Ethiek en Rechtsfilosofie - Verplaetse et al. - Artikel

Mensen zijn van nature ongelijk: iedereen ziet er anders uit, geniet een andere opvoeding en heeft andere gedachten en karakters. Uniek zijn, beschouwen we als iets positiefs. Mensen waarmee we ons niet verwant voelen, gaan we uit de weg. Je kunt niet met iedereen vrienden zijn en ieder heeft zijn eigen voorkeuren. Discriminatie en ongelijkheid zijn vanzelfsprekend. Het gelijkheidsbeginsel speelt in de politiek echter een grote rol. Gelijkheid is rechtvaardig en dus goed, ongelijkheid is onrechtvaardig en dus slecht. Hoe kan dit verklaard worden?


Wat houdt het gelijkheidsbeginsel in?

Is het gelijkheidsbeginsel een allemansvriend?

Mensen zijn van nature ongelijk: iedereen ziet er anders uit, geniet een andere opvoeding en heeft andere gedachten en karakters. Uniek zijn, beschouwen we als iets positiefs. Mensen waarmee we ons niet verwant voelen, gaan we uit de weg. Je kunt niet met iedereen vrienden zijn en ieder heeft zijn eigen voorkeuren. Discriminatie en ongelijkheid zijn vanzelfsprekend. Het gelijkheidsbeginsel speelt in de politiek echter een grote rol. Gelijkheid is rechtvaardig en dus goed, ongelijkheid is onrechtvaardig en dus slecht. Hoe kan dit verklaard worden?

Gelijkheid heeft een feitelijke inhoud en een normatieve betekenis. Er is enerzijds de feitelijke constatering dat er sprake is van ongelijkheid en anderzijds sprake van een normatieve inhoud wanneer je deze ongelijkheid onrechtvaardig vindt. Een mensenrechtactivist die gelijkheid nastreeft, wil niet dat iedereen blond haar heeft of even slim moet zijn, maar wel dat iedereen dezelfde basisrechten en gelijke kansen heeft.

Gelijkheid is een essentially contested concept, een beginsel dat veel verschillende invullingen en onderlinge tegenstrijdige definities kent. De een doelt hiermee op gelijke basisvrijheden voor iedereen, terwijl de ander wilt dat elke burger recht heeft op een gelijke mate van welvaart.

Wat houdt formele gelijkheid in?

Je kunt voor gelijkheid zonder egalitarisme zijn: gelijkheid zonder gelijke kansen, rechten, welvaart, bronnen. Bij Aristoteles vind je dit formele gelijkheidstreven terug. Hij formuleerde dit gelijkheidsbeginsel als 'behandel gelijke zaken gelijk'. Wanneer twee personen hetzelfde kenmerk hebben, moeten zij hetzelfde resultaat krijgen. Dit betekent tevens dat ongelijke zaken ongelijk behandeld moeten worden. Gelijkheid betekent in dit opzicht een consequente manier van handelen. Niet-bevriende of niet-verwante gelijken mogen niet anders behandeld worden. Het principe van formele gelijkheid vormt een bouwsteen voor het onpartijdigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Formele gelijkheid was een essentiële stap in de richting van een rechtvaardigere maatschappij. Het minpunt ervan is echter dat het geen inhoud heeft. Een barbaarse samenleving die consequent is, voldoet immers ook aan de eis van formele gelijkheid. Het gaat niet alleen om consequent handelen, ook hetgeen waarin mensen gelijk zijn en wat deze gelijkheid voor gevolgen heeft, is belangrijk. Ook 'behandel ongelijke zaken ongelijk' is een minpunt, elk verschil zou voldoende zijn om een verschillende behandeling te krijgen. Het maakt niet uit of dit verschil al dan niet relevant is. Het gelijkheidsconcept van Aristoteles is waardevol, maar schiet tekort. Het formele concept geeft geen antwoord op de vraag waarin mensen gelijk moeten zijn en voorkomt willekeur niet, terwijl het hiervoor wel bedoeld was.

Wat houdt rechtengelijkheid in?

Met de opkomst van de burgerij tijdens de Renaissance en Verlichting ontstond een nieuw idee van gelijkheid die niet langer gebaseerd was op standenmaatschappij en erfelijkheid. Er kwam een nieuwe sociale klasse op die zijn status niet ontleende aan geboorte, maar aan arbeid en bezit. Gelijkheid kreeg in deze burgerlijke maatschappij een nieuwe invulling. Het uitgangspunt was niet langer de aristocratische ongelijkheid, maar de gelijkwaardigheid van alle mensen. Onder meer Thomas Hobbes, John Locke en Jean-Jacques Rousseau hebben voor deze gelijkwaardigheid gepleit. Het kernpunt is de opvatting dat alle mensen een gemeenschappelijke natuur delen en daarom dezelfde aanleg hebben. Verschillen tussen mensen vloeien niet voort uit erfelijkheid, maar zijn het gevolg van materiële, culturele en sociale omgevingsfactoren. Aan de basis van sociale hiërarchieën ligt cultuur of maatschappij, niet de natuur. Ongelijkheid is geen afspiegeling van de natuurlijke orde, maar is het product van sociale en economische (wan)verhoudingen. Elke persoon moet de kans krijgen om handel te drijven, winst te maken en eigendom te verwerven, ongeacht zijn afkomst.

Wat zegt John Locke (1632-1704)?

In de filosofie staat Locke bekend als een empirist. Empiristen geloven niet in aangeboren ideeën. Kennis is het resultaat van waarneming. Mensen ontwikkelen hun kennis en vaardigheden door waarneming en opvoeding. Van nature zijn mensen vrij en gelijk. Er bestaat geen natuurlijk gezag waaraan mensen onderworpen zijn. Locke meent dat er toch zaken zijn waarop mensen recht hebben. Zo is de mens van nature de baas over zijn eigen lichaam en heeft hij recht op de voordelen van een door hem bewerkt land.

Locke (en Hobbes) zijn overtuigd van de noodzaak van een staat. Deze staat ziet via het rechtssysteem toe op de naleving van basisafspraken en biedt veiligheid. Van een absolutistische staat is echter geen sprake, een overheid moet de rechten van vrijheid en overheid garanderen. Locke was erg tegen ongelimiteerd en onrechtmatig overheidsingrijpen, de natuurrechten van burgers mogen nooit ontkend worden zonder een legitiem doel.

Wat houdt de natuurlijke gelijkheid van alle mensen in?

Tijdens de Verlichting werd met gelijkheid de natuurlijke gelijk(waardig)heid van alle mensen bedoeld. Alle burgers hebben recht op veiligheid, vrijheid en eigendom, omdat iedereen van nature gelijk is. Het doet er niet toe of iemand landbouwer of grootgrondbezitter is. Een staat is er om deze rechten te verdelen. Hiertoe moet een onafhankelijke rechtspraak worden gegarandeerd, politie op de been zijn, een stabiele munt bestaan en infrastructuur tot stand worden gebracht. Met meer zaken, zoals godsdienst, rijkdom, geaardheid etc. heeft de overheid zich niet te bemoeien. Deze invulling van gelijkheid beleefde zijn hoogtepunt in de 19e eeuw, waarin het klassieke liberalisme zegeviert. Zie bijvoorbeeld art. 1 van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring. Er zijn twee grote voordelen van deze invulling:

  1. Gelijkwaardigheid is een sterk moreel concept: iedereen heeft dezelfde morele waarde. De een is niet meer waard dan de ander. Er bestaat geen morele reden voor een andere behandeling.

  2. Rechtengelijkheid erkent de eenheid van gelijkheid en vrijheid. Regels maken nooit een onderscheid tussen mensen en kunnen derhalve de vrijheid van mensen niet selectief beperken. Aan deze voordelen van rechtengelijkheid kleeft een nadeel: dit idee is nutteloos wanneer je de zwakkeren in de samenleving wilt helpen. Zij moeten het met dezelfde rechten doen, waardoor de kloof binnen de samenleving vergroot kan worden. Voor deze scheeftrekking biedt gelijkwaardigheid geen oplossing.

Kent de Verlichting en het 19e-eeuwse liberalisme een dubbele moraal?

Het klassieke liberalisme had niet de gelijkwaardigheid voor élk mens voor ogen. Alleen de blanke Westerse man heeft recht op een gelijke mate van vrijheid, veiligheid en leven. Tot halverwege de 20e eeuw vond men dat democratie, mensenrechten en gelijkheid niet universeel op iedereen konden worden toegepast. In de 18e en 19e eeuw, de tijd van het Westerse imperialisme, heerste de gedachte dat Europese volkeren de beschaving leidden en dit anderen bij moesten brengen. Voltaire, een van de grootste filosofen in de Verlichting, vond het vanzelfsprekend dat 'gelen, negers en blanken' niet van dezelfde oermens afstamden. Racisme was vanzelfsprekend, de universele menselijke natuur moet derhalve met een flinke korrel zout worden genomen. Pas aan het einde van de 20e eeuw vond men dat mensenrechten ook moesten toekomen aan mensen met een andere huidskleur of cultuur. Aan de eeuwenlange ongelijke behandeling van andere volken werd daadwerkelijk een einde gemaakt met de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog.

Wat wordt bedoeld met de kansengelijkheid na WOII?

De overheid is gebonden aan rechtengelijkheid: iedereen moet als gelijkwaardig worden beschouwd. De overheid mag niet discrimineren. Rechtengelijkheid zegt echter niets over handelswijze tussen burgers onderling. Mag een particulier zelf uitmaken wie hij zijn goederen, diensten of werk aanbiedt? Ingevolge de rechtengelijkheid heeft iedereen deze vrijheid. Het is de kansengelijkheid die hier iets aan probeert te doen.

In het dagelijkse leven delen we mensen - al dan niet bewust - in categorieën in. Van sommigen denken we dat zij niet aan onze verwachtingen voldaan. Mensen uit de betreffende categorie hebben hierdoor minder kansen om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Voor hen is het bijvoorbeeld lastiger een baan of woning te vinden. Rechtengelijkheid is dan een lege huls.

Kansengelijkheid is de horizontalisering van rechtengelijkheid. Een modern liberaal is hier een voorstander van, een klassiek liberaal een tegenstander. Wanneer een grote onderneming homoseksuelen weigert aan te nemen, is dit volgens een klassiek liberaal geen reden tot overheidsingrijpen. Gelijkheid houdt immers een gelijke verdeling van onder meer het eigendomsrecht in en een onderneming leiden betreft een uiting van het eigendomsrecht. Je mag zelf bepalen wat je met je onderneming doet. Juridisch gezien blijven homoseksuelen gelijkwaardig. Een moderne liberaal wil vrijheid, veiligheid en eigendom aanvullen met kansengelijkheid en pleit voor anti-discriminatie wetgeving.

Kansengelijkheid is een controversieel onderwerp, vooral omdat discriminatie in het dagelijks leven vaak voorkomt. Let wel, het non-discriminatiebeginsel geldt niet in de privésfeer (relaties, feestjes e.d.), enkel in het publieke leven. Een aanpassing van het vrijheids- of gelijkheidsbeginsel zou dit niet oplossen. Juridische kader lossen dit probleem op middels verboden discriminatiegronden waarover nauwelijks discussie bestaat. Een voorbeeld is de Wet Gelijke Behandeling. Zo is onder meer het maken van onderscheid op grond van ras, geslacht, geaardheid en godsdienst verboden.

Het geheel verbieden van direct of indirect onderscheid is niet mogelijk. Een filmregisseur kan een vrouwelijke acteur zoeken, daar is niets mis mee. Ingeval van direct onderscheid geeft de wet uitdrukkelijk en limitatief aan welke uitzonderingen zijn toegestaan. Ten aanzien van indirect onderscheid wordt een open systeem gehanteerd. Het onderscheid is gerechtvaardigd als er sprake is van een legitiem doel en het middel noodzakelijk en proportioneel is.

Anti-discriminatiewetgeving heeft voordelen: er is minder discussie dankzij de lijst van discriminatiegronden en er wordt rekening gehouden met verborgen discriminatie (indirect onderscheid). Er is echter ook kritiek, zo is de lijst van gronden beperkt en is de open toetsing niet eenvoudig. Rechters kunnen discriminaties anders beoordelen. Het is voor de burger dus nog lastiger na te gaan of zij de juiste beslissing nemen.

Kansengelijkheid is waardevol in het proces naar een meer gelijke en vrije samenleving. Er zijn echter ook nadelen. Allereerst blijft het non-discriminatiebeginsel op gespannen voet staan met het vrijheidsbeginsel. Zo vinden sommigen dat werkgevers naar eigen goeddunken mogen discrimineren en vinden woningeigenaren die willen verhuren dat de overheid zich daar teveel mee bemoeit. Particuleren willen hun voorkeur volgen en pleiten voor compensatie wanneer de verboden discriminatiegronden tot een onzorgvuldige selectie en nadeel hebben geleid. Voorstanders van non-discriminatie pleiten juist voor meer waterdichte maatregelen, zoals het verplicht anoniem solliciteren. Het tweede nadeel houdt het tegenovergestelde in. Voorstanders vinden dat de kansengelijkheid niet ver genoeg gaat, het brengt geen grotere sociale mobiliteit. Er zou niet alleen geselecteerd moeten worden op relevante kenmerken, maar ook op de voorwaarden om die kenmerken te verwerven. Hier speelt het beginsel van compenserende kansengelijkheid een rol.

Wat houdt compenserende kansengelijkheid in?

De Amerikaanse filosoof John Dewey voorspelde dat door onderwijs sociale mobiliteit ontstaat, waardoor een arm, maar slim kind later directeur van een grote onderneming kan worden. Essentiële voorwaarde was dat iedereen die het wilde en talenten had, toegelaten zou worden (democratisering). Werd dit bereikt, dan kon iedereen op zijn werkelijke capaciteiten worden beoordeeld. Ruim een eeuw later zien we dat er wel sprake is van democratisering van het onderwijs (een arm, maar slim kind heeft meer dan voorheen kans op een studie), maar is de democratisering in relatieve zin mislukt. Dit is voornamelijk ten gunste geweest voor kinderen uit de midden- en hogere klasse, kinderen uit de lage klasse hebben veel minder geprofiteerd. De kloof tussen kansarm en kansrijk is juist vergroot, onderwijs heeft de sociale ongelijkheid niet verbannen. Als verklaring wordt vaak genoemd dat kinderen uit lagere klassen te weinig gestimuleerd worden door hun omgeving. Kinderen uit hogere klassen worden emotioneel en financieel beter gesteund. Zonder de middelen heb je weinig aan non-discriminatie, ook al heb je de juiste capaciteiten. Dit kansenprobleem komt niet alleen voor in het onderwijs of op de arbeidsmarkt. Iedereen heeft gelijke toegang en dezelfde capaciteiten om van diensten gebruik te maken, maar door belemmeringen en te weinig prikkels vallen zij buiten de boot.

Compenserende kansengelijkheid zorgt voor gelijke toegang én voor gelijke middelen of probeert de ongelijkheid ten aanzien van de middelen te verkleinen. Denk aan studiebeurzen en hogere belastingen voor veelverdieners. Mensen uit lagere klassen ontvangen iets, mensen uit hogere klassen leveren iets in. Compenserende kansengelijkheid betreft een substantiële vorm van gelijkheid en staat tegenover formele gelijkheid. Formele gelijkheid wil dat de procedure (om bijvoorbeeld een baan te krijgen) rechtvaardig verloopt, kansengelijkheid is hier een vorm van. Formeel heeft iedereen dezelfde kansen. Substantiële gelijkheid houdt in dat iedereen dezelfde uitgangspositie heeft bij het verkrijgen van bijvoorbeeld een baan. Iedereen heeft dezelfde reële kansen. Bij compenserende kansengelijkheid verschuift het accent van gelijke toegang (tot hetgeen verdeeld wordt) naar gelijke bronnen (die uitzicht geven op hetgeen verdeeld wordt).

Substantiële gelijkheid staat toe dat mensen verschillend worden behandeld met het oog op een ongeveer gelijk eindresultaat. Deze ongelijke behandeling heeft voor- en nadelen. Het voornaamste voordeel van compenserende kansengelijkheid is haar emancipatorisch streven. Een nadeel is dat de aristocratische ongelijkheid wederom opdoemt. Mensen behoren weer tot afzonderlijke categorieën, zoals kansrijken- en armen. Een ander nadeel is dat de compensatie een uitgebreide overheid verlangt, met aparte budgetten, administratie, wetgeving etc. De overheid moet controleren of een verzoek om compensatie terecht is. Fraude is altijd een risico. Tot slot kan ook het meritocratische ideaal zelf bekritiseerd worden. Al wordt er nog zoveel gelijkheid behaald, er blijven altijd conflicten bestaan tussen verschillende groepen in de maatschappij.

Wat houdt bronnengelijkheid in?

Ook capaciteiten kunenn ongelijk verdeeld zijn, de een heeft er nu eenmaal meer dan de ander. Iedereen heeft wellicht een talent, maar niet elk talent leidt tot een succesvolle toekomst. Dit verschil is voor een voorstander van compenserende kansengelijkheid nu eenmaal niet anders, ervan uitgaande dat er geen verschil qua stimulans of belemmering bestond. Het verschil zit enkel in de (aangeboren) talenten. Hier heb je zelf geen controle over, het is een kwestie van pech. Toeval en pech zijn redenen voor compensatie ingeval van ongunstige omstandigheden, waarom dan niet bij ongunstige capaciteiten? Bronnengelijkheid meent dat mensen eveneens recht hebben op compensatie voor biologische toevalligheden. Niet het toeval, maar enkel de keuze van mensen mag leiden tot ongelijkheden. Hierbij doen zich drie bezwaren voor: 1) de reikwijdte van de compensatie; 2) het onderscheid keuze/toeval is vaak onduidelijk; 3) hetgeen mensen nastreven en succes noemen kan verschillen en is dus subjectief. Als iemand niet rijk wil worden, waarom dan compenseren?

Een variant van de bronnengelijkheid is de politieke filosofie van John Rawls. Hij stelt dat onze aangeboren talenten even toevallig zijn als onze sociale omstandigheden. De aangeboren talenten mogen onze kansen op maatschappelijk succes niet bepalen. Hij vindt echter niet dat de overheid talenten moet compenseren. Rawls wijst op het verschilprincpe als rechtvaardigheidsbeginsel: een ongelijke verdeling kan enkel gerechtvaardigheid worden als deze in het voordeel van de minst begunstigden is. We moeten kiezen voor een herverdeling die hen met de mindere talenten en sociaaleconomische achtergrond het meest begunstigt.Aan hen moet een maximaal aantal primaire goederen wordt toegekend, te weten: 1) basisvrijheden; 2) vrijheid van beweging en beroepskeuze; 3) de macht en verantwoordelijkheid die verbonden zijn aan ambten en verantwoordelijke posities; 4) vermogen en inkomen; 5) de sociale grondslagen van zelfrespect. Iedereen heeft deze middelen nodig, evenals onderwijs en gezondheid. Ingevolge het verschilprincipe zijn ongelijkheden aanvaardbaar wanneer zij tot voordelen voor de minder fortuinlijken leiden. Iemand mag meer geld verdienen op basis van een aangeboren talent, als hij dan maar meer belasting betaalt. Iemand mag een machtige baan hebben, als de gewone werknemers ook beter worden van diens welvaart.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.