Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Slechte richtlijnen en we meten iets complex: probleem is dan dat veel studies niet goed gerepliceerd kunnen worden. Replicatiecrisis niet beperkt tot de psychologie. Het is een breed probleem. Meer dan 50% kon niet gerepliceerd worden in de psychologie. Cognitieve experimenten beter dan sociale experimenten. Vooral de sociale experimenten waarin gedrag of reacties werden gemeten, werden slecht gerepliceerd.
Studies die de aanname hebben, we hebben bewustzijn, maar er wordt veel onbewust verwerkt. Introspectief weten we niet dat er heel veel informatie binnenkomt. IJsbergplaatje. Deze studies zijn slecht repliceerbaar.
Cognitie
Oorzaken replicatiecrisis
Demarcatie is het onderscheiden van pseudoscience en normale science. Als het niet ontkracht kan worden, is het niet wetenschap. Kuhn: er moet eerst een crisis zijn. Bij 1 bewijs tegen zwaartekracht publiceer je niet meteen een paper met ‘’gravitatie is nep’’. Dat paradigma wordt niet gelijk verworpen.
Als er veel bewijs is, krijg je een crisis en dan een paradigma shift.
Binnen de psychologie heb je:
Fysicalisme
Mentalisme
Hedendaagse spanningen
Over introspectie:
Wisselwerking tussen stromingen en hun voorkeur voor:
Evolutieleer & functionalisme
Comparatieve psychologie / vergelijkende psychologie.
Functionalisme
Bij structuralisme was de vraag ‘’wat?’’
Bewustzijn is de tegenhanger van het automatismen zoals habits. Habits zijn de automatische processen en reacties en deze zijn ondergeschikt aan het bewustzijn. Automatische reactie is fight or flight respons.
William James: hoe wordt je je bewust van je emoties? Wat is de functie van fysiologische reacties? Wat is de functie van de fysiologische reacties bij de emoties?
Mensen dachten het kan allebei: eerst beleving, dan lichamelijke reactie. Of eerst lichamelijke reactie en dan beleving.
Thorndike is een andere functionalist die belangrijk was.
Van functionalisme naar toepassingen.
Gestaltisme
Positivisme en behaviorisme
Probleem: Moeilijk om het onobserveerbare te negeren. Alle mentale processen.
Behaviorisme
Cognitieve revolutie
Behaviorisme zegt keihard: je bent vergeten
Gestalt zegt: ja maar je weet wel nog delen van het woord.
Bij computer: er gebeurt heel veel daarbinnen wat je niet kan zien.
Chunking
Aandacht kan jezelf aansturen. Ik wil nu met links horen en dan met rechts. Dat zie je dan ook in de auditieve cortex.
Positivisme:
Gestaltisme:
We moeten ons bewust worden van bias in jezelf en in anderen. Recht doen aan onzekerheden.
Kritisch en constructief denken.
Belangrijke begrippen
Descriptief onderzoek:
Exploratief:
Confirmatief:
In het ene deel formuleer je hypothesen en voorspellingen en in het andere deel toets je deze op data. Je toetst niet een hele theorie maar een aantal hypothesen van een theorie.
Theoretische precisie:
Er is wel formalisering in de psychologie, maar dan in de toetsing. Maar niet om theorieën precies uit te drukken: hoe hangen de variabelen met elkaar samen in het theoretische model dat we hebben. Transparantie maakt kwetsbaar. Hoe vager ik de theorie maak, hoe minder kritiek ik krijg. Dat is scheef.
Wetenschappers zijn mensen, hebben biases. De wetenschapper omarmt procedures om de biases in toom te houden. Vooral onthouden: theory stretching en post hoc precision. Twijfel is kracht, geen zwakte. Leiders moeten hun overtuigingen publiekelijk kunnen aanpassen op basis van nieuw bewijs. Om beleid te verbeteren. Het is goed dat mensen hun mening aanpassen op basis van nieuwe data.
Exploratief onderzoek is dan beschrijf je
.....read morePseudo-wetenschappelijk:
Mertoniaanse normen:
Merton: wetenschap dient in de eerste plaats een sociale activiteit te zijn. Je moet je resultaten delen. De normen beschrijven wat een goede manier zou zijn om wetenschap te bedrijven in een sociale omgeving.
Dit is het doel van wetenschap.
