Aantekeningen college Introductie Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 1 Ontwikkelingspsychologie

We zijn geïnteresseerd in de ontwikkeling van de hele levensloop. We kijken vooral binnen het leven van een individu. Ook groepen vergelijken natuurlijk, maar vooral binnen het leven.

  • Temperament zijn eigenschappen van kinderen die al heel vroeg na de geboorte zichtbaar zijn. Die behoorlijk stabiel zijn door het leven heen.
  • Mate waarin kinderen extravert zijn, fysiek actief zijn. Dat is behoorlijk voorspellend voor de rest van je leven.
  • Mate waarin kinderen negatieve emoties tonen en ervaren, is voorspellend voor de rest van je leven.
  • Temperament is negatieve emotionaliteit. Die hebben voorspellende waarden over hoe we later functioneren.

Kinderen verschillen in behoeftebevrediging uitstellen. Het ene kind kreeg twee marshmallows, de ander kon het niet laten en at zijn marshmallow gelijk op. Wat blijkt uit onderzoek: Betere cijfers voor kinderen die hun behoeftebevrediging konden uitstellen. Meer geld verdienen, minder scheiden en beter op school.

Altruïsme is helpen zonder daar iets voor terug te krijgen. Jonge kinderen doen dit vaak zonder aanmoediging van hun ouders of andere stimulatie van het gedrag. Opstandige jongeren naar een drill kamp gestuurd. Dat zorgde juist voor nog meer gedragsproblemen. Het werd binnen dat kamp de sociale norm en dit werkte dus juist averechts.

Doelen van ontwikkelingspsychologisch onderzoek

  • Beschrijven van ontwikkeling
  • Begrijpen van ontwikkeling
  • Optimaliseren van ontwikkeling

Stap 1 is het beschrijven van de ontwikkeling:

  • Het systematisch in kaart brengen van stabiliteit en verandering over tijd
    • In representatieve samples
    • Normale (typische of normatieve) ontwikkeling
    • Individuele verschillen

Impulsiviteit neemt af gedurende de adolescentie. Vroeg in de adolescentie is er een stijging in sensation seeking gedrag: externe stimuli opzoeken is de behoefte. Sensation seeking houden graag van non mainstream muziek of bloederige games.

Stap 2 is het begrijpen van de ontwikkeling:

  • Waarom vindt ontwikkeling plaats?
  • Waarom voorspelt factor X verschijnsel Y?
    • Het aantonen van ontwikkelingsmechanismen
    • Het aantonen va oorzaken

Rond een jaar of twee ontwikkelen kinderen zelfbewustzijn. Dan ervaren kinderen gevoelens van trots en schaamte. Die zijn weer van invloed op het gedrag dat ze laten zien. Kinderen gaan meer opscheppen.

Stap 3 is het optimaliseren van de ontwikkeling:

  • Hoe kunnen we de ontwikkeling van kinderen en jongeren zo goed mogelijk ondersteunen
    • In algemene populaties
    • In klinische populaties

Lifespan benadering van Baltes. Deze lifespan benadering is een visie op ontwikkeling. Die benadering gaat uit van een aantal principes.

Ontwikkeling...

  • Vindt plaats gedurende gehele levensloop
  • Is multidirectioneel en -dimensioneel
  • Omvat vooruitgang (gains) maar ook stagnatie of achteruitgang (losses)
  • Wordt gekenmerkt door plasticiteit
  • Is ingebed in sociale (historische, culturele) context
  • Wordt gedreven door meerdere determinanten
  • Is multi-disciplinair

Plasticiteit: je aanpassen aan de omgeving waarin je opgroeit.

Het is nature en nurture en cultuur (meerdere determinanten).

  • Cultuur is belangrijk voor ontwikkeling. Het geheel van kennis, gedrag, taal, materiële objecten en gebruiken binnen een groep mensen.
  • Cultuur vertaalt zich in waarden, gebruiken, ambities en emoties die sommige mensen ervaren. Ook welke verwachtingen die we hebben voor jonge generaties. Verwachting hoe ouders hun kinderen opvoeden.

Punt van kritiek: Veel van onze (ontwikkelings-) psychologische kennis is verkregen in WEIRD landen. Western, Educated, Industrialized, Rich en Democratic. Dit generaliseert vaak niet naar andere landen en culturen.

Prenatale ontwikkeling.

  • Periode vanaf de conceptie tot de geboorte. De fysieke ontwikkeling staat centraal.

Baby- en peutertijd. 

  • 0-1 jaar
  • Snelle groei en verandering voor zowel kind als ouder.
  • Fysieke ontwikkeling staat centraal, maar met cognitieve en psychosociale consequenties.
  • Mobieler worden → meer interactie met andere mensen.

De vroege kindertijd

  • 2-5 jaar
  • Snelle ontwikkeling van o.a. taal, zelfbewustzijn en spel. Cognitieve en psychosociale ontwikkelingen. Vanaf 3 of 4 jaar gaan kinderen steeds vaker met elkaar spelen.

Midden en late kindertijd.

  • 6 jaar - begin puberteit.
  • Dit is formeel leren op school. Het maken van interpersoonlijke vergelijkingen. Ze gaan zichzelf vergelijken met andere mensen. Wat zijn mijn eigenschappen en voorkeuren? Hoe onderscheid ik me van anderen.

Adolescentie

  • Begin puberteit - 18 jaar.
  • Opnieuwe snelle groei (fysiek en psychologisch).
  • Puberteit, seksuele maturatie.
  • Ontwikkeling van hun identiteit en een wereldbeeld ontwikkelt zich. Psychosociale groei.

Ontluikende en vroege volwassenheid

  • 18-40 jaar
  • Ontwikkeling naar zelfstandigheid, aanvang volwassen rollen (in liefde, werk of gezin).
  • Financieel zelfstandig.

Midden volwassenheid

  • 40-65 jaar
  • Eerste tekenen beginnend ouderdom. Top van functioneren, top productiviteit op hun werk.
  • Dubbele zorgtaken → bejaarde ouders en tieners thuis.

Late volwassenheid.

  • 65 - overlijden
  • Meer fysieke beperkingen, uiteindelijk steeds meer afhankelijk van de zorg van anderen.
  • Overgang naar minder professionele activiteit.

 

Grote thema’s in de ontwikkelingspsychologie.

