Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg
- 1754 keer gelezen
Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht (van Meijknecht) geschreven in 2016
Het burgerlijk procesrecht regelt hoe een recht van een burger kan worden vastgesteld (rechtspraak) en gerealiseerd (tenuitvoerlegging). Burgerlijk procesrecht ziet op het formeel privaatrecht terwijl burgerlijk recht zich bezighoudt met materieel privaatrecht. Verschil tussen die twee is dat materieel recht bepaalt of u gelijk hebt, formeel recht regelt hoe u uw gelijk kunt krijgen.
Rechtspraak op het gebied van burgerlijke zaken doet zich voor bij de berechting van geschillen op het gebied van burgerlijk recht maar het betreft ook zaken waar partijen het wél over eens zijn. Deze laatste eisen dan toch een tussenkomst van een rechter.
Naast rechtspraak bestaat het burgerlijk procesrecht ook uit de fase voor deze procedure. Denk hierbij aan het opstellen van een geschrift dat de procedure inleidt.
Als laatste horen de regels die opgemaakt worden rondom de executie of tenuitvoerlegging van
dwangmiddelen, om het recht te realiseren, ook onder het burgerlijk procesrecht.
Het procesrecht is veelal te vinden in het Wetboek van Rechtsvordering. Als het gaat om internationale geschillen kijken we naar Brussel I verordening of naar Lugano. Verdere bron: Wet op RO.
De procedures
Twee begrippen die men goed dient te onderscheiden zijn burgerlijke zaken en civiele procedures. Een zaak is een kwestie waarover partijen procederen, kunnen procederen of hebben geprocedeerd. De procedure is het middel waarmee een burgerlijke zaak aan de rechter wordt voorgelegd en ten overstaan van hem wordt behandeld. Op het terrein van overheidsrechtspraak bestaan er twee civiele procedures:
1. Dagvaardingsprocedure: rechtsbetrekkingen die wel ter vrije bepaling van partijen staan.
Schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad is altijd een dagvaardingsprocedure.
2. Verzoekschriftprocedure: rechtsbetrekkingen die niet ter vrije bepaling van partijen staan.
Je kan bijvoorbeeld niet met elkaar afspreken om een kind contractueel over te dragen (minderjarige), hier is dus een verzoekschriftprocedure voor nodig.
3. Arbitrage: stellen partijen een overeenkomst op als er een geschil is ontstaan of toekomstig geschil nog moet ontstaan en ze hierover door arbiters laten beslissen. Hier toetsen ze niet op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is geregeld in boek 4 van RV.
Deze valt uiteen in:
- Toekomstige geschillen ookwel een arbitraal beding
- Beding nadat het geschil gerezen is ookwel een compromis
4. Bindend advies: bepaald een bindend adviseur hoe een overeenkomst uitgelegd of uitgevoerd moet worden, je kan het zien als een verlengstuk van de overeenkomst. Hier toetsen ze wel op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is niet geregeld in de wet maar in de praktijk ontstaan.
Vloeit voort uit de praktijk. Deze laatste twee verschillen van de eerstgenoemden omdat het geschil hier niet door een overheidsrechter wordt beslecht, maar door een ‘particuliere rechter’ tot wie partijen zich vrijwillig wenden.
De partijen
Verschillende benamingen:
- Bij een dagvaardingsprocedure: eiser vs. gedaagde
- Bij een arbitrale procedure: eiser vs. Verweerder
- Bij een procedure in hoger beroep: appellant vs. geïntimideerde
- Bij een cassatieprocedure: eiser vs. verweerder
- Bij een verzoekschriftprocedure: verzoeker vs. verweerder
Ook is er een verschil tussen:
- Materiële procespartij: degene die de zaak in feite aangaat
- Formele procespartij: degene op wiens naam er geprocedeerd wordt (o.a. bij minderjarige)
Een advocaat is geen procespartij maar procesvertegenwoordiger
Collectieve acties
Een collectieve actie is een bevoegdheid die particuliere organisaties in Nederland hebben verworden om in de hoedanigheid van belangenbehartigers als partij in rechte op te treden (art. 3:305 a-b).
Inleiding bevoegdheid
Welke rechter bevoegd is kun je bepalen aan de hand van rechtsmacht (internationale bevoegdheid; welke rechter in welk land), absolute bevoegdheid (soort gerecht waarbij je moet zijn denk aan rechtbank/hof) en relatieve bevoegdheid (bij welke plaats moet je zijn):
1. Regelingen van rechtsmacht vind je in Brussel I (een verordening van de EU, dus direct van kracht, in tegenstelling tot een richtlijn die geïmplementeerd moet worden), Lugano, en art. 1-14 Rechtsvordering.
Je gebruikt Brussel I op het moment dat de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van de EU. In andere gevallen geldt Lugano; als de verweerder woonplaats heeft in een ‘Lugano-land’ (Noorwegen bijvoorbeeld). In restgevallen ga je naar Rechtsvordering.
2. Absolute rechtsmacht staat in de Wet op de Rechterlijke organisatie, in de artikelen 42, 60, 62 en 78.
3. Relatieve bevoegdheid wordt uitgelegd in RO en wordt onderverdeeld in dagvaardingsprocedures en
verzoekschriftprocedures.