Deductie:
Inductie:
Metafysisch realisme: Er bestaat een externe, van onze geest en waarneming onafhankelijke wereld.
Epistemologisch realisme: Wij kunnen objectieve kennis krijgen van de externe werkelijkheid. We kunnen de wereld beschrijven zoals die echt is.
Dier is uitgestorven: ik zie hem niet meer: Dat is inductie. Probleem inductie: je kunt nooit alle observaties doen die nodig zijn om te bewijzen dat een uitspraak waar is. Inductie geeft geen garantie voor de toekomst. Meeste onderzoek in de psychologie gebruikt inductie. Aantal observaties gedaan, op basis daarvan doe je een uitspraak. Op basis van een steekproef ga je uitspraken doen over de hele wereld ‘dat is zo.’ Dat is inductie. Meer observaties is beter.
Hoe herhaalbaar is psychologisch onderzoek.
Verschillende filosofen en hun opinies:
Slechte richtlijnen en we meten iets complex: probleem is dan dat veel studies niet goed gerepliceerd kunnen worden. Replicatiecrisis niet beperkt tot de psychologie. Het is een breed probleem. Meer dan 50% kon niet gerepliceerd worden in de psychologie. Cognitieve experimenten beter dan sociale experimenten. Vooral de sociale experimenten waarin gedrag of reacties werden gemeten, werden slecht gerepliceerd.
Studies die de aanname hebben, we hebben bewustzijn, maar er wordt veel onbewust verwerkt. Introspectief weten we niet dat er heel veel informatie binnenkomt. IJsbergplaatje. Deze studies zijn slecht repliceerbaar.
Cognitie
Oorzaken replicatiecrisis
Demarcatie is het onderscheiden van pseudoscience en normale science. Als het niet ontkracht kan worden, is het niet wetenschap. Kuhn: er moet eerst een crisis zijn. Bij 1 bewijs tegen zwaartekracht publiceer je niet meteen een paper met ‘’gravitatie is nep’’. Dat paradigma wordt niet gelijk verworpen.
Als er veel bewijs is, krijg je een crisis en dan een paradigma shift.
Binnen de psychologie heb je:
Fysicalisme
Mentalisme
Hedendaagse spanningen
Over introspectie:
Wisselwerking tussen stromingen en hun voorkeur voor:
Evolutieleer & functionalisme
Comparatieve psychologie / vergelijkende psychologie.
Functionalisme
Bij structuralisme was de vraag ‘’wat?’’
Bias
Soorten biases. Drie gebieden waar bias ons in de weg staat.
Persoonlijke biases.
Bias 1: Confirmation bias.
Bias 2: Hindsight bias.
Voordeel biases:
Als onderzoekers proberen we zo systematisch mogelijk te werk te gaan.
Maar toch in het proces van wetenschap kunnen de uitkomsten vertekend raken.
Bij methode heb je selectiebias
Bij psychologie moet je veel operationaliseren. Je moet een psychologisch concept omzetten naar een overeengekomen definitie. Operationalisaties van deze constructen om deze ook echt te testen. In de vorm van een test of meetinstrument.
Verschillende type tests of meetmethoden die in onderzoek gebruikt kunnen worden.
Tests zijn gestandaardiseerd of niet-gestandaardiseerd. De meest valide zijn gestandaardiseerd. Er is een vast format over hoe je het moet afnemen.
Hoe meet je persoonlijkheid?
Jij bent iemand die iets meet. Op basis van een resultaat kan je niks weten, het helpt jou om tot conclusies te komen.
Uitgangspunten bij testgebruik
Tests:
Er zijn drie niveaus van testgebruik.
Bij testkeuze en gebruik is het belangrijk dat:
De score die uit een IQ-test komt, heeft heel erg veel invloed op zijn leven. En op hoe anderen naar hem kijken.
Een IQ:
Sollicitatiegesprekken zijn best ongestructureerde interviews en die zijn vaak zeer bepalend.
Forensische praktijk:
Richtlijnen voor ethisch testgebruik
NIP beroepscode:
COTAN is het instituut over psychologische tests in Nederland.
COTAN beoordeelt op 7 criteria
Je hebt een verantwoordelijkheid om je vergaarde kennis terug te koppelen aan de samenleving.
Wat hebben de outsiders en insiders aan te merken op de Psychologie?
Outsiders:
Insiders:
Zachte benadering: veel vragenlijsten en praten. Geen harde data. Minder effect grootte en BI’s wat zegt hoe groot en relevant is het bewijs nou eigenlijk?
Nadelen van verkeerd imago
Waarom we public-scepticism tegenover psychologie moeten begrijpen.
Wat doen we zelf niet goed en wat kunnen we beter doen?
Psychiaters praten vaker over psychologische thema’s. Evidence-based practice. In elke beslissing die je neemt, moet je alle kennis meenemen en de meest ondersteunde bevinding gebruiken.
Lastig veld, de psychologie:
Er ligt een rol voor psychologen als het gaat om communicatie en handelen.
Fabels:
Het communiceren van wetenschappelijke bevindingen: 4 dilemma’s.
Dilemma 1
Dilemma 2
Dilemma 3
Academica die maken het probleem: zij maken de biases en de fouten. De wetenschap doet dat niet. Dat is dus anders. Papers analyseren. In de psychologie en psychiatrie wordt 90% steun gevonden voor de hypothese. Dat is een verdacht hoog percentage. Er liggen veel problemen aan dat statement ten grondslag.
Publicatie bias
Reviewer bias
File-drawering
Dan krijg je een oververtegenwoordiging van positieve resultaten ten opzichte van hoeveel er is uitgevoerd.
Beloningsstructuur gericht op o.a. het aantal publicaties. Dit leidt tot:
Vertekenende onderzoekspraktijken
Het kan ervoor zorgen dat er QRP’s gedaan worden. Want je wil positieve resultaten krijgen. Outliers weglaten en dan wel steun vinden. Deze keuze maak je niet van tevoren. Dan is het een QRP. Je fabriceert de data niet, het is geen fraude. QRP’s kunnen ook onbewust zijn. Psychologie loopt voorop in de kennis dat dit een probleem is.
Mertoniaanse normen
Universalisme
Communalisme
Belangeloosheid
Georganiseerde skepsis
Als je QRP’s doet, je wil positieve verbanden hebben. Dat is tegen belangeloosheid in. Niet open access? Dan is het een schending van communalisme.
p-hacking
Wetenschapper die op zoek is naar een resultaat, doet ook de analyse. Ook verwerkt hij ruwe data naar verwerkte data. Dan stopt hij ze in de analyse. Outlier te snel weghalen. Als je de data zo aan het manipuleren bent naar de hypothese, zonder daarover transparant te zijn. Dat is p-hacking. Alles transparant? Dan heeft de lezer alle informatie om te oordelen over de evidentie. Transparantie is de essentie van de open science beweging.
Tuin van splitsende paden:
HARKing
Tentamentickets:
Beroepscode van het NIP:
Hier moet je aan voldoen als psycholoog. Persoonskenmerken waarover je moet gaan beschikken. Deze kenmerken kan je meten, maar het zijn abstracte concepten.
Die schatting beschouw je als een puntschatting. Deze metingen zijn feilbaar, niet perfect. Je moet een grens interval geven waartussen het sowieso ligt. Dit is een intervalschatting. Puntschatting is een te ambitieuze uiting van waar je denkt dat het zit. Intervalschatting is een interval. Je moet iets weten van de betrouwbaarheid (precisie) voor je een intervalschatting kan maken.
Operationalisatie
Valide: dat het integriteit betreft.
Betrouwbaarheid: dat het iets meet dat het ook bij de mensen aanwezig is.
Een puntschatting is een beslissing in onzekerheid. Het is waarschijnlijk geen perfecte meting. Dus je moet weten hoe precies die score 11 is en of dit een goede weergave is. Je moet de onzekerheid dus quantificeren.
Model klassieke testtheorie
Testscore X (testscore) wordt bepaald door:
Twee invloeden op de testscore.
Invloeden:
De E kan een + of een - zijn.
Testscores (meetwaarden X)
Ware score T, draagt systematisch bij aan de uitslag van de score. Als je heel integer bent, heb je een hogere score en als je corrupt bent, heb je een lagere score. Maar je hebt ook toevallige invloeden of een systematische meetfout. Over een week ben ik niet minder integer. Dus dan verandert alleen de toevallige meetfout. Dat is dus de betrouwbaarheid. Vaak heb je maar 1 afname.
Validiteit gaat over of de score wel een representatie is van wat je wil meten.
Voor een schaalscore wil je eendimensionaliteit.
Factoranalyse gaat alleen over relaties binnen een test.
Factoranalyse helpt ons iets daarover te zeggen. Een of meer achterliggende verklaring voor de verzameling van items. Dan kan je uiteindelijk 1 schaalscore gebruiken voor een onderwerp.
Doelen factoranalyse:
Aantal variabelen is hier items. Kan ook testscores zijn. Die tests bevatten weer meerdere items.
De tien opgaven kunnen vervangen worden door twee scores. --> datareductie. De eerste 5 voor F1 (factorscore) en de laatste 5 voor F2. Dit is dus van 10 naar 2 variabelen, dus dat is datareductie.
Stappen in factoranalyse:
Stap 0 is: zijn mijn data überhaupt wel geschikt om een factoranalyse uit te voeren.
Stap 1: Keuze factormodel
F1 en F2 hebben op alle items een invloed. De sterkte van de invloed wordt aangegeven met een a. Dat wordt een resultaat van de analyse.
Testscores zijn de variabele X
z-score heeft een standaardafwijking van 1.
Dit is een transformatie.
Voor ieder individu krijg je een andere F omdat er voor ieder individu een andere combinatie van z-scores is gerealiseerd. Niet iedereen heeft dezelfde scores op de test en dus ook niet dezelfde z-scores, en dus ook niet dezelfde Factorscore. De a’tjes zijn wel allemaal hetzelfde. Factorscores hebben een verdeling, een gemiddelde en en een standaardafwijking.
Stap 2: Bepalen aantal factoren
We zetten ruwe scores om in gestandaardiseerde waarden.
Itemanalyse: Verkrijgen van een optiamel test of schaal, met zo weinig als mogelijkj items een zo hoog als mogelijke betrouwbaarheid realiseren voor de testscore. Dit zondere verlies van inhoudsvaliditeit
Procedure:
Scores die je toekent moeten geordend kunnen worden.
Optimale test:
Factoranalyse
Items geselecteerd voor een schaalscore.
Factoranalyse gaf al een selectie, betrouwbaarheidsanalyse geeft nog meer een indruk over welke items we gaan gebruiken voor de definitieve schaal die we gebruiken voor het meten van het concept waarin we geïnteresseerd zijn.
Doel prestatieniveautest:
Hoe doe je dat:
Realiseer een test met de grootste spreiding testscores.
Op een item wordt gevarieerd gescoord. Hoe meer spreiding per item, hoe meer spreiding per testscore, hoe beter mijn test of schaalscore in staat is om te differentiëren. Dat is de eerste.
Samenhang is correlatie, samenhang tussen items, dan kijken we naar de inter-item correlatie. Elk item heeft een correlatie met een ander item. Hoe hoger
.....read moreRedeneerfout: Base rate fallacy of base rate neglect.
Signaal detectie theorie
We onderscheiden ware en valse beslissingen bij een testscore.
Dit is de basis van de signaal detectie theorie.
Sensitiviteit = hoe groot is de kans op een positieve diagnose gegeven dat iemand de stoornis heeft.
Specificiteit = de kans op een negatieve diagnose, gegeven dat iemand de stoornis niet heeft.
Predictieve accuratesse is nodig om een correcte positieve diagnose te stellen.
De predictieve waarde gaan we het nu over hebben. Positieve predictieve waarde (PPV) = proportie/kans op ware positieven gegeven een positieve diagnose.
Wat is C+, gegeven diagnose.
Vorige colleges waren de klassieke testtheorie.
Onvolkomenheden KTT:
Item-responstheorie (IRT)
Je komt met een beperkter aantal vragen ook op een nauwkeurige schatting van iemand zijn vaardigheid. Dat is adaptief testen.
Hogere vaardigheid? Dan is de kans dat je het goed maakt of dat je het ermee eens bent, neemt toe. De kans op respons 1. De kans dat je het ermee eens bent of dat je de opdracht goed hebt afgerond. Theta is kenmerk dat je gaat meten aan de hand van de verzameling items.
In deze bundel vind je alle nuttige studiehulp om je het eerste jaar Psychologie door te helpen. Deze bundel bevat onder andere: hoorcollege-aantekeningen, werkgroepen, begrippenlijsten en tentamenvragen.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution