Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (1)


Vragen

Casus 1

Uitspraak 3 november 2015
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Hengelo, zittingsplaats Hengelo, van 15 december 2012, in de strafzaak tegen Erik Schoenmaker, geboren te Urk op 10 mei 1956.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N.K. Ravolkovic, advocaat te Vriezenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal L.K. Lievendal heeft geconcludeerd (..) .

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte dan wel bewijsuitsluiting op onjuiste gronden, althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.

2.2.1.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen: "De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De politie heeft bij de aanhouding van de verdachte gehandeld in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: de Ambtsinstructie) door bij die aanhouding gebruik te maken van vuurwapens. Het hof is van oordeel dat het gebruiken van vuurwapens bij de aanhouding van verdachte inderdaad in strijd was met de Ambtsinstructie. Verdachte had immers voordat hij wegvluchtte zijn rijbewijs aan de verbalisanten getoond, waardoor zijn identiteit bij de verbalisanten bekend was. De verbalisanten hebben niet geschoten ter afwending van dreigend gevaar. Zij hebben de verdachte, nadat hij met een personenauto op een verbalisant was ingereden, immers achternageschoten. Het hof is echter van oordeel dat het handelen van de verbalisanten in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Het hof komt reeds hierom niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar-ministerie, zoals door de raadsman is bepleit. Evenmin zal dit handelen tot bewijsuitsluiting leiden. Bovendien heeft verdachte zichzelf in de situatie gebracht dat de politie zich genoodzaakt voelde om een vuurwapen te gebruiken, door weg te rennen terwijl hij door een verbalisant onder schot werd gehouden."

Vraag 1a

Het Hof oordeelt dat het handelen in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim oplevert in de zin van art. 359a Sv. Is dit oordeel juist? Rechtsvraag: is handelen in strijd met art. 7 Ambtsinstructie een “vormverzuim” i.d.z.v. art. 359a Sv?

Vraag 1b

Stel: het handelen in strijd met de Ambtsinstructie levert wel een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv op.

Aan de hand van welk criterium moet in dat geval naar geldend recht worden beoordeeld of het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard? Is aan dit criterium voldaan?

Rechtsvraag: wat is naar geldend recht het criterium aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of het OM n-o moet worden verklaard ihkv 359a Sv? Is daaraan voldaan?

Vraag 2

Stel: De raadsman heeft in hoger beroep nog een verweer gevoerd: ‘Tot mijn verbazing zie ik hier mr. Havinkga achter de tafel. Mijn cliënt en ik hebben U in deze zaak namelijk al eerder gezien. U heeft als rechter-commissaris in deze zaak nog de voortgang van het onderzoek beoordeeld. Twee jaar geleden, nadat de voorlopige hechtenis van cliënt was opgeheven, heb ik dat verzoek tot U gericht, omdat ik niet begreep waarom het Openbaar Ministerie zo treuzelde. U heeft ons toen laten weten dat U voor zichzelf geen taak zag, omdat het opsporingsonderzoek al was afgerond. Ik stel mij op het standpunt dat U zowel op grond van de wettelijke regeling als op grond van art. 6 EVRM niet aan de berechting kunt deelnemen.’

Beoordeel of deelname van mr. Havinkga aan de berechting in hoger beroep in overeenstemming is met zowel de eisen die het EHRM stelt aan de onpartijdigheid van de rechter als de regeling in het Wetboek van Strafvordering.

Twee vragen: is het beoordelen van de voortgang van het opsporingsonderzoek (art. 180 lid 2 Sv) en het nadien als zittingsrechter deelnemen aan de berechting in overeenstemming met de EHRM-eisen tav onpartijdigheid resp. de Nederlandse wettelijke regeling?

Vraag 3a

Stel, anders dan hiervoor, dat Erik Schoenmaker niet wordt vervolgd door het OM. Stel daarnaast dat Karel Egtenaard, de verbalisant waar Erik Schoenmaker op inreed, kan worden beschouwd als ‘slachtoffer’ in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Hij beklaagt zich er bij het Openbaar Ministerie over dat het feit niet vervolgd wordt als een poging tot doodslag. Hij zou zich in een strafvervolging ter zake van poging tot doodslag willen voegen als benadeelde partij, om een vergoeding te krijgen voor de schrik die hij kreeg toen Erik Schoenmaker met de auto op hem inreed. Maar het Openbaar Ministerie blijft weigeren; een veroordeling wegens poging tot doodslag is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie niet haalbaar. Karel overweegt om naar het Gerechtshof te gaan om zich te beklagen over het niet vervolgen van dit strafbare feit. Maar zijn dochter Lisa, die rechten studeert, raadt hem dit af: ‘Het bewijs is te zwak, pa. Je zou eerst voor elkaar moeten krijgen dat de rechter-commissaris die collega van jou als getuige hoort. Als die daar zou vertellen hoe kantje boord het was, en dat je voor hetzelfde geld dood was geweest, zou je een kans hebben.’

Kan Karel naar geldend recht bewerkstelligen dat de rechter-commissaris zijn collega-verbalisant als getuige hoort?

Vraag 3b

Zou Karel, als het Gerechtshof uiteindelijk wel een bevel tot strafvervolging ter zake van poging tot doodslag zou geven, zich bij de daaropvolgende berechting mogen uitlaten over de vraag of de rechter tot een bewezenverklaring zal moeten komen als het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel inzake het spreekrecht zou zijn aangenomen en in werking getreden?

Vraag 4

Stel: Karel negeert het advies van zijn dochter, en beklaagt zich wel bij het Hof. Dat beveelt de vervolging van Erik Schoenmaker ter zake van poging tot doodslag. Het Hof meent dat het proces-verbaal dat door de collega van Karel is ondertekend, waarin deze zelfstandig verslag doet van de wijze waarop Erik Schoenmaker op Karel inreed, vervolging ter zake van dit delict rechtvaardigt. De advocaat van Erik Schoenmaker verzoekt de rechter-commissaris vervolgens op grond van art. 182 lid 1 Sv om het verhoor van de collega van Karel. Die collega, Tim Pietersveen, die inmiddels ontslag heeft genomen bij de politie, is tijdens dat verhoor een stuk minder zeker van zijn zaak als op papier leek: ‘Het is misschien een beetje overtrokken. Karel stond er bij toen ik het uittikte, en vertelde hoe hij het in zijn proces-verbaal op papier had gezet. Als U mij op de man af vraagt: moest Karel echt op het laatste moment opzij springen, was hij werkelijk bijna overreden, dan zeg ik: dat valt eigenlijk wel wat mee. Ik wil er niet te veel van zeggen, ik heb een mooie tijd gehad bij de politie, maar ik had soms wel het idee dat het mensen ook wel mooi uit kwam om weer eens benadeelde partij te wezen. Een weekendje Parijs vindt iedereen leuk.’

Kan de rechtbank dit proces-verbaal voor het bewijs gebruiken, als Tim Pietersveen ter terechtzitting niet als getuige gehoord is?

(De feiten die uit de casus volgen:

  • verbalisant Karel Egtenaard heeft een belastende verklaring neergelegd in een pv over de wijze waarop verdachte Schoenmaker op hem is ingereden (vgl. ‘Karel stond er bij toen ik het uittikte (…)’);

  • verbalisant Pietersveen heeft zelfstandig een soortgelijke belastende verklaring neergelegd in een pv, welke verklaring volgens het Hof vervolging voor poging tot doodslag rechtvaardigt;

  • verdachtes raadsman heeft de r-c verzocht om Pietersveen te verhoren (vgl. art. 182 Sv)

  • ten overstaan van de r-c legt Pietersveen een op essentiële onderdelen ontlastende verklaring af/herroept hij zijn belastende verklaring)

Rechtsvraag: kan de rechtbank de eerdere belastende verklaring van Pietersveen als bewijsmiddel gebruiken, gegeven het feit dat hij a) die verklaring eerder heeft afgezwakt (zie casus) en b) ter terechtzitting niet als getuige is gehoord?

Casus 2

Op maandagmiddag 22 februari 2016 omstreeks 14 uur loopt Laura Wende met gevulde boodschappentas in de richting van de uitgang van de Jumbo aan het Martin Luther King plein in Schagen. Bij de uitgang van de supermarkt wordt ze aangesproken door een man in een versleten rood trainingspak. De man heeft een opvallend litteken op zijn rechterwang. Hij schiet Laura aan, en vraagt met dubbele tong: ‘Heeft u misschien een kleine bijdrage voor de nachtopvang?’ Laura is best bereid te helpen, maar ze heeft geen contant geld op zak. ‘Geld heb ik niet’, antwoordt ze, ‘maar je mag best een appel hebben.’ Daarop reikt ze in haar tas en toont een stuk fruit. De man trekt een vies gezicht en weigert de appel aan te nemen. ‘Neem toch, het is hartstikke goed voor je', dringt Laura vriendelijk aan. Dit schiet de man in het verkeerde keelgat. Hij trekt een mes, en komt dreigend op Laura aflopen: ‘Oprotten met die appel van je, anders steek ik je lek!’

Daarop rent Laura in paniek weg. Na te zijn gekalmeerd besluit ze twee uur later dat ze het er niet bij wil laten zitten, en belt ze de politie. Ze doet haar verhaal aan de meldkamer. De meldkamer speelt haar melding onmiddellijk door naar wijkagent Hobbesmann. Deze weet genoeg. Hij vermoedt dat de bedreiging zal zijn geuit door de hem ambtshalve bekende Harry Beukels. Het is Hobbesmann namelijk bekend dat Harry doordeweeks vaak rondhangt bij de betreffende Jumbo, dat hij doorgaans een versleten rood trainingspak draagt en dat een opvallend litteken diens rechterwang ontsiert.

Hobbesmann neemt meteen poolshoogte bij de supermarkt. Hij treft Harry inderdaad bij het bewuste Jumbo-filiaal. De in een rood trainingspak gehulde Harry ligt languit op een nabijgelegen bankje. Hobbesmann spreekt Harry direct aan: ‘Heb jij vanmiddag met een mes staan zwaaien, Harry? Een brave huisvrouw de stuipen op het lijf gejaagd?’ Harry negeert Hobbesmann en blijft strak voor zich uit kijken. Harry maakt op Hobbesmann een rustige indruk, en naar zijn inschatting bestaat er op dit moment geen risico dat Harry door het lint zal gaan. Hij neemt contact op met het politiebureau, en spreekt de situatie door met de hulpofficier van justitie van dienst. Deze stemt in met Hobbesmanns voorstel om Harry aan te houden op verdenking van bedreiging met zware mishandeling (art. 285 lid 1 Sr). Daarop wordt aan Harry medegedeeld dat hij ter zake van dit feit wordt aangehouden, en wordt hij naar een politiebureau vervoerd. Direct daarop wordt hij voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.

Vraag 5

In bovenstaande casus zijn vormen verzuimd. Motiveer kort en bondig welke twee vormverzuimen zijn begaan.

Vraag 6a

Stel dat Harry op basis van het voorgaande wordt gedagvaard om voor de meervoudige kamer van de rechtbank te verschijnen. Met het oog op de bedreiging is aan Harry tenlastegelegd dat ‘hij op 22 februari 2016, in de gemeente Schagen, Laura Wende heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Laura dreigend de woorden toegevoegd: "oprotten met die appel, anders steek ik je lek” en zich opzettelijk met een opgeheven mes dreigend begeven in de richting van die Laura.’

Ter terechtzitting stelt de raadsman onder meer: ‘Mijn cliënt is tweemaal door de politie verhoord. Beide keren heeft hij verzocht kennis te mogen nemen van de verslaglegging daarvan, maar beide keren heeft hij bot gevangen. Pas na de betekening van de dagvaarding heeft hij bedoelde stukken kunnen inzien. Deze gang van zaken is zonder meer in strijd met de wet.’