Rechtsmacht
De vraag: In hoeverre komt aan de Nederlandse rechter de macht toe om een geschil te berechten als het gaat
om een situatie waarbij er partijen, afkomstig uit meerdere landen, betrokken zijn?
1. Europese en internationale geschillen
- Brussel I: geldt tussen EU-landen
- Lugano: geldt tussen EU-landen en Noorwegen/IJsland/Zwitserland
Wanneer van toepassing?
- Gedaagde woont in aangesloten staat (art. 4 (oud 2) of er is sprake van een exclusieve bevoegdheid en
- Zaak is een burgerlijke of handelszaak (art. 1; niet: zaak betr. de staat van natuurlijke persoon,
huwelijksvermogensrecht, erfrecht, faillissement, sociale zekerheid en arbitrage)
Welke rechter is bevoegd?
Hoofdregel (art. 4 (oud 2): rechter van de staat waar gedaagde woont
Alternatieve bevoegdheid:
- Art. 7 (oud 5): o.m. overeenkomst/onrechtmatige daad
- Afd. 3-5: verzekeringnemers/consumenten/werknemers
Forumkeuzebeding (art. 25 (oud 23)): gekozen rechter exclusief bevoegd, tenzij
Exclusieve bevoegdheid (art. 24 (oud 22)): alleen exclusief bevoegde rechter bevoegd (bv. huur/pacht)
2. Volgens Nederlands recht
Het Wetboek van Rechtsvordering is van toepassing als geen van hierboven staande het geval is. Denk bijvoorbeeld aan een geval waarbij één van de partijen in Canada woont.
Welke rechter is bevoegd?
Hoofdregel:
- Dagvaardingsprocedure: woonplaats gedaagde (art. 2)
- Verzoekschriftprocedure: woonplaats verzoeker of belanghebbende (art. 3)
Bij de verzoekschriftprocedure mag je dus wel kiezen en bij de dagvaardingsprocedure niet.
Bijzondere regeling:
- Echtscheidingen (incl. nevenvoorzieningen en voorlopige voorzieningen, bv. alimentatie) (art. 4)
- Ouderlijke verantwoordelijkheid/kinderbescherming (art. 5)
Belangrijkste extra gronden (art. 6):
- Overeenkomst/onrechtmatige daad/onroerend goed
- Consumenten/werknemers
Forumkeuze (art. 8, 9 onder a): gekozen rechter bevoegd, tenzij gegeven beperkingen in artikel
Bevoegdheid
De vraag die hier van belang is: tot welke Nederlandse rechter (soort gerecht en welke plaats) kan ik mij wenden?
1. Absolute bevoegdheid
De vraag: op welk niveau de uitspraak moet worden gedaan?
Hoofdregel hierbij is dat het allereerst door de rechtbanken in eerste aanleg worden behandeld (art. 42 RO).
Voor kantonzaken (art. 93 Rv):
- Financieel belang: ten hoogste € 25.000,- of € 40.000,- in consumentenkredietzaken
- Onderwerp (m.n. huur(koop)/arbeid/consumenten)
Daarna zijn de gerechtshoven aan de beurt (art. 60 RO).
Als laatste mogelijkheid de Hoge Raad (art. 78-80 RO).
2. Relatieve bevoegdheid: naar Nederlands recht
De vraag: bij welke rechter van dat niveau moet ik zijn?
- Bij dagvaardingsprocedures (art. 99-110 Rv)
Hoofdregel: bevoegd rechter woonplaats gedaagde (art. 99 Rv) en wanneer deze niet bekend is, is de rechter bevoegd van de plaats van zijn werkelijk verblijf.
Belangrijke alternatieve bevoegdheden:
- Onrechtmatige daad (art. 102 Rv)/onroerend goed (art. 103 Rv)
- Werknemers (art. 100 Rv)/consumenten (art. 101 Rv)
Exclusieve bevoegdheid (art. 103 Rv): huur
Forumkeuze (art. 108 Rv): als een partij zich hierop beroep wordt deze eveneens een exclusieve bevoegdheid
Belangrijke exclusieve bevoegdheden:
- Huur onroerende zaken ( art. 264)
let op: steeds ambtshalve toetsing en evt. verwijzing!
- Minderjarigen en beschermingsbehoeftige meerderjarigen (art. 265 en 266)
Relatieve bevoegdheid: naar Brussel I en Lugano
Je moet onthouden dat de alternatieve bevoegdheid van de in Brussel I en Lugano gegeven gevallen ook de relatieve bevoegdheid regelt. In het speciaal als het geval zich voordoet als er in de tekst gesproken wordt over‘het gerecht van de plaats waar een bepaalde gebeurtenis zich afspeelt of zal afspelen’. Hiermee is dan zowel de rechtsmacht bepaald maar ook bij welk gerecht het zal gebeuren.
Wraking en verschoning van rechters
Nadat de rechter bevoegd is verklaard kunnen twee procedure, wraking en verschoning, er toch nog voor zorgen dat er een andere rechter wordt gekozen dan degene die uit de artikelen volgt. Dit kan door wraking op verzoek van een partij of door verschoning als de rechter zelf van oordeel is dat hij of zij zich terugtrekt. Er staat geen voorziening open op de beslissing die hierop volgt.
Bevoegdheid van internationale gerechten
1. Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dit hof beoordeelt op verzoek van een procespartij of sprake is van schending door de rechter van een lidstaat van een in het verdrag vervat recht. Tegenpartij in de procedure voor het Hof is de lidstaat zelf. De staat moet zich na een veroordeling in de toekomst aan de uitspraak houden, maar de uitspraak heeft geen direct effect op de gevoerde nationale procedure. Wel kan er een bedrag moeten worden voldaan aan de in het gelijk gestelde procespartij.
2. Het Hof van Justitie van de EU
Dit hof doet prejudiciële uitspraken over de interpretatie van alle verordeningen en richtlijnen vastgesteld op basis van art. 65 EG-verdrag. Een rechter van een lidstaat die de zaak in hoogste instantie behandelt benaderd het hof. Deze beslissing maakt zelf geen einde aan de zaak, maar stelt de nationale rechter die om de uitleg vroeg, in staat om op basis van de uitspraak van het Hof de zaak definitief af te doen.
3. Benelux-Gerechtshof
Ze behandelen dezelfde soort prejudiciële vragen als hierboven maar dan over de uitleg van de drie producten van de Benelux-wetgeving.
Gerechtsdeurwaarders
Een gerechtsdeurwaarder verricht, meestal in opdracht en voor rekening van een van de partijen, allerlei ambtshandelingen op het terrein van de civiele rechtspleging. Ze zijn georganiseerd in de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (art. 134 GW) en regels voor hun bevoegdheden staan in de Gerechtsdeurwaarderswet.
Betekening van exploten
Een exploot (art. 48-66 Rv) is een schriftelijke aanzegging of mededeling van de ene partij aan de andere, die in opdracht van die partij door de gerechtsdeurwaarder wordt ondertekend en overgebracht. Daar zijn enkele formele vereisten verbonden in art. 15 Gerechtsdeurwaarderswet. Het achterlaten of overhandigen van het exploot heet ‘betekening’, hierdoor wordt de exploot een authentieke akte. Exploten dienen de rechtszekerheid. Het wetboek schept daarvoor verschillende soorten waarborgen:
- Waarborgen m.b.t. de inhoud van het exploot;
- Waarborgen m.b.t. de wijze waarop de betekening kan of moet plaatsvinden;
- Waarborgen m.b.t. het tijdstip waarop exploten mogen of moeten worden uitgebracht.
Daarom staan er in art. 45 lid 3 Rv waaraan de exploot inhoudelijk moet voldoen: o.a. gegevens over aan wie,waarom, wanneer, bij welke rechter en hoe hij zich als partij in het geding kan stellen.
Het achterlaten of overhandigen kan gebeuren als volgt:
Betekening: aan wie/hoe?
1. Geadresseerde met bekende woon- of verblijfplaats in Nederland (art. 46/47 Rv):
- In persoon (plaats irrelevant)
- Huisgenoot/aanwezige (aan woonplaats geadresseerde)
- Achterlating in gesloten enveloppe
per post (bezorging feitelijk onmogelijk)
Weigering ontvangst:
- Door geadresseerde: aantekening van weigering op exploot en achterlating/per post geldt als betekening in persoon (art. 46 lid 3 Rv)
- Door anderen -> achterlating ex art. 47 Rv
2. Geadresseerde zonder bekende woon- of verblijfplaats:
openbare betekening (art. 54 lid 2 Rv)
Gebrek in exploot
Gebrekkig exploot nietig als (art. 65 Rv):
- De wet dat bepaalt, bijvoorbeeld art. 120
- Dat voortvloeit uit de aard van het gebrek/meer impliciet
Desondanks geen nietigverklaring als (art. 66 lid 1 Rv):
- Als de geadresseerde niet onredelijk is benadeeld door het verzuim
Eventueel herstel?
- Verzuim kan worden hersteld door een herstelexploot (art. 120 lid 2) tenzij uit de wet anders voortvloeit ( art. 66 lid 2 Rv)
In art. 18 lid 1 van de Grondwet staat de volgende bepaling: ‘Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan’. Deze rechtsbijstand kan een meer formele functie hebben: procesvertegenwoordiging en inhoudelijke functie: advisering en inhoudelijke bijstand.
Procesvertegenwoordiging
Als iemand anders fungeert als spreekbuis van de procespartij en verricht uit dien hoofde proceshandelingen die aan de procespartij worden toegerekend, noem je dat procesvertegenwoordiging (art. 79-84 Rv).
Hoofdregel (art. 79): verplichte procesvertegenwoordiging (door advocaat)
Uitzonderingen:
- Kantonzaken (art. 79 lid 1)
- Gedaagde in kort geding (art. 255 lid 1)
Wie is procesvertegenwoordiger?
- Rechtbank/hof -> advocaat
- Hoge Raad -> cassatieadvocaat
extra vereiste: in arrondissement Den Haag
- Kantonzaken -> gemachtigde
- Kort geding vzr-> advocaat
- Kort geding ktr-> gemachtigde
In kantonzaken kan je er dus ook voor kiezen om een gemachtigde aan te wijzen: iedere meerderjarige, die gemachtigd is en tegen wie geen ernstige bezwaren bestaan (art. 80 en 81). Voor de overige zaken worden er advocaten gekozen: rechtsgeleerd raadsman binnen en buiten een geding, vertegenwoordiger van een procespartij in een geding en verrichter van proceshandelingen. Mag optreden in het hele land.
Kosten rechtsbijstand
Uitgangspunt: kosten worden gedragen door de partij die de opdracht tot het verlenen van rechtsbijstand heeft verleend.
Uitzonderingen:
1. Art. 237 Rv: de partij die in het ongelijk wordt gesteld wordt veroordeeld in de gedingkosten en hier vallen de kosten van rechtsbijstand onder.
2. De door overheid gefinancierde rechtsbijstand voor minder draagkrachtigen.
Soms heeft een rechter behoefte aan eigen, onafhankelijke raadgevers. In dit hoofdstuk gaat het om geïnstitutionaliseerde vormen van die onafhankelijke, informatievoorziening en advisering rechtstreeks ten dienste van de rechter, op kosten van de overheid, op initiatief van de rechter of van deze externe adviseur zelf. Het gaat om het volgende:
– Het ‘horen’ van het OM/procureur-generaal bij de Hoge Raad (art. 44 Rv).Dit horen heeft meestal de vorm van indiening van een schriftelijke conclusie, maar kan desgewenst ook mondeling ter zitting plaatsvinden. In cassatieprocedures is het horen van de P-G verplicht. Hierna kan er geen debat meer plaatsvinden (zie lid 3), wel kunnen ze nog twee weken schriftelijk commentaar leveren.
- Via verdrag van de Raad van Europa inlichtingen vragen over buitenlands recht
- Over kinderzaken adviezen vragen aan de Raad voor de Kinderbescherming
Dit gebeurt in zaken betreffende minderjarigen ‘indien dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht’ (art. 810-811 Rv).
Hoofdbeginselen: art. 6 EVRM
Als we uit gaan van art. 6 EVRM geven we als minimumeis: openbaarheid van de behandeling en het horen van beide partijen. Hier worden verder nog aan toegevoegd:
1. Recht op rechtspraak door een overheidsrechter (art. 6 EVRM jo art. 17 en 112 GW)
We zien in art. 6 EVRM dat de rechtsgang effectief moet zijn. In arrest Airey/Ierland wordt gegeven onder Europees Hof B onder 1: dat art. 6 EVRM niet slechts theoretisch, maar ook praktisch en effectief recht op toegang tot de bij de wet ingestelde gerechten biedt.
2. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter
De onafhankelijkheid moet vooral worden gezien ten opzichte van de uitvoerende macht. Art. 117-118 GW bevatten enige waarborgen hiervoor.
Bij onpartijdigheid gaat het niet om de rechtspositie maar om de afwezigheid van vooringenomenheid of verstrengeling met eigen belangen in concrete zaken.
3. Hoor en wederhoor
Zie art. 19 Rv geeft hoor en wederhoor, ookwel het gelijkheidsbeginsel of het verdedigingsbeginsel. Het is een onderdeel van het beginsel van ‘fair trial’ uit art. 6 EVRM. Sub-beginselen van art. 6 EVRM:
- het recht op het ontvangen en zelf verstrekken van informatie
- het recht op voldoende gelegenheid om op ontvangen informatie te reageren
- het vereiste dat de processuele mogelijkheden van partijen met elkaar in evenwicht moeten zijn
- toevoeging in art. 19 Rv: partijen mogen ook over en weer reageren op elkaars standpunten en de in de procedure ter kennis gebrachte documenten en andere gegevens.
4. Het beginsel dat een beslissing moet worden verkregen binnen een redelijke termijn
Naast art. 6 EVRM is dit beginsel in onze wet te vinden onder art. 20 Rv. De rechter én de partijen moeten dus zorgen voor een beslissing binnen redelijk termijn, soms op straffe van een schadevergoeding, dit zie je in arrest Capuano/Italie (onder 1, 2,3 in arrest). Ook wordt in dit arrest bepaald dat: of een procedure onredelijk lang duurt hangt af van tal van omstandigheden, zoals de complexiteit van het geding en het gedrag van deklager en van de autoriteiten.
5.Openbare behandeling en uitspraak in het openbaar
Zie ook art. 121 Gw. en art. 27-28 Rv.
Overige algemene voorschriften voor procedures
1. Waarheidsbeginsel
Naast de rechten, zijn er voor partijen ook verplichtingen namelijk het aanvoeren van feiten moet ‘volledig en naar waarheid’ geschieden (art. 21 Rv).
Arrest Waarheidsplicht (r.o. 3.3): De waarheidsplicht van art. 21 Rv geldt voor alle in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering geregelde procedures. Of partijen aan deze verplichting hebben voldaan is een feitelijk oordeel van de rechter. Rechter mag ambtshalve oordelen dat (een van) beide partijen (heeft) hebben gehandeld in strijd met art. 21 Rv en daaraan, ook zonder dat partijen daarover specifiek hebben gedebatteerd, gevolgen verbinden die in overeenstemming zijn met de aard van en de ernst van deze schending. Ook als de rechtbank op basis van de processtukken tot een inhoudelijke beslissing is gekomen, kan het hof oordelen dat art. 21 Rv. is geschonden.
2. Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen
In onze wet in art. 22 Rv neergelegd.
