BulletPointsamenvattingen per hoofdstuk bij de 3e druk van Why Zebras Don’t Get Ulcers: The Acclaimed Guide to Stress, Stress-Related Diseases, and Coping van Sapolsky - Chapter


Welke basisprincipes van het menselijk functioneren zijn belangrijk? BulletPoints 1

  • Er bestaan verschillen tussen mensen en dieren op het gebied van stress. Dieren ervaren stress doordat er zich een acute, fysieke crisissituatie voordoet, terwijl mensen veel vaker last hebben van chronische fysieke stress. Het omgaan met acute stress is voor het lichaam van mens en dier gemakkelijker dan het omgaan met chronische stress. Naast voorgenoemde stressvormen, bestaat ook nog de (menselijke) psychische en sociale stress. Acute stress is de stress waar ons lichaam veruit het beste mee kan omgaan. De overige vormen van stress leiden uiteindelijk tot uitputting en kunnen leiden tot stressgerelateerde ziekten.

  • Homeostase houdt in dat het lichaam in een optimale balans verkeert. Alle lichaamsmechanismen hebben hierbij een, voor dit lichaam, optimale waarde. De homeostase kan uit balans worden gebracht door stressoren. Deze stressoren kunnen zich zowel in de huidige omgeving bevinden, ofwel onderdeel zijn van verwachtingen over de toekomst. Een tegenhanger van de homeostase is de allostase, welke veel meer kijkt maar de situatie waarin het lichaam zich verkeerd. Er bestaat niet één enkele optimale waarde voor een bepaald mechanisme, maar deze optimale waarde is afhankelijk van de situatie. Tevens kan de balans op verschillende manieren worden bereikt. Bij de homeostase wordt bij een tekort slechts een enkel mechanisme aangepakt om in balans te geraken, terwijl allostase alle mechanismen aanpakt.

  • Selye deed onderzoek naar stress bij ratten. Hij kwam tot twee conclusies: (1) het lichaam reageert hetzelfde op verschillende stressoren (stress-respons) en (2) stressoren die te lang duren kunnen leiden tot ziekte. Hieraan gerelateerd ontwierp Selye een driefasentheorie over de stressrespons: de alarmfase, de aanpassings- of weerstandsfase en tot slot de uitputtingsfase.

  • Een menselijke stressrespons leidt ertoe dat de spieren beter hun best moeten doen. Extra glucose leidt tot een verhoging van de energie. Een verhoogde hartslag, bloeddruk en ademhaling leidt ertoe dat de glucose zeer snel door het lichaam wordt vervoerd. Het sympathische systeem wordt geactiveerd. Andere processen, zoals de spijsvertering, worden hierbij juist stopgezet. In het geval van acute stress kunnen ook de cognitieve en sensorische vaardigheden verbeteren.

  • Een stressrespons kan, vooral in het geval van (langdurige of regelmatige) psychologische stress, een schadelijke invloed op het lichaam hebben. Er kunnen bijvoorbeeld stoornissen in de voorplanting ontstaan, of men kan last krijgen van diabetes of een hoge bloeddruk. Deze problematiek kan ontstaan door een langdurige activatie van het stresssysteem en/of onvoldoende lichamelijk herstel na afloop van de stressor.

  • Mensen met de ziekte van Addison en mensen met het Shy-drager-syndroom zijn niet in staat stresshormonen af te scheiden.

Wat gebeurt er in het lichaam tijdens stress? BulletPoints 2

  • Het vrijwillige zenuwstelsel stuurt bewuste acties of handelingen aan. Onbewuste handelingen, zoals kippenvel, worden aangestuurd door het automatische en onvrijwillige zenuwstelsel. Dit heet het autonome zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel kan worden onderverdeeld in het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel. Gedurende een stressrespons (flight, fight, fright en seks) wordt het sympathische zenuwstelsel geactiveerd, terwijl het parasympatische zenuwstelsel wordt onderdrukt. Door activatie van het sympathische zenuwstelsel komen epinephrine (= adrenaline) en norepinephrine vrij.

  • Een stressrespons wordt door de hersenen aangestuurd door zowel het sympathische zenuwstelsel als door hormonen. De basis voor de hormoonhuishouding in de hersenen is de hypothalamus.

  • Voor de stressrespons zijn de hormonen epinephrine en norepinephrine van groot belang. Tevens spelen de glucocorticoïden een belangrijke rol. Deze worden door de bijnieren uitgescheden. De werking van glucocorticoïden kan vergeleken worden met die van epinephrine, waarbij epinephrine zeer snel werkt, terwijl glucocorticoïden meer tijd nodig hebben. De uitscheiding van glucocorticoïden wordt geregeld doordat de hypothalamus het hormoon CRH uitscheidt. Dit zet de hypofyse aan om ACTH uit te scheiden en dit beland vervolgens in de bloedsomloop en zet de bijnieren aan tot uitscheiding van glucocorticoïden. Naast eerder genoemde hormonen worden ook glucagon (alvleesklier), endorfine (hersenen), enkefaline (hersenen), vasopressine (hypofyse) en, bij vrouwen, oxytocine (hypofyse) uitgescheden.

  • Een stressrespons bestaat uit vechten of vluchten. Dit geldt met name voor mannen. Bij vrouwen wordt eerder gesproken van ‘tend and befriend’.

  • Niet alle stressoren leiden tot dezelfde stressrespons. De chemische reactie in het lichaam kan per stressor variëren. Tevens kan de sensitiviteit van verschillende lichaamsdelen op een bepaald hormoon per stressor variëren.

Hoe reageert het hart op stress? BulletPoints 3

  • Gedurende de stressreactie wordt het cardiovasculaire systeem geactiveerd: het hart slaat sneller, het bloed stroomt met meer kracht door de aderen en het hart klopt hierdoor krachtiger. Doordat de aderen zich ‘ontspannen’, kan er tevens meer bloed door de aderen, waardoor er een grotere zuurstoftoevoer is naar de spieren. Bij een tekort aan bloed zenden je hersenen tevens een seintje naar de nieren, om vocht in het systeem te krijgen. Na afloop van de stressor, wordt juist het parasympatische zenuwstelsel geactiveerd, waardoor het cardiovasculaire systeem tot rust komt.

  • De activatie van het cardiovasculaire systeem tijdens een acute stressor is erg nuttig. Dit systeem wordt echter ook geactiveerd wanneer men alleen maar aan de stressor denkt, wat schadelijke gevolgen kan hebben. Wanneer dit regelmatig of chronisch gebeurt, vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Door de regelmatige of langdurige activatie van het cardiovasculaire systeem treden er beschadigingen en slijtage op aan bijvoorbeeld te bloedvaten. Ook kunnen er verstoppingen optreden. Wanneer dit laatste het geval is, krijgt het hart in stressvolle perioden te weinig zuurstof aangeleverd, waardoor er pijn op de borst kan ontstaan.

  • Bij het veelvuldig voorkomen van stressoren, wordt het sympathische zenuwstelsel veelvuldig geactiveerd, terwijl het parasympatische zenuwstelsel veelvuldig uitgeschakeld wordt. Hierdoor wordt het voor het lichaam steeds lastiger om tot rust te komen.

  • Bij een sterke emotionele stressor, zoals het overlijden van een dierbare, is er een vergrote kans op een hartaanval. Doordat de allostatische balans uit balans raakt, heeft dit invloed op het hart. De soort emotie heeft hier geen invloed op, blijdschap of verdriet maakt dus niet uit, maar de heftigheid van de emotie, en dus de mate van disbalans, heeft wel effect.

  • Hartziekten komen tot op heden vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Toch lijkt er een trend te zijn waarbij het aantal vrouwen met hartziekten toeneemt, terwijl dit bij mannen vaak afneemt. Er wordt gedacht dat de toename bij vrouwen verklaard kan worden door een toenemende mate van obesitas en stress (vrouwen moeten tegenwoordig bijvoorbeeld niet alleen het huishouden doen en voor de kinderen zorgen, maar werken daarnaast ook).

  • De voodoodood is het overlijden ten gevolge van een voodoopop of beheksing. Hoewel we rationeel weten dat dit onmogelijk is, kan dit toch leiden tot de door van een persoon. Een verklaring hiervoor is dat de vervloekte persoon de hoop opgeeft, wat tot een overactieve vaguszenuw leidt. Hierdoor treedt er een steeds tragere hartslag op. Een andere verklaring is juist een overactief sympathisch zenuwstelsel. Zenuwen bij de vervloekte persoon leiden tot heftige vormen van stress, met hartziekten tot gevolg, waardoor de persoon overlijdt. Deze tweede verklaring is waarschijnlijk juist.

Wat is het effect van stress op diabetes en het metabolisme? BulletPoints 4

  • Bij een acute stresssituatie is er sprake van een directe energiebehoefte. Deze behoefte wordt vervuld met energie welke al in het lichaam aanwezig is (vanuit vet, de lever of ongebruikte spieren).

  • Voedsel wordt door het lichaam (maag en darmen) opgedeeld in verschillende bouwstoffen. Deze bouwstoffen worden vervolgens onder leiding van het hormoon insuline vervoerd naar de lichaamsdelen die ze nodig hebben. Wanneer er meer voedsel (en dus meer bouwstoffen) binnenkomen dan het lichaam nodig heeft, worden deze bouwstoffen opgeslagen.

  • Bij stressoren wordt het parasympatisch zenuwstelsel uitgeschakeld wat leidt tot een verminderde insulineafgifte. Door de glucocorticoïden worden er tevens geen bouwstoffen meer naar de vetcellen vervoerd. Door alle hormonen die vrijkomen bij de stressrespons worden de stappen van voedingsopslag op een omgekeerde volgorde uitgevoerd. Hierdoor komt de benodigde energie vrij. Deze energie wordt bijvoorbeeld gebruikt door de spieren, waardoor je snel kunt vluchten. Dit proces treedt echter niet in werking bij mensen met ziekten zoals het chronisch vermoeidheidssyndroom, waarbij er te weinig glucocorticoïden en/of epinephrine wordt aangemaakt.

  • Bij een regelmatige activatie van het stresssysteem kunnen er stofwisselingsproblemen ontstaan. Dit komt doordat het omzetten van bouwstenen in energie het lichaam ook veel energie kost. Hierbij worden eveneens proteïnen in de spieren omgezet in energie, waardoor de spiermassa (licht) afneemt.

  • Bij diabetes moet er, door extra toediening van insuline, voor gezorgd worden dat het insulinegehalte niet te ver daalt. Een te hoog insulinegehalte is echter ook niet goed, aangezien er dan een shock of coma kan ontstaan. In het geval van stress worden vetcellen minder gevoelig voor insuline. Dit leidt ertoe dat mensen, met name in het geval van jeugddiabetes (ontstaat door een insulinetekort), zich slecht voelen vanwege een insulinetekort. Er moet dan dus extra insuline worden toegediend. Wanneer de stressor echter ten einde is, is het echter lastig in te schatten hoeveel insuline er nodig is. De balans raakt dan verstoord. Bij insuline-resistente diabetes is er vaak sprake van wat oudere mensen die te kampen hebben met overgewicht. Doordat de vetcellen in het lichaam ‘vol’ zitten, worden overtollige vetcellen niet meer opgeslagen en worden vetcellen en spieren resistent tegen insuline. Doordat ook stress leidt tot minder responsieve vetcellen met betrekking tot insuline, is stress ook bij deze vorm van diabetes problematisch.

  • Er is sprake van een metabool syndroom wanneer er verschillende lichamelijke processen in het lichaam (zoals verhoogde bloeddruk, insulineweerstand of te veel of te weinig cholesterol) niet verlopen zoals het hoort. De aanwezigheid van het metabool syndroom voorspelt de kans op verschillende ziekten. Stress verhoogt de kans op het metabool syndroom, aangezien stress invloed heeft op de lichamelijke processen.

Wat is de relatie tussen stress, eetlust en maagzweren? BulletPoints 5

  • Er bestaat een relatie tussen stress en eten. Te weinig toegang tot voedsel en drinkwater leidt tot stress, het niet weten wanneer je toegang hebt tot voedsel of drinkwater is ook een stressor. Tevens is het bewust niet eten (bijvoorbeeld bij anorexia) een stressor. Behalve oorzaak, kan voedsel ook het gevolg zijn van stress. Tweederde van de mensen gaat meer eten ten gevolge van stress (hyperfagisch). De overige mensen eten juist minder (hypofagisch).

  • De eetlust tijdens de chemische stressrespons wordt onderdrukt door het sympathisch zenuwstelsel. Tegelijkertijd wordt de eetlust echter gestimuleerd door glucocorticoïden. Zij zorgen voor een verminderde werking van het eetlustremmende hormoon leptine. Tevens zorgen zij voor een drang naar voedsel dat rijk is aan zetmeel, suiker en vet. Het type stressor heeft invloed op de eetlust. Bij een kortdurende en/of frequente stressor is er vaker sprake van een verhoogde eetlust, terwijl de eetlust juist geremd wordt bij een stressor die dagen aanhoudt. Ook de hoeveelheid glucocorticoïden die wordt uitgescheden door het lichaam leidt tot ofwel een verhoogde, danwel een verminderde eetlust.

  • Na afloop van de stressor werken glucocorticoïden (waarvan de werking relatief traag op gang komt) nog een tijdje door. Dit is belangrijk, aangezien de energievoorraden in het lichaam moeten worden aangevuld. De vetcellen die echter in deze fase door glucocorticoïden worden aangestuurd, worden met name opgeslagen in de buik. Dit vergroot de kans op het metabool syndroom.

  • Tijdens stress wordt het verteringsproces van voedsel stopgezet, aangezien dit proces veel energie kost. De spijsvertering komt vervolgens weer op gang zodra het parasympatische zenuwstelsel wordt geactiveerd (na afloop van de stressor).

  • Er bestaan organische en functionele maagdarmstoornissen. De functionele stoornissen zijn zeer stressgevoelig. Een voorbeeld is het irritable bowel syndrome. Mensen met dit syndroom ervaren waarschijnlijk meer stressoren of de maag en darmen zijn overgevoelig voor stress. Tevens is het sympathisch zenuwstelsel bij deze patiënten vaak overactief. Er zijn echter ook onderzoeken die het verband tussen stress en dit syndroom niet aantonen.

  • Een zweer is een gat in de wand van een orgaan. Er bestaat een subtype dat zeer snel gevormd kan worden ten gevolge van een zeer grote stressor. Veruit de meeste zweren worden echter veroorzaakt door een bacterie.

  • Ten gevolge van stress wordt de beschermende laag op de maagwand dunner. Tijdens de stressor maakt dicht niet uit, aangezien het verteringssysteem dan wordt stopgezet. Wanneer men vervolgens direct na de stressor eet, is de maagwand nog steeds verdund, waardoor er eerder zweren kunnen ontstaan. De kans is helemaal groot wanneer er frequente stressoren zijn (terwijl de kans minder groot is bij één chronische stressor).

Hoe beïnvloed stress de groei? BulletPoints 6

  • Gebeurtenissen tijdens de zwangerschap en in de vroege kindertijd hebben invloed op de rest van het leven. Grote stressoren op jonge leeftijd kunnen bijvoorbeeld later een verhoogde kans op het ontwikkelen van een depressie geven. Tevens leidt weinig voedsel tijdens de zwangerschap tot een verhoogde kans op problemen gerelateerd aan het metabool syndroom. Ook veel stress bij de moeder tijdens de zwangerschap leidt tot problemen bij het kind. Doordat het kind tijdens de zwangerschap extra glucocorticoïden krijgt, zal het basisniveau van glucocorticoïden de rest van zijn of haar leven verhoogd zijn.

  • Stress tijdens de kinderjaren heeft ook zijn weerslag op groei. Aangezien het parasympatische zenuwstelsel stilligt tijdens de stressrespons, wordt de groei vertraagd. Groei vindt namelijk met name plaats in de rustfase van het lichaam. Soms kan stress er zelfs toe leiden dat het kind lilliputter wordt. Dit gebeurt enkel in heel extreme gevallen. Wanneer de (chronische) stressor verdwijnt, kan een dele van de groei worden ingehaald, maar het kind zal altijd achterblijven in groei en intelligentie.

  • Aanraking is zowel bij dieren als mensen een belangrijke component voor groei. Ratten die dagelijks geaaid en gelikt worden en couveusebaby’s die dagelijks geaaid worden groeien aanzienlijk meer en sneller. Het ontbreken van aanraking wordt door het lichaam opgevat als grote stressor.

  • Direct na afloop van een stressor worden er meer groeihormonen uitgescheden, terwijl er tijdens de stressor juist minder groeihormonen worden uitgescheden en het lichaam ook minder gevoelig wordt voor het groeihormoon.

  • Stressvolle rituelen gedurende de kindertijd (bijvoorbeeld vaccinaties, besnijdenis, blootstelling aan heftige temperaturen) hebben volgens onderzoek een negatief effect op de lengte die in de volwassen leeftijd wordt bereikt. Vonden deze rituelen echter voor het tweede levensjaar plaats, dan was er een (groter) positief effect op de volwassen lengte waar te nemen. Een oorzaak hiervoor is niet bekend.

  • Tijdens de volwassen leeftijd worden groeihormonen nog steeds (in mindere mate) uitgescheden. Deze hormonen zorgen dan met name voor herstel en botopbouw. Hierbij is ook calcium van belang. Stress (met name glucocorticoïden) beïnvloeden de calciumbalans. Hierdoor ontstaan er botproblemen. Mensen met het syndroom van Cushing hebben hier bijvoorbeeld last van.

Hoe beïnvloed stress de voortplanting? BulletPoints 7

  • Door met name fysieke stress neemt bij mannen de hoeveelheid van de hormonen LHRH, LH en FSH af, waardoor er veel minder testosteron wordt uitgescheden. Dit kan ook optreden bij psychologische stress.

  • Stress kan zijn weerslag hebben op seks. De ejaculatie bij de man treedt op, op het moment dat het sympathische zenuwstelsel volledig geactiveerd is en het parasympatische zenuwstelsel volledig is uitgeschakeld. Wanneer er sprake is van nervositeit of angstigheid voor het vrijen, wordt het sympathisch zenuwstelsel snel geactiveerd waardoor het lastig is een erectie te krijgen. Bij meer dan de helft van de mannen met erectieproblemen speelt dit soort problematiek. Er is dus geen sprake van een organische oorzaak. Bij het zorgen maken tijdens het vrijen is er sprake van een vroege wisseling van het parasympatisch naar het sympathisch zenuwstelsel, waardoor de ejaculatie vroegtijdig plaatsvindt.

  • Het autonome zenuwstelsel van hyena’s werkt waarschijnlijk tegengesteld aan dat van andere diersoorten. In tijden van stress treedt bij hyena’s juist een erectie op, terwijl dit bij andere diersoorten vaak niet meer lukt.

  • Stress heeft ook bij vrouwen invloed op het voortplantingssysteem. Vrouwen maken een kleine hoeveelheid testosteron aan, wat omgezet wordt in oestrogeen. In stressvolle situaties gebeurt dit niet, waardoor het niveau van mannelijke hormonen stijgt en het niveau van oestrogeen daalt. De kans op ovulatie wordt hiermee kleiner en de menstruatiecyclus raakt ontregeld. Soms stopt de cyclus. Stress kan er ook toe leiden dat een bevruchte eicel zich niet goed kan innestelen in de baarmoederwand, met een miskraam tot gevolg. Stress leidt bij vrouwen ook tot een verminderde seksdrift.

  • Psychologische factoren kunnen van invloed zijn op de vruchtbaarheid. Om hierbij te helpen zijn technieken als kunstmatige inseminatie en in vitro fertilisatie ontwikkeld. Dit soort technieken brengen echter ook veel stress met zich mee. Daarnaast is de succeskans niet heel groot. Wanneer de stress erg hoog is, wordt de kans van slagen kleiner.

  • Stress heeft niet alleen zijn weerslag op de vruchtbaarheid, maar kan ook de oorzaak zijn van een miskraam. Dit geldt ook voor dieren. Toch worden verreweg de meeste miskramen niet veroorzaakt door stress. Wanneer dit wel het geval is, ontstaat de miskraam door een verminderde bloedtoevoer van de moeder naar de foetus. Dit komt door de uitscheiding van (nor)epinephrine. Minder bloed leidt tot zuurstoftekort bij de foetus (hypoxia). Er zijn meerdere momenten van zuurstoftekort nodig om een miskraam te initiëren.

Welk verband houden stress, het immuunsysteem en ziekten? BulletPoints 8

  • Er bestaat een connectie tussen de hersenen en het immuunsysteem, doordat het autonome zenuwstelsel zenuwen aanstuurt om immuuncellen aan te maken. Tevens zijn de immuunweefsels gevoelig voor verschillende hormonen die door de hypofyse worden uitgescheden.

  • Het immuunsysteem beschermt het lichaam tegen virussen, bacteriën, schimmels en parasieten. Cellen die er niet hetzelfde uitzien als de lichaamseigen cellen worden aangevallen. Het immuunsysteem kan de structuur van vijandige cellen onthouden, om deze cellen in de toekomst sneller te kunnen aanvallen. Het immuunsysteem verdedigt zichzelf met witte bloedlichaampjes: lymfocyten (T- en B-cellen) en monocyten.

  • Een vijandige cel wordt eerst waargenomen door een monocyt (macrofaag). De T-helpercellen worden geactiveerd en vermenigvuldigen zich. Hierna worden ook de B-cellen geactiveerd om zich te vermeerderen. Deze cellen maken ene tegengif aan om de vijandige cel te immobiliseren en te vernietigen. De rest van het lichaam wordt gewaarschuwd voor de vijandige cel door cytokinen in de bloedstroom.

  • Bij een allergie valt het immuunsysteem een niet-vijandige cel aan. Bij auto-immuunziekten valt het immuunsysteem eigen cellen aan.

  • Er zijn twee vormen immuniteit: aangeleerd (zoals hierboven beschreven) en aangeboren. Bij aangeboren immuniteit wordt er direct bij de signalering van vijandige cellen een tegengif aangemaakt op de plek waar de vijandige cel het lichaam binnenkomt. Haarvaten laten los en cellen met macrofagen, neutrofielen en natuurlijke killercellen gaan direct naar de vijandige cel. Tevens wordt de vijandige cel aangevallen door een proteïnebevattende vloeistof: er ontstaat een ontsteking.

  • Stress onderdrukt zowel het aangeboren als aangeleerde immuunsysteem. Hierbij spelen glucocorticoïden een grote rol. In sommige gevallen leidt activatie van het immuunsysteem ook tot een activatie van het stresssysteem waardoor het immuunsysteem wordt onderdrukt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een infectie. Tijdens het eerste half uur van de stressrespons wordt het immuunsysteem versterkt waardoor er meer immuuncellen vrijkomen. Ongeveer een uur na aanvang van de stressreactie wordt het immuunsysteem pas onderdrukt. Na afloop van de stressreactie kan het immuunsysteem vrij snel herstellen tot normaal niveau.

  • Een te lange extra activatie van het immuunsysteem kan auto-immuunziekten ten gevolg hebben. Daarom is het van belang dat het stresssysteem tijdig de immuunrespons verlaagt, om dit te voorkomen.

  • Sociale relaties hebben een positieve invloed op de levensverwachting en op ziekte. Het ontbreken van of het hebben van weinig sociale relaties kan leiden tot eenzaamheid en heeft juist een negatief effect op de gezondheid.

  • Latente (verborgen) virussen zijn niet direct actief bij het binnentreden van het lichaam. De cellen kruipen in een aantal cellen en wachten op een bepaalde trigger. Bij activatie van zo'n virus vermenigvuldigt het zich en houdt het zich vervolgens weer schuil. Een voorbeeld is herpes. Tijdens zwakke momenten van het immuunsysteem slaan deze virussen vaak toe. Zo'n virus kan aan de hand van het glucocorticoïdengehalte meten wanneer het immuunsysteem verzwakt is.

  • Dieronderzoek heeft aangetoond dat het verloop van kanker beïnvloed kan worden door stress. Door stress groeien tumoren sneller. Dit is echter niet zonder meer naar mensen te generaliseren. Toch lijkt ook retrospectief onderzoek bij mensen aan te tonen dat stress de kans op kanker vergroot. Prospectief onderzoek onder mannen toonde aan dat stress gerelateerd aan depressie de kans op kanker verdubbelt. Bij andere bevolkingsgroepen is dit effect niet gevonden. Een direct bewijs voor het verband tussen stress en kanker bestaat niet.

  • Copingstrategieën zijn van invloed op het ziekteverloop. Mensen die optimistisch blijven tijdens kanker leven beduidend langer dan mensen die depressief worden. Een te positieve kijk op de ziekte, bijvoorbeeld in de trant van: 'ik kan kanker genezen door positief denken' is echter gevaarlijk: wanneer je toch zieker wordt kun je dit gaan zien als je eigen schuld.

  • Groepstherapie heeft een gunstig effect op het ziekteverloop.

Welke invloed heeft stress op de pijnperceptie? BulletPoints 9

  • Pijn ontstaat in receptoren die overal in ons lichaam verspreid zijn. Sommige pijnreceptoren geven enkel informatie over de pijn, andere receptoren geven informatie over zowel pijn als alledaagse waarnemingen. De receptoren sturen zenuwprojecties naar het ruggenmerg. Hierdoor kunnen signalen snel worden doorgestuurd, waardoor je bijvoorbeeld je hand weg kan trekken bij een vlam.

  • Zenuwprojecties zijn gedifferentieerd. Sommige projecties geven informatie over acute, plotselinge en scherpe pijn terwijl andere projecties informeren over langzame en constante pijn.

  • X en Y neuronen geven informatie over pijn. Het X neuron geeft informatie over pijn door aan de hersenen en het Y neuron is een interneuron, dat, bij stimulatie, zorgt voor een deactivatie van het X neuron.

  • De soort pijn heeft een functie: snelle pijn zorgt ervoor dat je in beweging komt, waardoor je je niet extra pijnigt, terwijl langzame pijn zorgt voor immobiliteit, waardoor genezing mogelijk is.

  • Allodynia is een aandoening waarbij de patiënt lang na het stoppen van een pijnstimulus nog steeds pijn ervaart. Ook kan pijn worden ervaren als reactie op een niet-pijnlijke stimulus.

  • De pijninterpretatie in de hersenen is subjectief. De emotionele beleving van pijn is onafhankelijk van de hoeveelheid pijn. De emotionele hersengebieden hebben ook invloed op de manier waarop het ruggenmerg op pijnprikkels reageert. De interpretatie van pijn door de hersenen wordt beïnvloed door stress.

  • Bij stressgerelateerde analgesie zorgt stress ervoor dat pijn in mindere mate of zelfs helemaal niet wordt gevoeld.

  • Bij het placebo-effect gata de gezondheid van de patiënt vooruit nadat de patiënt gelooft dat er een mecische procedure op hem of haar is uitgevoerd, ongeacht of deze procedure echt werkt. Dit effect kan worden verklaard doordat je lichaam in zo'n situatie opioïden vrijlaat.

  • Stressgerelateerde hyperalgesie is dat pijn door stress niet verergert, maar als aangenaam wordt ervaren. De pijn zit hierbij 'tussen de oren'.

  • Bij fibromyalgie hebben mensen een beduidend verminderde pijntolerantie en hebben ze gevoelige plekken over het gehele lichaam. Doktoren kunnen hierbij echter niets vinden. Er zijn wel abnormaal hoge activatieniveaus in hersendelen die de emotionele vaststelling van pijn reguleren.

Hoe werkt het geheugen onder invloed van stress? BulletPoints 10

  • In het lange termijngeheugen ligt informatie opgeslagen die je niet direct nodig hebt. Deze kennis heb je desgevraagd paraat. Een deel van dit geheugen is gereserveerd voor informatie uit de verre kindertijd. Bij dementie is het lange termijngeheugen vaak beschadigd, terwijl het deel met informatie uit de kindertijd intact blijft.

  • In het korte termijngeheugen bevindt zich informatie die je maar even hoeft te onthouden.

  • Het expliciete of declaratieve geheugen bevat herinneringen over feiten en gebeurtenissen. Je bent je bewust van deze informatie.

  • Het impliciete geheugen, met het procedurele geheugen als onderdeel, omvat vaardigheden en gewoontes. Handelingen die eerst in het expliciete geheugen worden opgeslagen, gaan vaak over naar het impliciete geheugen als de kennis onbewust kan worden uitgevoerd.

  • De cortex en hippocampus zijn belangrijke hersenstructuren bij de opslag en het terughalen van herinneringen. Bij een patiënt met de ziekte van Alzheimer zijn deze structuren beschadigd.

  • Bij patiënt H.M. werd in verband met epilepsie de hippocampus weggehaald. Hierdoor kon hij geen korte termijnherinneringen meer omzetten in lange termijnherinneringen. Het impliciete geheugen bleef echter intact.

  • Geheugen in informatie wordt opgeslagen in neuronale netwerken. De eerste laag neuronen bestaat uit neuronen die elk één feit 'weten'. De volgende laag neuronen omvat informatie van een aantal neuronen uit de eerste laag.

  • Leren en opslag van informatie is het versterken van takken van een neuronaal netwerk. Dit komt tot stand doordat een neuron chemische boodschappers (neurotransmitters) uitzendt. Deze neurotransmitters gaan naar de synaps, waarbij de boodschap wordt doorgegeven van het ene neuron naar het andere.

  • Glutamaat is een neurotransmitter in de hippocampus en de cortex. Deze neurotransmitter is zeer gevoelig en is belangrijk voor het geheugen. De synapsen voor glutamaat zijn nonlineair in hun functie, wat inhoud dat het neuron pas actief wordt nadat de hoeveelheid uitgescheden neurotransmitter over een bepaalde drempel heengaat.

  • De optimale vorm van stress (stimulatie) ontstaat door korte termijnstressoren. Hierdoor verbetert het geheugen. Dit wordt veroorzaakt door een korte activatie van het sympatische zenuwstelsel. waardoor de hippocampus alerter wordt. Daarnaast leidt activatie van het sympatisch zenuwstelsel voor een snellere bloedstroom, waardoor de hersenen van meer bloed worden voorzien.

  • De omgekeerde-U-relatie is het feit dat kortdurende stress een positief effect heeft op het geheugen, terwijl langdurende stress juist een negatieve uitwerking op het geheugen heeft.

  • Bij het Cushingsyndroom worden tumoren ontwikkeld die zorgen voor een veel te hoge uitscheiding van glucocorticoïden. Hierdoor kan Cushingoïde dementie ontstaan. De grootste problemen doen zich voor in het expliciete geheugen.

  • Langdurige stress beschadigt de hippocampus. Dit komt doordat (1) stress ervoor zorgt dat de neuronen in de hippocampus niet meer werken, (2) de amygdala sterk wordt geactiveerd en de hippocampale functie verstoort, (3) neuronale netwerken worden ontkoppeld, (4) zich geen nieuwe neuronen vormen en (5) hippocampale neuronen worden bedreigd door glucoseafname.

Hoe wordt de nachtrust beïnvloed door stress? BulletPoints 11

  • Tijdens de slaap is het brein op sommige plaatsen actiever dan tijdens wakkere staat. Op deze manier worden bijvoorbeeld herinneringen opgeslagen.

  • Er bestaan verschillende soorten slaap: oppervlakkige slaap (slaapfases 1 en 2), diepe slaap (slaapfases 3 en 4 ofwel slow wave sleep) en REM slaap (droomslaap). Gedurende de nacht maak je meerdere slaapcycli door, waarbij alle soorten slaap aan bod komen. De hersenactivatie verschilt per type slaap. Zo is er gedurende de REM slaap een toename in hersenactiviteit waar te nemen.

  • Slaap is noodzakelijk voor overleving.

  • De stressrespons is uitgeschakeld gedurende de slaap. De hormoongehalten van CRH, ACTH en glucocorticoïden stijgen ongeveer een uur voor het ontwaken. CRH is verantwoordelijk voor een wakker gevoel. Doordat een stressor CRH activeert, is het dus niet gek dat je last krijgt van slapeloosheid ten gevolge van stress.

  • Onvoorspelbaarheid (niet weten hoe lang je mag slapen) heeft een grote nadelige invloed op de slaap, doordat de stresshormonen waarschijnlijk de hele nacht verhoogd zijn.

Hoe beïnvloeden stress, veroudering en sterfte elkaar? BulletPoints 12

  • Ouder worden en succes gaan voor bijna iedereen hand in hand. Met het ouder worden verbetert ook de kwaliteit van sociale relaties, terwijl de hoeveelheid sociale relaties afneemt. Daarnaast ervaren mensen met het ouder worden minder en kortere negatieve emoties, zijn de gelukkiger en zien ze zichzelf als gezonder.

  • Ouderdom en stress gaan lastig samen. Verschillende functies werken minder goed ten gevolge van stress. Daarnaast wordt de stressrespons indien nodig onvoldoende geactiveerd.

  • Verschillend onderzoek laat zien dat ouderen minder goed reageren op verschillende uitdagingen onder invloed van stress. Dit geldt bijvoorbeeld voor cognitieve taken. temperatuuraanpassing en energie- en voedingsstoffentoevoer naar de hersenen.

  • Stress lijkt ook invloed te hebben op het verouderingsproces bij dieren.

  • De hoeveelheid glucocorticoïden wordt slechts op enkele plekken in het lichaam gemeten, waaronder in de hippocampus. Wanneer hippocampale neuronen door veroudering beschadigd raken, kunnen de glucocorticoïdeniveaus niet goed meer worden gemeten, waardoor er extra glucocorticoïden worden uitgescheden, wat weer leidt tot beschadiging aan de hippocampus.

Wat wordt verstaan onder psychologische stress? BulletPoints 13

  • Het is belangrijk om frustratie te kunnen uiten in het geval van stress. Door zich alleen het uiten van frustratie voor te stellen, kunnen mensen hun stressrespons al afzwakken.

  • De stressrespons neemt ook af wanneer men sociale steun krijgt. Mensen in sociale isolatie hebben bijvoorbeeld een extreem actief sympatisch zenuwstelsel en mensen in een minderheidsgroep hebben een grotere kans op het ontwikkelen van ziekte.

  • Voorspelbaarheid is tevens een stressreducerende factor. Wanneer je weet wanneer de stressor plaats gaat vinden, is de impact minder groot. Hierbij gelden wel een aantal kanttekeningen: wanneer je gewaarschuwd wordt voor eenheel onwaarschijnlijke stressor of juist een niet te vermijden, alledaagse stressor, heeft dit weinig impact. Ditzelfde geldt wanneer je zeer kort of juist zeer lang voor aanwang van de stressor wordt gewaarschuwd. Voorspelbaarheid van een zeer heftige stressor kan juist voor een grotere stressrespons zorgen. Dit geldt ook indien de waarschuwing die je krijgt dermate vaag is, dat je niet goed weet wat je kunt verwachten.

  • Daarnaast zorgt ook de hoeveelheid van controle voor de heftigheid van de stressor: hoe meer controle je hebt, hoe minder heftig de stressor is. Het gaat hier wel om vrijwillige controle. Wanneer je denkt controle te hebben over een stressor, maar dit in werkelijkheid niet hebt, leidt dit echter tot een grotere stressrespons.

  • Wanneer je het gevoel hebt dat de stressvolle situatie verbetert, leidt dit tot een kleinere stressrespons.

  • Bij een interne locus of control schrijf je gebeurtenissen toe aan jezelf, terwijl je bij een externe locus of control gebeurtenissen juist toeschrijft aan de omgeving. Mensen met een interne locus of control zullen dus vaker een grotere stressrespons ervaren, aangezien zij zichzelf als oorzaak van de stressor zien.

In welke zin kan stress leiden tot depressie, en andersom? BulletPoints 14

  • Vijf tot twintig procent van de mensen krijgt ten minste één depressie. Het aantal mensen dat hiermee te maken krijgt groeit.

  • Anhedonie (dysforie) betekent dat men moeite heeft met het inzien van plezier in het leven. Dit is een kenmerk van depressie.

  • Bij iedereen wisselt de stemming gedurende de dag. Bij mensen met een depressie hebben de negatief geladen stemmingen de overhand. Bij een grote depressie ervaren mensen regelmatig gevoelens van wanhoop.

  • Soms krijgen mensen met een depressie te maken met wanen. Er is dan sprake van verergering: mensen schatten dingen in als erger dan ze in werkelijkheid zijn.

  • Cognitief therapeuten zien de depressie als denkstoornis in plaats van als emotionele stoornis, omdat patiënten een negatievere kijk hebben op het leven.

  • Psychomotorische retardatie is een ander kenmerk van depressie. Dit houdt in dat je langzamer spreekt en beweegt. Elke handeling kost de patiënt enorm veel energie en concentratie.

  • Veel mensen met een depressie hebben te maken met vegetatieve symptomen. Ze slapen minder lang en hebben een verminderde eetlust.

  • Bij een heftige depressie is er vaak sprake van een verhoogd glucocorticoïdengehalte. Dit kan nadelige effecten hebben op het geheugen, aangezien het de hippocampus beschadigt.

  • Er bestaan verschillende soorten depressie: 1. unipolaire depressie (humeur verandert tussen zeer depressief en normaal) en 2. bipolaire depressie (humeur verandert tussen zeer depressief en manisch). Daarnaast kunnen mensen ook last hebben van een seizoensgebonden depressie.

  • Het lijkt erop dat mensen met een depressie chemische problematiek ervaren. Het lijkt zo te zijn dat de niveaus van de neurotransmitters norepinephrine, serotonine en dopamine abnormaal zijn. Antidepressiva (zoals tricycliden en MAO-remmers) zorgen ervoor dat neurotransmitters langer in de synaps verblijven, waardoor ze het postsynaptisch neuron meerdere keren kunnen activeren. Het is overigens onduidelijk welke neurotransmitter de belangrijkste rol speelt bij een depressie. Daarnaast is nog onbekend over er sprake is van een overschot of juist van een tekort van de eerder genoemde neurotransmitters.

  • De hypothalamus is een hersenstructuur die zich bezighoudt met vitale levensprocessen. Daarnaast scheidt de hypothalamus hormonen uit en stuurt de structuur het autonome zenuwstelsel aan.

  • Het limbisch systeem is een hersenstructuur dat de emoties aanstuurt.

  • De cortex houdt zich bezig met abstracte cognities, filosofie en praktische herinneringen. De anterior cingulate cortex lijkt verantwoordelijk te zijn voor negatieve emoties. Deze structuur is met name gevoelig voor pijn. In geval van depressie is de activatie van deze structuur in rusttoestand verhoogd. Ook de amygdala, betrokken bij angstreacties, is bij mensen met een depressie hyperactief.

  • De unipolaire depressie komt bij vrouwen vaker voor dan bij mannen. In het geval van een bipolaire depressie hebben vrouwen ook vaker een depressieve periode. Een verklaring hierover ligt hem erin dat vrouwen langer nadenken over (negatieve) gebeurtenissen en daar graag over praten, terwijl mannen eerder afleiding zoeken. Een andere verklaring stelt dat depressie het gevolg is van een gebrek aan macht en controle. In de huidige maatschappij is de vrouw vaak minder machtig en heet de vrouw vaak minder controle dan de man. Een derde theorie gaat er vanuit dat mannen en vrouwen even vaak een depressieve periode meemaken, maar dat mannen dit minder vaak uiten. Waar alle theorieën aan voorbijgaan is dat de bipolaire depressie bij mannen en vrouwen even vaak voorkomt. Daarnaast hebben vrouwen een groter risico op het ontwikkelen van een depressie tijdens de menstruatie, de menopauze en vlak na de bevalling. Dit komt waarschijnlijk door schommelingen in de hormoonhuishouding.

  • Er bestaat een verband tussen stress en depressie. Mensen die vatbaar zijn voor depressie ervaren een gebeurtenis bijvoorbeeld sneller als stressvol. Het is daarnaast echter zo dat mensen die in hun leven veel stress hebben meegemaakt vatbaarder zijn voor het ontwikkelen van een depressie.

  • De kans op een depressie wordt groter wanneer iemand vier depressies heeft meegemaakt. De kans op een depressie kan door de genetische make-up van een persoon worden vergroot, maar alleen in een stressvolle omgeving.

  • Er kan gesteld worden dat een verhoogd glucocorticoïdengehalte de kans op een depressie vergroot. Dit wordt veroorzaakt door een te sterk stresssignaal vanuit de hersenen. Bij een atypische depressie is er echter sprake van een verlaagd gluccorticoïdengehalte. Bij deze vorm van depressie is er met name sprake van psychomotore problematiek, waardoor de patiënt uitputting ervaart.

  • Een depressie die lange tijd aanhoudt en samengaat met een sterk verhoogd glucocorticoïdengehalte, kan leiden tot een steeds kleinere hippocampus. Dit is permanent.

  • Medicatie gericht op vermindering van de hoeveelheid is gevaarlijk, aangezien een tekort aan glucocorticoïden ook gevaarlijk is.

  • Bij aangeleerde hulpeloosheid ontbreekt de motivatie om met de stressor om te gaan, door blootstelling aan eerdere stressoren waarover geen controle was.

  • Stress tijdens de kindertijd vergroot de kans op een depressie in de volwassenheid.

  • Stress lijkt met name een factor te zijn die mensen kwetsbaar maakt voor het ontwikkelen van een depressie. Er is echter geen directe link tussen stress en depressie (niet iedereen die veel stress ervaart wordt namelijk depressief).

Wat hebben persoonlijkheid, temperament en stress met elkaar te maken? BulletPoints 15

  • Persoonlijkheidstypen die leiden tot stressgerelateerde ziekte zijn onderwerp van veel onderzoek. Er bestaat echter onenigheid in de interpretatie van de resultaten. Het is dus nog maar de vraag of bepaalde persoonlijkheidskenmerken direct leiden tot stressgerelateerde aandoeningen, of dat er een biologische verklaring is.

  • Stress beïnvloedt psychiatrische stoornissen. Dit geldt bijvoorbeeld in het geval van angststoornissen. Bij een angststoornis is er sprake van een overdreven angstreactie. Deze mensen schatten de kans op een heftige gebeurtenis te hoog in en proberen hun copingrespons keer op keer te activeren. Dit leidt tot het chronisch ervaren van stress.

  • Een verhoogd (nor)epinephrinegehalte duidt op een poging tot coping. Een verhoogd glucocorticoïdengehalte wijst erop dat iemand dit stadium voorbij is en de hoop heeft opgegeven. Bij rattenonderzoek wees dit laatste op de aanwezigheid van een depressie.

  • De meeste angsten zijn aangeleerd in een leerproces waarbij bepaalde dingen worden geassocieerd met een trauma. Wanneer dingen die hierop lijken ook tot de angstreactie leiden, is er sprake van generalisatie.

  • Onbewust, impliciet en conditionerend leren gebeurt doordat je lichaam een stressrespons in werking zet in een mogelijke angstsituatie. Het lichaam start deze respons nog voordat je je bewust bent van de situatie.

  • De amygdala is verantwoordelijk voor het onthouden van een stressreactie in een angstige situatie. De informatie verkrijgt hiervoor informatie van de zintuigen en het autonome zenuwstelsel. Deze informatie kan de amygdala ertoe aan te zetten de angstrespons te activeren. Er is sprake van een cirkel: de amygdala activeert het sympathisch zenuwstelsel en het sympathisch zenuwstelsel activeert de amygdala.

  • Bij een angststoornis ervaren mensen bedreigingen die anderen niet ervaren. Er is sprake van een hyperreactieve amygdala.

  • Mensen met een type A persoonlijkheid hebben de volgende persoonlijkheidskenmerken: competitief, vijandig, ongeduldig en prestatiegericht. De karaktertrek 'vijandigheid' leidt tot een vergrote kans op hart- en vaatziekten. Daarnaast vergroot vijandigheid ook de kans op andere ziekten. Een verklaring hiervoor is dat onzekerheid ten grondslag ligt aan vijandigheid. Het niet uiten van woede vergroot de kans op hart- en vaatziekten ook.

  • Mensen met een type A persoonlijkheid zien de omgeving sneller als bedreigend, waardoor er sneller sprake is van een copingrespons. Er is hierbij sprake van vijandige coping, waarbij de stressrespons wordt geactiveerd.

  • Mensen die zich als gelukkig, succesvol en getalenteerd omschrijven (en dit ook zijn) hebben een chronisch geactiveerde stressrespons. Dit komt doordat hun persoonlijkheid onderdrukkend van aard is. Deze mensen zijn bang voor sociale afkeuring en hebben moeite met emoties. Doordat deze mensen proberen een wereld zonder stressoren te creëren, ervaren zij juist chronisch een stressrespons.

Hoe ziet plezier er biologisch uit en hoe heeft stress hier invloed op? BulletPoints 16

  • De 'plezierweg' in het brein maakt gebruik van dopamine. Er bestaat met name een samenhang tussen dopamine en de anticipatie op beloning. Wanneer er meestal, maar niet altijd een beloning volgt stijgt het dopaminegehalte nog verder (intermittent reinforcement). Naast dopamine spelen opioïden waarschijnlijk ook een rol.

  • Het dopaminegehalte wordt maximaal wanneer een gemiddelde stijging van het glucocorticoïdengehalte niet heel lang aanhoudt.

  • Sommige mensen zoeken regelmatig situaties op die stressvol kunnen zijn. Hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk: 1. deze mensen scheiden minder dopamine af, 2. de dopaminereceptoren zijn minder gevoelig, 3. de dopaminestijgingen bij deze mensen zijn groter, waardoor zij meer plezier ervaren of 4. de dopamineniveaus dalen sterk, waardoor deze mensen een grotere uitdaging nodig hebben om hun niveaus weer op te krikken.

  • Bij verslaving word je in zekere mate gedwongen middelen in te nemen, terwijl je je bewust bent van de negatieve effecten. Verslavende middelen verschillen over het algemeen erg in werking. Alle verslavende middelen hebben echter één overeenkomst: ze werken stimulerend op de vrijlating van dopamine. Met name cocaïne doet dit sterk. Om in de toekomst dezelfde mate van plezier te beleven, heb je daarnaast meer van het verslavende middel nodig. Het is dus zo dat er telkens een grotere dopamineafgifte nodig is.

  • Onderzoek onder ratten heeft aangetoond dat bij ratten die onthouden worden van een voor hen verslavend middel enorm veel CRH aanmaken. Dit hormoon wordt gerelateerd aan angst.

  • Bij context-afhankelijke terugslag raakt iemand opnieuw verslaafd wanneer de persoon in een bepaalde omgeving komt, welke hij of zij associeert met de vroegere verslaving.

  • Drugsgebruik leidt tot minder stresservaringen. Met name alcohol is hier sterk in. Dit komt doordat de activatie van het sympathisch zenuwstelsel en de CRH-gerelateerde angst vermindert. Daarnaast leiden verdovende middelen tot een andere cognitieve beoordeling van de stressor: de stressor wordt minder vaak als stressor ervaren. Daarnaast worden stressoren minder vaak opgemerkt. Wanneer het gehalte van het verdovende middel echter daalt, ontstaat er juist angst. Dit duurt doorgaans langer dan het plezier dat iemand aan het gebruik beleeft. Dit leidt er vaak toe dat iemand snel nog meer van het verdovende middel gebruikt.

  • Stress vergroot de kans op het gebruik van verdovende middelen en terugval. Dit vindt alleen plaats wanneer de stressor vlak voor de blootstelling aan drugs plaatsvindt (korte termijnstress). Wanneer iemand al verslaafd is, leidt stress ook tot een vergrote mate van drugsgebruik. Dit komt doordat stress het glucocorticoïdegehalte verhoogd, waardoor het dopaminegehalte daalt.

Wat is het verband tussen ziekte en rangordes en armoede? BulletPoints 17

  • In de dierenwereld zijn rangorden belangrijk. Apen die in een lage rangorde zitten, hebben een hoger glucocorticoïdengehalte in rusttoestand. Bij bijna alle dieren geldt dat een chronisch geactiveerde stressrespons een kenmerk is van een lage plek in de rangorde. Bij sommige dieren is dit juist niet zo. Zo hebben honden juist een hoger glucocorticoïdengehalte wanneer zij dominant zijn.

  • De dominantiehiërarchie is in de dierenwereld van belang voor de stressreactie. In een stabiele hiërarchie hebben dominante dieren voordelen van hun positie, zij hebben namelijk controle en voorspelbaarheid. Bij een instabiele hiërarchie gaat het echter mis, aangezien de dominante dieren het meest te verliezen hebben. Hun gezonde stressrespons wordt daardoor een ongezonde respons.

  • Deze rangen en positie vinden we ook bij mensen. Onderzoek wijst uit dat mensen in een hogere rang minder last hebben van stress aangezien zij de controle hebben. Mensen in het middenkader met een functie met hoge taakeisen en veel verantwoordelijkheid, maar weinig controle, hebben de grootste kans op stressgerelateerde ziekten.

  • Leven in armoede leidt vaak tot fysieke stress. Deze mensen doen vaak fysiek en niet ongevaarlijk werk en hebben vaak niet de middelen gezondheidsbevorderende aankopen te doen. Daarnaast heeft deze groep mensen vaak minder controle en is het leven voor hen vaak minder voorspelbaar. Ook werkloosheid of de dreiging daarvan heeft in deze groep mensen negatieve effecten op de gezondheid. Mensen die te maken hebben met armoede hebben meestal een weinig efficiënte copingstrategie. Ze ervaren vaak minder sociale steun. Er kan worden gesteld dat een lagere sociaal-economische status samenhangt met de aanwezigheid van chronische stress. Dit geldt zelfs voor kinderen in dit milieu.

  • In de Westerse landen is er bij mensen met een lage sociaal-economische status vaker sprake van overgewicht. Ze eten vaker ongezond en hebben onvoldoende middelen om bijvoorbeeld ene sportschool te bekostigen.

  • Arm zijn en je arm voelen vallen niet altijd samen. De hoeveelheid stress die een persoon ervaart hangt samen met hoe hij of zij de eigen sociaal-economische status beleeft. Mensen die zich arm voelen (dit heft dus niet per se zo te zijn) hebben een grotere kans op een minder goede gezondheid.

  • Het subjectieve gevoel over de sociaal-economische status hangt af van het onderwijs, de positie van het beroep, de tevredenheid over de leefstandaard en de toekomstige financiële zekerheid. De laatste twee hebben de grootste invloed op de perceptie die een persoon heeft over de eigen sociaal-economische status. Het gevoel van arm-zijn wordt ook bepaald door de omgeving: met wie vergelijkt de persoon zich?

  • In een maatschappij met meer gelijke inkomens hebben de rijken en armen beiden een betere gezondheid dan wanneer er grote inkomensverschillen bestaan.

  • De 'social capital' zegt iets over het bestaan van sociale bronnen in moeilijke tijden. Dit bestaat met name op het niveau van de maatschappij en omvat bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Wanneer de inkomens in een maatschappij meer ongelijk zijn, is er minder sprake van social capital. De algemene gezondheid is vaak lager en het sterftecijfer hoger. Teveel social capital is echter ook niet wenselijk, omdat iedereen dan meegaat met de massa.

Op welke manieren kan omgegaan worden met stress? BulletPoints 18

  • Ouderen scheiden door beschadiging van hippocampale neuronen teveel glucocorticoïden uit. Deze toename in uitgifte leidt vervolgens tot verdere beschadiging van deze neuronen.

  • Mensen die zeer oud zijn zien zichzelf als succesvol in het ouder worden. Zij zien zichzelf vaker als gezonder dan leeftijdsgenoten en hebben kwalitatief goede netwerken. Mensen die op latere leeftijd het gezondste waren en het langste leefden lieten al voor hun vijftigste levensjaar gezonde kenmerken zien (niet roken en weinig drinken, geen overgewicht, goed huwelijk, goede copingmechanismen etc.).

  • Mensen met een interne locus of control zijn beter opgewassen tegen aangeleerde hulpeloosheid. Deze mensen zien zichzelf als creator van hun eigen toekomst. Het gevoel van controle is bij deze mensen sterker dan bij mensen met een externe locus of control.

  • Om langer te leven is het van belang om genen te erven die tot betere copingstijlen leiden en om op te groeien bij ouders met een goede sociaal-economische status. Toch zegt dit niet alles. De copingmechanismen die iemand gebruikt kunnen veranderen, bijvoorbeeld door biofeedbacktraining. Bij deze training wordt de persoon geconditioneerd om lichamelijke kenmerken te verbeteren (hartslag, bloeddruk etc.). De fysieke omgang met stress kan zo worden geregeld. De psychologische stressrespons kan veranderen door bijvoorbeeld sociale steun of een groter gevoel van controle.

  • Mensen blijken goed in staat tot zelfmedicatie. Het medicatiegebruik neemt hierdoor ook af. Dit komt door het gevoel van controle en zekerheid dat patiënten ervaren.

  • Lichaamsbeweging werkt goed tegen stress. Zo verkleint lichaamsbeweging de kans op metabole en hart- en vaatziekten. Daarnaast voelen mensen zich beter als ze regelmatig sporten. Lichaamsbeweging heeft echter maar tijdelijke effecten. De humeursverbetering vindt voor een paar uren na de lichamelijke activiteit klaar. Voor deze uren ben je ook minder vatbaar voor stress, daarna verandert dit weer in het normale niveau. Lichaamsbeweging werkt ook alleen stressreducerend wanneer de persoon in kwestie daadwerkelijk wil bewegen.

  • Meditatie heeft ook gunstige gezondheidseffecten. Dit heeft een verlagend effect op de glucocorticoïdenniveaus en heeft invloed op het sympathische systeem. Of deze effecten blijvend van aard zijn, is nog onbekend.

  • Voorspellende informatie kan stressreducerend werken, maar alleen als het van toegevoegde waarde is. Informatie over onvermijdelijke gebeurtenissen of informatie zeer kort voor de gebeurtenis kan juist stressverhogend werken.

  • Ook controle kan een positieve bijdrage leveren. Over het algemeen geldt echter wel dat hoe desastreuzer een stressor is, hoe minder goed het is om controle te hebben over de uitkomst. Bij milde stressoren werkt het gevoel van controle het beste.

  • Sociale steun kan ertoe leiden dat bepaalde situaties als minder stressvol worden ervaren, maar toch is dit niet altijd de juiste oplossing. Sociale steun van onbekenden of een intieme band met een persoon die je onderdrukt kan juist tot extra stress leiden. Naast sociale steun ontvangen kan ook het geven van sociale steun een positief gevoel geven.

  • Onderzoek wijst uit dat het uitoefenen van religie en bidden het aantal ziekten verlaagt. Dit geldt eveneens voor het sterftecijfer ten gevolge van ziekte. Deze uitkomsten zijn wel omstreden.

  • De copingstijl die je toepast kan in de ene situatie beter werken dan in de andere situatie. Kunnen schakelen tussen verschillende copingstijlen Ook kunnen schakelen tussen de locus van control (intern en extern) is belangrijk.

  • Over het algemeen kan worden gesteld dat tachtig procent van de stressreductie bereikt wordt door de eerste twintig procent van de moeite die je doet voor stressreductie.

Check page access:
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.