De belangrijkste begrippen bij kennismaking en toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek - Universiteit Utrecht
De belangrijkste begrippen bij kennismaking en toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Kwalitatief (Universiteit Utrecht)
De belangrijkste begrippen bij kwalitatief onderzoek op een rijtje
Theorie
- In theorie: Een theorie is een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in onderlinge samenhang worden beschreven. In de wetenschap is een theorie een getoetst model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid.
Empirisch
- In theorie: Empirisch onderzoek is onderzoek dat gebaseerd is op eigen ervaring. Hierbij wordt gebruik gemaakt van directe of indirecte waarnemingen. Empirisme is een kenmerk van wetenschappelijk onderzoek.
Controleerbaar
- In theorie: De resultaten van een onderzoek moeten controleerbaar zijn. Wanneer andere onderzoekers een vergelijkbaar onderzoek doen, moeten de verwachtingen van het onderzoek kunnen worden bevestigd of weerlegd. Controleerbaarheid is een kenmerk van wetenschappelijk onderzoek.
Probabilistisch
- In theorie: Het probabilisme is de leer dat zegt dat het onmogelijk is om de absolute waarheid te kennen, ze zoekt meer om de waarschijnlijkheidsgraad te kunnen bepalen. Er is een kans dat we het ene zien, maar dat toch het andere waar is. Het tegenovergestelde van probabilistisch is deterministisch: als je dit doet, gebeurt dat altijd. Probabilistisch is een kenmerk van wetenschappelijk onderzoek.
Falsifieerbaar
- In theorie: Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens. De theorie moet ‘’verwerpbaar zijn’’. Falsifieerbaarheid is een kenmerk van een goede wetenschappelijke theorie.
Spaarzaam
- In theorie: De stelling is dat wanneer er verschillende hypotheses zijn die een verschijnsel in gelijke mate kunnen verklaren, die hypothese gekozen moet worden die de minste aannames bevat en het kleinste aantal entiteiten veronderstelt. Als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken. Spaarzaamheid is een kenmerk van een goede wetenschappelijke theorie.
Fundamentele onderzoeksvraag
- In theorie: Een fundamentele onderzoeksvraag wordt ook wel “zuivere” wetenschap genoemd omdat het kennis vanwege kennis is, zonder een concrete toepassing. Het richt zich op de basismechanismen en leidt tot ontdekkingen die bijdragen tot een beter begrip van hoe iets werkt. De onderzoeker zoekt naar algemene informatie, zoals: ‘’Wat gebeurt er in het brein van een narcist.’’
Toegepaste onderzoeksvraag
- In theorie: Toegepast onderzoek start met een handelingsprobleem van de praktijk. In toegepast onderzoek wordt bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het analyseren en oplossen van praktijkproblemen. Bijvoorbeeld het maken van een interventie: ‘’Kunnen we Instagram op een of andere manier aanpassen, zodat het minder leidt tot narcistische trekjes?’’
Translationele onderzoeksvraag
- In theorie: Je gaat hier van het ene onderzoek over in het andere. Je gaat van de praktische interventie een stap verder: ‘’Waarom werkt deze versie van Instagram beter?’’ of ‘’Wat doet deze versie van Instagram met een narcist?’’
Kwalitatieve gegevens
- In theorie: Een kwalitatief gegeven is een woord, een zin of een stuk uitgesproken of neergeschreven tekst. Denk aan interviews, teksten of opnames.
Kwantitatieve gegevens
- In theorie: Een kwantitatief gegeven is een getal. Denk aan gewicht, lengte, aantal keer lachen.
Respondent
- In theorie: Iemand die antwoordt. Een respondent is iemand die antwoordt op een responsiecollege. Iemand die een enquête beantwoordt wordt ook
De belangrijkste begrippen bij kennismaking en toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Correlationeel (Universiteit Utrecht)
De belangrijkste begrippen bij correlationeel onderzoek op een rijtje
PAC
- In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen:
Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
Association: Het verband of de relatie. De onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie er verwacht wordt.
Constructs: De kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten en waartussen er een verband verwacht wordt.
Positieve of stijgende relatie
- In theorie: Een positieve relatie is wanneer een toename in de onafhankelijke variabele ook een toename in de afhankelijke variabele veroorzaakt. Voorbeeld: Plezier van de eerste date neemt toe met meer contact via social media vooraf.
Negatieve of dalende relatie
- In theorie: Een negatieve relatie is wanneer een toename in de onafhankelijke variabele een afname in de afhankelijke variabele veroorzaakt. Voorbeeld: Hoe langer vluchtelingenkinderen in een AZC wonen, hoe kleiner de kans op een verblijfsvergunning.
Causaliteit
- In theorie: Bij causaliteit spreken we van onderzoeksvragen die een orzaak / gevolg verband beschrijven. Er zijn drie voorwaarden verbonden aan het begrip causaliteit, namelijk: covariance, temporal precedence en internal validity.
Covariance
- In theorie: Er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg.
Temporal precendence
- In theorie: De oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg.
Internal validity
- In theorie: Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten.
Systematisch / kwantitatief observeren
- In theorie: Systematisch observeren is echt bepaalde activiteiten turven. Voorbeeld: ''9 van de 10 kinderen hebben een scooter bereden, er is 1 keer onenigheid geweest tussen 2 kinderen. Elke 5 minuten was er onenigheid tussen 2 kinderen.'' Systematisch observeren zie je vaak bij kwantitatief onderzoek.
Kwalitatief observeren
- In theorie: Hier wordt niet geteld zoals bij kwantitatief onderzoek, maar hier wordt meer omschreven. Voorbeeld: ''De kinderen rijden rondjes op de scooter. Ze vinden dit een leuke activiteit en veel kinderen lachen.'' of ''Tijdens het scooterrijden lijken de kinderen minder onenigheid te hebben met elkaar.''
Likert schaal
- In theorie: Dit is een schaalscore met links de optie ''helemaal oneens'' en rechts de optie ''helemaal eens''. In het midden staat vaak nog de optie ''neutraal''.
Conceptuele definitie
- In theorie: Wat de onderzoeker precies met het theoretische begrip bedoelt. Dat is de conceptuele definitie. Als het theoretische begrip ''plezier van de eerste date'' is, dan zal een voorbeeld van een conceptuele definitie kunnen zijn: ''De mate waarin de persoon een gevoel van blijheid, ontspannenheid en vrolijkheid heeft en zichzelf vermaakt gedurende de date''.
Operationele definitie
- In theorie: De operationele definitie is de vraag hoe de onderzoeker het begrip gaat meten. Welk meetinstrument wordt hiervoor gebruikt? Een voorbeeld is een vragenlijst met vragen die blijheid, ontspannenheid, vrolijkheid en vermaak tijdens de date adresseren wat resulteert in een schaalschore tussen de 4 en de 20.
Er zijn verschillende meetniveaus.
- Nominaal meetniveau
- In theorie: Deze data geven geen
Studiehulp Toepassing en Onderzoeksmethoden en Statistiek - UU (2022-2023) - Psychologie
In deze bundel vind je de aantekeningen en begrippenlijsten van alle werkgroepen en hoorcolleges van het vak Toepassing en Onderzoeksmethoden en Statistiek, Psychologie, Universiteit Utrecht.
Add new contribution