede algemene theorie en gaat testen of dat ook zo is in jouw data.
inductief: beginnen met data en bouwen uit naar theorie puur geformuleerd op basis van data.
veel idncutieve onderzoeken laten ook wel dedcutieve aspecten zien.
termen:
-sensitizing concepts: expliciet maken, nog wel inductief onderzoek, maar wel soort lens waardoor we naar data kijken. Concepten vanuit literatuur die relevant kunnen zijn. Bijv als rolmodellen uit literatuur komt is dat concept dat je eerder in data ziet. Dus niet nieuwe tehroei vinden, maar voortbouwen erop. Maar let op dat je geen tunnelvisie heb. Theoretische triangulatie kan helpen om te kijken of klopt of niet.
-a priori codes: codes van te voren opgesteld. Di ekomen van abstracte concepten hoe ze naar voren kunen komen in de data. Heel strikt komen ze dus wel uit de literatuur.
-constant comparison: als 1 respondent er net niet in past. Je meot dan nieuwe theorie aanpassen op laatste. Alle data en model moeten in overeenstemming zijn.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
 

Introductie open coderen

Welk model is erg afhankelijk van je studie.

Je begint met open coderen. Dan heb je berg aan ruwe data. Met open codern kn je tekst uitpluizen en data behapbaar maken. Segmenetern van data en lablen met code. Open code: Wat er inhoudelijk gebeurt in stukje tekst. Bij functionele code lukt dat niet. Je moet op zoek naat zin of sutkje dat iets betekent. Evwnicht: niet te lange stukken maar ook niet te kort, aners onoverzichtelijk. Ander evenwicht is lengte van open code: code moet niet te lang zijn, maar moet wel aangeven wat inhoudelijk gebeurt. Helde ren bepaalde mate van specifiteit.
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Open coderen nader toegelicht

De tekst die gecodeerd wordt vind je terug in slide 18 van dit college.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Bos van data waaruit we losse bomen knippen. Pad is niet relevant. Enkele code is niet gelijk te vinden. Visualisatie open coderen
als eerste tekst goed doorlezen
wat wordt er nou mee bedoeld? Welke thema’s? interpreteren. Je kan eerst 2 verschillende codes maken en later plakken als het toch onder dezelfde noemer valt. Je merkt snel genoeg welke nuances relevant zijn en wleke niet.
altijd nadenken past het wel echt bij onderzoeksvraag. Anders niet coderen. Kijken naar concepten die eerder voorkwamen of die je erder had gemaakt uit interveiw of door a priori codes. Past het bij meerdere labels of wordt echt iets nieuws gezegd.
kinds of drugs is functioneel, het vertel niet per se wellke drugs gebruikt worden.

merk op dat veel codes uit klein stukje tekst mag halen.
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Saturatie en axiaal coderen

In open coderne voegen we dus nog data toe. Want misscien passen we topic lijst aan of vragen ander vragen. Als je merkt dat je geen neiweu codes meer nodig hebt bij open coderen, dan saturatie en dan doorgaan naar axiaal coderen. Daarmee structuur aanbrengen in data. Terug in elkaar zetten van data maar dan op andere manier om tot defintief model te komen. Doel is structuur vinden en hoofdthema’s onderscheiden in de data. Axiale codes of hoofdcodes, thema’s of categorieen. Blijf kijken of je het onder je axiale codes onder kan brengen en of het misschien anders kan. Dor aantal stappen.
eerst kijken klopt het wel? Werken de data wel, moet ik niet wat samenvoegen? Daarna kijken of data toch niet bij andere code passen? Codes en data opschonen dus en codes eventueel weggooien . dit proces loopt rouwens door elkaar. Je kan hoofdcode/axiaal code maken over verschillende. Kan inhoudelijk of functioneel. Bijv allemaal defintief van samenwerken dan fucntioneel maar kan ook inhoudelijk zijn. Kan je beschrijven waarom stuk tekst onder bepaalde codevalt? Zo ja, dan ben je ver in codeer proces. Als dat niet kan, heb je nog niet genoeg helderheid dus moet je meer data verzamelen en dus in interveiws sturen naar dat onderwerp. Als op gegeven moment geen nieuwe inzichten, dan saturatie bereikt. Bij saturatie dus 2 verschillende idngen: bij open coderen is dat je geen neiuwe codes meer nodig hebt om data te omschrijven, terwijl bij axiaal coderen geen nieuwe hoofcodes meer nodig/structuur okee.

voorbeeld van structuur. 2 hoofdcodes met open codes eronder. Leuke manier voor axiaal coderne is met post its op muur.
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving 
 

Selectief coderen

Heel afhankleijk van odnerzoek. Hoofdcodes aan elkaar linken, maar dus heel afhankelijk. Daarmee wil je model ontwikkelen.

Vragen die je kan stellen? Belangrijke themas, boodschappen van respondenten, zoeken naar links tussen hoofdcodes (afstand nemen kan daarbij helpen),

Model maken kan helpen voor overzicht.                 

3 vormen van saturatie
open coderen à we heoven geen nieuwe codes meer
axiaal coderen à we leren niks nieuws meer over structuur die we hebben gemaakt, we hoeven geen aanscherpingen te doen in hoofdthema’s
selectief coderen à we leren niks nieuws over de verbindingen tussen de onderdleen van het model of zelfs we kunen precies verklaren wat er gebeurt

3 typen codes, daarnaast heel andere manier is namelijk fases van coderen. Dus types codes vs wijzen van coderen. Dus echt wat anders.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Observaties

3 keuzes in kom behandeld. Particpant vs non-participerend. Als reactiviteit dan miss verhuld. Maar ethisch is dat lastig.

Wie ben je zelf als onderzoeker? Subjectivity statement: wat neem jij mee wat bepalend is voor het onderzoek. Over na denken hoe je gaat observeren, omdat jouw achtergrond invloed kan hebben waardoor je subjectieve positie kan hebben. Dus nadenken over invloeden waar jij niks aan kan doen.

Fixed kan je niks aan doen, subjectiev is jouw standpunten enzo.

Zelf uitkomen vereschil tussen systematisch en participerende observatie

Deel van observatie kan echt maar een deel van de werkelijkheid weergeven. Blijf openstaan voor nieuwe observatie.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving 

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
verschil tussen sensitizing en a priori codes?





LET OP![SJ(2] 

K1A: Data importeren in NVIVO

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Selecteer alle interviews en klik op Open. Klik in het volgende scherm op Import om de interviews te importeren. 

K1b: Data open coderen in NVivo

Inductief coderen start met open coderen. Bij open coderen richt je je op de volgende vragen:

  • Welke fragmenten zitten er in de tekst?
  • Waarom is dat fragment een betekenisvol geheel?
  • Is het relevant voor het onderzoek?
  • Welke naam (code) past er bij een fragment?
  • Zijn er fragmenten in de tekst die bij vergelijking dezelfde code of juist een andere code moeten krijgen?

Om te bepalen of een fragment relevant is is het belangrijk om naar de onderzoeksvraag te kijken. De onderzoeksvraag in dit onderzoek is Hoe geven mensen met chronische pijn hun leven vorm?

 

Lees eerst het heel interview 1 door en zoek eventueel woorden die je niet kent op. Ga vervolgens het interview open coderen door relevante fragmenten van een code te voorzien die dicht blijft bij de woorden van de geïnterviewden. Je kunt of in het Engels of in het Nederlands coderen. 

Nog een tip voordat je aan de slag gaat:  je kunt Highlight en Coding stripes aan of uit zetten, wat voor jou het prettigst werkt, door op de betreffende knop te klikken en ‘all coding’ aan te klikken.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Op de volgende pagina's wordt nog ingegaan op het open coderen (in NVivo)!

 

Aanwijzingen bij open coderen:

  • Codeer altijd met je onderzoeksvraag in het achterhoofd: stukken die geen antwoord geven op je onderzoeksvraag of hier niet relevant voor zijn hoef je niet te coderen.

 

  • Codes moeten inhoudelijk zijn, en niet functioneel. Ze moeten dus weergeven wat er in de tekst vermeld staat. Je zou op basis van de code moeten kunnen voorspellen wat er in de tekst heeft gestaan.

      • Verder is het belangrijk dat codes geen 'container begrippen' zijn. Gebruik dus geen codes als 'voordelen', 'nadelen', 'symptomen'. Kun je op basis van een dergelijke code voorspellen wat er in de tekst heeft gestaan?
      • De gecodeerde tekst moet ook de context van de uitspraak bevatten. Dus als een respondent bijvoorbeeld aangeeft 'het heeft me geholpen' moet ook het deel van de tekst worden meegecodeerd waarin de respondent aangeeft dat dit betrekking heeft op medicatie. Ook hier kun je weer de vraag stellen: kun je op basis van de code voorspellen wat er in de tekst heeft gestaan?
  • Plaats niet teveel stukken tekst onder dezelfde code in de fase van open coderen. Maak juist unieke codes aan, later kunnen deze worden samengevoegd. 

 

Hoe codeer je in NVivo?

Selecteer het tekstdeel dat je wilt coderen, klik met de rechtermuisknop en klik dan op nodes: hierin kun je nieuwe codes aanmaken of bestaande selecteren. 

Door aan de linkerkant op Nodes te klikken krijg je een overzicht van de codes die je al gebruikt hebt.

Tip: blijf bij het open coderen zo dicht mogelijk bij de woorden van de respondent. Een code ‘voordeel’ is niet behulpzaam bij het ontwikkelen van een theorie omdat de inhoud van het voordeel ontbreekt. Focus dus op de inhoud!

Nogmaals de onderzoeksvraag: Hoe geven mensen met chronische pijn hun leven vorm?

Sla je project regelmatig op! Het open coderen van het eerste interview in dit practicum in NVivo kost minimaal 30 minuten, de volgende gaat waarschijnlijk sneller! Succes!

 

Hieronder zie je een voorbeeld van een deel van de codering van het eerste interview. Benadrukt moet worden dat dit een voorbeeld is, bij kwalitatieve analyse speelt interpretatie een belangrijke rol en die kan van onderzoeker tot onderzoeker verschillen. Niet noodzakelijkerwijs zijn dit de allerbeste codes. Dus het is logisch en zelfs waarschijnlijk dat jouw codes inhoudelijk (iets) anders zijn dan in dit voorbeeld, dat is prima!

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Ga nu zelf aan de slag met het coderen van de eerste twee interviews. Nogmaals de belangrijkste vragen die beantwoord moeten worden. 

Bij open coderen richt je je op de volgende vragen:

  • Welke fragmenten zitten er in de tekst?
  • Waarom is dat fragment een betekenisvol geheel?
  • Is het relevant voor het onderzoek?
  • Welke naam (code) past er bij een fragment?
  • Zijn er fragmenten in de tekst die bij vergelijking dezelfde code of juist een andere code moeten krijgen?

Om te bepalen of een fragment relevant is is het belangrijk om naar de onderzoeksvraag te kijken. De onderzoeksvraag in dit onderzoek is Hoe geven mensen met chronische pijn hun leven vorm?

Het voor het eerst coderen van een interview kost best wat tijd, ook al is het een relatief kort interview. Gebruik minimaal 40 minuten voor het coderen van het eerste interview. Om je enige richtlijn te geven over het aantal codes dat verwacht wordt bij dit interview: ongeveer 35. Hiermee heb je enig idee van het aantal codes, je kunt prima coderen en 10 of 15 codes meer of minder hebben, dus gebruik dit aantal niet als een vaststaand gegeven!

Je bent klaar met het open coderen van dit interview als er geen betekenisvolle fragmenten meer zijn die geen code hebben. Sla je project wederom op!

Vergelijk jouw codering kritisch met die van een medestudent: 

  • Hebben jullie dezelfde fragmenten onderscheiden en dezelfde codes toegekend? 
  • Hebben alle codes inhoud: kun je op basis van de code voorspellen wat er in de tekst heeft gestaan?
  • Wat kun je in het algemeen zeggen over eventuele verschillen tussen jullie manieren van coderen? 
  • Zijn jullie beiden dicht bij de woorden van de respondent gebleven of hebben jullie juist wat meer overkoepelende termen gebruikt? 

Pas je codering aan als je al pratend ontdekt dat je bijvoorbeeld te algemene of overkoepelend codes hebt gebruikt. Is dat niet het geval dan hoef je uiteraard niets aan te passen, dan zijn de verschillen het gevolg van een verschillende interpretatie die kenmerkend is voor kwalitatieve analyse!

Hierna nog enkele vragen over het doel van open coderen en de uitwerking hiervan in dit practicum. 

 


Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
K1c: Axiaal en selectief coderen met NVivo

Bij axiaal coderen is het de bedoeling dat de losse codes samengevoegd worden in een aantal hoofdcodes die bepaalde thema's weergeven. Je gaat dus kijken naar de relaties tussen de verschillende codes. Met nog enkele tussenstappen proberen we met deze thema's de onderzoeksvraag te beantwoorden.  

Je kunt in NVivo axiaal coderen door de codes te slepen en ze zo onder elkaar te plaatsen zoals in het volgende voorbeeld. 

 

Het is ook mogelijk, en soms wenselijk, om een nieuwe code te maken waaronder een aantal open codes vallen. 

 

Ga nu zelf aan de slag met het samenvoegen van open codes die dicht bij elkaar liggen. 

Hoeveel tijd je hiervoor nodig hebt is afhankelijk van het aantal open codes, maar zal minimaal  20 minuten tijd kosten. In deze opdracht  zou je ongeveer 7 axiale codes kunnen onderscheiden, maar meer of minder is zeker ook mogelijk!

Belangrijk: definieer de axiale codes zodat je voor jezelf helder krijgt wat wel en ook wat niet behoort bij die code. 

Succes!

 

Het laatste onderdeel van inductief coderen is het selectief coderen. In deze fase wordt een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvraag. 

De volgende vragen moeten worden beantwoord:

  • Wat is de belangrijkste boodschap van de respondenten met betrekking tot de onderzoeksvraag?
  • Hoe zijn de axiale codes aan elkaar gerelateerd? Kun je deze samenvoegen tot één of twee hoofdthema's?
  • Is het mogelijk om een conceptueel model te maken op basis van deze data?

Let op: dit is een hele lastige opdracht in dit practicum omdat je niet zelf de onderzoeker bent die deze interviews heeft afgenomen en dus inhoudelijke kennis heeft, maar ook omdat het aantal interviews wat je voor deze opdracht hebt gebruikt heel beperkt is. Dus denk erover na of je op een hoger niveau dan de axiale codes thema's kunt onderscheiden, maar ben niet teleurgesteld als dat heel moeilijk of zelfs onmogelijk blijkt. 

 

Let bij het selectief coderen op 

  • mogelijke causaliteit
  • fenomenen
  • strategieën
  • omstandigheden die mogelijk de relatie tussen variabelen beïnvloeden
  • actie/interactie
  • consequenties

Zie het voorbeeld uit een ander onderzoek hieronder. Dit model is gebaseerd op de analyse van een groot aantal interviews, maar geeft inzicht in het uiteindelijke doel van kwalitatieve analyse.   

robeer nu voor dit onderzoek ook een  model te construeren. Realiseer je dat dit de eerste keer is dat je dit doet en ook dat je 'maar' twee interviews gebruikt om dit model te construeren: in het algemeen worden hiervoor veel meer interviews gebruikt, dus verwacht niet zo'n perfect uitgewerkt model als in het voorbeeld. 

Besteed ongeveer 20 minuten aan het vormen van het model. 

Voor de volledigheid nogmaals de onderzoeksvraag: Hoe geven mensen met chronische pijn hun leven vorm?

Succes!

Vergelijk ook nu weer je codering met die van een medestudent. 

Bespreek verschillen en overeenkomsten om erachter te komen waarom jullie bepaalde keuzes gemaakt hebben.

Geef tot slot antwoord op de onderzoeksvraag aan de hand van de codering die je gemaakt hebt. 

Op deze manier heb je de data uit meerdere interviews op een systematische manier samengevat in een antwoord op de onderzoeksvraag!

 

Hieronder lees je een voorbeeld van een uitwerking van de rapportage van sociale omgeving, ter inspiratie. In andere M&S cursussen gaan studenten dit ook doen, voor nu laten we het tonen van een voorbeeld!

Voorbeeld uitwerking rapportage:

Afbeelding met tekst, krant, schermafbeelding, document

Automatisch gegenereerde beschrijving

 


axiale codes organiseren doe je pas later!!

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving


 

Werkgroep 8

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

In de challenges worden enkele vragen gesteld over het bespreken van de beperkingen van een onderzoek, gebaseerd op een voorbeeld.  

Bekijk de limitaties die in deze discussie besproken kunnen worden en beoordeel hoe goed deze uitgewerkt zijn.

Bij een goed uitgewerkte limitatie is duidelijk

  1. wat het probleem is,
  2. waarom het een probleem is
  3. wat de conclusie en/of oplossing is.

Het zou kunnen dat je bij de genoemde limitaties niet alles in kunt vullen. Dit is een teken dat de limitatie niet goed uitgewerkt is. Bedenk in dat geval hoe de limitatie beter uitgewerkt kan worden. 

Succes!

K0B: Inleiding NVivo

NVivo is een softwarepakket om kwalitatieve data mee te analyseren en wordt gemaakt door QSR International. In deze les krijg je een korte introductie in NVivo zodat je de belangrijkste mogelijkheden een keer gezien hebt. 

Het doel van kwalitatieve data analyse is het opdelen van gegevens in hanteerbare segmenten, deze te sorteren en herschikken zodat specifieke processen of patronen kunnen worden onderscheiden.
Kwalitatieve data analyse bestaat uit vijf verschillende stappen

1. Data management en voorbereiding

2. Doornemen en reduceren van de data

3. Coderen van de data

4. Memo’s schrijven

5. Construeren en toetsen van modellen.

In deze practica staan we vooral stil bij stap 3 en 4, coderen van data en schrijven van memo’s. En dan vooral hoe je die stappen in NVivo uit kunt voeren.

 

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Data-analyse in NVivo bestaat uit drie stappen die herhaald kunnen worden.

1. Data importeren

2. Coderen van de data

3. Organiseren van codes

 

Stap 1: data importeren.

NVivo kan verschillende soorten data importeren: tekst, maar ook foto’s bijvoorbeeld. De geïmporteerde data staan in NVivo onder files.

Bekijk onderstaand filmpje over het importeren van data in NVivo.