  • Nature-nurture.
    • Ontwikkeling bepaald door genetische aanleg (nativisme). - nature
    • Ontwikkeling bepaald door omgeving (empiricisme) - nurture.
  • Interactie van nature en nurture, ze beïnvloeden elkaar.
  • Nog een thema: continue - discontinue.
    • Continue ontwikkeling: Ontwikkeling vindt geleidelijk plaats, zonder abrupte veranderingen
    • Discontinue ontwikkeling: Ontwikkeling is een opeenvolging van abrupte veranderingen (ontwikkeling verloopt in vaste volgorde van kwalitatief verschillende stadia).

Herkenning van emotionele expressie. Dat is continue ontwikkeling. Hoe meer blootstelling, hoe beter we in staat zijn om emotionele expressies te duiden. Zelfherkenning: Daar is sprake van abrupte verandering. 15-20 maanden.

Huidige consensus:

  • Voor de meeste ontwikkelingsdomeinen geldt dat ze gekenmerkt worden door continue ontwikkeling, onderbroken door perioden van ‘discontinuïteit’ (groeispurts).
  • In sommige fasen groeien we sneller dan in andere fasen.
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Studiehulp Ontwikkelingspsychologie - UU (2022-2023) - Psychologie

Aantekeningen college Introductie Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Introductie Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 1 Ontwikkelingspsychologie

We zijn geïnteresseerd in de ontwikkeling van de hele levensloop. We kijken vooral binnen het leven van een individu. Ook groepen vergelijken natuurlijk, maar vooral binnen het leven.

  • Temperament zijn eigenschappen van kinderen die al heel vroeg na de geboorte zichtbaar zijn. Die behoorlijk stabiel zijn door het leven heen.
  • Mate waarin kinderen extravert zijn, fysiek actief zijn. Dat is behoorlijk voorspellend voor de rest van je leven.
  • Mate waarin kinderen negatieve emoties tonen en ervaren, is voorspellend voor de rest van je leven.
  • Temperament is negatieve emotionaliteit. Die hebben voorspellende waarden over hoe we later functioneren.

Kinderen verschillen in behoeftebevrediging uitstellen. Het ene kind kreeg twee marshmallows, de ander kon het niet laten en at zijn marshmallow gelijk op. Wat blijkt uit onderzoek: Betere cijfers voor kinderen die hun behoeftebevrediging konden uitstellen. Meer geld verdienen, minder scheiden en beter op school.

Altruïsme is helpen zonder daar iets voor terug te krijgen. Jonge kinderen doen dit vaak zonder aanmoediging van hun ouders of andere stimulatie van het gedrag. Opstandige jongeren naar een drill kamp gestuurd. Dat zorgde juist voor nog meer gedragsproblemen. Het werd binnen dat kamp de sociale norm en dit werkte dus juist averechts.

Doelen van ontwikkelingspsychologisch onderzoek

  • Beschrijven van ontwikkeling
  • Begrijpen van ontwikkeling
  • Optimaliseren van ontwikkeling

Stap 1 is het beschrijven van de ontwikkeling:

  • Het systematisch in kaart brengen van stabiliteit en verandering over tijd
    • In representatieve samples
    • Normale (typische of normatieve) ontwikkeling
    • Individuele verschillen

Impulsiviteit neemt af gedurende de adolescentie. Vroeg in de adolescentie is er een stijging in sensation seeking gedrag: externe stimuli opzoeken is de behoefte. Sensation seeking houden graag van non mainstream muziek of bloederige games.

Stap 2 is het begrijpen van de ontwikkeling:

  • Waarom vindt ontwikkeling plaats?
  • Waarom voorspelt factor X verschijnsel Y?
    • Het aantonen van ontwikkelingsmechanismen
    • Het aantonen va oorzaken

Rond een jaar of twee ontwikkelen kinderen zelfbewustzijn. Dan ervaren kinderen gevoelens van trots en schaamte. Die zijn weer van invloed op het gedrag dat ze laten zien. Kinderen gaan meer opscheppen.

Stap 3 is het optimaliseren van de ontwikkeling:

  • Hoe kunnen we de ontwikkeling van kinderen en jongeren zo goed mogelijk ondersteunen
    • In algemene populaties
    • In klinische populaties

Lifespan benadering van Baltes. Deze lifespan benadering is een visie op ontwikkeling. Die benadering gaat uit van een aantal principes.

Ontwikkeling...

  • Vindt plaats gedurende gehele levensloop
  • Is multidirectioneel en -dimensioneel
  • Omvat vooruitgang (gains) maar ook stagnatie of achteruitgang (losses)
  • Wordt gekenmerkt door plasticiteit
  • Is ingebed in sociale (historische, culturele) context
  • Wordt gedreven door meerdere determinanten
  • Is multi-disciplinair

Plasticiteit: je aanpassen aan de omgeving waarin je opgroeit.

Het is nature en nurture en cultuur (meerdere determinanten).

  • Cultuur is belangrijk voor ontwikkeling. Het geheel van kennis, gedrag, taal, materiële objecten en gebruiken binnen een groep mensen.
  • Cultuur vertaalt zich in waarden, gebruiken, ambities en emoties die sommige mensen ervaren. Ook welke verwachtingen die we hebben voor jonge generaties.
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen college Theorie en methode bij Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Theorie en methode bij Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 2 aantekeningen

Psychodynamische theorie

  • Grondlegger: Sigmund Freud
  • Hoe kunnen we interne drijfveren en persoonlijkheid van mensen begrijpen
  • Driften, instincten, ratio en geweten
  • Belangrijkste bijdrage aan de huidige OWP: vroege ervaringen kunnen lange termijn impact hebben op de ontwikkeling

Freud was geïnteresseerd in mentale stoornissen. Dacht dat ziektebeelden vooral waren geworteld in interne drijfveren van mensen. Drijfveren waar mensen zich niet van bewust zijn. Als eerste ontwikkelde hij een ontwikkelingstheorie: over onze persoonlijkheid. Als we geboren worden, worden we geboren met een id: verzamelplaats met driften en instincten, overlevingsdrang. Naar verloop van tijd leren kinderen normen kennen. Daar willen kinderen naar handelen. Die driften worden enigszins in toom gehouden. Ego is ze zijn bekend met wat er van ze verwacht wordt: daarom niet blauw ogen slaan. Uiteindelijk handelen kinderen uit zichzelf: ze hebben een geweten.

Ervaringen die we hebben in onze kindertijd kunnen een langdurige invloed hebben op onze ontwikkeling. Dat is een idee dat logisch is. Freud was de eerste die hierover dacht.

Behaviorisme

  • Belangrijkste behaviorist: John Watson
  • Behavioristen ontstond in de VS.
  • Niet geïnteresseerd in onbewuste processen die leiden tot ziekten.
  • We zijn een natuurwetenschap: alleen geïnteresseerd in meetbare dingen en dat is ons gedrag als enige.
  • Pavlov was geïnteresseerd in reflexmatig gedrag. Skinner keek naar invloed van beloning en straf.
  • John Watson is belangrijkste behaviorist. Hij dacht na over aanleren van psychische ziektebeelden. Het aanleren van angst. 

Little Albert studies: angst is aangeleerd. Hij liet die baby spelen met een rat. Steeds als Albert speelde met die rat, was er een eng geluid. Baby leerde associatie met rat en hard geluid. Albert werd bang bij het zien van de rat. Illustratie van klassieke conditionering. Angst kan ook afgeleerd worden dan. Dat is cognitieve gedragstherapie. Systematische desensitisatie.

Piaget's constructionisme

  • Grondlegger: Jean Piaget
  • Veel intelligentietesten bij kinderen gedaan. Kinderen van dezelfde leeftijd maken dezelfde fouten.
  • Hij maakte dus een fasetheorie van OWP (ontwikkelingspsychologie) bij kinderen.
  • Ontwikkeling gaat niet gradueel (langzaam), maar in stappen. Er is stabiliteit: equilibrium, tot er opeens een abrupte overgang plaatsvindt naar een kwalitatief andere fase van ontwikkeling.
  • Opeenvolging van cognitieve stadia, dat is de theorie van Piaget.

Verloop ontwikkeling:

  • De eerste twee jaar na de geboorte, begrijpen de kinderen de wereld vooral met wat ze kunnen waarnemen.
  • Na 2 jaar leren kinderen ook gebruik te maken van symbolen om naar de wereld te verwijzen: taal.
  • Nog later in de ontwikkeling leren kinderen steeds beter en meer mentale operaties uit te voeren: tellen, hoeveelheden inschatten.
  • Nog wat later leren kinderen beter abstract denken.

Ethologische theorie

  • Belangrijke focus van ethologisch onderzoek: Welke fenomenen helpen kinderen leren en overleven
  • Bijvoorbeeld: Huilen en imiteren
  • Dit is evolutietheorie.
  • Behavioristen zeiden al het gedrag is aangeleerd.
  • Dit is gedrag dat een bepaalde overlevingswaarde heeft.

Huilen doen baby’s niets voor niets. Het heeft een signaalwaarde: ze hebben het koud, warm of hebben honger. Huilen motiveert ouders om die kinderen te helpen. Imitatie is een ander voorbeeld. Baby’s zijn best vaak geneigd om te

.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Human development - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Human development - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 3 aantekeningen

Nature

  • Biologische factoren = nature.
  • Er is niet 1 gen voor bepaald gedrag, het is veel complexer.
  • Microsysteem, dan mesosysteem, dan exosysteem, dan macrosysteem.

 

Nature, nurture en betekenisgeving.

  • Betekenisgeving: Waarneming, geheugen, interpretatie (gehechtheid), gedrag, eigenschappen, innerlijk.
  • Onderlinge sociale relaties, ben je veilig gehecht of ben je onveilig gehecht. Veilig gehecht is een enorme voorsprong op anderen.
  • Dit zijn psychologische factoren. Dus je hebt biologische factoren, omgevingsfactoren en psychologische factoren.
  • Psychologische factoren dragen bij aan je innerlijk.

Rijpen, leren en kiezen.

  • Rijpen gaat over de processen in ons lijf.
  • Leren vormen ons cognitief, onze taal en groeien we sociaal-emotioneel.
  • Kiezen: zelfregulatie. Eigen keuzes maken binnen de mogelijkheden die er zijn.

 

Infancy - Beginnings

  • Ontstaan bij de conceptie. Versmelting eicel en spermacel.
  • Na 9 weken is het kind een foetus.
  • Na 24 weken lijkt het meer op een baby.
  • Na 40 weken geboorte. Tussen de 37-42 weken.
  • Als de moeder na 24 weken bevalt, proberen we het kind nog in leven te houden.

 

Baby tijd, (dreumes), peutertijd en kleutertijd, kind, puber, adolescent, volwassen, middelbaar, bejaard, oud.

 

Infancy slaat op de eerste 1000 dagen. Als je die leeftijdsperiode op een goede manier doormaakt, heb je een goede basis voor later een goede ontwikkeling. Conceptie tot 2 jaar, dat is een belangrijke periode dus.

Pasgeboren baby’s doen al aan imitatie.

 

Gedrag is afhankelijk van de state -arousal niveau - bewustzijnstoestand (slapen, wakker, huilen).

  • Wakkere toestand
  • Onrustige toestand: mopperig
  • Huilgedrag
  • Huilen neemt met 3 à 4 maanden af.
  • Verschillend huilen roept verschil in verzorgingsreacties op.
  • Huilbaby: 3 x 3 x 3 = 3 weken, 3 dagen, 3 uur per dag.

 

Reflexen:

  • Grijpreflex → vinger in hand leggen
  • Opstap, sta en loop reflexen → misschien handig voor in de baarmoeder
  • Oogknipperen (Glabella)
  • Zuigen → erg functioneel om te drinken.
  • Babinski reflex (tenen)
  • Moro reflex = schrikreactie, vooral armen. Als je zijn hoofdje een stukje laat vallen. Dan steekt hij zijn handen uit. Bij apen is het heel functioneel, die handjes pakken dan de moeder. Voor mensen is het minder functioneel → miss evolutionair overblijfsel.

 

Visus heeft beperkingen bij de geboorte:

  • Pas na 6-8 maanden zien ze zo scherp als wij.
  • Visual cliff experiment: glazen plaat. Kindje aarzelt. Kind kan gewoon de diepte zien.