3. De beslissing moet alle geschilpunten betreffen
In onze wet neergelegd in art. 23 Rv.
4. Stellingen van partijen vormen de grondslag van beslissing
Rechter moet ‘lijdelijk’ blijven: de rechter, althans in zaken waarin partijen de rechtsgevolgen zelf kunnen bepalen, binnen de grenzen van de rechtsstrijd moet blijven (art. 24 Rv). Hij mag dus niet ambtshalve feiten aanvullen.
5. De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan
Zie voor dit beginsel art. 25 Rv. In arrest Rijwielzadel wordt bepaald dat: de rechter moet zelfstandig nagaan of op de gestelde feiten een rechtsregel van toepassing is (dus of het ingeroepen rechtsgevolg wordt gerechtvaardigd hierdoor).
6. Verbod van rechtsweigering
In onze wet in art. 26 Rv neergelegd. arrest Capuano/Italië r.o. 32: de staat kan aansprakelijk zijn als wordt verzuimd (tijdig) uitspraak te doen (als het aan de rechter is te verwijten dat de procedure nodeloos lang duur).
7. Openbaarheid en bescherming van vertrouwelijke gegevens
Dit zie je in art. 6 EVRM, art. 121 GW en art. 27-28 Rv.
8. Motivering van de beslissing
Zie voor dit beginsel art. 121 GW en art. 30, 230 en 287 lid 1 Rv. Ook dit beginsel is, naast die van de openbaarheid, een beginsel die de mogelijkheid biedt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter te controleren.
9. Verbetering en aanvulling van de beslissing
Art. 31 Rv geeft de rechter die de uitspraak deed, de mogelijkheid tot verbetering ingeval van een voor ieder kenbare, eenvoudig te herstellen vergissing. Uitzondering: bij materieel verkeerde beoordeling van een geschilpunt. Let wel, verbetering is ook mogelijk nadat een uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan!
Naast het verbeteren kan een beslissing ook worden aangevuld, dit zie je in art. 32 Rv. Dit kan alleen indien de rechter heeft verzuimd over een bepaald onderdeel van het gevorderde of verzochte te beslissen. Dit kan alleen op verzoek van partijen beslissen, dus niet ambtshalve zoals bij verbetering.
Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht (van Meijknecht) geschreven in 2016
Het burgerlijk procesrecht regelt hoe een recht van een burger kan worden vastgesteld (rechtspraak) en gerealiseerd (tenuitvoerlegging). Burgerlijk procesrecht ziet op het formeel privaatrecht terwijl burgerlijk recht zich bezighoudt met materieel privaatrecht. Verschil tussen die twee is dat materieel recht bepaalt of u gelijk hebt, formeel recht regelt hoe u uw gelijk kunt krijgen.
Rechtspraak op het gebied van burgerlijke zaken doet zich voor bij de berechting van geschillen op het gebied van burgerlijk recht maar het betreft ook zaken waar partijen het wél over eens zijn. Deze laatste eisen dan toch een tussenkomst van een rechter.
Naast rechtspraak bestaat het burgerlijk procesrecht ook uit de fase voor deze procedure. Denk hierbij aan het opstellen van een geschrift dat de procedure inleidt.
Als laatste horen de regels die opgemaakt worden rondom de executie of tenuitvoerlegging van
dwangmiddelen, om het recht te realiseren, ook onder het burgerlijk procesrecht.
Het procesrecht is veelal te vinden in het Wetboek van Rechtsvordering. Als het gaat om internationale geschillen kijken we naar Brussel I verordening of naar Lugano. Verdere bron: Wet op RO.
De procedures
Twee begrippen die men goed dient te onderscheiden zijn burgerlijke zaken en civiele procedures. Een zaak is een kwestie waarover partijen procederen, kunnen procederen of hebben geprocedeerd. De procedure is het middel waarmee een burgerlijke zaak aan de rechter wordt voorgelegd en ten overstaan van hem wordt behandeld. Op het terrein van overheidsrechtspraak bestaan er twee civiele procedures:
1. Dagvaardingsprocedure: rechtsbetrekkingen die wel ter vrije bepaling van partijen staan.
Schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad is altijd een dagvaardingsprocedure.
2. Verzoekschriftprocedure: rechtsbetrekkingen die niet ter vrije bepaling van partijen staan.
Je kan bijvoorbeeld niet met elkaar afspreken om een kind contractueel over te dragen (minderjarige), hier is dus een verzoekschriftprocedure voor nodig.
3. Arbitrage: stellen partijen een overeenkomst op als er een geschil is ontstaan of toekomstig geschil nog moet ontstaan en ze hierover door arbiters laten beslissen. Hier toetsen ze niet op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is geregeld in boek 4 van RV.
Deze valt uiteen in:
- Toekomstige geschillen ookwel een arbitraal beding
- Beding nadat het geschil gerezen is ookwel een compromis
4. Bindend advies: bepaald een bindend adviseur hoe een overeenkomst uitgelegd of uitgevoerd moet worden, je kan het zien als een verlengstuk van de overeenkomst. Hier toetsen ze wel op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is niet geregeld in de
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg (Wieten) is geschreven in 2016
Indeling eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:
In de eerste titel worden de algemene bepalingen behandeld die voor alle procedures en alle gerechten gelden.
In de tweede titel wordt de dagvaardingsprocedure behandeld, met aan het einde het kort geding.
In de derde titel is de verzoekschriftprocedure geregeld.
Enkele begrippen die ze vaak gaan gebruiken:
Geding = altijd een dagvaardingsprocedure of een kort geding, dus geen verzoekschriftprocedure
Procedure = breder dan geding, een geding houdt een procedure in maar een procedure hoeft niet altijd een geding te zijn
Zaak = de kwestie waarover geprocedeerd wordt of gaat worden
Partijen: eiser tegenover gedaagde met eventueel derden
Opmerking: Eiser is al partij door enkel te dagvaarden en de zaak in te laten schrijven, bij de anderen (de gedaagde en de eventuele derden) moet er nog worden nagegaan of deze procespartij zijn.
Dagvaardingsprocedure Verzoekschriftprocedure
Dagvaarding Verzoekschrift
Rolbehandeling Geconcentreerde, mondelinge behandeling
Vonnis Beschikking
Algemene bepalingen
Herhaling
Reeds hebben we geleerd dat we een onderscheid kunnen maken tussen kantonzaken en andere civiele zaken (art. 93 e.v. RV). Bij kantonzaken kan je er voor kiezen om jezelf te vertegenwoordigen (dus: ‘in persoon’ art. 79 lid 1 en 2 óf door een gemachtigde art. 80), bij de andere zaken (advocaatzaken) is procesvertegenwoordiging verplicht. Een keuze voor gemachtigde kan altijd worden geweigerd (art. 81 Rv).
Gevolg: omdat dit verschil zich voordoet is ook het proces verschillend.
De rol; rolrechter; rolbehandeling
De rol is het register van de bij een gerecht aanhangige civiele zaken, dat door de griffier wordt bijgehouden tot aan het eindvonnis of een andere manier van beëindiging van het geding. Nieuwe zaken komen terecht op de rol van de enkelvoudige kamer, de bijbehorende rechter heet de 'rolrechter’ (art. 125 lid 4).
De rolbehandeling in advocaatzaken vinden schriftelijk plaats, terwijl de kantonzaken mondeling of schriftelijk kunnen gebeuren. Het gevolg is dat de akten en conclusies worden op verschillende manieren aangevoerd. De kantonrechter moet in ieder geval een rolzitting houden. Vervolgens heeft de eiser in de dagvaarding zijn standpunt kunnen verwoorden. De gedaagde kan hierop reageren door middel van een conclusie van antwoord. De termijnen voor de conclusie van antwoord zijn voor advocaatzaken geregeld in het Rolreglement Rechtbanken (RR) en bij kantonzaken in rolreglementen
Kantonsectoren (RRK).
Na de conclusie van antwoord wordt de zaak voor het eerst bekeken door een rechter, dit doet hij om te bepalen of de zaak zich leent voor een comparitie van
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs (van Wieten) is geschreven in 2016
De regels van het bewijsrecht gelden in beginsel in de gewone civiele dagvaardingsprocedure bij eerste aanleg,hoger beroep en cassatie. Het bewijsrecht is aanvullend recht, er kan door het sluiten van een bewijsovereenkomst van worden afgeweken. De regels van het bewijsrecht gelden ook voor de verzoekschriftprocedure tenzij de aard van de zaak zich daartegen verzet. Ze zijn niet van toepassing bij: kort geding, provisionele vonnissen en het arbitraal geding.
De rechter
In het civiele proces is de rechter zijn houding passief. Het zijn de partijen die bepalen waarover wordt geprocedeerd en ze dragen de feiten aan. Toch, omdat bij dagvaardingsprocedures vaak belanghebbenden betrokken zijn, zie je dat de rechter hier een actievere rol speelt in het vinden van de waarheid. Bij de tweede soort zaken, meer vermogensrechtelijk van aard, zie je dat de rechter bijvoorbeeld wel de bevoegdheid heeft om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (art. 25). Verder mag de rechter altijd een bevel geven om bijv. bepaalde stellingen toe te lichten (art. 22). Als laatste kan hij ambtshalve een getuigenverhoor bevelen en andere soortgelijke (art. 162).
Aard van het juridisch bewijs
In het recht is bewijzen iets aantonen voor de rechter, los van de vraag of het waar is. Een aanbod van bewijs mag door de rechter worden gepasseerd bijvoorbeeld omdat het onvoldoende gespecificeerd is. Verder kan de rechter ook ambtshalve opdracht geven om als partij met bewijs te komen. Beide, bewijsaanbod en bewijsopdracht, worden gegeven in een tussenvonnis.
Bewijsgaring – buitenland
Eerst was er het Haags Bewijsverdrag die aangaf hoe er een verzoek (=rogatoire commissie) moest worden gedaan van de rechter naar een rechter/autoriteit van het land waar het bewijsmateriaal zich bevindt. Nu is er een Bewijsverordening die twee wijzen geeft van bewijsverkrijging (art. 1 lid 1 Bewijsverordening):
1. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om een bewijshandeling te verrichten. Hierbij is er een rechtstreekse verzending en afhandeling tussen de gerechten, zonder tussenkomst van een centrale autoriteit.
2. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om zelf rechtstreeks een bewijshandeling te mogen verrichten. Dit verzoek moet worden gericht aan een door de lidstaten aan te wijzen centraal orgaan.
Deze twee verzoeken mogen alleen worden gedaan om bewijs te verkrijgen t.b.v. een lopende of voorgenomen procedure.
Bewijs in bijzondere procedures:
1. in de verzoekschriftprocedure
In art. 284 lid 1 wordt bepaald dat het bewijsrecht van overeenkomstige toepassing is op de
verzoekschriftprocedure, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet (denk bijv. aan spoed). Naast
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen (Tjittes) is geschreven in 2016
Algemene info
Rechtsmiddelen zijn middelen om tegen rechterlijke beslissingen op te komen. Om als partij eigen fouten of verzuimen te herstellen
Gewone rechtsmiddelen Buitengewone rechtsmiddelen
Verzet bij de rechter die de vorige beslissing beëindigd heeft met een verstekuitspraak. Derdenverzet bij de rechter die de beslissing heeft gegeven waar derden hun belangen door zijn benadeeld. Hoger beroep bij het gerechtshof Herroeping bij de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (er staat geen gewoon rechtsmiddel open)
Cassatie bij de Hoge Raad Cassatie in het belang der wet door de procureurgeneraal bij de Hoge Raad
Verschil: door het instellen van een gewoon rechtsmiddel wordt de executie van de bestreden beslissing geschorst en dit is bij buitengewone rechtsmiddelen niet het geval.
Ook: herstelmogelijkheden van art. 31 en 32 via een procedure tot verbetering of aanvulling van een rechterlijke beslissing (geen rechtsmiddel)
Art. 6 EVRM en rechtsmiddelen
Hoofdregel in onze wet: recht op hogere voorziening
Echter wordt deze niet gewaarborgd door art. 6 EVRM, wel geven ze:
1.Waarborg in het artikel: Recht op een berechting binnen een redelijk termijn
Nederlandse wet: heeft een gesloten systeem aan rechtsmiddelen dus slechts door een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel kan en rechterlijke beslissing worden aangetast. Én het voorkomt dat men een nieuwe procedure start over dezelfde rechterlijke beslissing (oneindige procedures).
2. Waarborg in het artikel: Recht op een eerlijk proces. Maar: het gaat er hierbij om dat de procesgang als geheel voldoet aan die eisen. Een hogere rechter kan de procedurele fouten herstellen van de rechter in eerste aanleg. Als er een waarborg is geschonden, volgt rechtsherstel en als dit maar gedeeltelijk gebeurd, geldt volgens: art. 41 EVRM een vergoeding voor immaterieel/materieel nadeel
Geen/verlies van rechtsmiddel:
1. Als de wet het instellen rechtsmiddel verbiedt. Vb.188 lid 2 Rv en 7:685 BW
2. Overschrijding termijn
= Van openbare orde. De rechter checkt het zelf, partij hoeft geen bezwaar te maken. Overschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid
3. Berusting
= In een rechterlijke uitspraak te kennen geven aan de wederpartij van de wil om zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Schriftelijk of mondeling én uitdrukkelijk/stilzwijgend Het gevolg is niet-ontvankelijk - Vb. art. 143 Rv.
De schorsende werking
Het instellen van gewone rechtsmiddelen heeft een schorsende werking, dit zie je in: art. 145 (verzet), art. 350 en 360 (hoger beroep), art. 404 (cassatie), dit houdt in dat de uitvoerbaarheid van de uitspraak wordt geschorst.
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht (Jongbloed) is geschreven in 2016
Executoriale titels. Enkele algemene regels van executierecht
Beslagrecht = het objectieve recht betreffende de in ons recht geregelde beslagen,
Beslaglegging is een handeling, waarbij een openbaar ambtenaar (hier: gerechtsdeurwaarder) vermogensbestanddelen aan de vrije beschikkingsmacht van de eigenaar of anderen onttrekt.
1e gevolg: na de beslaglegging verrichte rechtshandelingen kunnen niet tegen de beslagleggen ingeroepen worden. Maar het leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid.
2e gevolg: de verrichte handelingen na beslaglegging zijn strafbare feiten (art. 198 Sr)
Conclusie: beslag is een maatregel met een blokkerende werking = het beslagen goed dient bewaard te blijven. Beslag heeft meestal als doel om het beslagen goed te verkopen en het geld te verdelen onder de schuldeisers. Het beslag wordt door een deurwaarder schriftelijk vastgelegd in een beslagexploot of proces-verbaal van beslag, waaruit men kan afleiden op welke vermogensbestanddelen het beslag is gelegd.
Deze, conservatoir en executoriaal beslag zijn weer onderdeel van conservatoire en executoriale maatregelen die het verschil aangeven tussen executie- en beslagrecht:
1. Conservatoire maatregelen: om de toekomstige verwezenlijking van gepretendeerde aanspraken veilig te stelen
- Hoofdzakelijk: conservatoire beslagen
- Andere conservatoire maatregelen:
- Gerechtelijke bewaring (art. 709 jo 853-861 Rv)
- Onderbewindstelling (art. 710 Rv)
- Verzegeling (art. 658-665 Rv)
- Boedelbeschrijving (art. 671-675 Rv)
2. Executoriale maatregelen: om al bestaande aanspraken te verwezenlijken
- Reële executie (3.11 BW)
Als iemand, via de dwangmiddelen van het executie- en beslagrecht, hetzelfde resultaat kan bereiken dat ook bereikt zou zijn, indien zijn wederpartij vrijwillig aan diens verplichtingen zou hebben voldaan, en de executant derhalve geen genoegen hoeft te nemen met een vervangende prestatie (zoals schadevergoeding).