 

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Stap 3 Codes organiseren

Bekijk dit filmpje over het organiseren van codes in NVivo

Er zijn verschillende manieren om codes te organiseren: het maken van subcodes, het verplaatsen van codes, het samenvoegen van codes enz. Er is veel mogelijk, denk dus goed na hoe in jouw ogen de data het best gestructureerd kunnen worden. 

Let op: er is niet één juiste manier, hierin verschilt kwalitatief onderzoek van kwantitatief onderzoek, dus coderen van identieke data door verschillende onderzoekers kan tot verschillende resultaten leiden, zeker bij het open coderen. 

 


Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

K2A: Deductief coderen

De onderzoeksvraag in dit onderzoek is Hoe geven mensen met chronische pijn vorm aan hun leven? 

Hieronder zie je de categorisatiematrix:

Afbeelding met tafel

Automatisch gegenereerde beschrijving

Maak van elke categorie een code in NVivo.

 

Start met het coderen. Op dezelfde manier als bij open coderen selecteer je relevante tekstfragmenten die je vervolgens onder brengt bij één van de acht codes waaruit de matrix bestaat. Alleen als je denkt dat het fragment echt niet onder één van deze acht tevoren opgestelde codes valt maak je een nieuwe code aan.

Doe dit voor het derde en vierde interview. Dit kost minimaal een half uur!

Weet je de onderzoeksvraag nog?

Succes!

 

Neem minimaal 10 minuten om de volgende vragen voor jouw codering te beantwoorden:

  • Hoeveel fragmenten heb je in elk van de categorieën ondergebracht? Is er een evenredige verdeling van fragmenten over de categorieën?
  • Kun je subcategorieën aangeven binnen de acht hoofdcategorieën?
  • Zijn er fragmenten die, ook bij nader inzien, niet in de voorgestelde codes onder te brengen zijn?

Vergelijk je codering en je antwoorden met die van een medestudent. Is de overeenkomst groter dan bij inductief coderen?

 

Samenvatting

In deze les heb je deductief gecodeerd in NVivo. Bij deductief coderen ligt de nadruk op nagaan of de data passen bij een tevoren opgestelde categorisatiematrix. 

 Ook bij deze opdracht is het niet mogelijk om een antwoordblad te geven met de enig juiste codering van de laatste twee interviews. Vandaar dat het belangrijk is om keuzes die je maakt goed te overdenken en te bespreken met anderen. 

Nogmaals: het maken van de categorisatiematrix hebben we overgeslagen omdat die vaardigheid inhoudelijke kennis van het onderwerp van onderzoek behoeft, maar die stap kost relatief veel tijd en moeite als je in een eigen onderzoek aan de slag gaat met deductief coderen. 

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
 

HC 3

In deze les staan de links naar verschillende video-clips van stukken van de hoorcolleges van vorig jaar. Na elke video-clip kun je een aantal vragen over de inhoud van de video beantwoorden. 

De onderwerpen die in deze les aan bod komen, zijn:

  • deductieve analyse
  • gebruik van bestaande data

 

Introductie bestaande data en deductief coderen

Deductief is toetsend. Inductief is theorievormend. Als je literatuur gaat gebruik kan volgens lecturer nog inductief zijn, want er is nog niet vooraf geformuleerde theorie. Maar zijn verschillende ideeën over.

Vandaag gaan we hebben over bestaande gegevens. Deze worden al opgenomen of geregistreerd, waren er ook zonder het onderzoek.

Je kan manifeste en latente data krijgen. Manifest is duidelijk (bijv. tellen, wat het feitelijk is iig), latent meer interpreteren (bijv hoe erover wordt gesproken). Bij meer latente moet je meer in context bekijken.

Elke vorm van tesktuele data is mogelijk. Wel secondary sources, want ze bestaan al, alleen nuttig voo onderzoek. Bijv. structuur van bedrijf doorgronden ahv vergaderaantekeningen. Of bijv kranteberichten om te kijken hoe vaak ergens over wordt gesproken. Eigenlijk kan alles. Is alleen de vrag hoe te classificeren.
komt het vanuit de organisatie of schrijft iemand over een organisatie?
en dagboeken geven weer hele andere informatie. Belangen verschillen in wie het schrifjt. Informatief is dat ook, want wie en waarom het gecreeËrd is, daar kan je iets uithalen.

Maar soms moeilijk data te verkrijgen, bijv. dagboek. Probeer van alle lagen wat mee te krijgen om zo volledig mogelijk beeld te krijgen van waar jij onderzoek naar doet.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
 

Visuele data

Gaat uiteindelijk over beeldmateriaal die je niet zelf gecreeËerd heb. Kan ook door adnere worden gebruikt als secundaire bron.

Visuele data die door ander gecreerd worden met ander doel. Je kan ook vragen anan particapnten data te creeren. En kan het zelf verzaemelen.

Voorbeeld: je ziet kleurverschillen en andere dingen weggeshopt. Letters wel of niet voor hoofd. Schoonheidsidealen net anders in elk land. Latent of manifeste inhoud? Latent, want je kan er uithalen wat normen en waarden zijn. Maar ook manifest want jekan ook zien hoeveel decollete wordt getoond, is meetbaar. Manifest, want meeste zijn feitelijke dingen. Als je zegt iets ziet er veel meer zus en zo uit, dan meer latent. Dit was onderzoek naar hoe vrouwen worden weergegeven in bladen. Genderstereotypen. GQ is mannenblad, CP is vrouwenblad. Nu wat opvalt qua manifest. Bij vrouwen meer naakt te zien. Lay out en kleurverschil. Verschillende onderwerpen. Latente content als het over interpreteren van onderwerpen gaat of die mannelijk of vrouwelijk zijn. Latent bijv of het een zakenman is. Er zijn nog andere dingen waar je naar kan kijken. CP heel veel superlativen, heel veel pronouns, aanspreken. GQ lijkt meer feitelijk, minder aanpsreken.

Andere manier om visuele data te bekijken. Bekijken voor normen en waarden. Of als input voor interview, uitlokkend materiaal. Kan in vorm van vignette. Of prompt: nieuw onderwerp. Probe: manieren om gesprek gaande te houden; doorgaan over onderwerp. Je kan vastlopen en dan fijn als je manier hebt om door te gaan erover.

Voorbeeld is mensen die fotos namen waar ze het over zouden gaan hebben. Ander voorbeeld is iemand die fotos nam van boom. Leuke manier om gesprek op gang te krijgen, om aan te sluiten bij hun levenswereld.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
generated and archival data!  [SJ(3] 

Deductieve analyse

Idee van deductie is je begint met theorie en data verzamelen en data zegt wat over theorie: bevestiging of ontkrachting. Indcutief is therie formuleren op basis van data. Ook in inductief onderzoek zit wat dedcutief. Bijv grounded theory: inductief maar telkens kijken of het wel kloppend is wat je aan het vinden bent.

Soms tot aan methode inductief, dan kom je tot overkoepelend gedlede theorie. Dan niet meer theorievorming tot aan discussie. Dan in discussie verklaring vinden, dan soms nog nieuwe literatuur en dan nieuwe vekrlaring. Dan 2e moment dat hypothesen worden getoetst.

Saturatie: verzadiging. Op moment dat je nieuwe data toevoegt, vertelt het niks nieuws meer.
binnen coderen dan 3 verschillende manierne. Bij open, geen nieuwe open codes nodig. Axiaal, dan geen niewus meer leren over hoofdterm/definitie. Thoeretisch: over relaties en hele theoretische model. Maar in algemeen is nieuwe data à geen nieuwe informatie.
daarom zoeken naar negative cases. Case die niet past bij jouw theorie. Dat zijn informatierijke cases, dan leer je veel over je nieuwe theorie. Dan kan je theorie aanpassen, of helemaal overhoop geven. Maa rkakn ook dat je negative case niet vindt, en het je populatie goed beschrijft.

Categorisatie matrix: je hebt bepaalde onderzoeksvraag, op basis van literatuur bedenk je mogelijk antwoorden, zoals afhankelijk, angst, verdriet en schuldgevoel. Deze categorisatiematrix kan je vervoglens gebruiken om onderzoek uit te overen. Zeker als onderzoek complexer is, dan is dit fijn.
maar wellicht gevoelige informatie dus dan geen survey. Dus interivew om er meer over te leren.

Doen we met content analyse. Eerst categorisatiematrix creeren. Dan al idee van wat mogelijk is uitgezocht. Als over categorisatiematrix tevreden, dan analyse. Dan data toepassen op matrix. Maar als geen fit is, dan wordt interessant. Dan kan je zeggen kijken hoe gepast de matrix is. Dan deductief onderzoek: want kijken of theorie goed is. Maar kan ook kijken of theorie uitgebreid moet worden. In hoeverre past categorisatie bij data. Als je extra categorie maakt om te laten passen.
20 personen gaven vooral afhankelijkheid aan als probleem. Je kan ook nog aangeven wat daar bij hoort. Zo kan je defintie uitbreiden om meer over te leren. Dus kijken of je unfitting data nog fitting kan maken.
als het niet bij data past, kan het alsnog nuttig zijn. Inductief deel van deductief onderzoek als je categorisatiematrix uitbreid. Van tevoren bepaal je of er ruimte is zoiets te verwerken. Bij zuiver deductief onderzoek doe je dit niet. Bij zuiver deductief onderzoek kan je bijvoorbeeld kijken welke categorie meeste voorkomt.

Uitiendleijk kan je uitspraak doen over frequentie categorisatie en nieuwe termen en past het erbij. Wat zegt dat over de categorieen? Wel reflexief blijven op jouw invloed op data.

Vergelijking inductief en deductief.
inductief is formlueren naar theorie toe. Dus bottom-up. Open en axiaal is vorm van inductief coderen. Gournded theory is een manier om data te analyserne, dan ben je wel felxibel voor onverwachte resultaten. Doel is bouwen tehorie.
terwijl deduectif top-down gebeurd. Categorisation matrix is daar voorbeeld van. Kwestie van data en matrix toepassen op elkaar. En dan kijken of je flexibel bent voor non-fitting data. Dus vorm van theorie testen, alshowel uitbreiding er ook bij kan zitten.

Ander voorbeeld. Ze had 3 voorbeelden bedachten waar respoondenten info over zouden geven. Maar bleken er veel meer te zijn. Being with was nieuwe categorie die naar voren kwam in het onderzoek.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

I n deze les heb je geleerd over de deductieve analyse en het gebruik van bestaande data, bijvoorbeeld visuele data. 

Je kunt meer oefenen met de leerstof door het maken van de volgende exercises.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Kwalitatief hoorcollege 4

In deze les staan de links naar verschillende video-clips van stukken van de hoorcolleges van vorig jaar. Na elke video-clip kun je een aantal vragen over de inhoud van de video beantwoorden. 

De onderwerpen die in deze les aan bod komen, zijn:

  • rigor
  • reflexiviteit
  • ethiek

 

Rigor

Kwaliteit gaat al snel over rigor onderozke opzeten. Dat je onderzoek wat je wil onderzoeken. Transpraantie en reflexiviteit (wat onderzoek kan hebben beinvloed). Om te kijken naar rigor: 3 perspectieven. 3 perspectieven gaan in op kwalitatief onderzoek, maar gebaseerd op kwnatitief onderozek.
1e perspecitefi: empritisch analytisch paradigma. Beschrijven wat je ziet gebeuren, dus objectieve blik. Kwalitatie is geen wetenschappelijk onderzoek. Niet 3epersoons perspectief. Meer interpretaieve paradgima. Dus als je dit paradigma volgt, zal je wss tot conclusie komen dat kwalitatief onderzoek geen wetenschappelijk onderzoek is. Maar is wel visie die je tegen kan komen.
2e perspectief zegt vooral betrouwbaarheid en validiteit gebruiken, maar via andere procedures. Test-hertest bijv gaat hier niet. Procedures passend bij aard van kwalitatief onderzoek. Nadeel is dat beetje vaag verhaal wordt. Voordeel is dat kwalitatief wel echt wetenschappelijk onderzoek wordt gezien.
3e perspecitef is kwalitatief onderzoek is compleef verschillend, dus andere termen. Credibility betekent dat je daadwerkelijk goed weergeeft wat de relaties tussen onderzochte dingen/ geloofwaardig. Trasnferability:generaliserne naar andere populaties of anderen binnen de populatie. Dependability: dat het onafhankleijk is van wei het onderzoek uitvoert. Confirmability: als niet naar bevestiging van eigen ideeën is gezocht; je moet neutraal onderzoek ingaan. Grote nadeel is dat termen direct gelinkt zijn aan termen aan kwantitatief onderzoek. Dus voor zelfde dingen andere termen. Kwantiatief onderzoek weet dan niet wat we bedoelen en willen we wel een eigen eilandje creËren? Lecturer is fan van wel dezelfde termen maar uitleggen dat procedure anders is.

 

Kwaliteit van kwalitatief onderzoek

Reliability betekent betrouwbaarheid. Elke keer zelfde uitkomst. Gaat er niet over of het daadwerkelijk goed meet. Dat is validiteit. In kwalitatief onderzoek gaat vooral over in hoeverre komt andere ondezoeker tot hetzelfde. Lastige van betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek is dat lastig is na te gaan is hoeverre onderzoeker gestuurd werd in dataverzameling en analyse. Manier om dat tegen te gaan is database. Getranscribeerde data laten zien en al het andere dat gedeeld kan worden, zodat anderen volledig kunnen zien wat je gedeeld heb. En tevens kunnen gebruiken voor iegne onderzoek. Nadeel van open science is bij gevoelige informatie à informent consent form daarom belangrijk. Daarom afvragen kan ik data delen zonder respondenten te schaden.

Interne validiteit is heoverre causale relaties ook in pratkijk voorkomt. In kwalitatief onderozek was hoeverre klopt dat in parktij.
theorie triangualatie was een manier.

Construct validiteit gaat over daadwerkelijk meten wat je wil meten. Om te zorgen dat we goed meten wat we willen meten kan je gebruik maken van data triangulatie vanuit gedachte dat er altijd een nadeel zit aan bepaalde vorm van data verzameling. Daarom andere databron ook gebruiken.
een enkele databron is niet altijd volledig accuraat.

Generalisering: in hoeverre naar andere perosnene en andere situatie. 2 vormen: naar andere populaties & in hoeverre bij andere theorieen past.
theoretische gerenalisability is pas die laatste voorbeeld.
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Reflexiviteit

Checklist voor rigor om te kijken of odnerzoek wel juist is uitgevoerd. Theory triangulation bijv. allemaal aspecten. Nadeel van checklist is dat je vooral gaat afvinken. Is wel goede eerste stap om na te gaan aan de andere kant.
je moet ook kijken dat je elementen niet gaat forceren, sommige onderzoeken lenen zich niet voor generalisatie bijv.

Reflexief zijn op jezelf en hoe je onderzoek uitvoert. Idee is dat je kijkt naar hele onderzoeksproces en nagaat waar mogelijk invloeden zijn geweest. Dus ook bewust van manier waarop jij invloed heb gehad.
lastig om goed te doen maar ook interessant.
personal: heb je zelf invleod gehad
epistemologisch: hoe procedure invloed heeft gehad; de methodologie

Voorbeeld van personal was onderzoeker die zelf geen moeder was maar moeders ging interviewen.

Epistemologisch bijv in hoeverre heeft de onderozeksvraag of het design gestuurd. Andere plek voor interveiw gekozen en dat maakte dat beter onderozek uitvoeren.

Voor reflexiviteit belangrijk om te kijken naar je onderliggende assumpties. Ook je waarden en normen. En emotionele band die je voelt met respondenten. Of meer praktisch in hoeverre de setting van invloed was. Bijv op iemand zijn kamer.
methodologische vragen: bijv je kan teruggaan naar repsondent met bevindingen tot dan toe.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Ethiek

Anonimiteit: is niet bekend wie meedeed aan onderzoek. Vertrouwelijkheid: je spreekt niet over persoonlijke, invididuele dingen.

Voorbeelden van klassieke studie die niet voldeden aan ethisch onderzoek.

Idee van ethiek:
dat je niet vraagt van respondenten wat niet nodig is.
deelname obv informed consent (geen verrassingen voor respondenten)
vrijwillige deelname (dus geen enkele vorm van druk, druk kan al zijn meerdere malen vragen)
risico’s duidelijk communiceren
confidentieel en anoniem voor zover mogelijk. Open science kan dat wel schenden.

Je kan afwijken van ethische richtlijnen als je daar echt goede beweegredenen voor heb. Vraag is dan of je toestemming krijgt van ethische commissie.

5 perspectieven.
universalisme: ethische regels mogen nooit gebroken worden.
utilitarisme: kwestie van kosten en baten. Kan moeite waard zijn als het niet ethisch is.
waardes: gedachte waarom iets wordt uitgevoerd
relationeel: relatie tussen odnerzoek en respondenten; in hoeverre gedwongen
situationeel/pricnipeel: per zaak kijken of het ethisch is of niet
eerste 2 zijn vooral gebaseerd op acties. Terwijl 3 en 4e vooral op persoon en 5e op casus.

2e bullit: met iemand wordt data verzameld, dus meot je oog hebben dat je verantwoordelijk bent als odnerzoeker omdat je erbij bent.
kan behoorlijk zakelijk interveuw zijn, maar je wil band opbrouwen. Maar pseudo-intiem: ander moet weten dat niet echte vriend is. Van tevoren moeten ze goede setting weten zodat respondtnen inet over hun grens gaan.
script deviation: als repsondenten dingen delen die niet relevant zijn.gevolg van goede interveiwer met vertrouwen, maar dan worden dingen gedeld die je niet gedeeld wil hebben.
geoorloofd vertrouwliejkheid te schenden als gevaar dreigt over wat je vertelt is.
methode specfiek: als respondenten op zoek zijn naar feedback of info, waardoor je niet onderzoek kan voeren zoals je wil.

Andere aspecten:
zelf bekijken

Maar hij wil wel zeggen dat google drive of dropbox niet geschikt is om persoonlijke data op te slaan.

Enabling particpation: zorg dat jij als onderzoek obstakels overiwnt en niet de repsondent; bijvoorbeeld dat jij als onderzoeker veel reist en niet de ander

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving


 [SJ(1]!

Prompts: Things you may need to remind the interviewee about. 2. Probes: Getting the interviewee to say more about a particular topic

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
vacatures

JoHo kan jouw hulp goed gebruiken! Check hier de diverse studentenbanen die aansluiten bij je studie, je competenties verbeteren, je cv versterken en een bijdrage leveren aan een tolerantere wereld

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1467