Voorkeuren:

  • De meeste baby’s hebben voorkeur voor patronen die enigszins op een gezicht lijken.
  • De stem van de moeder en vader gaan herkend worden. Als je bij 8 maanden in een andere taal ze toespreekt, dan zie je verbazing.

Tactiel leren ze onderscheid te maken bij normale aanrakingen en pijn.

Visus:

  • Gezichtsscherpte neemt toe
  • Diepte herkenning
  • Patroonherkenning

 

Multi-sensory perception

  • Crossmodaal: veel vindt op hetzelfde moment plaats

 

Leren is gedrag dat door ervaring gemodificeerd wordt. Basale leerprocessen:

  • Klassieke conditionering
  • Operante conditionering
  • Habituatie
  • Observeren / imiteren
  • Imitatie vindt al plaats bij hele jonge kinderen.

Spiegelneuronen in onze hersenen: we kijken

.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Evolutionary developmental Psychology - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Evolutionary developmental Psychology - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 4 Ontwikkelingspsychologie

  • Genen worden selectief doorgegeven. Alleen genen die goede genen doorgeven.
  • Survival of the fittest betekent best aangepast aan zijn omgeving.
  • Je hoeft niet fittest te zijn, maar je moet goed genoeg aan je omgeving zijn aangepast.

Hoe check je wat de functie is van genen?

  • Je schakelt een gen uit en dan kijk je hoe een organisme zich ontwikkelt. Knock-out genen.

 

We hebben een stress systeem in geval we in gevaar zijn.

  • Fight or flight response → zo veel mogelijk energie om te vechten en om te vluchten
  • Meer zuurstof in bloed, waarneming versterkt, korte boost immuunsysteem, pijn onderdrukt, hogere hartslag. GLucose en vet uit vetcellen gehaald voor gebruik.
  • Als je de respons te vaak aan zet, wordt het moeilijker hem weer uit tet zetten.
  • Chronische stress is slecht voor de gezondheid.
    • Verhoogde kans op diabetes, cardiovasculaire problemen, voortplantingsproblemen, maagzweren.
    • Verminderde groei bij kinderen.
    • Je hebt problemen met het immuunsysteem en auto-immuunziekten.

 

Waarom zijn mensen zo gevoelig voor lange termijn stress?

  • Toen onze stress systemen evolueerden hadden we andere en minder continue stressors in onze omgeving. → meer kans nu op overactief stress systeem.
  • We hebben ook een goed cognitief systeem. Dat kan voor anticipatie vormen voor in de toekomst, maar kan ook tot piekeren leiden en piekeren over slechte scenario's.
  • Dit noemen we een evolutionary mismatch.
    • Systemen die ooit vooral adaptief waren werken nu tegen ons omdat onze omgeving is veranderd. Evolutie werkt vaak niet snel genoeg om dit aan te passen.
  • Ook mismatch: Spijsverteringssysteem tegenover ons beloningssysteem. Er was niet veel voedsel → reserves opslaan voor moeilijke tijden.
  • Baby schildpadden hebben evolutionaire reactie om naar het licht te gaan als ze ‘s nachts geboren worden. Maar toen kwamen er straatlantaarns.dan lopen ze daarheen.

 

Dual inheritence theory

  • We erven zowel onze genen als onze omgeving van onze ouders.

Niche construction

  • We moeten dus in de omgeving passen die voorgaande generaties voor ons hebben gecreëerd.
  • Dit wordt een ‘niche’ waar vervolgens op geselecteerd wordt.
  • De menselijke niche is cultuur.
  • Cultuur zijn alle dingen die we leren van groepsgenoten door middel van socialisatie (ipv trial and error).
    • Taal, kennis, ideeën, normen en instituten.

Wij hebben psychologische flexibiliteit. Zo kunnen we ons evolutionair aanpassen op een variabele niche. We kunnen ons makkelijk aanpassen.

 

Life history strategies en theories.

R-strategies

  • Veel nageslacht
  • Volwassen geboren
  • Weinig ouderschap
  • Korte levensspanne

K-strategies

  • Weinig nageslacht
  • Onvolwassen geboren
  • Meer ouderschap
  • Langere levensspanne.
  • Primaten zijn hier een voorbeeld van,

Mensen zijn extreme k-strategists. We zijn lang kwetsbaarder, ,maar dit geeft de mogelijkheid dat we veel langer heel flexibel zijn. De ontwikkeling van de sociale cognitie is echt anders bij mensen:

  • Op het sociale domein zijn wij beter ontwikkeld op de leeftijd van 2 al. Sociaal leren, communicatie, theory of mind
  • Op het fysieke domein best hetzelfde op leeftijd 2. Ruimtelijke cognitie, kwantiteiten en causaliteit.
  • Later
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen college Infancy en early childhood: de basis - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Infancy en early childhood: de basis - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 5 aantekeningen

Zintuigen:

  • Zien
  • Horen
  • Boelen
  • Ruiken
  • Proeven

Bij geboorte zien we nog niet zo veel.

  • Kinderen volgen liever gezichten dan objecten.
  • Oogbewegingen vooral saccadisch (in sprongen). Wij doen het heel vloeiend.
  • Ze knipperen wanneer dingen op ze af komen

Na 2 maanden:

  • Vloeiend visueel volgen (niet meer saccadisch)
  • Beginnen bewegingen te anticiperen
  • Binoculaire visie ontwikkelt zich: vanaf deze leeftijd kunnen de kinderen de twee 2D plaatjes combineren tot een 3D plaatje
  • Sticky fixation hebben ze nu. Hun aandacht blijft plakken. Moeilijk als ze ergens op gefocust zijn, hun aandacht te switchen.

Na 3 maanden:

  • Beter beeld al beetje

Bij 4 maanden:

  • Beginnen verschillen tussen kleuren te zien: vooral primaire kleuren
  • Kunnen menselijke gezichten en apengezichten uit elkaar houden
  • Zien verschil tussen positieve en negatieve emoties
  • Geen sticky fixation meer

Bij 6 maanden:

  • Begint het visuele veld echt te scannen. Nu zoeken ze echt dingen
  • Beginnen subjectieve vormen in complexe patronen te herkennen: dingen in een inktvlek te zien
  • Zien emotionele uitdrukkingen steeds meer als geheel: eerst reageerden ze vooral alleen op de tanden of op de ogen
  • De kleuren worden al iets duidelijker

Na 12 maanden → zicht min of meer hetzelfde als volwassenen.

  • Mensengezichten goed uit elkaar halen, maar apengezichten niet meer → specialisatie. Kinderen zijn extreem flexibel, maar dit specialiseert zich.

Auditieve ontwikkeling

Bij geboorte:

  • Onderscheid maken tussen geluiden
  • Geluiden lokaliseren binnen visuele veld
  • Ze vinden het stemgeluid van de moeder prettiger dan andere geluiden → ze komen uit de buik

Bij 4 maanden:

  • Verschil herkennen tussen spraakgeluiden (fonemen). Foneem gaat over het geluid, kleine geluidsdeeltjes in spraak. Die beginnen ze te herkennen.

Bij 12 maanden:

  • Hoeft niet langer naar mond te kijken om spraak te herkennen
  • Ook vorm van specialisatie → kunnen alleen nog fonemen uit eigen taal uit elkaar halen

Tactiele ontwikkeling

Bij geboorte:

  • Verwerken en onthouden informatie over vormen die ze met hun handen voelen
  • Ze reageren positief op aanraking, maar met te veel druk negatief
  • Ze reageren negatief op grote wisselingen in textuur en/of temperatuur
  • Ze voelen pijn

Bij 2 maanden:

  • Verkennen vormen en texturen vaak met hun mond

Bij 4 maanden:

  • Aanraking alleen nog ervaren als op het lichaam (maar niet in relatie tot de echte wereld). 
  • Experiment bij volwassenen: Benen laten kruisen en je laat ze naar hun benen kijken, dan kietel je een been en dan hebben ze de neiging om hun rechter been dan weg te halen, want het visuele systeem heeft de overhand. Terwijl je het linkerbeen kietelde
  • Bij 4 maanden zie je dat nog niet, daar volgen de baby’s gewoon hun tactiele zintuig en daarin zijn baby’s eigenlijk beter dan wij.

Chemosensatie (proeven en ruiken)

Bij geboorte:

  • Geuren tijdens de zwangerschap beïnvloeden voorkeuren na geboorte
  • Baby’s verkiezen zoete geuren en smaken boven andere smaken

We nemen waar om

.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Infancy en early childhood: Cognitieve en Conceptuele ontwikkeling - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Infancy en early childhood: Cognitieve en Conceptuele ontwikkeling - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 6 aantekeningen

Nativists: zijn geïnteresseerd in hele jonge kinderen.

Representatie

  • Een representatie is het objectieve (de realiteit) vs het subjectieve (representaties).
  • We slaan een versie van de werkelijkheid op in ons hoofd.
  • Dit gaat om auditieve en visuele representaties.
  • Kunnen fysieke, sociale en symbolische dingen zijn.
  • Kunnen ook verbanden tussen dingen zijn. Categorieën of concepten.
  • Counterfactuals: dagdromen, dingen die niet echt zijn.
  • Dat kunnen we allemaal representeren.

Hoe weten we nou wanneer kinderen dit kunnen?

Object permanence

  • We kunnen kinderen iets laten zien, het dan weghalen en dan kijken of ze nog steeds de representatie hebben. Dit noemen we object permanence. Bestaan dingen die we niet zien.
  • Na 9 maanden heb je object permanence. Dat als je het speeltje wegstopt, hij wel weet dat het er nog is.
  • Na 9 maanden nog niet helemaal perfect: de A not B error. De herinnering waar het speeltje eerst zat, is sterker dan de recentere object permanence.
  • Na 12 maanden zien we dit niet meer.
  • Misschien vindt object permanence toch eerder plaats → 3,5 - 4,5 maanden. Hier is nog veel discussie naar.

Conservatie

  • Het idee van conservatie. Als het uiterlijk van het object verandert, maar wel nog veel hetzelfde blijft.
  • Het concept van reversibility na verandering kunnen dingen weer terug veranderen naar hoe het was.
  • Dit gaat nog fout rond 4 of 5 jaar.
  • Ontwikkelt zich tussen 6 en 8 jaar.
  • Met evenveel water in twee glazen en daarna in een langwerpiger glas gooien. Dan denken die kids dat het meer is in het langwerpige glas.

Concept van zelf-representatie

  • Spiegeltest tussen 15 en 24 maanden.
  • Shopping car test: hij staat op het dekentje en kan daardoor niet lopen met het wagentje.
  • Kinderen hebben een beeld van zelf-representatie nodig om dit te snappen. Rond 18 maanden gaat dit goed.\

 

Symbolische representatie

  • Een symbool staat ergens voor, het staat voor iets anders in de werkelijkheid wat we niet gelijk kunnen aflezen. Bij een euroteken kennen we dat als geld.
  • Betekenis communicatieve symbolen kun je leren via associatie. Maar hoe testen we nou begrip van symbolische representatie?
  • Scale errors experiment. Een knuffel in een schaalruimte verstoppen en dan in dezelfde grote ruimte een grotere knuffel verstoppen op dezelfde plek.
  • Pas bij 3 jaar vinden de kinderen de knuffel.
  • Maar bij 2,5 jaar snappen de kinderen het toch wel als je zegt we hebben een magische krimpmachine. Dan maken de kinderen de associatie, maar ze hoeven niet het symbool te snappen dat de kleine kamer staat voor de grote kamer.
  • We zien pas na 2,5 jaar voor het eerst ‘doen alsof’ spelletjes.

 

Categorisatie

  • Eerste stap: herkenning na 4 maanden. Gezichten en fonemen uit elkaar halen. Dit is een opstapje naar categorisatie.
  • Van 12-20 maanden raken kinderen eerst de twee katten speelgoed aan en dan pas het paard.
  • Maar als je twee dieren doet en dan een auto. Dan is categorisatie moeilijker, dit is globale categorisatie.
  • Voor 5 jaar:
  • Meer katten of
.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Infancy en childhood: Sociale ontwikkeling I, Sociale cognitie en communicatie - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Infancy en childhood: Sociale ontwikkeling I, Sociale cognitie en communicatie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 7 aantekeningen

Theory of mind: representatie van de mentale processen van anderen

  • Hun aandacht
  • motivatie/intenties
  • emoties
  • Overtuigingen/perspectieven

3-5 jaar tot false beliefs

2-3 jaar voor verlangens

 

Wanneer komen kinderen erachter dat anderen mensen kijken, dat dat is om iets te zien?

  • Je kijkt achter een barrière en je kijkt verrast, weten ze of je iets ziet. 
  • Controleproef: naar de kant van de barrière kijken die de kinderen wel kunnen zien.
  • Bij 12 maanden gaan kinderen soms al achter de barrière kijken.
  • Bij 18 maanden al een stuk verder.
  • Dit kunnen mensapen ook.
  • Dit is de visuele representatie

Intenties begrijpen.

  • Bij de proefopstelling kan de onderzoeker niet bij het speeltje, bij de ander wel.
  • Als het de onderzoeker simpelweg niet lukt, dan blijft de aap rustig.
  • Wanneer de onderzoeker de druif echt wegtrekt , wordt de aap echt ongeduldig.

Ontwikkeling en emoties

  • 4 maanden: reageren anders op positieve vs negatieve emoties
  • 6-7 maanden: gebruiken het gezicht als het geheel. Herkennen het affect (gevoel), bijvoorbeeld in gezichtsuitdrukkingen
  • 9-12 maanden: social referencing ontstaat. Social referencing, je komt iets nieuws tegen en diegene reageert of heel positief of heel negatief. Dat bepaalt jouw oordeel dan.
  • 18 maanden: snappen wanneer zij zelf het onderwerp van het gevoel van anderen zijn. Snappen wanneer anderen door hen geïrriteerd raken.

False beliefs: snappen dat iemand anders iets verkeerd denkt Werd gezien als de mijlpaal: dit is de theory of mind. 

  • Wanneer snappen kinderen dat anderen iets kunnen denken dat niet klopt.
  • De Sally-Ann test. Wordt correct uitgevoerd tussen 4 en 5 jaar.
  • Blokje is verplaatst en ander poppetje heeft dat niet gezien. 
  • Onderzoeker vraagt: waar denkt Sally dat het blokje zit?

Waarom is dit überhaupt belangrijk?

  • Bijvoorbeeld klinisch → kinderen met Autisme vinden dit soort representaties vaak moeilijk.
  • Kinderen moeten verschillende perspectieven kunnen begrijpen 
  • Kinderen moeten het verschil tussen perspectief en realiteit begrijpe
  • Wij zijn daar, maar als je daar bent, ben je hier. Het is dus afhankelijk van perspectief, dat is lastig voor een kind.
  • Vanaf 3 kunnen ze het perspectief van anderen nemen, maar perspectieven coördineren is nog moeilijk, zeker verbaal.
  • Sally-Ann test is lastig, omdat ze het verbaal moeten uitleggen. Daarom dat pas tussen 4 en 5 jaar.

True en false belief

  • 15 maanden anticipatory looking: aap slaat verzorger.
  • Verzorger wil de aap pakken en verstopt zich daarna.
  • Zowel bij kinderen als bij apen: meer kijken naar waar de persoon zou denken dat het object/man in apenpak is.

Maar wat betekent kijken precies?

  • Jonge kinderen reageren op mentale processen zonder dat ze precies begrijpen hoe het werkt.

Metacognitie: Denken over eigen psychologie

  • Waarom heb ik een probleem op een bepaalde manier opgelost
  • Hoe zeker ben ik van mijn zaak als ik een beslissing neem?
  • De ene puzzal is makkelijk → kleine beloning
  • De andere puzzel is moeilijk → grote beloning

Het is niet uniek menselijk.

  • Rond 3 jaar beginnen kinderen woorden te gebruiken
.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Infancy en childhood: Sociale ontwikkeling II - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Infancy en childhood: Sociale ontwikkeling II - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 8 aantekeningen

We werken niet samen om alleen maar te overleven.
Ultieme functies en proximale mechanismen

Ultieme functies:

  • samenwerken om te overleven
  • Daarvoor hebben we een systeem ontwikkeld, waardoor het lijkt alsof we het gewoon leuk vinden om samen te werken.
  • We doen dingen liever samen dan alleen. En apen dan?
  • Kinderen doen het liefste dingen samen, apen geen voorkeur.
  • Als iemand stopt met samenwerken vinden we het vervelend.
  • Als je bij apen stopt met samenwerken. Ipv de persoon erbij te trekken, probeert de aap het zelf op te lossen.

Kinderen vanaf 18 maanden proberen anderen er weer bij te trekken. Chimpansees probeerden het in hun eentje verder te doen.

Stel ik heb mijn beloning al gekregen, maar jij hebt nog steeds mijn hulp nodig om jouw beloning te krijgen? Wat doen mensen dan?

  • Kinderen 3 jaar blijven samenwerken zelfs na bereiken individuele doel.
  • Chimpansees helpen elkaar ook, maar maakt niet uit of ze echt een commitment zijn aangegaan. Soms helpen de chimpansees, soms helpen ze niet.
  • De betekenis van die samenwerking lijkt anders te zijn.
  • Kinderen verexcuseren zich als ze toch stoppen
  • Bij mensen: Communiceren dat je iets samen gaat doet creëert: een gedeeld doel.
  • (wij willen iets en wij stoppen pas als wij het doel hebben bereikt
  • Er is een impliciete normatieve verplichting, wij blijven dit doen tot we beide de beloning hebben. We bieden onze excuses aan dan.

Wat nou als we moeten samenwerken met mensen die we niet kennen?

  • Normen zijn regels die we hebben om op collectief niveau samen te werken. We verwachten dat anderen zich hier aan houden en andersom.
  • We zijn niet verbaasd dat mensen boos worden als wij een norm breken.
  • Normatief protest krijg je dan.
  • Vanaf 3 jaar protesteren bij een transgressie van een norm. Ook bij elkaar.
  • Piaget dacht dat dit later was.

Je hebt conventionele vs morele normen

  1. Wij zien conventies als arbitrair, alleen van toepassing binnen een groep. Zoals een hand schudden doen we niet moeilijk over in andere groepen
  2. Moraliteit → universele normen, iemand kwaad doen zien we als een universele norm die we niet mogen overschrijden.

Snappen kinderen dat verschil? Hoeveel protesteren kinderen bij deze situaties?

  • Bij 3 jaar protesteren de kinderen bij de conventionele norm meer bij de ingroep dan bij de outgroep.
  • Bij de morele groep protesteren ze in beide gevallen.
  • Kinderen begrijpen vanaf 3 jaar dus verschil conventionele normen en morele normen.

Wanneer is een norm een norm voor kinderen?

Dit gebeurt allemaal rond 3 jaar.

  • Gek → er wordt ook bij per ongeluk geprotesteerd = promiscuous normativity.
  • Dit is als je iets te vaak doet, kinderen zijn snel geneigd iets als normatief te zien.
  • Kinderen handhaven ook zelfverzonnen normen.
  • Als kinderen zelf regels verzinnen, dan moet daar wel unaniem een afspraak over zijn gemaakt.
  • Twee anderen zeggen nee we doen hem in groep a en 1 in groep b.
  • Norm tegen onwetend persoon of die er niet mee
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen college Midden Kindertijd - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Midden Kindertijd - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen hoorcollege 9

Basisschoolleeftijd - emoties

  • In de kern zijn emoties adaptief. Ook de meest pijnlijke emoties. Dit betekent nuttig.
  • Laag cijfer OWP → motiveert je volgende keer om harder te leren.
  • Blozen is heel handig, dan zien anderen ook dat wij ons schamen. Zo wordt je eerder vergeven.
  • Bepaalde emoties te vaak of te intens → emotionele dispositie = maladaptief.

Emotie is meer dan gevoel. Gaat ook gepaard met cognitie. Je wordt bijna aangereden dan ervaar je niet alleen een gevoel: je denkt ook wat zou er gebeurd zijn als ik niet op tijd gestopt zou zijn.

  1. Gedragsneiging: je roept iets naar die auto die jou bijna aanrijdt.
  2. Fysiologie: Je gaat zweten.

Hoe meer boosheid je voelt, hoe groter de kans is dat je ook veel cognities hebt die daarbij passen. De componenten houden elkaar in stand. Afnemende intensiteit in een van de componenten? Dan ook in de andere componenten. Daar is ook therapie op gebaseerd. CGT: je probeert jezelf af te leiden van negatieve gedachten. Daardoor zakken ook de andere klachten.

Emoties in de vroege kindertijd

  • We ervaren in strikte zin geen emotie als kind in de vroege kindertijd.
  • Baby’s kunnen wel fysiologische veranderingen ervaren, maar niet de bijbehorende cognities. Wel kennen ze gedragsneigingen en gevoelens.
  • De gevoelens hebben een communicatieve functie.

In de babytijd zijn de gevoelens diffuus. Je kan nog niet duidelijk zeggen wat voor positieve of negatieve emotie ze ervaren. Dit komt vanaf 2 maanden. Geleidelijk ontstaan meer discrete emoties (primaire emoties zoals blijdschap, verdriet, boosheid of angst). Deze leiden we af aan de hand van de gezichtsuitdrukking.

  • Binnenkant wenkbrauwen komen omhoog te staan en mondhoeken naar beneden → verdriet.
  • Separatieangst: de angst om gescheiden te worden van een ouder. Kinderen pieken rond 15 maanden in deze emotie.
  • Dit is een normatieve ontwikkeling (niet een probleem).
  • Kinderen kunnen niet beseffen dat als de ouders weggaan, ze blijven bestaan.
  • Vanaf dat moment beseffen kinderen pas dat zij zelf bestaan als individu. Kinderen ontwikkelen meer kennis van sociale regels of normen.
  • Normen en regels zijn voorwaarde om schaamte schuld of trots te voelen.
  • Ze willen dan niet getroost worden. Ouders maken zich daar vaak zorgen over: is heel normaal. Emoties kunnen de kinderen nog niet goed reguleren.

Wat verandert er in de basisschoolleeftijd.

  • Begin van de basisschool kunnen ze beter onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid.
  • Dit heeft gevolgen voor de stimuli waar kinderen emotie bij ervaren. Denk aan angst voor monsters en spoken.
  • Ze leren mentaal te tijdreizen: kunnen terugdenken aan gebeurtenissen in het verleden en daar emotie bij te voelen. Of denken aan de toekomst en daar emoties bij voelen.

Emotionele ervaring zelf verandert:

  • in de vroege kindertijd veel emoties in het hier en nu
  • Vanaf de basisschool ook emotie bij gedachten in het verleden.

Vanaf 4-5 jaar kunnen kinderen zich zorgen maken.

  • Angst → zorgen maken
  • Schaamte → negatieve zelfevaluatie
  • Ze kunnen zich vanaf 6 of 7 jaar slecht
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen college Adolescentie - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Adolescentie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 10 aantekeningen

Puberteit is alleen fysieke verandering.

  • 10-15 jaar. Hormonale verandering.
  • Ook stijging meiden testosteron spiegel.

Adolescentie

  • De adolescentie begint op hetzelfde moment als de start van de puberteit. Maar deze loopt langer door.
  • Het moment dat jongeren meer maatschappelijke en sociale rollen gaan vervullen. Meer volwassen.
  • Vroeger namen mensen eerder volwassen rollen op zich. Ook culturele verschillen.
  • In de adolescentie begrijpen jongeren steeds meer de perspectieven van anderen, de wereld om hen heen, hun politieke voorkeuren. Een drang voelen om iets te betekenen.

Risicogedrag:

  • Levert iets op in het moment, maar de uitkomst is onzeker.
  • Nut: exploreren.
  • Veel individuele verschillen bij adolescenten die risico nemen.
  • Vooral in het bijzijn van vrienden veel risico nemen.

Belang dat veel jongeren hechten aan sociale normen:

  • Wat leeftijdsgenoten van ze vinden.
  • Conformeren naar de normen die zij hebben.
  • De meesten hechten waarde aan wat volwassenen vinden.
  • Behalve jonge adolescenten, die hechten veel waarde aan wat hun leeftijdsgenoten vinden. Daar passen ze hun risicogedrag op aan.
  • Risico op sociale afkeuring bij adolescenten, dat risico willen ze vermijden. Dus kiezen ze voor het risico van alcohol bijvoorbeeld.

Effectiviteit van anti-pestprogramma's verliezen hun effectiviteit in de adolescentie.

  • Adolescenten willen graag zelf dingen bijdragen en willen serieus genomen worden.
  • Pestinterventies op middelbare school effectiever als ze door leeftijdsgenoten worden geleid.

Kinderen leren om terug te denken in de tijd en daar emoties bij te voelen, of in de toekomst.

  • ‘’Storm and stress’’ Dat is de klassieke aanname.
  • Adolescenten gaan vaker negatieve emoties ervaren: sociale angst of schaamte.
  • Ze ervaren positieve emoties minder vaak. Minder vaak ongeremd blij, heel erg genieten van iets.
  • Conclusie: adolescenten meer negatieve emoties dan positieve emoties. Dat klopt niet. Het verschil wordt gewoon iets kleiner vergeleken met de kindertijd.
  • Adolescenten kunnen minder goed hun emoties reguleren. Dat is niet zo. Ze hebben juist een betere emotieregulatie.

Oplossingen tegen negatieve emoties die adolescenten uitvoeren:

  • Het zoeken van afleiding. Het richten van je aandacht op positieve aspecten van de situatie.
  • Herinterpretatie: shit heb ruzie met m’n vriend. Maar kwam eerder goed, dus nu vast ook weer.
  • Meer reflectie op zichzelf en hun gevoelens: ze leren zichzelf beter kennen dat is goed. Maar het nadeel is dat als ze te veel focussen op hun gevoelens, dan kunnen jongeren het gevoel krijgen dat ze niet onbevangen kunnen zijn, kinderlijk, vrij, etc.
  • Meer rumineren / piekeren. Het denken in cirkels over negatieve gebeurtenis, zonder dat het doel is tot een oplossing te komen, of zonder dat het lukt.
  • (Co)rumineren = niet in je hoofd, maar in groepjes constant omhoog halen. Negatieve emoties blijven zo in stand gehouden worden.

Veel mentale gezondheidsproblemen kennen hun oorsprong in de adolescentie. Angstproblemen, middelenmisbruik, stemmingsstoornissen. We weten niet waarom zo veel stoornissen hier hun oorsprong vinden. Hormonale veranderingen en sociale veranderingen misschien.

Generatie Z

  • Meer gericht op anderen
  • Minder drugs/alcohol
  • Later seks
  • Meer stress

Altijd verbonden met elkaar deze generatie. We denken dat het zorgt

.....read more
Access: 
JoHo members
Aantekeningen college Vroege Volwassenheid - Universiteit Utrecht 22/23

Aantekeningen college Vroege Volwassenheid - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 11 aantekeningen

Hoe ouder je wordt hoe meer contexten je hebt.

  • Hoe meer transities hoe meer vergelijkingen: peuterschool, basisschool
  • Verhuizen, sportclubs, middelbare school, relatie.
  • Hoe meer vergelijkingen hoe meer kennis van zelf en anderen.
  • Op latere leeftijd ga je groepen afstoten. Ik zit nu op mijn top van groepslidmaatschappen.

In alle groepen heb je een sociale identiteit. Tot een groep behoren en je daarmee identificeren. Dat geeft verbondenheid, steun en zelfwaardering. Betekent ook dat een groep je kan buitensluiten.

Intersectionaliteit is meerdere sociale identiteiten hebben. Ook religie, nationaliteit, leeftijd, seksualiteit.

  • We ordenen naar leeftijdgenoten en naar autoriteitsfiguren.
  • Vrienden en ouders (autoriteitscategorie).
  • Egalitair vs hiërarchisch.
  • In de adolescentie verandert de ouder kind relatie van hiërarchisch naar co-regulatie. Naar overleg dus. Naar een egalitair.
  • Voor de ouder-kind relatie gaat het van hiërarchisch naar egalitair. Dit geldt ook voor je werkgroepdocent, etc.

Ervaren afstand actueel-ideaal zelf. In de puberteit tot aan de jonge volwassenheid: gevoel geaccepteerd te worden door leeftijdsgenoten komt steeds meer terug. Ook wat je over jezelf denkt wordt beter.

Verschillende soorten ballen:

  • Ideal: graag willen
  • Ought: eigenlijk moeten 
  • Actual: Je zelfbeeld nu

Self-discrepancy theory (Higgins)

  • Discrepantie tussen ideaal en actual: ontmoediging, weinig energie en depressief. Gevoel dat er geen verbetering in zit.
  • Discrepantie tussen ideaal en ought: Verwarring, inertia. Je wil
  • Discrepantie tussen ought en actual: agitatie, stress en angst. Je voldoet niet aan wat er verwacht wordt.

Zelf-determinatie theorie van deci en ryan.

  • De twee ballen ideal en ought to be hebben zij opgedeeld in soorten motivatie.
  • Externe regulatie: Dan ga je voor de punten, de punten van het afstuderen.
  • Intrinsieke motivatie is echt geïnteresseerd zijn.
  • Geïntrojecteerd dan zit je klem, die is vervelend.
  • Dit zijn verschillende soorten motivatie door Deci & Ryan.

Je moet altijd beide doen: als je nooit iets doen wat anderen willen, socialiseer je niet.
Ook wat zou je willen zijn, want daar zit je gevoel van zingeving: je waarden en gevoelens.

Wat kun je doen met al deze stemmen?

  • Relativisme is belangrijk.
  • Niet relativeren tot niet belangrijk → er gaan meerdere wegen naar Rome.
  • Er is niet een ultiem fout of een ultiem goed. Nuances in je eigen gedrag als bij gedrag van je omgeving.
  • Je kan de verwachtingen van de ander nuanceren vanuit de achtergrond van de ander. Dat is level 4.
  • Relativisme op sociaal gebied is verdraagzamer worden.
  • Jezelf ergens toe zetten. Jezelf actief resetten: motivatie switchen. ipv het moet naar ohja ik vind het belangrijk een baan te vinden. Dan ga je langzaam naar de intrinsieke motivatie. Dit is een vorm van agency.

Zelf-determinatie: je voeden met de basisbehoeften.

  • Verbondenheid, competentie en autonomie.
  • Als je jezelf daarmee voedt, dan schuif je naar de intrinsieke motivatie op. De prettige vorm van motivatie.
  • Dit noemen we bijtanken.

Je core self opzoeken:

  • Prioriteren. Datgene wat je in al die groepen kenmerkend is voor jou. Tussen al die groepen.
  • Hoe je reageert, datgene waar al die personen
.....read more
Access: 
JoHo members
Follow the author: Hugo
More contributions of WorldSupporter author: Hugo:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1263 1