Opleidingsniveau van niet-schoolgaanden en leerprestaties in het basisonderwijs - Gijsberts & Iedema - 2012 - Artikel


Op weg naar evenredigheid

Opleiding is belangrijk voor de kansen van alle mensen. Dit hoofdstuk beschrijft hoe het met het onderwijsniveau staat voor de niet-westerse migranten (niet-westerse migranten): de totale groep en de afzonderlijke herkomstgroepen. Ook kijken de auteurs naar de positie van deze groepen en of deze beter wordt door een beter onderwijsniveau. Ten slotte zal specifiek het basisonderwijs bekeken worden.

Het opleidingsniveau van de niet-schoolgaande migrantenpopulatie

De SIM (survey integratie minderheden) en de EBB (enquête beroepsbevolking) zijn gebruikt voor dit hoofdstuk, dit zijn zeer recente, maar voorlopige cijfers.

Van de personen tussen 15 en 64 die geen opleiding meer volgen hebben 35% van de Turkse en 45% van de Marokkaanse Nederlanders geen of uitsluitend een basisopleiding. Van Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders is dit maar 15%, en bij autochtone Nederlanders 7%. Deze volgorde geldt ook voor mensen met een hoger onderwijsdiploma. Bij Turkse en Marokkaanse groepen zijn de mannen gemiddeld beter opgeleid dan de vrouwen, alleen bij hoger onderwijs is dit verschil er niet. Bij de Surinaamse en Antilliaanse groepen zijn de vrouwen juist beter opgeleid dan de mannen, en bij de autochtone Nederlanders is dit verschil gering.

Het verschil tussen de generaties is moeilijk te meten, omdat veel jongeren nog naar school gaan, daarom is een schatting gemaakt naar welke opleidingen ze nu volgen. Echter, dit kan overschat zijn door schoolverlaters en jongeren die nog verder studeren. De tweede generatie is of wordt veel hoger opgeleid dan de eerste. Een startkwalificatie is een diploma op minimaal mbo-2of havo/vwo-niveau. Startkwalificaties zijn bij de eerste generatie migranten tussen de 15 en 64 als volgt verdeeld:

  • 34% van de Turkse Nederlanders

  • 40% van de Marokkaanse Nederlanders

  • 59% van de Surinaamse Nederlanders

  • 64% van de Antilliaanse Nederlanders

Bij de tweede generatie migranten tussen de 15 en de 64 ongeveer:

  • 75% van de Turkse Nederlanders

  • 75% van de Marokkaanse Nederlanders

  • 80% van de Surinaamse Nederlanders

  • 80% van de Antilliaanse Nederlanders

Van autochtone Nederlanders is het aandeel onder de hele bevolking 71% en bij de groep jongeren is dit 81%.

Een derde van de eerste generatie Marokkaanse vrouwen is nooit naar school geweest. Bijna de helft van de Turkse en Marokkaanse eerste generatie heeft niet meer dan basisonderwijs gedaan. Laag opleidingsniveau van de ouders heeft effect op de leerprestaties van de kinderen. Van Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders is bijna iedereen ooit naar school gegaan.

Het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking stijgt gestaag en de afgelopen twintig jaar aanzienlijk sneller onder migrantengroepen dan onder autochtone Nederlanders. In de jaren '80 ging dit juist omlaag. Vooral in de Marokkaanse groep neemt het opleidingsniveau snel toe. De aandelen ongediplomeerden (maximaal basisonderwijs) nemen sterk af bij alle groepen, terwijl tegelijkertijd de aandelen gediplomeerden op mbo-niveau of hoger aanzienlijk toenemen. Voor mannen en vrouwen is dit gelijk bij migranten, maar bij de autochtone Nederlanders stegen in de jaren '90 de vrouwen sneller dan de mannen. Een verdere stijging van opleidingsniveau onder migranten is de lijn der verwachting.

Opleidingsachterstanden verklaard

Migranten stijgen dan wel sterk in opleidingsnivWe eau, ze lopen nog flink achter. Met een decompositieanalyse voor het gerealiseerde opleidingsniveau van niet-schoolgaande 15-64-jarigen proberen de auteurs dit te verklaren. In de literatuur wordt het opleidingsniveau van de ouders als belangrijk gezien. Hulpbronnentheorieën zeggen dat naarmate migranten over meer menselijk kapitaal beschikken, zij eerder een goede maatschappelijke positie zullen verwerven. Het cultureel kapitaal van ouders is hierbij belangrijk. Ook het land waarin iemand is opgeleid is bepalend voor het niveau. De kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsexpansie is in andere landen vaak lager. Turkse en Marokkaanse Nederlanders zijn veel vaker alleen maar in hun herkomstland naar school geweest, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders hebben vaker (deels) in Nederland hun opleiding gehad.

De opleidingsniveaus van de migrantengroepen zijn uitgedrukt in procentpunten verschil van de autochtone Nederlanders. Bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders is dit 25 punten. Verklaringen blijken te zijn:

  • Opleiding van de ouders. Bij Turkse Nederlanders verklaart dit 50% van het verschil, bij Marokkaanse Nederlanders 65%, bij Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders 25%.

  • Het land waar de opleiding is gevolgd verklaart de rest van het verschil.

De auteurs moeten dus concluderen dat als niet-westerse migranten in Nederland naar school waren geweest én even hoog opgeleide ouders hadden gehad als autochtone Nederlanders, er geen verschil zou zijn in uiteindelijk gerealiseerd opleidingsniveau.

Leerprestaties in het basisonderwijs

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor het basisonderwijs? Nog voor een kind leerplichtig is kan het al naar peuterspeelzaal, of VVE (voor- en vroegschoolse educatie). Bij dit laatste staat ontwikkelingsstimulering centraal. Van de Turks- en Marokkaans Nederlandse kinderen doet ongeveer een derde mee aan VVE. De deelname onder autochtone Nederlandse leerlingen ligt een stuk lager (7%). Ook peuterspeelzalen zijn voorzieningen om ontwikkelingsachterstanden van jonge kinderen weg te werken. Onder kinderen van Turkse en Marokkaanse herkomst is de deelname aan peuterspeelzalen de afgelopen jaren spectaculair toegenomen. In de deelname van kinderen van Antilliaanse en Surinaamse origine aan peuterspeelzalen is sinds midden jaren negentig weinig veranderd.

Effectiviteit van VVE is echter onvoldoende aangetoond, vanwege wisselende onderzoeksresultaten. Een aantal condities maken VVE effectief:

  • groepsgrootte

  • duur van de programma’s

  • kwaliteit van de programma’s

  • professionaliteit van het personeel

Met name in taal maken programma's een verschil in de beginfase van het basisonderwijs, maar de effecten doven na verloop van tijd uit.

In de kleuterklassen wordt al gewerkt aan o.a. woordenschat. De aanvangsachterstand in taal van niet-westerse leerlingen blijkt aanzienlijk te zijn. Turks-Nederlandse leerlingen scoren veruit het slechtst op taal, maar ook andere groepen scoren slecht. Wel gaan alle groepen wat vooruit.

De vaardigheden in rekenen zijn een stuk beter bij de jongste groepen migranten, maar nog steeds slechter dan bij autochtone kinderen. Antilliaanse kleuters doen het hier het slechtst, Surinaamse het best. Turkse en Marokkaanse kinderen doen het hierin steeds beter. De aanvangsachterstanden in het basisonderwijs worden langzamerhand kleiner voor kleuters van Turkse en Marokkaanse herkomst, maar vooral in taal is er nog een grote kloof.

Deze achterstand blijft zichtbaar tot aan groep 8. Taalvaardigheden in groep 8 zijn het best bij Surinamers, daarna Marokkaanse Nederlanders, daarna Turkse en Antilliaanse kinderen. De toestroom van kansarme kinderen uit Curaçao zorgt voor een stagnatie in de vooruitgang van alle Antilliaanse kinderen. Marokkaans-Nederlandse leerlingen boeken het meeste vooruitgang in taal.

De steeds slechtere prestaties van autochtone kinderen en de snel verbeterende prestaties van vooral Turkse en Marokkaanse kinderen zorgen voor een verkleining van de kloof in rekenen. De inhaalslag van leerlingen van Marokkaanse en Turkse komaf in rekenen is spectaculair. Wel is er nog een verschil in rekenen tussen autochtone en migrantenkinderen.

Aan de Cito eindtoets, die een belangrijke rol speelt in de schoolkeuze, doet 80% van de scholen mee, en ook niet altijd alle kinderen van een school. Tussen de schooljaren 1994/’95 en 2007/’08 is een duidelijk stijgende lijn in de Cito- scores van Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse leerlingen te zien. Bij Antillianen is nauwelijks progressie. Marokkaans-Nederlandse leerlingen hebben de meeste achterstand ingelopen. Ondanks de duidelijke vooruitgang van niet-westerse leerlingen op de Cito Eindtoets, behalen zij nog lang niet het niveau van autochtone leerlingen.

Kinderen met een havo- of vwo-advies tussen 1994/’95 en 2007/’08:

  • Autochtone kinderen 50%

  • Turkse-Nederlandse kinderen van 11% naar 19%

  • Marokkaans-Nederlandse kinderen van 14% naar 24%

  • Surinaamse en Antilliaanse kinderen van 21% naar 26%

Alle achterstanden nemen dus af. De verklaring ligt voor een belangrijk deel bij het gestegen opleidingsniveau van de ouders. Dit betekent dat een stijgend opleidingsniveau van niet-westerse migranten als vanzelf tot gevolg heeft dat hun kinderen het beter gaan doen in het basisonderwijs. Een andere verklaring kan liggen in de toenemende beheersing van de Nederlandse taal onder ouders van basisschoolleerlingen. Vooral onder Marokkaans-Nederlandse moeders neemt de taalbeheersing snel toe.

In multivariate regressieanalyses is gekeken of de opgaande lijn in leerprestaties van leerlingen uit migrantengroepen te verklaren is door het stijgende opleidingsniveau van de ouders. Hieruit blijkt dat het toenemende opleidingsniveau van de ouders de opgaande lijn in leerprestaties voor een deel verklaart.

Leerachterstanden ten opzichte van autochtone leerlingen verklaard

Ondanks het feit dat ouders van niet-westerse herkomst steeds hoger opgeleid raken, hebben ze nog niet het gemiddelde niveau van autochtone ouders. Ook zijn er vaak nog problemen met de Nederlandse taal. Het is daarom te verwachten dat een substantieel deel van de achterstand van migrantenleerlingen ten opzichte van autochtone leerlingen te verklaren is uit de verschillen in opleidingsniveau en taalvaardigheid van de ouders. De kwaliteit van de leeromgeving blijkt belangrijk te zijn, zoals een klas met veel kinderen van hoogopgeleide ouders. Een hoog aandeel migranten op een school zou juist negatief uitwerken op leerprestaties, en migranten zitten vaker op scholen met veel niet-westerse leerlingen. Zwarteschooleffecten in het basisonderwijs blijken echter relatief gering te zijn.

Door middel van decompositieanalyses, waarbij rekening gehouden wordt met clustering van leerlingen binnen scholen, kijken de auteurs naar leerprestaties in begrijpend lezen en rekenen in groep 8. De volgende kenmerken worden meegenomen:

  • Opleidingsniveau van ouders

  • Taalvaardigheid van ouders

  • Of ouders werk hebben

  • Een- of meeroudergezin

  • Aandeel niet-westerse leerlingen op de school

  • Gemiddelde opleidingsniveau van ouders op de school

Hieruit blijkt dat:

  • Alle migranten 7 tot 12 procentpunten lager scoren op begrijpend lezen in groep 8

  • De grootste verschillen worden verklaard door gezins-, school- en leerlingkenmerken

  • Bij leerlingen van Marokkaanse en overig niet-westerse herkomst wordt zelfs de gehele achterstand verklaard

  • De belangrijkste verklaring is minder gunstige gezinskenmerken, zoals het lagere opleidingsniveau van de ouders, achterblijvende taalvaardigheid van de ouders.

  • Schoolkenmerken dragen niet significant bij aan de verklaring

  • Als gecorrigeerd wordt zouden bijna alle migrantenkinderen het beter doen bij rekenen dan autochtone kinderen

  • Rekenscores van de migrantengroepen liggen veel dichter bij die van autochtone leerlingen

  • Het lagere opleidingsniveau van de ouders is veruit de belangrijkste verklaring voor de achterblijvende rekenprestaties

Veruit het grootste deel van de achterstand van migrantenkinderen komt dus door de minder gunstige uitgangspositie, waarbij vooral de opleiding van de ouders een rol speelt. Toch is bij de taalachterstand een deel onverklaard en zijn er dus nog andere factoren. Misschien spreken ze thuis en op straat weinig Nederlands. Voor het feit dat migrantenkinderen gecorrigeerd beter zijn in rekenen moeten de auteurs ook gissen naar verklaringen, zoals de ervaring die scholen inmiddels hebben in lesgeven aan migranten. Scholen hebben meer geld gekregen voor taalstimulering, leesonderwijs, extra personeel, en er is meer aandacht voor vergroting van de woordenschat en het leren van een tweede taal.

Conclusies

Het opleidingsniveau onder niet-westerse migranten stijgt gestaag en de achterstand ten opzichte van autochtone Nederlanders neemt af. Toch zijn migranten nog beduidend lager opgeleid dan autochtone Nederlanders, vooral bij de eerste generatie Turken en Marokkanen. De achterstand van migrantenleerlingen in het basisonderwijs heeft voor een groot deel te maken met hun ongunstiger gezinsachtergrond, zoals ouders met een lage opleiding en gebrekkige kennis van het Nederlands.

Check page access:
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.