- Executoriale beslagen
- Andere executoriale maatregelen (indirecte executie):
- Lijfsdwang
- Dwangsom
De beslaglegging
De beslaglegging in civielrechtelijke zaken gebeurt door een gerechtsdeurwaarder. De eigenlijke beslaglegging geschiedt doordat hij een geschrift opstelt en ondertekent, waarin hij verklaart dat hij bepaalde vermogensbestanddelen in beslag genomen heeft. De beslagene en evt. derde moeten op de hoogte worden gesteld door betekening van een afschrift van het desbetreffende exploot of proces-verbaal (ookwel authentieke akte). Deze moet voldoen aan de eisen vgl art. 45, verder is er bij de meeste beslagen een duidelijke omschrijving van de in beslag genomen zaken vereist.
Onterecht beslag
Het gevolg is risicoaansprakelijkheid beslaglegger
Arrest Ontvanger/Bos (r.o. 4.2):
Degene die beslag legt, handelt op eigen risico en dient, behoudens bijzondere omstandigheden, de door het beslag geleden schade te vergoeden indien het ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dit geldt ook als de beslaglegger, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld.
In beginsel is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens de beslagene.
1. CONSERVATOIRE BESLAGEN
Dit is een bewarende maatregel voor schuldeiser
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht (Groot) is geschreven in 2016
Soorten instrumenten
Soms doet de situatie zich voor dat een schuldenaar meerdere schuldeisers niet kan betalen. In de faillissementswet vinden we drie specifieke instrumenten die de gevolgen regelen van het onvermogen van een schuldenaar om zijn verplichtingen na te komen:
- Faillissement (art. 1-213kk) = algemeen beslag op gehele vermogen van schuldenaar t.b.v. Alle schuldeisers. Doel : liquidatie en verdeling van het vermogen
- Schuldsanering (art. 284-361) = regeling dat er gedurende een bepaalde periode zoveel mogelijk vermogen bijeengebracht wordt en uitgekeerd wordt aan de schuldeisers, waarbij de schuldenaar na afloop van de periode schuldenvrij is.
- Surséance van betaling (art. 214-283) = uitstel van betaling om alles op orde te krijgen als onderneming.
Het doel: voorzetting van onderneming
Gemeenschappelijke kenmerken
Algemeen:
1. Gericht op vermogen van de schuldenaar maar schuldenaar blijft handelingsbekwaam
2. Beginsel van paritas creditorum
Procedureel:
3. Verzoekschriftprocedure
4. Bevoegde rechter van art. 2
De procedure in eerste aanleg
Ondanks dat de verzoekschriftprocedure van toepassing is, gelden hier niet de algemene regels van de verzoekschriftprocedure van art. 261 e.v. jo art. 362 lid 2. Alles is te vinden in de Faillissementswet.
Stap 1: Aangifte/Verzoekschrift
– Dit wordt aangevraagd door de schuldenaar, schuldeiser(s) (fiscus, gemeente, OM, ambtshalve rechtbank)
– Tegen: de schuldenaar = natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon, v.o.f., c.v. en openbare maatschappen. (Uitgezonderd: faillissementscurator en de reeds failliete schuldenaar)
– Door: de schuldenaar, middels afgifte en schuldeiser, middels een verzoekschrift
– Bevoegdheid:
– Absoluut: rechtbank (art. 40 RO)
– Relatief:
- Rechtbank woonplaats schuldenaar (2 lid 1)
- Alternatief: vestigingsplaats kantoor vennootschap onder firma (2 lid 3)
– Formele vereisten? Eigen aangifte door de schuldenaar (art. 4 lid 1) of via verzoekschrift tot faillietverklaring door de schuldeisers.
– Inhoudelijke vereisten? Voldoende informatie zodat de rechten kan beoordelen of er voldaan is aan het criterium faillietverklaring = toestand te hebben opgehouden te betalen. Hier kan aan worden voldaan als er pluraliteit van schuldeisers is. Bij 1 schuldeiser: verzoek afwijzen. Bij meerdere schuldeisers: niet automatische toewijzing
Stap 2: Behandeling
De rechtbank bepaalt een dag en tijdstip voor de behandeling. Tenzij hij zelf aangifte heeft gedaan, Wordt de schuldenaar opgeroepen om op een faillissementsverzoek te worden gehoord.
Eventuele weren:
1. De verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden voor faillietverklaring (art. 6 lid 3 Fw)
2. De verzoeker heeft geen vorderingsrecht
3. De verzoeker heeft geen redelijk belang
4. De verzoeker maakt misbruik van zijn bevoegdheid (art. 3:13 BW)
5. De verzoeker heeft zijn recht om het faillissement van de schuldenaar aan te vragen verwerkt (art. 6:2 lid 2 BW).
Zowel de aangifte als
.....read moreJoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution