Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 5586 keer gelezen
Onderscheid tussen voorwaardelijke opzet en bewuste culpa.
Wanneer is er sprake van voorwaardelijke opzet en wanneer van bewuste culpa?
Hoe moet invulling gegeven worden aan het criteria aanmerkelijke kans?
De verdachte had aan het slachtoffer een radio verkocht. Hij had zijn geld nog niet ontvangen, dus ging hij bij het slachtoffer thuis langs met een pistool. Toen de verdachte in de tuin om het geld vroeg, vertelde het slachtoffer dat hij het niet had. De verdachte kwam dichterbij, waarop het slachtoffer naar de verdachte zwaaide met een hark en vervolgens probeerde weg te rennen. Als reactie daarop pakte de verdachte zijn pistool en loste een schot in de richting van het slachtoffer, maar het schot kwam via de grond in het onderbeen van het slachtoffer terecht.
Het Hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij de verdachte is veroordeeld. Het verschil tussen het vonnis van rechtbank en Hof is de strafoplegging en aanvulling van de strafmotivering, want het Hof acht de opzet-motivering van de Rb ontoerekend genoeg.
Deze stelt dat ten onrechte is aangenomen dat de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer had. Het is daarnaast van algemene bekendheid dat aan het schieten met vuurwapens in de richting van een persoon het gevaar is verbonden dat deze persoon daardoor dodelijk wordt getroffen. Daarbij moet hij de kans daarop op de koop hebben toegenomen, omdat hij zich door die wetenschap niet van het schieten heeft laten weerhouden (en dus zou er sprake zijn van bewuste culpa). Verder is er sprake van een gedraging die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het doden, dat het wel moet zijn dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de dood van het slachtoffer. Contra-indicaties kunnen daar natuurlijk uitzonderingen voor bieden.
De verdachte die geen geoefend schutter is, heeft dus het aanmerkelijke risico genomen dat het afgevuurde schot het slachtoffer zou raken. Dat is ook gebeurd. Bij de verdachte wordt daarom opzet in de zin van voorwaardelijke opzet aanwezig geacht.
Het verweer dat het opzet van de verdachte niet was gericht op de dood van het slachtoffer vindt zijn weerlegging niet in de motivering van de bewezenverklaring. De vaststelling van het Hof dat de verdachte op de grond in de richting van het wegrennende slachtoffer heeft geschoten kan bij gebreke van nadere vaststelling omtrent de precieze toedracht niet ’s Hofs oordeel dragen dat de verdachte willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk getroffen zou worden.
De door het Hof bij dat oordeel in aanmerking genomen omstandigheid dat de verdachte een ongeoefende schutter is, maakt dat niet anders, nog daargelaten dat die omstandigheid geen steun vindt in de inhoud van de bewijsmiddelen.
De annotator zegt dat bij het ‘willen’ het strafrecht niet opzoek is naar de mentale gesteldheid in ruimere zin waarmee de verdachte een complex van handelingen verrichtte, maar naar de relevante wil op het moment waarop hij de handeling uitvoerde waarop de wettelijke delictsomschrijving het oog heeft. Uit het feit dat iets tot de algemene kennis behoort, moet zo nodig worden afgeleid dat de verdachte dat ook zal hebben geweten. Maar hoe kan de rechter bepalen wat tot die algemene kennis behoort?
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution