Aantekeningen van Hoorcollege 5 voor KNP


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Access: 
      JoHo members
      Check more of this topic?
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Image

      This content is also used in .....

      aantekeningen hoorcolleges Klinische Neuropsychologie jaar 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 1 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 1 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Image

      Hoorcollege 1: introductie klinische neuropsychologie

      Historische geschiedenis:

      • Het is een vrij jong vakgebied (jaren 70’ vorige eeuw). Echte stamt het nadenken over de hersenen en mentale functies als uit de klassieke oudheid, een aantal opvattingen waren:
      • Hippocrates: hersenen spelen belangrijkste rol 
      • Artisoteles: hart is zetel van de ziel 
      • Celtheorie 
      • Decartes (1596-1650): ziel in pijnappelklier/epifyse

      Na verloop van tijd werd er meer aan lokalisatie en gevalsbeschrijving gedaan:

      • Gall (1785-1828): de buitenzijde van de hersenen (cortex). Hij maakte hiervan als het ware een map, waarop hij verschillende functies aan verschillende delen van de cortex toewees.
      • Phineas Gage (1848): had een beschadiging aan de prefrontale cortex, wat leidde tot problematiek omtrent impulsiviteit en emotieregulatie. 
      • Broca (1828-1880): Beschreef patiënt Tan die een beschadiging had in het broca gebied, hierdoor had hij geen spraakproductie (kon alleen Tan zeggen), maar had wel taalbegrip
      • Wernicke (1848): beschreef een patiënt met een beschadiging in het wernicke gebied, waarbij het tegenovergestelde beeld zal dan bij Broca. 

      Meer actuele geschiedenis:

      • Voorheen was dit vooral een vakgebied bij neurologen en psychiaters. Sinds WOII is in toenemende mate een vakgebied van psychologen 
      • 1967: oprichting International Neuropsychological Society 
      • 1976, eerste editie Neuropsychological Assessment, Lezak 
      • Vanaf 1980; locatie van hersenbeschadiging kan worden vastgesteld 
      • 1970 Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie

      Experimentele psychologie: Objectieve, gestandaardiseerde methoden voor kwantitatieve metingen van cognitieve functies, individuele verschillen en normgroepen.

      Eerste testen: Werden vooral ontwikkelde voor het voorspellen van schoolsucces of geschiktheid voor militaire dienst.Ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door Benton en Warrington 
      vb Binet (1857): ontwikkelde de eerste intelligentietest. 

      Neuropsychologisch onderzoek: belangrijk om de gevolgen van de hersenbeschadiging in kaart te brengen

      • Geen 1 op 1 relatie: Een beschadiging in een hersengebied hoeft niet perse uitval van de bijbehorende functie aangeschreven te worden. 
      • Netwerkmodellen: Er ontstaat ook uitval als er een beschadiging is in de een hersengebied, waardoor ook achterliggende gebieden minder goed kunnen functioneren

      Luria: integratie van zowel holistische als lokalisatie theorieën. Hersenen zijn als geheel verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel gelokaliseerde deelfuncties te onderscheiden 

      Doorloop tot een klinische neuropsycholoog

      • Master neuropsychologie
      • 2 jarige opleiding tot gezondheidspsycholoog
      • 4 jarige opleiding tot klinische neuropsycholoog
      • Big registratie
      • Klinische neuropsychologie: bestudeert de relatie tussen hersenen en gedrag, bij gezonde mensen en bij patiënten. De klinisch neuropsycholoog is een science-practitioner (klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek)

      Werkvelden van de klinische neuropsycholoog en voorbeeldcasussen

      • Ziekenhuis: man, 68 jaar, CVA links temporaal doorgemaakt, opgenomen op de kliniek, komt verward over, aanwijzingen voor cognitieve stoornissen? Verantwoord om naar huis te gaan?
      • GGZ: vrouw, 45 jaar, al jaren bekend met depressies, tevens sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Recent gevallen van trap. Kunnen de cognitieve klachten toegeschreven worden aan psychiatrische beeld of aan hersentrauma? 
      • Revalidatie: man, 38 jaar, bekend met hersentumor links frontaal, enkele maanden na operatie nog veel last van prikkels, vraagt zich af of werkhervatting mogelijk is. Is er sprake van cognitieve stoornissen? Vaak multidisciplinair! 
      • Langdurige zorg: vrouw, 72 jaar, bekend met FTD, woont in verpleeghuis, wordt vaak boos bij verzorging. Kunnen we
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 2 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 2 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Image

      Hoorcollege 2: wetenschappelijke methoden, beeldvorming en plasticiteit

      Methoden leveren ons een manier op om naar de hersenen en gedrag te kijken. En zo dus ook naar plasticiteit, mogelijkheid om naar verandering/plasticiteit/adaptiviteit te kijken wat hoort bij revalidatie. Dit is allemaal met elkaar in verbinding. Zonder deze methoden zouden we niet naar de mogelijkheden van de hersenen kunnen kijken

      Belang van psycholoog: als psycholoog ben je in staat om het probleem van meerdere kanten/perspectieven te bekijken en vanuit hier beslissingen te nemen. Zo kan er worden gekeken naar persoonlijkheidsfactoren, omgevingsfactoren en neurologische factoren. Hierdoor verschillen zij significant van “de buurvrouw” die het probleem alleen vanaf haar perspectief als buurvrouw zal bekijken.

      Verschillende manieren om hypothesen te benaderen binnen de empirische cyclus

      • Inductief redeneren: observatie → data verzamelen → patroon ontdekken→ hypothese of theorie formuleren (generaliseren)
      • deductief redeneren: theorie (generalisering) → hypothese formuleren → observeren of analyseren → hypothese bevestigen of verwerpen

      de nulhypothese is

      waar

      onwaar

      verworpen

      type-1-fout

      kans = a

      correcte beslissing

      kans = 1 -  B

      niet verworpen

      correcte beslissing

      kans = 1- a

      type 2-fout. 

      kans = B

      Operationaliseren: hoe ga ik het gewilde gedrag uitlokken? middels een experiment opzetten, gestructureerd observeren etc. Operationaliseren vergt structuur voor het helder uit elkaar kunnen rafelen van het gedrag. Cut off scores zijn nodig om goed, fout, passend etc vast te kunnen stellen. Hierbij moet rekening worden gehouden met task impurity. Task impurity kan komen door onder andere storende factoren

      Ethiek: is het ethisch verantwoord om bepaalde taken te verrichten? Is bijvoorbeeld de patiënt voldoende bij bewustzijn dat zijn/haar toestemming ook daadwerkelijk voldoende is. Is het onderzoeksdesign wel verantwoord? Hiervoor gaat het eerst langs een toetsingscommissie

      • Informed consent
      • METC
      • AVG: privacy, persoonsbescherming
      • WMO
      • GCP
      • GCP (Good, Clinical Practice): dit een toets die wordt gedaan in onder andere ziekenhuizen voordat een arts aan het werk mag om te kijken of hij wel ethisch verantwoord is.

      Statistiek: wordt gedaan om zeker te weten dat wat je op het ene moment meet reëel is en of het wel meet wat je wilt meten. Onthoud hierbij de kracht van de gevarieerde herhaling in de versterking van je ondervindingen. Zo kun je een daadwerkelijke diagnose vaststellen en meer betrouwbaar te werk gaan dan in vergelijking met een momentopname. Wees wel voorzichtig met herhaalde metingen er kan namelijk een leercurve ontstaan. Zorg dus dat er parallelversies zijn van de test. 
      Daarnaast wordt er ook gekeken naar generaliseerbaarheid. Kijk hierbij uit welke populatie je steekproef bestaat. Statistiek wordt onder andere gedaan met JASP, SPSS en R-Statistics. Statistiekprogramma’s veranderen over de tijd heen

      Reliable Change Index: formule die is opgesteld door Neil Jacobson en Gordon Chelune
      Om te testen of het verschil dat je tussen twee metingen bevind een betrouwbaar verschil is of dat er sprake is van toeval. Hierbij wordt er rekening gehouden

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 3 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 3 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 3: De kunst van herinneren en vergeten

      Definities van geheugen

      • geheugen is de bewuste of onbewuste evocatie van dingen uit het verleden (Webster, 1966)
      • geheugen verwijst naar de effecten van ervaring die zich op een later tijdstip manifesteren(squire, 1987)
      • geheugen is de faculteit die ons in staat stelt om de kennis die we verwerven te koesteren en te bewaren voor toekomstig gebruik (von finagle, 1812)
      • neuropsychologisch perspectief: vermogen om informatie op te slaan (encoderen), te bewaren (retentie) en later weer toe te passen, zowel bij herkenning (recognitie) als bij reproductie (recall)

      Onderdelen van het geheugen

      • (release of) habituatie: simpel nonassociatief leren, verminderde responsiviteit op herhaalde neutrale stimuli. Zodat je beter kunt leren op nieuwheid te reageren.
      • Klassieke conditionering: simpel associatief leren, vormen van nieuwe connecties tussen stimuli en stimuli en responsen. Zorgt voor een verwachte samenhang
      • Procedureel leren: percepto-motor en cognitieve vaardigheden (complexe sequenties van gedragen of beslissingen gestuurd door interne programma’s)
      • Verbaal werkgeheugen/korte termijn geheugen: een hoeveelheid informatie bewust actief houden. Zorgt dat het zeer toegankelijk (in het centrum van de aandacht), kan bewerkt worden. Heeft een beperkte duur en hoeveelheid. 
      • Semantisch geheugen: opslag van feitelijke en conceptuele kennis over de wereld. 
      • Episodisch geheugen: bewuste herinnering van een persoonlijke gebeurtenis. Omvat ook informatie over de oorspronkelijke context van leren. 
      • Priming: perceptuele verwerking van een item verloopt sneller en makkelijker indien het item eerder waargenomen is, zelf wanneer de bewuste herinnering hiervan ontbreekt. Kan middels woorden, gefragmenteerde beelden, geluid etc 
      • Prospectief geheugen: herinneren dingen op het juiste moment in de toekomst uit te voeren: intenties, plannen, doelen.
      • Metageheugen: anderen over en reflectie op je eigen geheugen. Heeft te maken met inzicht in je eigen herinneringen (source monitoring), de kwaliteit van je herinneringen (zekerheid) en algemene werking van je geheugen (strategieën). Compensatiestrategieën: strategieën die worden geleerd bij neuropsychologische geheugenrevalidatie om het geheugen te verbeteren. 

      Kenmerken non declaratief geheugen:

      • Simplistisch: zelf eenvoudige dieren bezitten een non declaratieve leervermogens
      • Nondelaratief: de kennis lastig is om bewust te inspecteren en te communiceren, beschrijven. 
      • Sturing van verloopt automatisch en onbewust (impliciet)
      • Niet flexibel: beïnvloeden gedrag op een vaste manier
      • De leercontext is vergeten

      The Modal Model of Memory (Atkinson & Shifrin., 1968)
      Informatie uit de omgeving wordt eerst vastgehouden in het korte termijngeheugen (=doorgeefluik) en vervolgens doorgegeven aan het langetermijngeheugen

      Kritiek op Modal Model of Memory

      • hoeveel codes bevat het korte termijn geheugen? Digital span etc
      • simpelweg herhaling is niet voldoende om informatie in het geheugen te krijgen. Betekenis ergens aan geven is bvb ook van belang
      • patiënten met KTG stoornissen kunnen soms nog wel lange termijn leren
      • KTG dient ook als een mentaal kladblok voor veel cognitieve processen. Bvb voor taalbegrip is een verbaal werkgeheugen essentieel

      Baddeley & Hitch (1974): 
      Er is een centraal executieve functie met twee zij processen, het visuo-spatiële kladblok en de fonologische loop. De episodische buffer is later toegevoegd aan het model en is belangrijk voor abstractie van betekenis, integratie van verschillende soorten informatie, en transfer naar en uit

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 4 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 4 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 4: Waarneming

      Hersenen

      • bovenkant: dorsaal
      • onderkant: ventraal
      • voorkant: frontaal, anterieur, rostraal
      • achterkant: posterieur, caudaal

      Visuele waarneming

      • Visuele systeem: receptoren in je netvlies worden geprikkeld door licht. 
      • Je beeld van de wereld valt eigenlijk ondersteboven op je netvlies. 
      • Alles wat links van je zichtveld is, valt rechts op de retina.  Alles wat rechts van je zichtveld is, valt links op de retina. Tenzij je ernaartoe gaat kijken. 
      • Kegeltjes: lichtgevoelige receptoren die zorgen voor de waarneming van kleuren en scherp zicht. Zijn het meest geconcentreerd in het midden/fovea
      • Staafjes: lichtgevoelige receptoren die optimaal functioneren bij flauw licht
      • Blinde vlek: Deel in oog zonder waarneming. Hier verlaat de gezichtszenuw het oog

      Twee-systemen voor de verwerking van visuele informatie:

      • Ventrale pad – wat (gezicht en objectherkenning, V5/MT)
      • Dorsale pad – waar (V1/V2, V3A, V4 (kleur))

      Problematiek met waarneming

      • Hemianopsie: laesie locatie, schade op verschillende plekken in het visuele systeem zorgt voor verschillende uitkomsten
      • Neglect: een bepaald visueel veld wordt genegeerd. Dit veld wordt wel waargenomen, maar niet bewust verwerkt omdat er geen aandacht aan wordt besteed. Bij natekenen worden bepaalde elementen hierdoor genegeerd. Naast visuele velden kan men kan variëren in afstand: moeite met informatie op verre afstand (far neglect) of dichterbij afstand (near neglect) Acuut neglect kan gevolg zijn van een herseninfarct en langdurig effect bij schade aan de temporaalkwab. Schade aan witte stofbanen, die van voor naar achter in de hersenen lopen, zoals de superior longitudinal fasciculus zijn geassocieerd met neglect.
      • Akinetopsie: probleem met bewegingswaarneming. Inplaats van een verloop van beelden worden korte fotobeelden waargenomen. Dit maakt inschatten moeilijk. Heeft te maken met bilaterale schade (gebied van V5/MT+).
      • Prosopagnosie: stoornis in gezichten herkennen door schade aan de striate cortex en/of fusiform face area. Bij normale gezichtswaarneming zien we gezichten altijd rechtop, als je ze andersom ziet, is de herkenning opeens veel moeilijker. 
      • Visuele agnosie: verstoorde visuele herkenning van objecten. Het is geen stoornis in de visus, taal of geheugen, maar echt alleen in het benoemen van het object. Bvb een patiënt kijken naar een vork en  deze niet kunnen benoemen totdat hij deze aanraakt

      Auditieve waarneming: waarneming van geluiden. 

      • Haarcellen in de cochlea activeren elektrische impulsen die variëren tussen hoge en lage tonen. 
      • Het trommelvlies detecteert drukverschillen en geeft dit door. 
      • Hersenstam: voegt impulsen uit beiden oren samen en stuurt deze informatie via de thalamus door naar de auditieve cortex. 

      Binaurale cues: cues waar je twee oren voor nodig hebt. Je hebt er twee:

      • Interaural time difference (ITD): onze hersenen detecteren het tijdsverschil tussen wanneer het geluid in linkeroor en wanneer in het rechteroor binnenkomt. Mede hierdoor kunnen de hersenen het geluid lokaliseren. 
      • Interaural level difference (ILD): onze hersenen detecteren het verschil in hoe hard iets binnenkomt tussen het linkeroor en het rechteroor. Mede hierdoor kunnen de hersenen het geluid lokaliseren. 

      Het brein heeft een manier waarmee het toonhoogtes kan bepalen. Dit wordt mede bepaald door de oorschelp van jou. Daarbij wordt het ook bepaald doordat frequentie dip

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 5 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 5 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 5: Lichaamspresentatie

      two point discrimination (DIY): twee stimulatiepunten op dezelfde afstand worden ergens geplaatst op het lichaam. Middels dit wordt het onderscheid in gevoeligheid en specificiteit van receptieve velden in de cortex in kaart gebracht. 

      • Two-point felt:  twee receptieve velden worden gestimuleerd. De receptieve velden zijn dus kleiner en gevoeliger. Bvb vingers
      • One-point felt: één receptief veld gestimuleerd door de twee stimulatiepunten 

      Mentale lichaamsrepresentatie:

      •  Is van belang doordat we een lichaam hebben die we niet continu zien,  maar wel continu gebruiken
      • intern model van het lichaam (blauwdruk) die wordt opgebouwd uit multi sensorische input. Omvat ook abstracte informatie (is niet enkel een plaatje van je lijf)
      • Is cruciaal voor het dagelijks leven. Voor cognitie, affect, semantiek, perceptie, motoriek en actie

      Lichaamsbeeld: Omvat cognitie/affect, semantiek, perceptie. Is bewust en stabiel over tijd. 
      Anorexia is sprake van een verstoord lichaamsbeeld, ondanks de persoon veel is afgevallen behoudt deze een dikker lichaamsbeeld. Dit is ook terug te zien in lichaams schema's. Zo draaien zij voor brede poortjes al opzij om erdoorheen te kunnen

      Lichaamsschema: Is van belang voor het plannen en uitvoeren acties. Dit gebeurd onbewust en wordt constant geupdate zodat we acties efficiënt kunnen uitvoeren. Bvb hoe lang is mijn arm/wat is de afstand om iemand een hand te kunnen geven. 
      apraxie: mensen zijn niet meer goed in staat om bewegingen te plannen. Er is dan neurologisch iets mis bij de lichaamsrepresentatie (onbewust)

      (neuro) psychiatrische stoornissen behelzen meer dan verstoorde cognitie/affect. Ook het lijf kan een rol spelen in hoe symptomen zich uiten. 

      Ownerschip: de opvatting dat alle lichaamsdelen tot jezelf behoort. Komt voor uit 

      • Visuo-proprioceptieve congruentie: de houding die we zien matcht met onze proprioceptie
      • Visuo-tactiele congruentie: aanrakingen die we zien op ons lijf vóelen we ook

      Agency: De opvatting dat je controle hebt over je lichaam en lichaamsdelen en deze kunt aansturen. Kan alleen plaatsvinden voor je eigen lichaam. Komt voor uit

      • Congruentie tussen een voorspelde en daadwerkelijke consequentie van een actie
      • Lichtknopje 

      Stoornissen die te maken hebben met ownership en agency

      • Somatoparafrnei: toeschrijven van de indentiteit van een ledemaat aan iemand anders “neem je je been mee?”. Schade aan rechterhemisfeer ten gevolge van een beroerte. Vaak ook sprake van hemiplegie (halfzijdige lichaamsverlamming) en Anosognosie (afwezigheid van ziekte-inzicht)
      • Phantom limb: gevoel dat het geamputeerde of ontbrekende ledemaat nog steeds vastzit en sensties ervaart. Vindt plaats bij 50-80% van de amputaties. Komt bvb door corticale reorganisatie. 
      • Alien hand syndrome: het optreden van bewegingen van een bovenste ledemaat die onbedoeld zijn, hoewel duidelijk gericht op een bepaald doel
      • Body integrity dysphoria: gevoel dat je overcompleet bent. Er is een amputatie-lijn, ze willen dit lichaamsonderdeel niet meer hebben of vertonen pretending behavior , bvb rondlopen met prothese. Is aanwezig sinds de kindertijd, voornamelijk in mannen en gaat gepaard met veel schaamte. Amputatie helpt heel veel. Er is ook een verminderde parietale activiteit (lichaamsrepresentatie) bij stimulatie van het lichaamsdeel dat ongewild is. 

      Rubber hand illusion: Er wordt een tactiele stimulatie

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 6 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 6 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 6: Intelligentie

      Aristoteles (384-322 BC): We bezitten vouc. Dit is een deel van de ziel dat zorgt voor intelligentie en verstandigheid en is gelokaliseerd in het hart. 

      Binet-Simon/Standford-Binet Intelligence Test (begin 20e eeuw): test die ontwikkeld is om intelligentie te meten bij kinderen om vast te stellen wie ondersteuning nodig had. Hierbij moesten zij onder andere getekende gezichten beoordelen op mooiheid. Op basis van leeftijd zijn verschillende mijlpalen vastgesteld. 

      • 3 jaar: aan kunnen wijzen welke onderdelen miste van de getekende gezichten en cijfers kunnen herhalen
      • 5 jaar: 5 cijfers kunnen herhalen
      • 6 jaar: linkerhand en rechterhand van elkaar kunnen onderscheiden

      Definities van intelligentie

      • "... intelligentie, dat wil zeggen, redeneren, oordeel, geheugen en de kracht van abstractie" (Binet 1890, geciteerd in Sattler, 1988, p. 45)
      • "Intelligentie is een algemeen vermogen van het individu om bewust zijn denken aan te passen aan nieuwe eisen" (Stern, 1914)
      • " Een individu is intelligent in de verhouding die hij kan dragen over abstract denken" (Terman, 1921, p. 128)
      •  “Intelligentie is het vermogen van het organisme om zich aan te passen aan een steeds complexere omgeving" (Spearman, 1927)
      • “Intelligentie is een algemene mentale vaardigheid die onder andere het volgende omvat: het vermogen tot redeneren, plannen, het oplossen van problemen, het vermogen tot abstract nadenken, het begrijpen van complexe ideeën en het vermogen om snel te leren van nieuwe ervaringen. Intelligentie is niet slechts kennis uit boeken, een academische vaardigheid of het vermogen om intelligentietests goed te kunnen uitvoeren. Intelligentie verwijst naar een bredere en diepere, veelomvattende vaardigheid die ons in staat stelt onze omgeving te begrijpen, betekenis te geven aan dingen en gebeurtenissen en uit te vinden welke actie we moeten ondernemen.” (Moderne definitie, Gottfredson)

      Opvattingen IQ:

      • Normaalverdeling: 68% van de bevolking heeft een normaal IQ met de grenzen 85-115. IQ wordt gezien als afstand van het gemiddelde, waarbij geen absoluut nulpunt is. 
      • William Stern: IQ= (mentale leeftijd: kalenderleeftijd) x 100. Volgens de berekening wordt een IQ van 100 als normaal gezien. Lewis Termin paste deze formule toe in de Stanford-Binet test
      • David Wechsler: IQ= (gemeten scoren:verwachte score op een bepaalde leeftijd) x 100. Dit geeft een deviatie IQ-score, die laat zien hoe het IQ afwijkt van de rest. Deze verwachte score wordt bepaald middels een steekproef (normaalverdeling) → Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) / Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC)

      Correlaties: geven de mate samenhang (hoger=meer) aan tussen factoren. 

      Twee-factorentheorie (Spearman): 

      • General mental ability (G): onderliggende samenhang tussen tests is groot. De overlap tussen zaken zoals bvb verbaal, numeriek, spatieel, motorisch
      • Specific mental abilities (S-factoren): taakspecifieke processen. Taakvereisten die uniek zijn voor elke test of taak

      kritiek: bestaat G echt? is G niet eerder een samenvatting van meerdere mentale processen? Moet intelligentie niet in meerdere componenten verdeeld worden? De meeste intelligentietest bestaan uit verschillende onderdelen, terwijl IQ wordt uitgedrukt in 1 getal

      7 componenten van intelligentie (Thurstone): meten middels factoranalyse

      • Woordenrijkdom (word fluency): vermogen om woorden snel en vloeiend te gebruiken bij het
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 7 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 7 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 7: Taal

      Taal: gemeenschappelijk communicatiesysteem met als doel het uitwisselen van informatie. 

      • De link tussen concept en woord is arbitrair (willekeurig). Binnen dezelfde taal gebruiken we allemaal dezelfde links. 
      • Hetzelfde concept is op verschillende manier uit te drukken: spraak, gebaren etc
      • Is sociaal, dient oa als het belangrijkste communicatiemiddel tussen patiënt en arts. 
      • Is cognitief (leren): binnen 4-6 jaar hebben kinderen de taal onder de knie wat betreft de belangrijkste onderdelen (zinsbouw & morfologie). Beschadigingen van hersengebieden zijn bij volwassen dan ook veel schadelijker
      • Taalontwikkelingsstoornis (TOS): komt bij 5% van de kinderen voor, maar wordt vaak over het hoofd gezien
      • Er zijn veel verschillen tussen gezonde mensen in woordbegrip/geletterdheid. Hierdoor kan het dat een ander je boodschap niet begrijpt (ruis)
      • Taalstoornissen kunnen naast primaire ook van secundaire aard zijn, waardoor het minder opvalt. Bvb empty speech (Alzheimer) “je weet wel” “toen ging ik dat doen”. 
      • Taal is hiërarchisch: het heeft meerdere lagen van representatie
      • Spraakperceptie is complex, doordat woorden aan elkaar geplakt zijn en iedereen klanken net wat anders uitspreek. Voor herkenningen moeten we subtiele verschillen gaan negeren. Dit is lastig voor mensen met gehoorapparaten, vooral als er sprake is van achtergrondgeluid

      Taal als hiërarchisch systeem

      • Fonologie: klanken
      • Semantiek/mentale lexicon: woorden
      • Grammatica/syntax: zinnen, regels over volgorde van woorden en vervoegingen van woorden in zinnen
      • Bredere context: taalgebruik zoals narratief (pragmatiek)

      Noam Chomsky: met beperkte middelen, bepaald aantal woorden en aantal regels, kun je oneindig veel zinnen maken. Taal is generatief. Je kan steeds nieuwe uitingen verzinnen die niet eerder gebruikt zijn

      2 manieren voor begrijpen

      • Op basis van vorm (grammaticaal niveau): onderwerp, persoonsvorm etc
      • Op de betekenis van het werkwoord (thematisch niveau): werkwoord, doener etc

      Heel vaak is de grammaticale interpretatie in overeenstemming met de thematische ontleding, maar niet altijd. Bvb omkeerbare passieve zinnen. Hierbij blijven thematische relaties gelijk, maar is er een andere vorm. vb Het meisje voert de jongen vs de wordt gevoerd door het meisje

      Stadia van spraakproducie

      • Conceptualisatie: idee
      • Formulatie: lexicalizatie → syntactic planning → articulatory planning: woorden omzetten in klanken
      • Articulatie

      Afasie: taalstoornis ten gevolge van letsel (hersenbeschadiging) bij volwassen mensen met een normale taalontwikkeling. ⅓ van de beroertes resulteert in een vorm van afasie. 

      • Dyspraxie: problemen met articulatory planning. Patiënt weet niet meer welke motorische bewegingen ze moeten maken voor het uitspreken van woorden
      • Dysarthrie: problemen met articulatie. Patiënt weet wel welke motorische bewegingen hij moet uitvoeren, maar doet dit foutief. Bvb te hard/te zacht → mompelen etc
      • Semantisch neologisme: niet bestaand woord, betekenisomschrijving
      • Semantische parafasie: vervang door bestaand woord, in betekenis meestal verwant met een doelwoord. Vb een vlinder wordt benoemd als hommel
      • Vloeiende Afasie: een vorm van afasie (taalstoornis na beroerte) met een slecht begrip. Spraak is moeiteloos, maar de betekenis is aangetast
      • Globale afasie: zeer ernstige vorm van afasie. Problemen met spontane spraak, woord bevinding en herhalen van woorden/zinnen. Taalbegrip is niet meer intact
      • Primaire progressieve afasie/ semantische dementie: snel verlies woordenkennis
      • Bij verschillende typen afasie zijn er grote verschillen
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 8 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 8 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 8: aandacht, executieve functies, emotie & sociale cognitie

       
      Verschillende vormen van aandacht
      • Verdeelde aandacht: wordt gebruikt voor multitasken
      • Gerichte aandacht: specifiek 1 ding willen registreren en andere stimuli negeren
      • Volgehouden aandacht: concentratie
      • Alertheid
       
      Broadbents model van aandacht
      geregistreerde/ongeregistreerde stimuli → sensorische opslag → selectieve filter (selectie vind plaats op fysieke eigenschappen, waardoor een bottleneck effect ontstaat) → hogere vormen van verwerking → werkgeheugen → lange termijngeheugen
       
      Aandacht testen
      • Bourdon Wiersma test (1992): op een a3 formaat zijn groepjes met stippen afgebeeld. De patiënt moet groepjes met 4 stippen omcirkelen. Hierbij kan het dat iemand verminderde aandacht (lager erover doen), nauwkeurigheid tonen.
      • Stroop taak (1935): woorden van kleuren zijn afgebeeld in de congruente of een incogruente kleur. Aan de patient wordt gevraagd om of het woord op te lezen of de kleur op te noemen
      • Trail making Test: Op een vel zijn rondjes met daarin 1, 2, 3, 4, etc en a, b, c, d etc afgebeeld. Aan de patient wordt gevraagd om deze met elkaar te verbinden als 1a, 2b, 3b, 4b dit is om te kunnen testen voor verdeelde aandacht
       
      Multitasken werkt niet omdat als je wisselt van taken dit tijd en nauwkeurigheid kost. Bij het wisselen treed er namelijk een switching penalty op
      Executief functioneren bestaat uit allerlei elementen/functies die samenwerken en raken aan andere processen
      Diamond 2013 deed onderzoek naar waar de executieve functies belangrijk voor zijn. Hieruit bleek dat het belangrijk is voor een groot scala aan dingen, waaronder mentale gezondheid
      Voorheen werd gedacht dat executieve functie gelegen waren in het frontale gedeelte. Momenteel is het inzicht dat het meer te maken heeft met netwerken. De samenwerking van verschillende hersengebieden en interactie hiertussen
       
      Emoties hebben weinig cognitieve aspecten
      Sociale cognitie: als we hebben over het sociale verkeer zoals inhibitie van emoties
      Bodily map of emotions: een participanten is gevraagd waar in hun lichaam zij activatie en deactivatie ervaren bij het voelen van een emotie. Hierbij is vrijwel geen verschil tussen verschillende landen en culturen. Naarmate de leeftijd toeneemt wordt er een lagere mate van activatie en deactivatie aangegeven.  
      Sociale cognitieve functies worden tegenwoordig steeds meer meegenomen in de testbatterij bij neurologisch onderzoek. Voor drie belangrijke processen zijn hersengebieden vastgesteld.
      • Theory of mind
      • Spiegelneuronen
      • Empathie
       
      Insula: stukje cortex onder de cortex die betrokken is bij walging en dingen zoals pijnbeleving, hongergevoel, emotionele aspecten bij ervaringen
       
      Hoe meet je sociale cognitie?
      • Waarneming: emotion recognition task. Verschillende gezichten worden getoont en hierbij wordt gevraagd wat de bijpassende emotie is. Reading the mind in the eyes test. Hierbij wordt er een paar ogen getoont en moet de patient vertellen wat dit te zeggen heeft
      • Interpretatie: Happes Cartoon test. Een sociale plaat wordt getoont waarbij de patiënt moet vertellen wat er gebeurd wat dat betekent. Is het bvb grapppig? Faux-Pas test. Bevat een voorbeeld van
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 9 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 9 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 9: epilepsie en traumatisch hersenletsel

       
      Neuropsychologie: psychologie die zich bezighoudt met de functies van het brein en de relatie daarvan met gedrag
       
      Klinische neuropsychologie: kijkt in het bijzonder naar gedragsveranderingen ter gevolge van veranderingen in hersenen door pathologische processen. Het is multidiscplinair met een gemeenschappelijk taalgebruik. 
      Pathologie: geeft begrip van water en in de hersenen verandert en hoe dit tot stoornissen kan leiden. Het is de context waarbinnen je naar cognitie blijft kijken
       
      Transdiagnostisch: factoren die de diagnostische categorieën vaak overstijgen en daarmee een beroep doen op de achterliggende concepten. Belangrijke aspecten zijn:
      • Ongeacht de pathologie blijft het neuropsychologisch referentiekader en denken gelijk
      • Hypotheses zijn in eerste instantie gericht op functiedifferentiatie
      • Kennis van de pathologie wel relevant!
      • Geeft handvatten voor je hypotheses
      • Terugkoppeling naar de rest van behandelteam, patiënt en behandel consequenties
       
      Epilepsie: één van de meest voorkomende neurologische aandoeningen ondanks het geen neuropsychologisch beeld heeft
      • Prevalentie: 1 op de 10 mensen heeft ooit een aanval, waarbij 1/3e van hen een chronische aandoening, ofwel epilepsie heeft. In nederland 0.5%, Vaker bij kinderen dan bij ouderen
      • Epileptische aanval: abnormale, overmatige, synchrone ontlading van corticale neuronen
        Epilepsie:  chronische hersenaandoening gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid voor epileptische aanvallen (volgens WHO minstens 2 aanvallen per jaar)
       
      International League Against Epilepsy (ILAE): epilepsie is “een chronische aandoening van de hersenen die gekenmerkt wordt door een voortdurende neiging tot het genereren van epileptische aanvallen, en door de neurobiologische, cognitieve, psychologische, en sociale gevolgen. 
      • Gedaald bewustzijn: Als ergens gedurende de aanval (dus niet noodzakelijkerwijs bij het begin) het bewustzijn gedaald is
      • Motor en non-motor verschijnselen: worden beoordeeld bij het begin van de aanval, hierbij wordt de meest prominente genomen. Een aanval die begint met sensorische verschijnselen, gevolgd door motorische verschijnselen is dus een aanval met focaal niet-motorisch begin
      • Motorische verschijnselen: automatismen, atonisch, clonisch, epileptisch spasme (salaamkramp), hyperkinetisch, myoclonisch en tonisch
      • Niet-motorische verschijnselen: autonome verschijnselen, plotseling stoppen met bezigheden (arrest), cognitieve, emotionele en sensorische verschijnselen.
       
      Classificatie van aanvalstypen is volgens ILAE:
      • Focaal begin: intact vs gedaaldbewustzijn, motorisch vs niet-motorisch, focaal naar bilateraal vs tonisch-clonisch
      • Gegeneraliseerd begin: motorisch (tonisch-clonisch of motorisch) vs niet-motorisch (absence)
      • Onbekend begin: motorisch (tonisch-clonisch of motorisch) vs niet-motorisch (absence), niet geclassificeerd
       
      Fits, fants and funny turns: niet alles wat trekt, schokt of wegvalt is een epileptisch aanval. Onderscheidt kun je als volgt maken:
       
      epileptisch
      niet-epileptisch
      luxerende moment
      -
      +
      tongbeet
      +
      -
      posticale fase
      +
      -
      Ictale EEG-afweging
      +
      -
      Te doorbreken
      -
      +
       
      Oorzaken epilepsie
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 10 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 10 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

       

      Hoorcollege 10 : dementie

       
      Dementie: ziektebeeld waarbij de geestelijke vermogen ernstig zijn afgenomen. Als gevolg hiervan kan iemand dagelijkse handelingen, die voorheen moeiteloos werden gedaan minder goed of niet meer uitvoeren. Het gaat dan om handelingen als zich aankleden, het bereiden van voedsel, correcte inname van medicatie, of het betalen van rekeningen
      • Maatschappelijke relevantie: groei in prognose over de jaren heen (terwijl er een afname is beroepsbevolking, haast halvering) en nummer 1 doodsoorzaak. Betreft 7.7% van de totale kosten van de nederlandse gezondheidszorg. 
      • Persoonlijke relevantie: 70% wordt verzorgd door naasten (ofwel mantelzorgers), waarbij 54% zwaar belast is
      • Alzheimer (70%): meest voorkomende vorm van dementie
      • Vasculaire dementie (16%): twee na meest voorkomende vorm
      • Levensduur: gemiddelde 8 jaar, waarbij gedurende het ziekteproces de ernst van klachten toeneemt. Heeft een hoge ziektelast
      • Prevalentie: in nederland 270 000. Hiervan 1200 <65, 70 000 in verpleeg/verzorgingstehuizen, 100 000 nog geen diagnose
      • Diagnose: duurt gemiddeld 14 maanden om te stellen en bij jonge mensen 4 jaar
       
      Risicofactoren dementie
      • Leeftijd: 8% (65+), 25% (80+), 40% (90+) van het totaal mensen heeft dementie. Deze factor wordt onderzocht middels 
        • cross-sectioneel onderzoek: ieder individu in een groep wordt eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten
        • Longitudinaal onderzoek: waarnemingen of metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald
      • Vrouw: heeft 1:3 kans ipv 1:5 kans om ergens in je leven dementie te krijgen doordat je ook langer leeft
      • Erfelijkheid: erfelijke vormen zijn zeldzaam en uitten zich al ver voor 65. bij niet erfelijke vormen is er maar een klein verhoogd risico
       
      Normale veroudering
      • Fluid intelligence: omvat cognitieve vaardigheden. Deze nemen vanaf 20 al geleidelijk af
      • Gekristalliseerde intelligentie: omvat feitelijke kennis. Neemt toe tussen 20 en 60, en een beetje af na 60
      • Hold vs don’t hold
       
      Classificatie dementie
      • Stoornis in  minimaal 2 cognitieve domeinen (vaak inclusief geheugen) die interfereren met het dagelijks leven, niet ten gevolge van onderliggend aantoonbare andere oorzaak (vb. 
      • trauma) en met een degeneratief beloop in tijd
      • Dementie beschrijft het syndroom, symptomen complex, niet de oorzaak
      • Dementie is een beschrijvende term die combinaties van meervoudige stoornissen in cognitie, stemming of gedrag omvat, veroorzaakt door bepaalde hersenziekten.
      • Dementie is dus een generieke syndromale term die verwijst naar een spectrum van klinische beelden, omvat meer dan 70 ziektebeelden
       
      Nosologische diagnostiek: hiernaar moet worden gestreefd. Hiervoor is vaak verwijzing naar de tweede lijn wenselijk. 
      • Nosologische diagnosen zijn aandoeningen waarvan de etiologie (nog) onbekend is en waarbij (nog) geen kenmerkend pathologische-anatomisch of pathofysiologisch substraat bekend is bvb ziekte van Alzheimer, Parikson dementie etc
      • Het verdient aanbeveling om bij het stellen van een ziektediagnose de criteria die hiervoor worden gebruikt, expliciet te noemen
      • Vergevorderde dementie, hoge leeftijd
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 11 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 11 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 11: ziektebeelden- vasculaire aandoeningen

       
      Vasculaire aandoeningen in de hersenen zoals Small vessel disease, Herseninfarcten en Hersenbloedingen zijn veelvoorkomend. De prevalentie neemt toe bij gevorderde leeftijd, waarbij M>V. De gevolgen van beroerte hebben grote impact, zoals interpersoonlijk als maatschappelijk
       
      cerebrovasculair accident (CVA): Snel ontstane klinische symptomen van focale verstoring van cerebrale functie(s) van vermoedelijke vasculaire origine, die meer dan 24 uur aanhouden. Hieronder vallen hersenbloedingen (betreft zo’n 20%) en herseninfarcten (betreft zo’n 80%). 
       
      Risicofactoren CVA
      • Leeftijd >75 jaar versus 55-64 jaar:  5
      • Bloeddruk >160/95 versus <120/80 mmHg:  4 – 6
      • Atrium fibrilleren:  4
      • Diabetes mellitus:  2 – 6
      • Fysieke inactiviteit: 3
      • Roken:  2
      • Overgewicht:  2
      • Ischemische hartziekten:  2
      → er is vaak een overlap tussen de risicofactoren bvb overgewicht en fysieke inactiviteit
       
      Herseninfarct: bloedvat in de hersenen wordt afgesloten (door embolie of atherosclerose) waardoor een deel van de hersenen geen bloedtoevoer krijgt. Dit hersenweefsel ontvangt niet genoeg zuurstof en glucose over langere tijd waardoor hersenweefsel afsterft
      • Atherosclerose (Dichtslibbing): kan komen door hypertensie, roken, diabetes, overgewicht, gestoorde vetwisseling
      • Embolie: afsluiting door een prop, bvb een bloedprop, vetprop etc
       
      Transient Ischaemic Attack (TIA): acute verschijnselen van uitval
      • Herstel binnen 24 uur
      • 30% van de patiënten met een TIA hebben een infarct in 5 jaar
      • Er zijn geen afwijkingen te zien op CT, maar bij ⅓ van de patiënten wel diffusie gewogen op MRI
      • Veel patiënten hebben wel (lichte) cognitieve stoornissen
      Lacunair infarct: Infarct in kleine perforerende bloedvaten in de diepe structuren van de hersenen. lacune=kleine holte
      • Omvat ongeveer 25% van alle CVA’s
      • Gaat vaak onopgemerkt, maar in specifieke gebieden (onder andere de thalamus en pons) zijn er wel acute verschijnselen en blijvende cognitieve klachten
      Hersenbloeding: beschadiging van een bloedvat waardoor bloed komt op plekken waar het niet hoort en druk in de hersenen toeneemt. Ook ontvangt een deel van de hersenen minder/geen bloedtoevoer en zal dit afsterven door gebrek aan zuurstof en glucose
      • Intracerebrale bloeding: bloeding in de hersenen
      • Epiduraal hematoom: ruptuur arterie(scheur in bloedvat) tussen de schedel en dura. Leidt tot vaak enorm verhoogde intracraniale druk en bewustzijnsverlies
      • Subduraal hematoom: Bloed tussen de dura en arachnoid. Dit verloopt trager
      • Subarachnoïdale bloeding: Aneurysma (meestal) tussen de hersenvliezen, ofwel subarachnoïdale ruimte). Veroorzaakt acute hoofd-en nekpijn, misselijkheid en soms bewusteloosheid. Behandeling kan door clippen (clip wordt geplaatst op; de hals van het aneurysma om deze af te sluiten) of coilen (het aneurysma wordt opgevuld met coils via een geleidekatheter die wordt geinseert in de lies) 
       
      Symptomen na een beroerte
      • Neurologische uitvalsverschijnselen: motorisch (halfzijdige paralyse, parese) sensorisch (verminderd gevoel gezicht/arm/been) hemianopsie, slikstoornissen, incontinentie, etc.
      • Cognitief: allerhande cognitieve stoornissen van mild tot vasculaire dementie
      • Emotioneel: 
      emotionele stoornissen in de acute fase:
      .....read more
      Access: 
      Public
      Hoorcollege 12 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 12 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 12: Alcohol

       
      Geschiedenis alcohol: Alcohol Productie en consumptie zijn reeds lang bekend en wijdverspreid in de menselijke samenleving
      • Fermentatie van fruit (afbraak door bacteriën en gist) leidt tot alcoholhoudende vloeistof
      • Steentijd: opgraving laten al sporen zien van gefermenteerde vloeistoffen van circa 10.00 v. chr
      • Noord-China: opgravingen toonde gefermenteerde vloeistof van circa 7000 v.chr aan
      • Geschriften: 2000 v.chr wordt alcohol al opgenomen in tekstvorm
      • Grieken en Romeinen (1300 v.chr): vereerde god van de wijn (en vruchtbaarheid) Dionysos/Bacchus 
       
      GABA: remmende neurotransmitter die globaal hersenactiviteit en hersenfuncties onderdrukt. 
      Alcohol bootst GABA na en zo ontstaan na afhankelijke ontspanning verminderde motoriek, trager in het denken, gaten in het geheugen, verminderde inhibitie (frontaalkwab functioneren). Verder doordrinken kan zelfs leiden tot coma. 
       
      overmatige drinkers zijn personen die meer dan 21 (voor mannen) en … 
      Matig drinken: 10 eenheden per week
       
      Stadia van druggebruik
      • Eerste contact: ja of nee zeggen
      • Experimenteren: proberen, zonder dat er een belangrijke reden is
      • GeÏntegreerd of sociaal gebruik: Af en toe gebruiken voor het effect, de sfeer. Het hoort er altijd bij, het is een gewoonte
      • Overmatig gebruik of gewenning: Als ik niet ondere invloed ben, voel ik me slecht
      • Verslaving afhankelijkheid: Ik zit er vast, ik kan niet zonder
       
      Stoornis in het gebruik van een middel: alcohol
      een stoornis in het gebruik van alcohol is een problematisch patroon van gebruik dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk, zoals blijkt uit minstens 2 (uit de 11) van de volgende kenmerken die binnen een periode van een jaar optreden:
      A)  Beperkte controle
      1. Het middel wordt vaak gebruikt in grotere hoeveelheden of langduriger dan de bedoeling was. 
      2. Er is een persisterende wens of er zijn vergeefse pogingen om het middelgebruik te minderen of in de hand te houden 
      3. Veel tijd wordt besteed aan activiteiten die nodig zijn om aan het middel te komen, te gebruiken of te herstellen van de effecten ervan 
      4. Hunkering, sterke wens of drang tot alcoholgebruik (= craving criterium = nieuw)
      B) Sociale beperkingen
      1. Recidiverend middelengebruik met als gevolg dat de belangrijkste rol verplichtingen niet worden nagekomen op het werk, op school of thuis 
      2. Aanhoudend middelengebruik ondanks persisterende of recidiverende sociale of interpersoonlijke problemen, veroorzaakt of verergerd door de effecten van het middel 
      3. Belangrijke sociale, beroepsmatige of vrijetijdsactiviteiten zijn opgegeven of verminderd 
      C) Risico Gebruik
      1. Recidiverend alcoholgebruik in situaties waarin dit fysiek gevaar oplevert 
      2. Het alcoholgebruik wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat er een persisterend of recidiverend lichamelijk of psychisch probleem is dat waarschijnlijk is veroorzaakt of verergerd door de alcohol
      D)  Farmacologische criteria
      1. Tolerantie, zoals gedefinieerd door één van de volgende kenmerken: a. Behoefte aan een duidelijk toegenomen hoeveelheid  alcohol om een intoxicatie of het gewenste effect te bereiken
      .....read more
      Access: 
      Public
      Hoorcollege 13 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 13 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

       

      Hoorcollege 13: MS

       
      Multiple sclerose (MS): chronische hersenziekte waarbij multifocale ontstekingen (inflammatie) in de witte stof oa in de oogzenuw, ruggenmerg, hersenstam en cerebellum leidt tot degeneratie (verval van cellen)
      • Is de meest voorkomende neurologische aandoening op jongvolwassen leeftijd. Openbaart zich tussen de 20-40 jaar
      • Prevalentie: 2.8 miljoen mensen wereldwijd. In nederland 25000. Verhouding vrouw:man 2:1
      • Oorzaak is nog onbekend. Bij tweelingstudies 20-30% genetisch
      • Factoren geassocieerd met MS: tekort aan vitamine D, Obesitas op jonge leeftijd, roken, ziekte van Pfeiffer
      • Ziektebeloop: is afhankelijk van het subtype MS en de locatie van hersenschade en hierdoor dus moeilijk te voorspellen. De levensverwachting is 7,5 jaar of korter, overlijden komt door gevolgen aan de urineweg/longinfectie. MS heeft grote impact op de kwaliteit van leven
       
      Neuropathologie bij MS
      • Immuunreactie (inflammatie): een relapse/schub is een teken dat er een nieuwe ontsteking is in het CZS. Dit is een toename van klachten. Zo’n ontsteking zorgt voor tijdelijke schade aan de bloed-hersenbarrière. Doordat immuuncellen myeline aanvallen raken neuronen beschadigd/functioneren ze minder goed. 
      • Outside-in-hypothese: MS ontstaat door een overactief afweersysteem dat uiteindelijk zorgt voor afbraak van myeline in het centrale zenuwstelsel. MS wordt hierbij gezien als een auto-immuunziekte die tot stand komt door een primaire immuunreactie
      • Inside-out-hypothese: Er is al een eerdere trigger die ervoor zorgt dat myelineblaren ontstaat en myeline loslaat van het axon. Deze stukjes eiwit zwerven dan rond wat vervolgens het immuunsysteem en verdere ontwikkeling van MS triggert. 
      • De neurodegeneratie (verlies van zenuwcellen en axonen) is het prominentst in de progressie fase en leidt tot het ontstaan van (ernstige) symptomen
      • Atrofie (hersenkrimp): afname van witte en grijze stof in de hersenschors, thalamus, hippocampus. Grijze stof atrofie correleert sterk met cognitie
       
      Klinisch beeld MS
      • Sensibiliteitsstoornissen: eerste symptomen
      • Visusstoornissen (neuritis optica): eerste symptomen
      • Motorische stoornissen
      • Spasticiteit 
      • Blaas- en darmfunctiestoornissen
      • Seksuele disfuncties
      • Pijn 
      • Vermoeidheid (80%)
      • Cognitieve stoornissen
       
      Diagnostiek: is een complex proces, omdat er geen specifieke richtlijnen zijn voor cognitieve stoornissen
      • Eerst wordt een anamnese uitgevoerd
      • Neurologisch onderzoek: MRI, McDonald criteria, Hersenvocht (CSF)
       
      Ziekte Modulerende medicatie: ontstekingsremmers wordt ter behandeling ttoegediend om relapse te voorkomen (werkt bij 29-68%). Echter heeft medicatie weinig effectiviteit voor cognitieve stoornissen, maar kan het wel een negatieve invloed hebben op cognitie
       
      Cognitie: 
      • Prevalentie: 43-65% heeft cognitieve stoornissen
      • Beloop: langzaam progressief. Ongeveer 5-10% van de cognitieve stoornissen is een neurocognitieve stoornis. Dit is duidelijk anders dan dementie
      • Cognitief profiel: 
        • Mentale traagheid: vertraagde snelheid van informatieverwerking. Dit komt doordat er verminderde verbinding/communicatie is tussen hersengebieden door subcorticale en corticale schade. Dit heeft ook negatieve invloed op overige cognitieve functies
        • Geheugen: er treed een verbale/visueel-ruimtelijke geheugenstoornis op. Hierbij is het aanleren (encoding) aangedaan maar het opdiepen (retrieval vaker
      .....read more
      Access: 
      Public
      Hoorcollege 14 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 14 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 14

       
      Soorten tumoren
      • Extracranieel: tumoren elders in het lichaam
      • Intracranieel: tumoren in het hoofd
      • Primaire hersentumoren: ontstaan in het centraal zenuwstelsel
      • Secundaire hersentumoren: uitzaaiingen (metastasen) van primaire tumoren elders in het lichaam
      • Meningeoom: vanuit de hersenvliezen
      • Gliomen: astrocytomen, oligodendrogliomen, glioblastoma
      • Graden: laaggradig (graad 1 en 2), hooggradig (graad 3 en 4)
      • Moleculaire en genetische eigenschappen: bvb glioblastoom met een IDH-wildytpe en IDH-mutant 
       
      Cognitieve stoornissen: komt bij minimaal 60% voor op minsten 1 domein
      • Bij intracraniële tumoren door: tumor en oedeem, neurochirurcighsce intervenite, radiohterapie, chemotherapie, medicaite
      • Bij tumor door: neuronale schade, celdood, verstoring van netwerken, drukverhoging  door een oedeem/cyste
      • Door radiotherapie: radiotherpaie kan maanden tot jaren lagn nog negatieve effecten hebben. Dit komt doordat het demyelinisatie en zo bestraling encephalopathie kan veroorzaken. Dit dode weefsel wordt radionecrose genoemd. Om dit te verkomen worden behandeling steeds gerichter
      • Door chemotherapie: dit is neurotoxisch en kan leiden tot hersenschade en zo cognitieve stoornissen
      • Door medicatie: bvb Anti-epileptica en corticosteroiden 
      • Domeinen: executief functioneren en aandacht, geheugen, taal, visuospatieel, psychomotor, overige domeinen
       
      Neurochirurgie
      • Voor het vaststellen van een histologische diagnose
      • symptomen te verlichten en levensverlenging: dit kan door massareductie, verlaging van intracraniële druk wat leidt tot een verbetering in cognitief functioneren. 
      • Onder narcose of wakker: wanneer een tumor in het eloquent gebied zit moet het wakker, hierbij is cognitieve monitoring tijdens de resectie van de tumor
      • Heeft risico's op hersenbeschadiging
      • Belangrijke neurochirurgen: Cushing (1869-1939) en Penfield (1891-1976)
       
      Monodisciplinaire richtlijn klinische neuropsychologie in het kader van een wakkere craniotomie bij volwassenen
      • Indicatiestelling: inschatting van testbaarheid, ziekte-inzicht en motivatie van de patiënt
      • Pre-operatief: psycho educatie, regulier neuropsychologisch onderzoek, baseline ne oefenen van intra-operatieve tests ter voorbereiden van de operatie
      • Intra-operatief: Baseline cognitie op de OK, baseline dynamisch tijdens de operatie dmv, cognitieve monitoring van taal, motoriek, executieve functies, werkgeheugen, gezichtsherkenning klokkijken, rekenen etc. Coaching tijdens operatie. Baseline bij de afronding van de operatie/onderzoek
      • Post-operatief: patiënt wordt verplaatst naar normaal bed/recovery, volgende dag naar de afdeling en na ongeveer 5 dagen ontslagen. 2 weken na de operatie is er PA uitslag . Omvat ook systematische gedragsobservaties gedaan en NPO
      • Post-operatief (latere tijdstippen): emotionele verwerking diagnose en operatie, herhaling van regulier NPO, advies over eventueel vervolgtraject
      • Psychologische begeleiding (voor, tijdens en na de operatie): voor acceptatie/verwerking, angst- en stemmingsklachten, cognitieve klachten, vermoeidheid en vormt een begeleidingssysteem. Soms wordt hierbij teruggevallen op psycho-educatie, CGT, ACT omdat er geen protocollen voor behandelingen voor patiënten met hersenaandoeningen zijn
      Access: 
      JoHo members
      Hoorcollege 15 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 15 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

      Hoorcollege 15: Neuropsychologische behandeling

       
      Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH)
       
      Het gestructureerd en methodisch toepassen van psychotherapeutische interventies bij patiënten met hersenaandoeningen en naasten, gericht op het verminderen of hanteerbaar maken van emotionele en gedragsmatige stoornissen en problemen die voortkomen uit de hersenaandoening. De focus van de therapie en het soort interventies is enerzijd afhankelijk van de therapie ationele of school die wordt ingezet en anderzijds van de aard en ernst van de cognitieve stoornissen als gevolg van de hersenaandoening
       
      Ervaren problemen in de herstelfase
      • Fysieke klachten: hierop ligt de eerste focus, vaak wordt hierbij dan de cognitieve en emotionele kant vergeten.
      • Cognitieve klachten
      • Emotionele en gedragsmatige klachten
       
      Primaire gevolgen: schade aan het brein, somberheidsklachten
      Secundaire gevolgen: depressieve symptomen, somberheidsklachten ten gevolge dat je activiteiten die je normaliter plezier geven niet meer kan uitvoeren
       
      Stadia in rouwverwerking bij patiënten met hersenletsel
      • Ontkenning: geef ruimte en wacht een normale reactie af
      • Boosheid: geef ruimte en wacht af
      • Onderhandelen: patiënt bedenkt ireële oplossingen, waardoor nog niet veel ruimte is voor behandeling
      • Depressie: biedt begeleiding met rouw en verdriet, maar nog geen oplossingen/positiviteit aanbieden
      • Acceptatie: Er is openheid voor veranderingen en behandeling kan worden toegepast
       
      Contra-indicaties voor behandeling
      • Gestoord ziekte-inzicht (anosognosie), abstractie en leervermogen
      • Beperkt introspectief vermogen
      • Ernstig cognitieve stoornissne
      • Ernstige primaire emotionele en gedragsstoornissen
      • Ernstige afasie, amnesie, executieve functiestoornissen
       
      Ziekte-inzicht: het besef dat de patiënt heeft van de beperkingen van het hersenletsel en de consequenties daarvan voor het dagelijks functioneren. De motivatie om een probleem aan te pakken volgt pas als het probleem ook wordt herkend en door de patiënt als problematisch wordt gezien. Beperkt ziekte-inzicht kan komen door
      • Hersenschade: vooral bij frontale letsels en letsel van de rechter hemisfeer
      • Ernstige amnesie: patiënt onthoudt zijn beperkingen niet
      • Dat de patiënt onvoldoende geïnformeerd is of zich nog niet in de situatie bevonden heeft waarin de gevolgen van de stoornis merkbaar worden
      • Psychologisch defensiemechanisme: ontkenning heeft de functie om pijnlijke gevolgen van het letsel niet onder ogen te hoeven komen
      • Premorbide externaliserende coping/persoonlijkheid
       
      Het systeem ondervindt ook de gevolgen van het hersenletsel . Is de belangrijkste co-therapeut bij behandelen en kan ongemerkt en onbedoeld contra-therapeutisch werken
      • Verzorgende mantelzorgers
      • Niet adaptieve mantelzorgers
      • Ondersteunende mantelzorgers
       
      Diverse niveaus van interventie afhankelijk van aanwezige leervermogen (cognities)
      Vermogen tot interventie
      leren
      generalisatie
      zelf- monitoring
      doelen stellen
      verandering op het gebied van
      Omgevingsaanpassing
       
       
       
       
      gedrag
      S-R conditionering
      X
       
       
       
      gedrag
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Follow the author: Yara Claassen
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      special isis de wereld in

      Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Check related topics:
      Activities abroad, studies and working fields
      Countries and regions
      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1219