Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen (Tjittes) is geschreven in 2016


1. Inleiding Rechtsmiddelen

Algemene info

Rechtsmiddelen zijn middelen om tegen rechterlijke beslissingen op te komen. Om als partij eigen fouten of verzuimen te herstellen

  • Omdat de partij van mening is dat de rechter een fout heeft gemaakt. De functie hiervan is rechtsbescherming
  • Bevordering van de rechtseenheid (-cassatie: rechtsontwikkeling)

Gewone rechtsmiddelen Buitengewone rechtsmiddelen

Verzet bij de rechter die de vorige beslissing beëindigd heeft met een verstekuitspraak. Derdenverzet bij de rechter die de beslissing heeft gegeven waar derden hun belangen door zijn benadeeld. Hoger beroep bij het gerechtshof Herroeping bij de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (er staat geen gewoon rechtsmiddel open)

Cassatie bij de Hoge Raad Cassatie in het belang der wet door de procureurgeneraal bij de Hoge Raad

Verschil: door het instellen van een gewoon rechtsmiddel wordt de executie van de bestreden beslissing geschorst en dit is bij buitengewone rechtsmiddelen niet het geval.

Ook: herstelmogelijkheden van art. 31 en 32 via een procedure tot verbetering of aanvulling van een rechterlijke beslissing (geen rechtsmiddel)

Art. 6 EVRM en rechtsmiddelen

Hoofdregel in onze wet: recht op hogere voorziening

Echter wordt deze niet gewaarborgd door art. 6 EVRM, wel geven ze:

1.Waarborg in het artikel: Recht op een berechting binnen een redelijk termijn

Nederlandse wet: heeft een gesloten systeem aan rechtsmiddelen dus slechts door een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel kan en rechterlijke beslissing worden aangetast. Én het voorkomt dat men een nieuwe procedure start over dezelfde rechterlijke beslissing (oneindige procedures).

2. Waarborg in het artikel: Recht op een eerlijk proces. Maar: het gaat er hierbij om dat de procesgang als geheel voldoet aan die eisen. Een hogere rechter kan de procedurele fouten herstellen van de rechter in eerste aanleg. Als er een waarborg is geschonden, volgt rechtsherstel en als dit maar gedeeltelijk gebeurd, geldt volgens: art. 41 EVRM een vergoeding voor immaterieel/materieel nadeel

Geen/verlies van rechtsmiddel:

1. Als de wet het instellen rechtsmiddel verbiedt. Vb.188 lid 2 Rv en 7:685 BW

2. Overschrijding termijn

= Van openbare orde. De rechter checkt het zelf, partij hoeft geen bezwaar te maken. Overschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid

3. Berusting

= In een rechterlijke uitspraak te kennen geven aan de wederpartij van de wil om zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Schriftelijk of mondeling én uitdrukkelijk/stilzwijgend Het gevolg is niet-ontvankelijk - Vb. art. 143 Rv.

De schorsende werking

Het instellen van gewone rechtsmiddelen heeft een schorsende werking, dit zie je in: art. 145 (verzet), art. 350 en 360 (hoger beroep), art. 404 (cassatie), dit houdt in dat de uitvoerbaarheid van de uitspraak wordt geschorst. Hieronder vallen:

- Eigenlijk executie: de gedwongen tenuitvoerlegging (vb. veroordelend vonnis)

Geen executiemaatregelen in gangzetten, maar wel conservatoire maatregelen

- Oneigenlijke executie: het voeren of voortzetten van een procedure ter uitvoering van een rechterlijke beslissing (vb. bewijsopdracht).Gevolg: procedure stopt

Maar doorbreking van de schorsende werking kan door middel van uitvoerbaarheid bij voorraad (art. 350 lid 1 en 404 Rv). Vaak worden condemnatoire beslissingen en constitutieve beslissen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, geen declaratoire beslissingen (zie vorige weken).

Voor dagvaardingsprocedures kijk je naar art. 233-235 Rv, voor verzoekschriftprocedures in art. 288 Rv en voor het kort geding in art. 258.

2. Verzet

Rechtsmiddel 1: Verzet/oppositie

= Rechtsmiddel voor de niet verschenen gedaagde in de dagvaardingsprocedure bij de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen  Gevolg: Hierna volgt de gewone procedure op tegenspraak (art. 147 Rv) d.w.z. verzetdagvaarding (exploot waarmee rechtsmiddel wordt ingesteld) geldt als conclusie van antwoord en daarna volgt een comparitie van antwoord.

Hoofdregel

Wanneer? bij een niet verschenen gedaagde in dagvaardingsprocedure in kort geding (art. 259 Rv), hoger beroep (art. 353 Rv) of (beperkt) in cassatie (art. 425) Niet in: verzoekschriftprocedure want daar is geen verplichting tot verschijning en dus ook geen verstek

Uitzondering

Als er in een procedure meerdere gedaagden zijn geeft art. 140: Er wordt wel verstek verleent tegen niet verschenen gedaagde maar de procedure gaat door met de één of meer wel verschenen mede-gedaagde(n). En in zo’n procedure wordt één vonnis gewezen  gevolg: de niet-verschenen gedaagde geen verzet kan uitoefenen maar in hoger beroep moet gaan.

Termijn

Art. 143 lid 2 en 3 geeft in beginsel 4 weken en dit termijn kan op drie manieren beginnen:

1. Door betekening in persoon aan de veroordeelde van het verstekvonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte.

2. Na daad van bekendheid van degene die verstek heeft laten gaan. Let op! Het ontvangen of aanhoren van het verstekvonnis geeft nog niet een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis hem bekend is.

3. Bij tenuitvoerlegging van het vonnis (art. 143 Rv) en art. 144 Rv geeft aan welke handelingen hierbij van belang zijn.

Procesverloop

Gewone proces

- Dagvaarding eiser

- Verstekvonnis

Na verstekvonnis:

- Verzetdagvaarding opposant (= oorspronkelijke gedaagde)

vereisten verzetdagvaarding:

• Gewone dagvaardingseisen: art. 45 e.v. + 111 lid 2 sub a-c en e-h

• Aanzegging dat opposant in verzet komt tegen het verstekvonnis

• Oproeping geopposeerde (oorspronkelijk eiser)

• Verweer (art. 147) en bewijsmiddelen (art. 146 lid 1 jo 128 lid 5)

• Moet bij conclusie van antwoord ookwel de verzet dagvaarding:

– Exceptie van onbevoegdheid (art. 11, 110, 1022)

– Concentratie van verweer (art. 128 lid 3)

– Eis in reconventie (art. 137 jo 146 lid 2)

- Comparitie (art. 131)

- Evt. repliek en dupliek (art. 132)

- Pleidooi (art. 134)

–    Na evt. tussenvonnissen een eindvonnis op tegenspraak

Verdere regels:

- Proceskosten als gevolg van de niet verschijning zijn voor rekening van opposant (art.141 Rv).

- Samenloop verzet-hoger beroep:

- Niet verschenen gedaagde gaat in verzet , dan is er geen hoger beroep mogelijk voor de eiser

- Eiser in hoger beroep, dan is er geen verzet mogelijk voor de niet verschenen

gedaagde (335 lid 1).

3. Hoger beroep

Algemene info

= Rechtsmiddel voor de partij in een procedure op tegenspraak/eiser in verstekzaak die (gedeeltelijk) ongelijk heeft gekregen. Er zijn 3 functies:

1. Controle op de rechter in eerste instantie

2. Herkansing/herstel voor eigen fouten (arrest Leemkuil/Smit r.o. 4.1. “het hoger..of nagelaten”)

3. Tijdige/redelijke beslissing (denk hierbij aan grievenstelsel en devolutieve werking)

Wanneer?

            –  In eerste aanleg op tegenspraak gewezen vonnis

            –  Zowel bij dagvaardingsprocedures (art. 332-356 Rv) als bij verzoekschriftprocedures

            (art. 358-362)

– Ook: bij kort geding en kan bij verstekvonnis ingesteld worden door eiser (art. 335 lid 1)

De rechter oordeelt hierbij ambtshalve.

Wanneer niet?

1. Berusting (art. 334 Rv)

2. Overeenkomst geeft geen mogelijkheid tot hoger beroep (art. 333 Rv)

3. Partijen hebben zich ex art. 96 Rv tot de kantonrechter gewend voor een beslissing,

tenzij overeenkomst (art. 333 Rv)

4. Er is beslist over vordering onder de appellabiliteitsgrens = € 1.750,- (art. 332 lid 1 Rv). Bij het gerechtshof binnen wiens rechtsgebied de rechtbank, die het betreffende vonnis heeft gewezen, is gevestigd (art. 60 RO). Zie hiervoor de Wet op de rechterlijke indeling.

Termijn – Appabiliteitsgrens

Termijn = Binnen drie maanden na de dag van de uitspraak (art. 339 Rv) en bij kort geding 4 wkn.

Appabiliteitsgrens = boven € 1.750,-  berekening?

- Hoofdvordering (art. 332) + tot aan de dag van de dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente

- Eiswijziging heeft invloed:

- Vermeerdering: waardoor niet-appellabele zaak appellabel wordt

- Vermindering: waardoor een appellabele zaak niet-appellabel wordt

- Vorderingen optellen:

- Objectieve cumulatie (art. 332 lid 2) = meerdere vorderingen van één eisende partij

Gevolg: vorderingen optellen om te kijken of je aan de grens zit of niet

             Vorderingen in conventie + reconventie bij elkaar optellen tenzij in beide zaken

afzonderlijk een eindvonnis is gewezen (art. 332 lid 3)

- subjectieve cumulatie = in één geding meerdere eisers/gedaagden vorderen ( de vorderingen niet optellen)

a. Hoger beroep in de dagvaarding procedure

Fase 1

Appeldagvaarding = aanzegging dat en tegen welk vonnis partij in beroep komt

De vereisten zijn die van de gewone dagvaarding in eerste instantie nl. art 343 jo. 45 e.v. en 111 e.v.Uitgezonderd van de vereisten zijn: art. 111 lid 3 Rv. Gronden (wel een eis noemen)

Verder zijn ook de bepalingen van nietigheid van de dagvaarding (art. 120-122) van toepassing (353).

Fase 2

Dagvaarding gaat ter griffie naar het hof en wordt ingeschreven op de rol op de aangezegde rechtsdag. Niet tijdig: niet-ontvankelijk, herstel door middel van toestemming wederpartij of

herstelexploot. Verder wordt er een termijn gesteld voor de memorie van grieven.

Fase 3

Memorie van grieven/conclusie van eis

= hierin moeten de gronden waarop het hoger beroep berust ofwel grieven van een partij tegen het vonnis in eerste aanleg worden genoemd

Fase 4

Memorie van antwoord/conclusie van antwoord

Wederpartij krijgt de gelegenheid om een memorie van antwoord op te stellen, hierin kan hij ook tegen het vonnis ingaan door middel van een incidenteel appel. Tegen dit incidentele appel kan de andere partij dan weer een memorie van antwoord incidenteel appel instellen.

Fase 5

Akten (evt.)

Fase 6

Pleidooi (evt. art. 134 jo 353 lid 1)

Fase 7

Arrest wijzen op de afgesproken dag (art. 229)

- Er kunnen tussenarresten gewezen worden (art. 232)

- Ook in appel kan een beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden (art. 233-234)

- Proceskosten (art. 237)

- Formele en materiele vereisten van art. 230

- Let op! verbod van reformatio in peius oftewel de appellant mag niet een ongunstiger resultaat krijgen dan hij in eerste aanleg verkreeg procedureregels voor eerste aanleg (titel 2) zijn van overeenkomstige toepassing in hoger beroep (art. 353 Rv) maar geen:

            - Verplichte procesvertegenwoordiging d.m.v. advocaat

            - Rechter is niet gehouden tot comparitie na antwoord (zoals in art. 131)

            - Geen vordering in reconventie

            - Geen mogelijkheid van repliek en dupliek

Dus wel o.a.: incidenten in hoger beroep

Zie art. 208, let op! niet verwarren met incidenteel appel hieronder. Deze kan ingesteld worden bij

appeldagvaarding of in de procedure in conclusie. Vb. voorlopige voorziening (art. 223).

Grievenstelsel en devolutieve werking

Grievenstelsel = Hof oordeelt alleen over grieven tegen het vonnis van de eerste rechter, dus de omvang van het hoger beroep wordt bepaald door grieven.

Een grief is een grond die een partij aanvoert tegen het vonnis of de meerdere vonnissen. Deze grief heeft als voorwaarde dat deze voor de wederpartij voldoende kenbaar in de procedure naar voren is gebracht. Stel, in de appeldagvaarding zijn niet alle gronden genoemd, kan je dit dus nog ‘aanvullen’ in de memorie van grieven. Het is een tussenstap van de dagvaarding en de memorie van antwoord. Echter wel ambtshalve toetsen aan voorschriften betreffende de openbare orde.

Nieuwe weren en grieven

Twee schrifturen ookwel de ‘twee conclusie-regel’: memorie van grieven en memorie van antwoord. In beginsel, is er in o.a. het arrest Wertenbroek q.q./Erven Van Vlerken (r.o. 2.4.2 “aan de .. worden aangemerkt”)wordt bepaald: dat de eiser geen vermeerdering/verandering van zijn eis mag komen ná memorievan antwoord of memorie van grieven.

Echter, er zijn uitzonderingen:

1. Indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd.

2. Indien de aard van het geschil dit meebrengt

3. Feiten en omstandigheden die na de m.v.a. en de m.v.g. zijn voorgevallen of later gebleken

Nieuwe weren in appel mogelijk, mits (art. 128 lid 3 jo 348 Rv):

- Materieel verweer: dus geen excepties die reeds in eerste instantie naar voren

gebracht konden worden (processueel verweer alleen m.b.t. het ingestelde appel)

- Verweer dat niet ondubbelzinnig is prijsgegeven/gedekt (gedekt=als men afstand heeft

gedaan van verweer)

Nieuwe grieven na m.v.g. of, in geval van incidenteel appel, na m.v.g. in incidenteel appel (= m.v.a.):appelrechter mag daarmee in beginsel geen rekening houden (arrest Wertenbroek q.q./Vlerken – r.o. 2.4.5)

Eisverandering/vermeerdering: art. 129-130 jo. 353 (soms vorm grief)

–    Door de oorspronkelijke eiser

–    Bij conclusie of akte ter rolle zolang ‘de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen’

UITZONDERINGEN beperkende werking grievenstelsel:

1. In strijd met de goede procesorde

2. Ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden door de appelrechter (art. 25)

3. Devolutieve werking (zie hieronder)

Devolutieve werking

Devolutieve werking = na appel van een eindvonnis wordt de hele zaak overgeheveld van de rechter in eerste aanleg naar de appelrechter.

1. NEGATIEVE WERKING

- Appellant heeft de mogelijkheid van beperking van het hoger beroep; en de

- Appelrechter mag niet terugverwijzen, tenzij de appelrechter een vonnis vernietigt waarbij de rechter in eerste aanleg zich onbevoegd heeft verklaard op grond van:

            1.Ontbreken rechtsmacht Nederlandse rechter

            2.Rechtsgeldig beroep op arbitrage-overeenkomst (art. 1022 lid 1)

            3.Ontbreken van absolute bevoegdheid (zie art. 76)

            4.Verwijzing na hoger beroep tussenvonnis: 355-356

2. POSITIEVE WERKING

Wordt gegeven in het arrest Niekoop/AGO: Als een of meer grieven gegrond worden geacht, moet de rechter, voorzover de zaak aan zijn oordeel is voorgelegd, de toewijsbaarheid van de in eerste aanleg ingestelde vordering opnieuw beoordelen. Dus: de appèlrechter moet alle stellingen en verweren van de wederpartij die in eerste aanleg zijn verworpen of niet zijn behandeld en die met gegrondbevinding van een grief in appèl relevant worden voor de uitspraak in appèl, behandelen. Dit geldt ook als de wederpartij tegen de uitspraak m.b.t. de genoemde verweren geen grieven heeft gericht. Met het doel:

1. Een partij wordt niet gedwongen tot incidenteel appel (zie hieronder) als zij het eens

is met de beslissing in eerste aanleg

2. Zo hoeft de rechter de zaak, bij een andersluidend oordeel dan de rechter in eerste aanleg,

niet geheel terug te verwijzen om de stellingen van de geïntimideerde te behandelen.

Incidenteel Appel (art. 339 lid 3) = Appel door geïntimeerde (wederpartij in appel)

Wanneer? Uiterlijk bij memorie van antwoord of bij zelfstandig ingesteld appel

Omvang? Niet afhankelijk van principaal appel, dus kan andere onderdelen bevatten

Tegen? Tegen een tegenpartij die principaal heeft ingesteld

Vereist? Aan de wederpartij op begrijpelijke wijze kenbaar maken dat hij tegen de beslissing

van de rechter in eerste aanleg bezwaar heeft

Invloed principaal appel op incidenteel appel:

- Nietige appeldagvaarding of principaal appel na verstrijken appeltermijn. Het incidenteel appel niet-ontvankelijk

- Afstand principaal appel of niet tijdige inschrijving appeldagvaarding. Het incidenteel appel vervalt niet (automatisch)

Arrest Zoontjens/Kijlstra (niet verplicht enkel essentie weten)

Het intrekken van het principaal appèl heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel appèl. De omstandigheid dat het principaal appèl geen effect kan sorteren staat (behoudens het geval dat dit het gevolg is van nietigheid van de dagvaarding of overschrijding van de beroepstermijn) niet in de weg aan ontvankelijkheid van het incidenteel beroep.

Hoger beroep – verschillende vonnissen

– Eindvonnis, binnen appeltermijn

– Tussenvonnis (art. 337 Rv)

            Provisioneel: tussentijds of met eindvonnis

            Ander tussenvonnis: met eindvonnis, tenzij

–  Eindbeslissing (ziet op het dictum)  volgt het vonnis

Arrest De Vries/Gemeente Voorst:

Een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing in een tussenuitspraak is een eindbeslissing. De rechter mag op een eindbeslissing in de verdere loop van het geding niet terugkomen en zij kan slechts worden bestreden met de aanwending van een rechtsmiddel. De goede procesorde brengt echter mee, dat de rechter aan wie is gebleken dat een door hem gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om na partijen gelegenheid te hebben gegeven zich daarover uit te laten, die eindbeslissing te heroverwegen om zo te voorkomen dat hij op ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.

Arrest Van der Graaf/Van der Voort onder Hoge Raad:

Van een deelvonnis is sprake “al dan niet in het vonnis door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde is gemaakt”. Hiertegen dient binnen drie maanden hoger beroep te worden ingesteld.

Hoger beroep in de verzoekschriftprocedure

Let op, onder algemene info staan de gegevens die van overeenkomstige toepassing zijn, ik behandel hier alleen de verschillen of andere benamingen dus een verzoekschriftprocedure heeft o.a. ook devolutieve werking.

Aanvang termijn:

- Verzoeker in de eerste instantie en voor de in eerste instantie verschenen belanghebbende, dag van de uitspraak

- Overige belanghebbenden, dag van betekening van de uitspraak of dag waarop zij op

andere wijze bekend zijn geraakt met de uitspraak

Arrest Rechtsmittelbelehrungs-arrest (r.o. 3.3):”Een onjuiste vermelding van de beroepstermijn bij de beschikking (art. 805 Rv) zet de wettelijke termijn niet opzij”. Je had namelijk gewoon in de wet moeten kijken voor de zekerheid.

TENZIJ: puur apparaatsfout

Arrest D/RvdK (r.o. 3.2 “De Hoge Raad..van de beschikking): Verlenging beroepstermijn met 14 dagen na verstrekking afschrift beschikking als degene die het beroep instelt:

- Niet wist en niet had kunnen weten wanneer de beschikking zou worden gegeven, ten gevolge

van een fout van (de griffier van) het gerecht EN

- De beschikking pas is toegezonden/verstrekt na afloop van de beroepstermijn, ten gevolge van

een hem niet aan te rekenen fout.

De procedure

Fase 1

Indienen van beroepschrift

Vereisten: zie verzoekschrift in eerste aanleg (278 lid 1 Rv), verzoek, gronden maar ook de naam en woonplaats van degenen die in eerste aanleg zijn verschenen of opgeroepen (art. 359).

Gronden moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid worden opgenomen in het beroepschrift, tenzij de beschikking nog niet is toegezonden aan de appellant.

Fase 2

Verweerschrift door belanghebbende

Eventueel indien incidenteel appel door belanghebbende, kunnen overige daartegen verweerschrift indienen (art. 361 lid 4).

Fase 3

Mondelinge behandeling

Appellant, verzoeker en in eerste aanleg verschenen belanghebbenden worden opgeroepen. Rechter kan overige belanghebbenden oproepen (art. 361 Rv).

Fase 4

Beschikking

4. Cassatie

Hoofdregel: tegen elke rechterlijke uitspraak waartegen geen hoger beroep of verzet openstaat, in te stellen bij de Hoge Raad in Den Haag (art. 118 lid 2 Gw. en 78 RO). Kerntaak: beantwoordt rechtsvragen in het belang van rechtseenheid en rechtsontwikkeling (art. 81 RO). Maar ook rechtsbescherming voor de betrokken procespartijen en rechters in vorige instanties.

Belangrijke onderdeel van de organisatie van de HR: parket bij de Hoge Raad bestaande uit de procureurgeneraal, zijn vervanger en de advocaten-generaal, deze zijn belast met het nemen van conclusies in cassatiezaken.

Dit geldt voor elke rechterlijke uitspraak die niet vatbaar is voor hoger beroep of verzet

∟sprongcassatie: partijen komen overeen hoger beroep over te slaan (art. 398 onder 2)

Uitzonderingen:

1. Uitsluiting bij wet (vb. art. 7:685 lid 1 BW)

2. Als men nog bezwaar bij dezelfde rechter kan maken (art. 399) want er

zijn nog geen bindende eindbeslissingen gemaakt.

3. Tussentijds tegen tussenvonnissen en tussenbeschikkingen, behalve

- T.a.v. uitspraken waarbij voorlopige voorzieningen zijn toegestaan (art. 401a/426)

- Tussentijds cassatieberoep is toegestaan (art. 401a/426)

- Hof heeft zich onbevoegd verklaard en zaak naar rechtbank verwezen (art. 401a/426)

4. Berusting (art. 400)

Termijn: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak (art. 402/426)

∟kort geding: acht weken (art. 402 jo. 339)

Verplichte procesvertegenwoordiging: advocaat bij de Hoge Raad (art. 407 lid 3/426a lid 1)

Cassatiegronden (art. 79/80 RO)

1. Schending van het recht

Recht in de zin van:

- Van een openbaar gezag uitgegane naar buiten werkende, voor betrokkenen bindende voorschriften; en

- Beleidsregels

- Feitelijke grondslag van de middelen in bestreden uitspraak en gedingstukken (geen nieuwe feiten, lid 2)

- Gebonden aan feitelijke vaststellingen in bestreden uitspraak (lid 3)

Let op! Geen inmenging op gebied van feiten (art. 419)

2. Vormverzuim

= verzuim van processuele voorschriften, met name motiveringsverzuim onder motiveringsverzuim vallen dan weer: motiveringsklachten en rechtsklachten

Procedure zowel dagvaardings- als verzoekschriftprocedure

De dagvaardingsprocedure vindt men in art. 407-425 Rv en de verzoekschriftprocedure in art. 426-429 Rv.Artikelen eerste aanleg van toepassing verklaard, namelijk:

- Dagvaarding: art. 418a (artikelen titel 1.2)

- Verzoekschrift: art. 428a jo. 284 (bewijsrecht)

Met enig verschil: schriftelijke toelichtingen en de re- en dupliek worden gelijktijdig genomen.

Fase 1

- Tegen een vonnis of arrest wordt het cassatieberoep ingesteld bij dagvaarding en wordt de rolprocedure gevolgd

- Tegen beschikkingen wordt het cassatieberoep ingesteld bij verzoekschrift

Beide moeten de cassatiemiddelen benoemen, zo niet dan volgt niet-ontvankelijkheid (art. 407/426a).In cassatie geldt op grond van art. 419 lid 1 het middelenstelsel = uitspraak van de feitenrechter kan niet gecasseerd worden buiten de door partijen aangevoerde cassatiemiddelen.

(of: partiële werking van het cassatieberoep = in cassatie niet/vergeefs bestreden beslissingen zijn

bindend ook als de uitspraak wordt vernietigd)

Fase 2

Conclusie van antwoord/verweerschrift

Fase 3

Schriftelijke toelichtingen beide partijen

Fase 4

Repliek en dupliek beide partijen (dit is niet vanzelfsprekend)

Fase 5

Conclusie procureur-generaal/advocaat-generaal (art. 418 Rv)

Fase 6

Reactie op conclusie bij brief aan president Hoge Raad

Fase 7

Arrest/beschikking (art. 408a Rv voor arrest)

- Verwerping beroep (cassatiemiddelen ongegrond)

- Vernietiging uitspraak (cassatiemiddelen gegrond en leiden tot cassatie). Het gevolg: i.b. verwijzing naar feitenrechter, i.b. naar aangrenzend hof, dat de behandeling voortzet en beslist met inachtneming van de uitspraak van de HR (art. 424). Hij is hierbij (a) gebonden aan beslissingen in de vernietigde uitspraak die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden en hij moet (b) de zaak behandelen in de stand waarin zij zich bevond op het moment dat de door de HR vernietigde uitspraak werd gewezen.

Eventueel rechtsmiddel: verzet (art. 425)

Incidenteel cassatie beroep

= Cassatieberoep door verweerder (art. 410 lid 3/427 lid 2), dat dient hij te doen bij c.v.a. in de

dagvaardingsprocedure en bij verweerschrift in de verzoekschriftprocedure. Cassatiemiddelen moeten in die stukken staan en (eveneens als bij incidentele vorderingen) staat berusting of afstand van cassatieberoep hier niet in de weg. Zie arrest Zoontjens/Kijlstra

5. Buitengewone rechtsmiddelen

B.R.1: Cassatie in het belang der wet

Zie art. 78 lid 1 RO en art. 111 lid 2 sub c RO. Deze kan ingesteld worden door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Je stelt hierbij rechtsvragen aan de Hoge Raad die nog onbeantwoord zijn. Doel hiervan is de bevordering van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling (zoals meerdere….). Er is geen termijn voor het instellen van dit rechtsmiddel. Zowel tegen hoger beroep als in eerste instantie gegeven uitspraken/beslissingen, waartegen door partijen geen rechtsmiddel is ingesteld. Let wel, de gecasseerde uitspraak blijft van kracht tussen partijen, dus geen rechtsverschaffing of nadeel aan hen. Verder zijn de gronden van het gewone rechtsmiddel cassatie dezelfde (art. 79 RO).Arrest Kers/Rijpma is een voorbeeld van een arrest die na zo’n conclusie van cassatie in het belang der wet is gegeven.

B.R.2: Derdenverzet (art. 376-380)

Wanneer? Tegen een gewezen vonnis die de rechten van de persoon, als derde, heeft

benadeeld. Dit kan bij beslissingen in dagvaardingsprocedures (art. 376 e.v.) en kort geding, maar

niet bij verzoekschriftprocedures. Door wie? Door de derden die niet betrokken zijn geweest bij het oorspronkelijke proces Aan wie? De rechter die het vonnis heeft gewezen (art. 377)

Anders? Ze zouden ook:

- Als belanghebbende via art. 358 lid 2 hoger beroep in kunnen stellen

- Herroeping in kunnen stellen

Dit is dus een mogelijkheid als de regel van art. 236, dat een vonnis enkel tussen

partijen gevolgen met zich mee brengt, niet opgaat. Het termijn dat hiervoor loopt is het algemene verjaringstermijn van art. 3:306 BW. Geen schorsing, want dit is een bijzonder rechtsmiddel maar wél tijdelijke schorsing (art. 379). Het gevolg is dat het vonnis wordt verbeterd (art. 380) dus gedeeltelijk, tenzij dit niet mogelijk is, dan wordt het geheel vernietigd.

B.R.3.Herroeping (art. 382-391)

Bij wie? De rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (art. 384

lid 1) tenzij kort geding dat niet voorzieningenrechter maar rechtbank. Zowel bij dagvaardingsprocedure (art. 385 jo 111) als bij verzoekschriftprocedures

(art. 390).Voorwaarde? Het vonnis:

1. Moet in kracht van gewijsde zijn gegaan; en

2. Er moet geen gewoon rechtsmiddel openstaan om vernietiging van de bestreden

uitspraak te bewerkstelligen. Voor wanneer, zie art. 382 Rv

a. Het berust op bedrog(*) door de wederpartij in het geding gepleegd,

b. Het berust op stukken (ruim opgevat), waarvan de valsheid na het vonnis is erkend

of bij gewijsde is vastgesteld, of

c. De partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die

door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

(*)Arrest Goosen/Goosen (r.o. 3.3) onder bedrog moet worden verstaan:'wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden. Dit zal zich onder meer voordoen wanneer een partij feiten als hiervoor bedoeld verzwijgt, terwijl zij wist of behoorde te weten dat de tegenpartij niet met die feiten bekend was of redelijkerwijze met die feiten bekend behoorde te zijn'

Extra vereiste: causaal verband tussen de als grond voor herroeping aangewezen gedragingen of feiten en de als gevolg daarin in twijfel getrokken juistheid van de in de uitspraak aangenomen feiten althans van de totstandkoming van het desbetreffende oordeel, en vervolgens tussen de aldus in twijfel getrokken feiten en de daarop genomen beslissing. Het termijn is volgens art. 383 geeft drie maanden vanaf het moment dat de grond voor herroeping is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden. Verder dient het vonnis natuurlijk

in kracht van gewijsde te zijn gegaan.

Procedure

Fase 1: rescidente fase

Rechter beoordeelt of de voor herroeping aangevoerde grond juist is

Zo ja? Herroeping geding (art. 387 (jo. 391))  naar fase 2

Zo nee? Stopt de procedure

Fase 2: rescissoire fase

Rechter beoordeelt of de juist bevonden grond moet leiden tot een ander oordeel dan het bestreden oordeel en tot herroeping van de bestreden uitspraak. Hiervoor kijkt die naar de gronden die hierboven genoemd zijn.

Fase 3: het oordeel

Het geding geheel of gedeeltelijk herroepen (art. 387)  gevolg: nieuwe beoordeling van de zaak.

Let wel, dit geeft nog geen garantie voor wijziging  gevolg: inzetten eventueel rechtsmiddel (niet gebonden aan beperkingen art. 388 lid 2)

Het geding kan blijven zoals het was  gevolg: inzetten eventueel rechtsmiddel (art. 388 lid 2)?

- Wel: cassatie en verzet

- Niet: hoger beroep of nog een vordering tot herroeping

Access: 
Public
This content is related to:
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht

Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht (van Meijknecht) geschreven in 2016


1. Inleiding Burgerlijk Procesrecht

Het burgerlijk procesrecht regelt hoe een recht van een burger kan worden vastgesteld (rechtspraak) en gerealiseerd (tenuitvoerlegging). Burgerlijk procesrecht ziet op het formeel privaatrecht terwijl burgerlijk recht zich bezighoudt met materieel privaatrecht. Verschil tussen die twee is dat materieel recht bepaalt of u gelijk hebt, formeel recht regelt hoe u uw gelijk kunt krijgen.

Rechtspraak op het gebied van burgerlijke zaken doet zich voor bij de berechting van geschillen op het gebied van burgerlijk recht maar het betreft ook zaken waar partijen het wél over eens zijn. Deze laatste eisen dan toch een tussenkomst van een rechter.

Naast rechtspraak bestaat het burgerlijk procesrecht ook uit de fase voor deze procedure. Denk hierbij aan het opstellen van een geschrift dat de procedure inleidt.

Als laatste horen de regels die opgemaakt worden rondom de executie of tenuitvoerlegging van

dwangmiddelen, om het recht te realiseren, ook onder het burgerlijk procesrecht.

Het procesrecht is veelal te vinden in het Wetboek van Rechtsvordering. Als het gaat om internationale geschillen kijken we naar Brussel I verordening of naar Lugano. Verdere bron: Wet op RO.

2. Civiele procedures

De procedures

Twee begrippen die men goed dient te onderscheiden zijn burgerlijke zaken en civiele procedures. Een zaak is een kwestie waarover partijen procederen, kunnen procederen of hebben geprocedeerd. De procedure is het middel waarmee een burgerlijke zaak aan de rechter wordt voorgelegd en ten overstaan van hem wordt behandeld. Op het terrein van overheidsrechtspraak bestaan er twee civiele procedures:

1. Dagvaardingsprocedure: rechtsbetrekkingen die wel ter vrije bepaling van partijen staan.

Schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad is altijd een dagvaardingsprocedure.

2. Verzoekschriftprocedure: rechtsbetrekkingen die niet ter vrije bepaling van partijen staan.

Je kan bijvoorbeeld niet met elkaar afspreken om een kind contractueel over te dragen (minderjarige), hier is dus een verzoekschriftprocedure voor nodig.

3. Arbitrage: stellen partijen een overeenkomst op als er een geschil is ontstaan of toekomstig geschil nog moet ontstaan en ze hierover door arbiters laten beslissen. Hier toetsen ze niet op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is geregeld in boek 4 van RV.

Deze valt uiteen in:

- Toekomstige geschillen ookwel een arbitraal beding

- Beding nadat het geschil gerezen is ookwel een compromis

4. Bindend advies: bepaald een bindend adviseur hoe een overeenkomst uitgelegd of uitgevoerd moet worden, je kan het zien als een verlengstuk van de overeenkomst. Hier toetsen ze wel op

.....read more
Access: 
Public
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg (Wieten) is geschreven in 2016


1. Inleiding & Begrippen

Indeling eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:

  • In de eerste titel worden de algemene bepalingen behandeld die voor alle procedures en alle gerechten gelden.

  • In de tweede titel wordt de dagvaardingsprocedure behandeld, met aan het einde het kort geding.

  • In de derde titel is de verzoekschriftprocedure geregeld.

Enkele begrippen die ze vaak gaan gebruiken:

Geding = altijd een dagvaardingsprocedure of een kort geding, dus geen verzoekschriftprocedure

Procedure = breder dan geding, een geding houdt een procedure in maar een procedure hoeft niet altijd een geding te zijn

Zaak = de kwestie waarover geprocedeerd wordt of gaat worden

Partijen: eiser tegenover gedaagde met eventueel derden

Opmerking: Eiser is al partij door enkel te dagvaarden en de zaak in te laten schrijven, bij de anderen (de gedaagde en de eventuele derden) moet er nog worden nagegaan of deze procespartij zijn.

2. Dagvaardingsprocedure

Dagvaardingsprocedure Verzoekschriftprocedure

Dagvaarding Verzoekschrift

Rolbehandeling Geconcentreerde, mondelinge behandeling

Vonnis Beschikking

Algemene bepalingen

Herhaling

Reeds hebben we geleerd dat we een onderscheid kunnen maken tussen kantonzaken en andere civiele zaken (art. 93 e.v. RV). Bij kantonzaken kan je er voor kiezen om jezelf te vertegenwoordigen (dus: ‘in persoon’ art. 79 lid 1 en 2 óf door een gemachtigde art. 80), bij de andere zaken (advocaatzaken) is procesvertegenwoordiging verplicht. Een keuze voor gemachtigde kan altijd worden geweigerd (art. 81 Rv).

Gevolg: omdat dit verschil zich voordoet is ook het proces verschillend.

De rol; rolrechter; rolbehandeling

De rol is het register van de bij een gerecht aanhangige civiele zaken, dat door de griffier wordt bijgehouden tot aan het eindvonnis of een andere manier van beëindiging van het geding. Nieuwe zaken komen terecht op de rol van de enkelvoudige kamer, de bijbehorende rechter heet de 'rolrechter’ (art. 125 lid 4).

De rolbehandeling in advocaatzaken vinden schriftelijk plaats, terwijl de kantonzaken mondeling of schriftelijk kunnen gebeuren. Het gevolg is dat de akten en conclusies worden op verschillende manieren aangevoerd. De kantonrechter moet in ieder geval een rolzitting houden. Vervolgens heeft de eiser in de dagvaarding zijn standpunt kunnen verwoorden. De gedaagde kan hierop reageren door middel van een conclusie van antwoord. De termijnen voor de conclusie van antwoord zijn voor advocaatzaken geregeld in het Rolreglement Rechtbanken (RR) en bij kantonzaken in rolreglementen

Kantonsectoren (RRK).

Na de conclusie van antwoord wordt de zaak voor het eerst bekeken door een rechter, dit doet hij om

.....read more
Access: 
Public
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs (van Wieten) is geschreven in 2016


1. Inleiding bewijsrecht

De regels van het bewijsrecht gelden in beginsel in de gewone civiele dagvaardingsprocedure bij eerste aanleg,hoger beroep en cassatie. Het bewijsrecht is aanvullend recht, er kan door het sluiten van een bewijsovereenkomst van worden afgeweken. De regels van het bewijsrecht gelden ook voor de verzoekschriftprocedure tenzij de aard van de zaak zich daartegen verzet. Ze zijn niet van toepassing bij: kort geding, provisionele vonnissen en het arbitraal geding.

De rechter

In het civiele proces is de rechter zijn houding passief. Het zijn de partijen die bepalen waarover wordt geprocedeerd en ze dragen de feiten aan. Toch, omdat bij dagvaardingsprocedures vaak belanghebbenden betrokken zijn, zie je dat de rechter hier een actievere rol speelt in het vinden van de waarheid. Bij de tweede soort zaken, meer vermogensrechtelijk van aard, zie je dat de rechter bijvoorbeeld wel de bevoegdheid heeft om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (art. 25). Verder mag de rechter altijd een bevel geven om bijv. bepaalde stellingen toe te lichten (art. 22). Als laatste kan hij ambtshalve een getuigenverhoor bevelen en andere soortgelijke (art. 162).

Aard van het juridisch bewijs

In het recht is bewijzen iets aantonen voor de rechter, los van de vraag of het waar is. Een aanbod van bewijs mag door de rechter worden gepasseerd bijvoorbeeld omdat het onvoldoende gespecificeerd is. Verder kan de rechter ook ambtshalve opdracht geven om als partij met bewijs te komen. Beide, bewijsaanbod en bewijsopdracht, worden gegeven in een tussenvonnis.

Bewijsgaring – buitenland

Eerst was er het Haags Bewijsverdrag die aangaf hoe er een verzoek (=rogatoire commissie) moest worden gedaan van de rechter naar een rechter/autoriteit van het land waar het bewijsmateriaal zich bevindt. Nu is er een Bewijsverordening die twee wijzen geeft van bewijsverkrijging (art. 1 lid 1 Bewijsverordening):

1. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om een bewijshandeling te verrichten. Hierbij is er een rechtstreekse verzending en afhandeling tussen de gerechten, zonder tussenkomst van een centrale autoriteit.

2. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om zelf rechtstreeks een bewijshandeling te mogen verrichten. Dit verzoek moet worden gericht aan een door de lidstaten aan te wijzen centraal orgaan.

Deze twee verzoeken mogen alleen worden gedaan om bewijs te verkrijgen t.b.v. een lopende of voorgenomen procedure.

Bewijs in bijzondere procedures:

1. in de verzoekschriftprocedure

In art. 284 lid 1 wordt bepaald dat het bewijsrecht van overeenkomstige toepassing is op de

verzoekschriftprocedure, tenzij de aard van

.....read more
Access: 
Public
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen (Tjittes) is geschreven in 2016


1. Inleiding Rechtsmiddelen

Algemene info

Rechtsmiddelen zijn middelen om tegen rechterlijke beslissingen op te komen. Om als partij eigen fouten of verzuimen te herstellen

  • Omdat de partij van mening is dat de rechter een fout heeft gemaakt. De functie hiervan is rechtsbescherming
  • Bevordering van de rechtseenheid (-cassatie: rechtsontwikkeling)

Gewone rechtsmiddelen Buitengewone rechtsmiddelen

Verzet bij de rechter die de vorige beslissing beëindigd heeft met een verstekuitspraak. Derdenverzet bij de rechter die de beslissing heeft gegeven waar derden hun belangen door zijn benadeeld. Hoger beroep bij het gerechtshof Herroeping bij de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (er staat geen gewoon rechtsmiddel open)

Cassatie bij de Hoge Raad Cassatie in het belang der wet door de procureurgeneraal bij de Hoge Raad

Verschil: door het instellen van een gewoon rechtsmiddel wordt de executie van de bestreden beslissing geschorst en dit is bij buitengewone rechtsmiddelen niet het geval.

Ook: herstelmogelijkheden van art. 31 en 32 via een procedure tot verbetering of aanvulling van een rechterlijke beslissing (geen rechtsmiddel)

Art. 6 EVRM en rechtsmiddelen

Hoofdregel in onze wet: recht op hogere voorziening

Echter wordt deze niet gewaarborgd door art. 6 EVRM, wel geven ze:

1.Waarborg in het artikel: Recht op een berechting binnen een redelijk termijn

Nederlandse wet: heeft een gesloten systeem aan rechtsmiddelen dus slechts door een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel kan en rechterlijke beslissing worden aangetast. Én het voorkomt dat men een nieuwe procedure start over dezelfde rechterlijke beslissing (oneindige procedures).

2. Waarborg in het artikel: Recht op een eerlijk proces. Maar: het gaat er hierbij om dat de procesgang als geheel voldoet aan die eisen. Een hogere rechter kan de procedurele fouten herstellen van de rechter in eerste aanleg. Als er een waarborg is geschonden, volgt rechtsherstel en als dit maar gedeeltelijk gebeurd, geldt volgens: art. 41 EVRM een vergoeding voor immaterieel/materieel nadeel

Geen/verlies van rechtsmiddel:

1. Als de wet het instellen rechtsmiddel verbiedt. Vb.188 lid 2 Rv en 7:685 BW

2. Overschrijding termijn

= Van openbare orde. De rechter checkt het zelf, partij hoeft geen bezwaar te maken. Overschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid

3. Berusting

= In een rechterlijke uitspraak te kennen geven aan de wederpartij van de wil om zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Schriftelijk of mondeling én uitdrukkelijk/stilzwijgend Het gevolg is niet-ontvankelijk - Vb. art. 143 Rv.

De schorsende werking

Het instellen van gewone rechtsmiddelen heeft een schorsende werking, dit zie je in: art. 145 (verzet), art. 350 en 360 (hoger beroep), art. 404 (cassatie), dit

.....read more
Access: 
Public
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht (Jongbloed) is geschreven in 2016


1. Inleiding Executierecht

Executoriale titels. Enkele algemene regels van executierecht

Beslagrecht = het objectieve recht betreffende de in ons recht geregelde beslagen,

Beslaglegging is een handeling, waarbij een openbaar ambtenaar (hier: gerechtsdeurwaarder) vermogensbestanddelen aan de vrije beschikkingsmacht van de eigenaar of anderen onttrekt.

1e gevolg: na de beslaglegging verrichte rechtshandelingen kunnen niet tegen de beslagleggen ingeroepen worden. Maar het leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid.

2e gevolg: de verrichte handelingen na beslaglegging zijn strafbare feiten (art. 198 Sr)

Conclusie: beslag is een maatregel met een blokkerende werking = het beslagen goed dient bewaard te blijven. Beslag heeft meestal als doel om het beslagen goed te verkopen en het geld te verdelen onder de schuldeisers. Het beslag wordt door een deurwaarder schriftelijk vastgelegd in een beslagexploot of proces-verbaal van beslag, waaruit men kan afleiden op welke vermogensbestanddelen het beslag is gelegd.

Deze, conservatoir en executoriaal beslag zijn weer onderdeel van conservatoire en executoriale maatregelen die het verschil aangeven tussen executie- en beslagrecht:

1. Conservatoire maatregelen: om de toekomstige verwezenlijking van gepretendeerde aanspraken veilig te stelen

- Hoofdzakelijk: conservatoire beslagen

- Andere conservatoire maatregelen:

- Gerechtelijke bewaring (art. 709 jo 853-861 Rv)

- Onderbewindstelling (art. 710 Rv)

- Verzegeling (art. 658-665 Rv)

- Boedelbeschrijving (art. 671-675 Rv)

2. Executoriale maatregelen: om al bestaande aanspraken te verwezenlijken

- Reële executie (3.11 BW)

Als iemand, via de dwangmiddelen van het executie- en beslagrecht, hetzelfde resultaat kan bereiken dat ook bereikt zou zijn, indien zijn wederpartij vrijwillig aan diens verplichtingen zou hebben voldaan, en de executant derhalve geen genoegen hoeft te nemen met een vervangende prestatie (zoals schadevergoeding).

- Executoriale beslagen

- Andere executoriale maatregelen (indirecte executie):

- Lijfsdwang

- Dwangsom

De beslaglegging

De beslaglegging in civielrechtelijke zaken gebeurt door een gerechtsdeurwaarder. De eigenlijke beslaglegging geschiedt doordat hij een geschrift opstelt en ondertekent, waarin hij verklaart dat hij bepaalde vermogensbestanddelen in beslag genomen heeft. De beslagene en evt. derde moeten op de hoogte worden gesteld door betekening van een afschrift van het desbetreffende exploot of proces-verbaal (ookwel authentieke akte). Deze moet voldoen aan de eisen vgl art. 45, verder is er bij de meeste beslagen een duidelijke omschrijving van de in beslag genomen zaken vereist.

Onterecht beslag

Het gevolg is risicoaansprakelijkheid beslaglegger

Arrest Ontvanger/Bos (r.o. 4.2):

Degene die beslag legt, handelt op eigen risico en dient, behoudens bijzondere omstandigheden, de door het beslag geleden schade te vergoeden indien het ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dit geldt ook als de beslaglegger, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld.

In beginsel is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens de beslagene.

.....read more
Access: 
Public
Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht

Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht

Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht (Groot) is geschreven in 2016


1. Inleiding

Soorten instrumenten

Soms doet de situatie zich voor dat een schuldenaar meerdere schuldeisers niet kan betalen. In de faillissementswet vinden we drie specifieke instrumenten die de gevolgen regelen van het onvermogen van een schuldenaar om zijn verplichtingen na te komen:

- Faillissement (art. 1-213kk) = algemeen beslag op gehele vermogen van schuldenaar t.b.v. Alle schuldeisers. Doel : liquidatie en verdeling van het vermogen

- Schuldsanering (art. 284-361) = regeling dat er gedurende een bepaalde periode zoveel mogelijk vermogen bijeengebracht wordt en uitgekeerd wordt aan de schuldeisers, waarbij de schuldenaar na afloop van de periode schuldenvrij is.

- Surséance van betaling (art. 214-283) = uitstel van betaling om alles op orde te krijgen als onderneming.

Het doel: voorzetting van onderneming

Gemeenschappelijke kenmerken

Algemeen:

1. Gericht op vermogen van de schuldenaar maar schuldenaar blijft handelingsbekwaam

2. Beginsel van paritas creditorum

Procedureel:

3. Verzoekschriftprocedure

4. Bevoegde rechter van art. 2

2. Faillissement

De procedure in eerste aanleg

Ondanks dat de verzoekschriftprocedure van toepassing is, gelden hier niet de algemene regels van de verzoekschriftprocedure van art. 261 e.v. jo art. 362 lid 2. Alles is te vinden in de Faillissementswet.

Stap 1: Aangifte/Verzoekschrift

– Dit wordt aangevraagd door de schuldenaar, schuldeiser(s) (fiscus, gemeente, OM, ambtshalve rechtbank)

– Tegen: de schuldenaar = natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon, v.o.f., c.v. en openbare maatschappen. (Uitgezonderd: faillissementscurator en de reeds failliete schuldenaar)

– Door: de schuldenaar, middels afgifte en schuldeiser, middels een verzoekschrift

– Bevoegdheid:

– Absoluut: rechtbank (art. 40 RO)

– Relatief:

- Rechtbank woonplaats schuldenaar (2 lid 1)

- Alternatief: vestigingsplaats kantoor vennootschap onder firma (2 lid 3)

– Formele vereisten? Eigen aangifte door de schuldenaar (art. 4 lid 1) of via verzoekschrift tot faillietverklaring door de schuldeisers.

– Inhoudelijke vereisten? Voldoende informatie zodat de rechten kan beoordelen of er voldaan is aan het criterium faillietverklaring = toestand te hebben opgehouden te betalen. Hier kan aan worden voldaan als er pluraliteit van schuldeisers is. Bij 1 schuldeiser: verzoek afwijzen. Bij meerdere schuldeisers: niet automatische toewijzing

Stap 2: Behandeling

De rechtbank bepaalt een dag en tijdstip voor de behandeling. Tenzij hij zelf aangifte heeft gedaan, Wordt de schuldenaar opgeroepen om op een faillissementsverzoek te worden gehoord.

Eventuele weren:

1. De verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden voor faillietverklaring (art. 6 lid 3 Fw)

2. De verzoeker heeft geen vorderingsrecht

3. De verzoeker heeft geen redelijk belang

4. De verzoeker maakt misbruik van zijn bevoegdheid (art. 3:13 BW)

5. De verzoeker heeft zijn recht om het faillissement van de schuldenaar aan te

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1443