Hoorcollege 9: Neurocognitieve stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Delier

  • Aandachts- en bewustzijnsstoornis
  • Symptomen fluctueren over de tijd
  • Vaak ernstiger in de avond en nacht
  • Hyper of hypo actief

Risicofactoren: kwetsbaarheid, hoge leeftijd, comorbide somatische aandoening, etc.

Behandeling: onderliggende oorzaak behandelen, rustgevende medicatie, omgevingsinterventies.

Delier observatie screening schaal (>3)

 

 

 

Uitgebreide neurocognitieve stoornis

  • Significante cognitieve achteruitgang ten opzichte van eerder functioneren
  • Cognitieve deficiënties belemmeren functioneren in dagelijks leven
  • Niet alleen tijdens delier
  • Niet beter verklaard door andere psychiatrische stoornis

Beperkte neurocognitieve stoornis

  • Zelfde als uitgebreide neurocognitieve stoornis, maar dan lichte cognitieve achteruitgang.

Naast cognitieve problemen bij neurocognitieve stoornissen kunnen er ook gedragsstoornissen optreden.

Ernst:

  • Licht: moeite met iADL
  • Matig: moeite met basis ADL
  • Ernstig: volledig afhankelijk

Etiologie cognitieve stoornis --> is aanwezig bij cognitieve stoornissen, dus die stel je vast. Mogelijkheden:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 

 

Verschil delier en neurocognitieve stoornis:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

Dementie en mild cognitive impairment is geen stoornis, maar een syndroom: een symptomen groep.

Definitie MCI:

  • Cognitieve klachten door patiënt of informant
  • Bewijs uit cognitieve testen, bij voorkeur neuropsychologisch onderzoek, in één of meer cognitieve domeinen
  • Geen significante interferentie met complexe dagelijkse bezigheden
  • Voldoet niet aan de criteria van een dementie syndroom

MOCA test: test veel cognitieve domeinen.

Ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie:

  • Geleidelijke vergeetachtigheid (nieuwe informatie is moeilijk)
  • Moeite op woorden te komen
  • Vergissingen in tijd
  • Moeite krijgen met bekende dagelijkse handelingen
  • Overzichtverlies
  • Somber, minder initiatief, soms wantrouwender
  • Terugtrekken, karakterveranderingen

Pathofysiologie: ophoping van amyloid plaques in hersenen. Zie je in mindere mate bij gezonde oude mensen. Ook: tau eiwit tangles, is schadelijk. Bij AD komt dit door een teveel aan afbraakproductie. Hippocampus volume afname (atrofie).

Voor diagnose: cognitieve achteruitgang. Vraag ook het beloop goed uit: traag progressief beloop.

Vasculaire dementie

  • Trager
  • Niet meer twee dingen tegelijk kunnen
  • Concentratie- en aandachtsproblemen
  • Moeite met overzicht houden
  • Nieuwe dingen leren kost meer tijd
  • Somberheid

Pathofysiologie: kan ontstaan na beroerte

Risicofactoren: hoge leeftijd, lage opleiding, vrouw, vasculaire factoren, locatie CVA. Kan ook zonder CVA: dan zijn de risicofactoren leeftijd en vasculaire risicofactoren.

Voor diagnose: algemene criteria dementie, interferentie moet komen door cognitieve gevolgen.

 

Frontotemporaal dementie

Gedragsvariant:

  • Zelf vaak geen klachten, anderen merken karakterveranderingen
  • Impulsiever of juist apathie
  • Veranderede eetgewoonten
  • Dwangmatiger, overzichtsproblemen

Weefselverlies frontaal

Taalvariant:

  • Minder bloemrijk spreken
  • Moeilijk op woorden komen
  • Fouten in zinsbouw, grammatica
  • Moeite met benoemen van objecten
  • Niet meer kunnen koppelen van woorden met een betekenis

Pathofysiologie: erfelijke component.

Weefselverlies temporaal

 

Voor diagnose: criteria mogelijke FTD, beeldvorming aanwijzingen voor FTD.

Frontotemporaal dementie:

  • OCD (dwangmatiger handelen)
  • Depressie
  • Bipolaire stoornis
  • Persoonlijkheidsstoornis

Lewy body dementie:

  • Moeite met visuele waarneming
  • Schommelingen over de dag heen in cognitie
  • Visuele hallucinaties
  • Levendige dromen, problemen tijdens de REM slaao
  • Neuropsychiatrische symptomen
  • Begint met cognitieve klachten, mara gaandeweg komen er ook motorische problemen die lijken op de ziekte van Parkinson.

Pathofysiologie: lewy body deeltjes. Dopamine bij betrokken

Hoe kunnen patiënten omgaan met de diagnose?

  • Betrokken blijven
  • Verlies in dagelijks leven
  • Coping en aanpassing
  • Sociale steun

 

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Psychopathologie 2 - Hoorcolleges (Universiteit Utrecht)

Hoorcollege 1: Algemene inleiding op psychopathologie en het psychiatrisch onderzoek (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 1: Algemene inleiding op psychopathologie en het psychiatrisch onderzoek (Psychopathologie 2, UU)

Je begint met een intakegesprek. Het doel is exploratie en observatie.

Een psychische stoornis is een cluster symptomen van verstoringen in psychische functies. Het moet gepaard gaan met lijden (distress) en disfunctioneren (disability).

 

Wat is volgens de DSM-5 een psychische stoornis? Er moet sprake zijn van een significante lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied, of bij andere belangrijke bezigheden.

  • Lijden: hoeveel last van de verstoringen in psychische functies?
  • Disfunctioneren: in welke mate wordt functioneren gehinderd door verstoringen?

Doelen intake gesprek:

  1. Vaststellen aard psychische symptomen
    1. Hoofdklacht
    2. Uitsluiten/vaststellen andere klachten
  2. Vaststellen ernst en gevolgen symptomen
    1. Middel = uitvragen van actueel functioneren met sociale anamnese
  3. Vaststellen mogelijke etiologische factoren
    1. Middel = levensgeschiedenis met biografische anamnese

Tijdens een intake gesprek gebruik je de diagnostische cyclus.

Beschrijvende diagnose: uitgebreide uitspraak over symptomen, kwetsbaarheidsfactoren, luxerende factoren en gevolgen. Bijvoorbeeld:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 

 

Verschil diagnostiek en classificatie

  • Diagnostiek betreft het beschrijven en vaststellen van een psychische stoornis op basis van de klachten en problemen en symptomen die de patiënt ervaart.
  • Classificeren is het toewijzen van een psychische stoornis aan een beschreven categorie.

Er zijn ook behandelrichtlijnen van de GGZ. Die zijn niet gelijk aan de behandelprotocollen!

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 

 

De DSM is een categoriaal systeem. Het is a-theoretisch en descriptief. Voordelen: betrouwbaarheid, predictieve validiteit, onderzoek (vergelijkbaarheid onderzoeksresultaten) en heeft een empirische basis. Nadelen: psychopathologie is slecht te categoriseren. Comorbiditeit is regel. Afbakening is vaak onduidelijk, proliferatie van stoornissen, variatie binnen categorieën.

De ICD-11 wordt wereldwijd meer gebruikt. Hier staan niet alleen mentale stoornissen in en is iets minder specifiek.

Maar probleem:

  1. Psychische symptomen worden niet verklaard door onderliggende ‘stoornis’
  2. Maar depressies, anorexia, angststoornissen, etc, bestaan wel als clusers van symptomen
  3. Hoe komt het dat er dan symptoomclusters bestaan?
  4. Patiënten met verschillende stoornissen kunnen soortgelijke symptomen hebben, terwijl patiënten met dezelfde diagnose verschillende symptomen kunnen hebben.

Dimensionele benadering als alternatief: stoornissen als posities op dimensies van eigenschappen (gradueel i.p.v. aanwezig/afwezig).

  • Voordelen: etiologie is beter te onderzoeken. Realistischer/minder arbitrair.
  • Nadelen: positionering op grove dimensies is weinig specifiek. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid? Complexiteit? Lastiger communicatie?

Ander alternatief: transdiagnostische benadering. Gelijke cognitieve, emotionele en motivationele factoren.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
Public
Hoorcollege 2: Netwerktheorie van psychopathologie (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 2: Netwerktheorie van psychopathologie (Psychopathologie 2, UU)

De stoornis (die latent is = niet zichtbaar) veroorzaakt symptomen.

Symptomen zijn psychometrisch gezien verwisselbaar = ze zeggen iets over hetzelfde construct.

Lokale onafhankelijkheid van symptomen = geen directe relatie tussen symptomen. De symptomen zijn alleen verbonden met elkaar omdat ze worden veroorzaakt door dezelfde stoornis.

Verwisselbaarheid van symptomen toont aan dat er een meetrelatie is tussen de latente stoornis en de indicatoren.

Dus: klassieke benadering van psychopathologie:

  • Stoornis is gedeelde oorzaak van symptomen
  • Stoornis gaat vooraf aan symptomen
  • Symptomen zijn onafhankelijke en verwisselbare indicatoren (meetrelatie)
  • Dit lijken problematische assumpties voor sommige vormen van psychopathologie

Netwerkbenadering: benadert een psychische stoornis als complex, dynamisch systeem (CDS).

  • Systeem: directe relaties tussen elementen (symptomen)
  • Complex: uitkomst is moeilijk te voorspellen aan de hand van losse elementen
  • Dynamisch: evolueert naarmate de tijd vordert

De CDS zijn idiosyncratisch = specifiek voor een persoon

Sommige elementen zijn belangrijker dan anderen

Een netwerk bestaat uit nodes en edges. Een node staat voor een element. Een edge staat voor een relatie tussen twee nodes.

Afbeelding met tafel

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

Edges worden in psychologische netwerken niet geobserveerd. Ze worden geschat, bijvoorbeeld aan de hand van partiële correlaties.

Centraliteit:

  • Strength: hoe sterk een node direct verbonden is met andere nodes (hoeveel verbindingen)
  • Closeness: hoe sterk een node indirect is verbonden met andere nodes (goed vertrekpunt)
  • Betweenness: hoe vaak een node op het kortste pad ligt tussen twee nodes (hoe verbind de node de andere nodes?)

In de netwerktheorie zijn symptomen niet verwisselbaar. Symptomen vormen de stoornis: mereologie in plaats van meetrelatie.

Dus: netwerkbenadering:

  • Een stoornis bestaat uit symptomen die tot elkaar in relatie staan: mereologie
  • Een stoornis is een mogelijke uitkomst van interacties tussen symptomen
  • Symptomen zijn niet verwisselbaar: sommige zijn centraal, andere perifeer

 

 

Netwerkbenadering heeft de kijk op comorbiditeit beïnvloed:

  • Veel stoornissen in de DSM zijn verbonden door gedeelde symptomen
  • Deze symptomen zouden een rol kunnen spelen in de verspreiding van activatie in het netwerk
  • Directe verbanden tussen unieke symptomen worden ook gevonden
  • Directe verbanden worden ook door patiënten gerapporteerd

Kwetsbaarheid in de netwerkbenadering: voor weerbare mensen zijn netwerken zwak verbonden en voor kwetsbare netwerken zijn ze sterk verbonden (als er 1 ding fout gaat, gaan de andere dingen ook fout).

Hysterese: Er is meer stressverlichting nodig dan stress activatie.

 

 

 

  • Netwerken verschillen per persoon
  • Netwerken met sterke verbindingen tussen symptomen zijn kwetsbaar
  • Als sterk verbonden netwerken onder druk worden gezet, laten ze discontinue activatie zien, en hysterese.

Individuele dynamiek: de beste voorspeller van toekomstig gedrag is voorafgaand gedrag.

  • Het
.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 3: Angststoornissen (Psychopathologie 2, UU)
Hoorcollege 4: Gedragsstoornissen (Psychopathologie 2, UU)
Hoorcollege 5: PTSS (Psychopathologie 2, UU)
Hoorcollege 6: Psychotische stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 6: Psychotische stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Psychose: toestand waarin men de werkelijkheid niet van fantasie kan onderscheiden en waarin men een nieuwe realiteit creëert. Het betreft meestal wanen (irrationeel geloof) en hallucinaties (sensorische ervaringen in afwezigheid van een externe gebeurtenis).

Risicofactoren schizofrenie:

  • Genetische risicofactoren
  • Mannelijk geslacht
  • Huge urbanisatiegraad opgroeien
  • Etc.

Migranten hebben een hogere kans op schizofrenie, maar alleen als zij in een autochtone wijk opgroeien.

Causale relatie tussen trauma en ontwikkelen van psychose, met dosis effect  hoe erger trauma, hoe groter kans.

Verklaring psychose onder migranten:

  • De emigratie op zich (Stress)
  • Social defeat: opgroeien in een familie die wordt buitengesloten
  • Stress in baarmoederlijke omgeving
  • Vitamine D tekort

Bij schizofrenie patiënten:

  • Vergrootte ventrikels
  • Verkleinde hippocampus

Ook cognitieve afwijkingen. Sommige afwijkingen lijken gerelateerd aan medicatiegebruik en de stoornis zelf. Verbaal geheugen en psychomotorisch functioneren wijkt het grootst af.

Preventie: screenen op risicosymptomen is zinvol. CGT bij hoog-risicogroep vermindert kans op transitie naar psychotische stoornis.

Bij enkel stemmen horen wordt psychotherapie aangeboden. Bij een psychotische stoornis wordt dit aangevuld met medicijnen. De psychose is echter het makkelijke deel om te behandelen, maar de cognitieve achteruitgang en de negatieve symptomen zijn moeilijker of niet te herstellen.

Biologische vormen van therapie:

  • Farmacotherapie
  • rTMS
  • Electroconvulsive therapie

Psychosociale therapie:

  • Psychoeducatie
  • Sociale vaardigheidstraining
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Familietherapie
  • Coaches

fMRI gestuurde rTMS

1. fMRI: localiseer hersengebieden die actief zijn tijdens stemmen

2. Neuro navigator: vindt juiste plek op hoofd, boven de hallucinatie-activiteit

3. rTMS: focaal hersenactiviteit verlagen

 

CGT heeft veel uitkomstvariabelen. Het leidt tot minder hallucinaties, minder negatieve symptomen, etc.

Virtual reality therapie & Competitive memory training (COMET) zijn ook opties.

 

 

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
Public
Hoorcollege 7: Stemmingsstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 7: Stemmingsstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Er is een enorm spectrum aan stemmingen: van depressie tot euthymie tot manie.

De diagnose bipolaire stoornis is erg lastig, omdat het zich verspreid over een langere tijd.

Medicamenteus is lithium de 1e keus. Daarnaast werkt psychoptherapie ook; herkennen van de triggers en de invloed van de stoornis. Richt zich ook op zelf management en bio/sociaal ritme.

Er is weinig bekend over de verklaring. Er is een aangeboren biologische disbalans. Genetica speelt ook een rol. Triggers: psychosociale stress: relatie uit/ ontslag / overlijden.

Behandeling depressie: stepped care

  • Licht < 3 mnd: psycho-educatie + gedragsactivatie
  • Matig ernstig: psychotherapie of psychofarmaca SSRI/SNRI
  • Ernstig / recidiverend: combinatietherapie
  • ‘Treatment resistant’: ECT / MAO-remmers

Verklaring depressie: 4 richtingen die depressie verklaren

  • Gedragsmodel
  • Cognitieve model
  • Psychodynamisch model
  • Systemisch model

Dit zijn de holistische modellen. Echter is het ook belangrijk om naar de neurobiologie te kijken: het neurobiologische model.

  • Gedragsmodel: gebrek aan bekrachtiging --> vicieuze cirkel
  • Cognitieve model: cognitieve biases op gebied van aandacht, verwerking en geheugen
  • Neurobiologisch model: genen leiden via eiwitten tot neurotransmitters, wat hersenactiviteit beïnvloed etc.

Al deze modellen geven samen een goede verklaring voor depressie.

Interpersoonlijke therapie: net zo effectief als CGT. Richt zich op sociale aspecten van de mens. Vier mogelijke focussen:

  • Complexe rouw
  • Interpersoonlijk conflict
  • Rolverandering
  • Interpersoonlijk tekort

Treedt veel comorbiditeit op bij depressie.

Comorbiditeit met hart en vaat ziekten, HIV, dementie. 

Depressie bij somatische stoornis verslechtert prognose.

Depressie verhoogd kans op dementie.

Eerste depressieve episode op oudere leeftijd (55+) = prodroom van neurodegeneratief syndroom.

Extra opletten therapie ouderen:

  • Veranderend levensperspectief
  • Existentiële verschillen: groot aantal verliezen: fysiek, sociaal en interpersoonlijk
  • Andere relatie met de psychotherapeut
  • Apathie alleen is grote risico factor voor dementie!

Take home message:

  • Bipolair is meer dan ene stemmingsstoornis
  • Stemmingsstoornissen hebben vaak een chronisch beloop
  • Behandelingen stemmingsstoornissen zijn matig effectief
  • Depressie bij somatische stoornis verslechtert prognose
  • Niet alle symptomen van depressie zijn altijd te verklaren vanuit gedrag en/of cognities
  • Depressieve ouderen noemen zichzelf zelden depressief

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
Public
Hoorcollege 8: Verslaving (Psychopathologie 2, UU)
Hoorcollege 9: Neurocognitieve stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 9: Neurocognitieve stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Delier

  • Aandachts- en bewustzijnsstoornis
  • Symptomen fluctueren over de tijd
  • Vaak ernstiger in de avond en nacht
  • Hyper of hypo actief

Risicofactoren: kwetsbaarheid, hoge leeftijd, comorbide somatische aandoening, etc.

Behandeling: onderliggende oorzaak behandelen, rustgevende medicatie, omgevingsinterventies.

Delier observatie screening schaal (>3)

 

 

 

Uitgebreide neurocognitieve stoornis

  • Significante cognitieve achteruitgang ten opzichte van eerder functioneren
  • Cognitieve deficiënties belemmeren functioneren in dagelijks leven
  • Niet alleen tijdens delier
  • Niet beter verklaard door andere psychiatrische stoornis

Beperkte neurocognitieve stoornis

  • Zelfde als uitgebreide neurocognitieve stoornis, maar dan lichte cognitieve achteruitgang.

Naast cognitieve problemen bij neurocognitieve stoornissen kunnen er ook gedragsstoornissen optreden.

Ernst:

  • Licht: moeite met iADL
  • Matig: moeite met basis ADL
  • Ernstig: volledig afhankelijk

Etiologie cognitieve stoornis --> is aanwezig bij cognitieve stoornissen, dus die stel je vast. Mogelijkheden:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 

 

Verschil delier en neurocognitieve stoornis:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

Dementie en mild cognitive impairment is geen stoornis, maar een syndroom: een symptomen groep.

Definitie MCI:

  • Cognitieve klachten door patiënt of informant
  • Bewijs uit cognitieve testen, bij voorkeur neuropsychologisch onderzoek, in één of meer cognitieve domeinen
  • Geen significante interferentie met complexe dagelijkse bezigheden
  • Voldoet niet aan de criteria van een dementie syndroom

MOCA test: test veel cognitieve domeinen.

Ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie:

  • Geleidelijke vergeetachtigheid (nieuwe informatie is moeilijk)
  • Moeite op woorden te komen
  • Vergissingen in tijd
  • Moeite krijgen met bekende dagelijkse handelingen
  • Overzichtverlies
  • Somber, minder initiatief, soms wantrouwender
  • Terugtrekken, karakterveranderingen

Pathofysiologie: ophoping van amyloid plaques in hersenen. Zie je in mindere mate bij gezonde oude mensen. Ook: tau eiwit tangles, is schadelijk. Bij AD komt dit door een teveel aan afbraakproductie. Hippocampus volume afname (atrofie).

Voor diagnose: cognitieve achteruitgang. Vraag ook het beloop goed uit: traag progressief beloop.

Vasculaire dementie

  • Trager
  • Niet meer twee dingen tegelijk kunnen
  • Concentratie- en aandachtsproblemen
  • Moeite met overzicht houden
  • Nieuwe dingen leren kost meer tijd
  • Somberheid

Pathofysiologie: kan ontstaan na beroerte

Risicofactoren: hoge leeftijd, lage opleiding, vrouw, vasculaire factoren, locatie CVA. Kan ook zonder CVA: dan zijn de risicofactoren leeftijd en vasculaire risicofactoren.

Voor diagnose: algemene criteria dementie, interferentie moet komen door cognitieve gevolgen.

 

Frontotemporaal dementie

Gedragsvariant:

  • Zelf vaak geen klachten, anderen merken karakterveranderingen
  • Impulsiever of juist apathie
  • Veranderede eetgewoonten
  • Dwangmatiger, overzichtsproblemen

Weefselverlies frontaal

Taalvariant:

  • Minder bloemrijk spreken
  • Moeilijk op woorden komen
  • Fouten in zinsbouw, grammatica
  • Moeite met benoemen van objecten
  • Niet
.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 10: Eetstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 10: Eetstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

ARFID: vermijdende/resctrictieve voedsel innamestoornis

  • Te weinig eten omdat je een sensorische karakteristiek van voedsel niet fijn vind
  • Geen aanwijzing voor een verstoord lichaamsbeeld!!

Komt in 3 vormen:

  1. Sensorisch bepaalde, bijv. bij ASS
  2. Angstige constitutie: allerlei angsten
  3. Traumatische ervaring: bijna stikervaring

Pica: eten van niet eetbare dingen

Ruminatie: weer omhoogbrengen van eten en herkauwen.

Anorexia Nervosa: aanzienlijk laag lichaamsgewicht, intense angst in gewicht toe te nemen. Stoornis is de manier waarop men het lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart. Ernst in classificatie is bepaald adhv. de BMI. Over-beweging.

Boulimia Nervosa: normaal gewicht, maar eetpatroon is verstoord.

  • Vreetbuiten (Groot, controleverlies)
  • Inadequaat compensatoir gedrag (braken, laxantia)
  • 1 keer p/w gedurende 3 mnd
  • Zelf evaluatie onevenredig beïnvloed door lichaamsvorm en gewicht

Ernst aan de hand van frequentie purgeer gedrag (braken en laxeren)

Eetbuistoornis: grote eetbuiten met controleverlies.

Comorbiditeit komt veel voor, bijvoorbeelt met angst, dwang, stemmingsst, etc. Ook persoonlijkheidsproblematiek:

  • Over-regulated: anxious-fearful
  • Dysregulated: novelty seeking

Meer comorbiditeit is gelinkt aan ernstigere ES symptomen en een slechtere prognose.

Automutilatie en suïcide komt heel veel voor, 1/3 van de patiënten.

Behandeling --> Rintveld

Diagnostiek bij Rintveld bestaat uit:

  • Anamnese
  • Heteroanamnese
  • Eating Disorders Examination
  • Lichamelijk onderzoek / lab onderzoek
  • Adviesgesprek

Bij de anamnese vraag je altijd naar de voorgeschiedenis, voedingsanamnese, gewichtsbeloop etc.

Er zijn veel complicaties als gevolg van een eetstoornis, sommigen potentiaal irreversibel: groei, fertiliteit, osteoporose, brein.

Behandelingen

 

Anorexia nervosa:

  • Wordt erger bij geen of een onjuiste behandeling
  • 5-10% dodelijke afloop
  • Wordt vaak chronisch
  • Bij jonge patiënten MOET het gewicht hersteld worden
  • Daarom is behandeling specialistenwerk

Behandeldoelen:

  • Eerst uit gevarenzone
  • Normalisatie van eetpatroon, gewicht, lichaamsbeeld, cognities
  • Herstel schools-, sociaal en gezinsfunctioneren
  • Behandeling evt. comorbiditeit
  • Terugvalpreventie

Jongeren: familie gebaseerde therapie

Volwassenen: CBT-E / MANTRA / SSCM

Chronisch: SSCM-SE, IRB

 

Boulimia Nervosa & eetbuistoornis: kan eigenlijk altijd poliklinisch. CGT& voedingsmanagement icm geszinswerk.

ARVID: gedragstherapie, exposure/desensitizatie

Innovatieve behandelingen"

  • CRT: cognitive remidiation therapy
  • Hoepeltheorie

Voor medicatie bij AN is weinig evidentie. Antipsychotica, benzodiazepines en anti-depressiva zijn mogelijk.

Psychofarmaca:

  • AN: atyp. Neuroleptica
  • BN: SSRI’s
  • BED: Topiramaat, sibutramine

Er zijn veel verschillende definities van herstel van een eetstoornis.

De meest waarschijnlijke criteria die mee zullen spelen in een definitie zijn gebaseerd op gewicht, eet/compensatiegedrag en psychologie achter de eetstoornis.

Herstel is een proces, niet slechts een uitkomst.

Diversiteit van samples, leeftijd, ras, cultuur etc. maken het moeilijk om herstel te meten.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

 

Access: 
Public
Hoorcollege 11: somatoforme stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 11: somatoforme stoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Onbewust nabootsen komt vaker voor dan bewust (malingering). Somatoforme stoornissen komen veel voor. 

Predisponerende factoren:

  • Biologische gevoeligheid
  • Traumatische jeugd
  • Persoonlijkheidstrekken

Uitlokkende factoren:

  • Infectie
  • Letsel
  • Stresserende gebeurtenissen

Er zijn best wel veel verklaringsmodellen:

  • Bio-psychosociale model: de context is belangrijk
  • Draagkracht: er is disbalans in de draagkracht en draaglast
  • Stress model: stress resulteert in onverklaarbare klachten
  • Perceptueel-cognitief: cognitieve aandacht wordt gericht op lichamelijke sensaties
  • Neurobiologische modellen: disbalans in HPA as etc.
  • Centrale sensitisatie: pijnperceptie in brein is verstoord
  • Vicieuze cirkels
  • Placebo / nocebo: klassieke conditionering
  • Individuele ontwikkeling: hechtingsstijlen, affectieve verwaarlozing
  • Religieuze verklaringsmodellen

Diagnostisch stappenplan:

  1. Anamnese en lichamelijk onderzoek
  2. Psychiatrische stoornissen
  3. In stand houdende en prognostisch ongunstige factoren

Verwijzing tweede lijn etc.

In de tweedelijn wordt er gekeken naar middelengebruik, nagebootste stoornis, etc. Kan ook in combinatie met een lichamelijke aandoening.

Ziekte is maar 1 oorzaak van symptomen, kan ook sociale/culturele factoren, fysiologische processen, etc.

1/3 van de neurologie patiënten op de poli heeft ‘functionele’ klachten. Worden niet helemaal of helemaal niet verklaard door neurologische ziekte.

Gevolgenmodel (CGT):

  • Je doet geen uitspraak over de oorzaak, maar de gevolgen staan centraal
  • De gevolgen kunnen de aandoening in stand houden of verergeren
  • Focus ligt op optimaliseren van de omstandigheden voor herstel van de klachten
  • Diagnostisch proces waaruit handvatten voor behandeling voortkomen
  • Draait nu meer om het optimaliseren van de omstandigheden voor herstel in plaats van verminderen. Van de hinderlijke gevolgen

 

 

 

 

 

 

 

In de praktijk vraag je ten eerste naar de lichamelijke klachten. Ook vraag je naar somatische geschiedenis. Daarna ga je de overtuigingen bespreken (ideeën over de betekenis van de klacht). Ook de inhoud van de cognities (catastroferend, niet-accepterend, zelfdeprimerend) zijn belangrijk. Daarna: emotionele en gedragsmatige gevolgen. Ook de lichamelijke gevolgen (observatie, conditie, etc.) en sociale gevolgen.

Sociale gevolgen zijn zelden een rechtstreeks instandhoudende factor. Behandel eerst de lichamelijke, gedragsmatige en emotionele gevolgen.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
JoHo members
Hoorcollege 12: Persoonlijkheidsstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 12: Persoonlijkheidsstoornissen (Psychopathologie 2, UU)

Persoonlijkheid wordt gedefinieerd als het geheel van gedragingen, gedachten en gevoelens dat een zekere mate van stabiliteit vertoont.

Five factor model (big-5): neuroticism, extraversion, agreeableness, conscientiousness, openness.

Persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door maladaptieve trekken:

  • Pathologisch = afwijken van populatienorm
  • Persistent = reeds lange tijd bestaan en vaak voorkomen
  • Pervasief = in een veelheid aan situaties voorkomen

In vrijwel alle verklaringsmodellen gaat men er vanuit dat vroege traumatische levenservaringen hebben geleid tot een verstoorde emotionele ontwikkeling.

De wijze van aanpak in verschillende therapieën is gericht op het gang brengen van deze emotionele ontwikkeling.

Ego-syntoon: aspecten van persoonlijkheid die als passend bij de persoon worden ervaren

Ego-dystoon: aspecten van persoonlijkheid horen niet bij jezelf en niet bij de rest van de persoonlijkheid.

Cluster C: angsthazen

  • Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis: steun zoekend, te weinig autonomie
    • Kan lijken op borderline
  • Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis: sociale kwetsbaarheid, geremdheid
  • Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis: controle, verantwoordelijkheid, niet spontaan

Bij persoonlijkheidsstoornis: herkent gedrag niet als probleem en wil er geen hulp voor. Zoekt hulp om conflicten met anderen op te lossen.

Cluster A: buitenbeentjes

  • Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis: waakzaam zijn, wantrouwen en achterdocht
  • Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis: autonoom, isolatie
  • Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis: onafhankelijk, betrekkingsideeën (vreemde denkpatronen)

Vreemd of apart gedrag.

Custer B: lastpakken

  • Borderline: impulsiviteit en onstabiel zelfbeeld
  • Antisociale: weinig empathie en sociale sensitiviteit, veel agressie, uitbuiting, impulsiviteit en egoïsme
  • Narcistische: zelfverheerlijking, rivaliteit
  • Histrionische: indruk maken, exhibitionisme, expressiviteit

Nul-empathie komt bij veel stoornissen voor.

Tegenoverdracht = als de therapeut gevoelens op de patiënt projecteert

Overdracht = als de patiënt onbewust gevoelens op de therapeut projecteert

Classificatie en diagnostiek gebeurt aan de hand van een semi-gestructureerd interview. Is erg tijdsintensief.

Vier effectief gebleken behandelvormen voor verschillende stoornissen"

  • Schematherapie
  • Dialectische gedragstherapie
  • Mentalization based therapy
  • Transference focused therapy

Schematherapie

Focus op:

  • Problematische emoties
  • Biografische aspecten
  • Therapeutische relatie

Schema’s zijn resultaat van een poging om pijn te vermijden. Het zijn diepgewortelde impliciete overtuigingen over zichzelf en een sjabloon voor verdere ervaringen.

Interventies op basis van cognitie (anders denken), experiënteel: anders voelen, gedragsmatig: anders doen.

Dialectische gedragstherapie

Vooral voor borderline, geworteld in de biosociale theorie: disfunctioneren emotie regulatie en invaliderende omgeving.

 

Mentalization based treatment

Leert eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen en verklaren vanuit achterliggende gevoelens, gedachten etc. Meer psychodynamisch.

 

Transference focued therapy

Ook meer psychodynamisch. Ook voornamelijk voor borderline.

Focust op de ontwikkeling van mentale representaties die door internalisatie van hechtingsrelaties zijn ontstaan.

 

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
JoHo members
Hoorcollege 13: DSM-5 research agenda (Psychopathologie 2, UU)

Hoorcollege 13: DSM-5 research agenda (Psychopathologie 2, UU)

De stof van dit college hoeft niet in detail bestudeerd te worden voor het tentamen.

In de DSM research agenda staan stoornissen die onderzocht worden en mogelijk in de nieuwe versie van de DSM worden opgenomen.

Om als psychische stoornis te classificeren moet er (1) sprake zijn van een coherente set van symptomen. Ingewikkelde, lange sets van criteria zijn nooit goed.

(2)  het syndroom moet gepaard gaan met lijden en disfunctioneren.

(3) syndroom is verbonden met onderliggende psychobiologische disfuncties

(4) het syndroom onderscheidt zich van andere syndromen

(5) het syndroom heeft klinische bruikbaarheid

(6) voordelen van het erkennen van het syndroom zijn groter dan de nadelen daarvan

 

Stadiering: beschrijven van ontwikkeling van stoornissen als stadia/fasen

Profilering: beschrijving van variabelen die samenhangen met elke fase + die elke fase kenmerken

Klinische stadiering en profilering geeft de mogelijkheid voor ontwikkelingsgerichte diagnostiek: een stoornis ontwikkelt zich van heel mild naar heel ernstig.

Psychopathologie kan je ordenen in de Hierarchical Taxonomy of Psychopathology.

DSM was eerst ingedeeld in assen.

Er is een debat over het categorisch vs dimensioneel model. 

Categorisch model voordelen:

  • Meer helderheid en duidelijkheid
  • Simplificatie
  • Helderheid patiënt

Dimensioneel model voordelen:

  • Zegt veel meer over 1 individu
  • Meer differentiatie tussen mensen
  • Minder arbitrair

Alternatieve model voor persoonlijkheidsstoornissen: AMPD. Dit is een meer dimensioneel model. Alternatieve criteria:

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 

Voor criteria A zijn er 4 niveau’s, 0 tm 4, waarin de ernst van de beperkingen gespecificeerd wordt. 

Persoonlijkheidsfunctioneren is opgesplitst in 4 domeinen.

Criterium B: pathologische persoonlijkheidstrekken. Is opgesplitst in 5 domeinen en 25 persoonlijkheidstrekken (facetten):

  • Negatieve affectiviteit vs emotionele stabiliteit
  • Afstandelijkheid vs extraversie
  • Antagonisme vs vriendelijkheid
  • Ongeremdheid vs conscientieusheid
  • Psychoticisme vs luciditeit

Heeft veel overeekomsten met het Five Factor Model (big-5).

Dit kan je vaststellen adhv interviews.

Er zijn ook prototypen.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Volg me voor meer samenvattingen en hoorcollege aantekeningen!

Access: 
JoHo members
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1044
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.