Op basis van het procesdossier lijkt het tenlastegelegde feit zonder meer bewijsbaar. Om die reden richt de discussie tussen de officier van justitie en de raadsman zich op de zitting voor het overige uitsluitend op de aard en duur van de eventueel op te leggen straf.

Na beraadslaging komt de rechtbank tot een veroordeling van Harry. Deze berust op de bewezenverklaring dat ‘hij op 22 februari 2016, in de gemeente Schagen, Laura Wende heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Laura dreigend de woorden toegevoegd: "oprotten met die appel, anders steek ik je lek” en zich opzettelijk dreigend met een opgeheven mes begeven in de richting van die Laura.’

In het kader van de straftoemeting benadrukt de rechtbank dat zij het de verdachte zwaar aanrekent dat hij het slachtoffer met de dood heeft bedreigd, en dat die bewezenverklaarde aard van de bedreiging van wezenlijke invloed is geweest op de duur van de opgelegde straf.

De raadsman concludeert dat het niet mogen inzien van de verslagen van de verhoren in strijd is met de wet. Is die conclusie juist? Bij de beantwoording mag u ervan uitgaan dat de door de raadsman ter terechtzitting gestelde feiten juist zijn.

Vraag 6b

Stelling: de bewezenverklaring is zowel in strijd met de Nederlandse grondslagleer als in strijd met rechtspraak van het EHRM over art. 6 EVRM. Is deze stelling juist?

Wat is het relevante verschil tussen tenlastelegging en bewezenverklaring?

Vraag 7

Stel, anders dan hiervoor, dat de raadsman op de zitting het volgende verweer heeft gevoerd: ‘Edelachtbaar College, het merkwaardige aanbod van mevrouw Wende is mijn cliënt in het verkeerde keelgat geschoten. Ik geef ruiterlijk toe dat verdachtes bewoordingen en gedragingen van dien aard zijn geweest dat bij mevrouw Wende de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar zou worden mishandeld. Toch houd ik op dit punt twijfels. Mijn cliënt heeft immers in het geheel geen stekende bewegingen gemaakt in de richting van mevrouw Wende en hij is haar niet achterna gegaan, nadat zij de benen nam. Een en ander maakt dat de tenlastegelegde bedreiging naar mijn mening niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.’

In zijn requisitoir concentreert de officier van justitie zich op een ander aspect van de strafzaak. Zij stelt onder meer: ‘Harry is een verstokte recidivist. Hij is al vaak door uw rechtbank veroordeeld voor geweldsdelicten, zo volgt uit de vuistdikke justitiële documentatie die u in het dossier aantreft. Harry weigert domweg te leren van zijn fouten. Hij blijft dus een voortdurend gevaar voor de maatschappij. Om die reden vorder ik de oplegging van een forse vrijheidsstraf om de samenleving te beschermen tegen Harry’s agressie. Ik vorder de oplegging van 190 dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.’

Is de rechtbank verplicht om in haar vonnis beargumenteerd te reageren op het door de raadsman respectievelijk officier van justitie gestelde, wanneer de rechtbank Harry veroordeelt tot 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf?

Vraag 8a

Het EVRM bevat een aantal begrippen die relevant zijn in het kader van tal van verdragsbepalingen. Voorbeelden daarvan zijn de termen ‘waiver’ en ‘law’ (of lawful).

Noem twee eisen die het EHRM stelt aan een rechtsgeldige waiver.

Vraag 8b

Noem de twee inhoudelijke kwaliteitseisen die worden gesteld aan law in de zin van het EVRM.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Art. 359a Sv ziet op vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. Daaronder vallen onrechtmatigheden begaan i.h.k.v. de opsporing/aanhouding (vgl. art. 132 Sv). Toepassing op casus: het draait om het onrechtmatig vuurwapengebruik bij de aanhouding (vgl. zowel rdsm als Hof gaan daarvan uit), onherstelbaar en rechtsgevolg blijkt niet uit de wet. Conclusie: vormverzuim i.d.z.v. art. 359a Sv, dus oordeel Hof onjuist.

Ook goed: het is een vormverzuim dat aan de aanhouding kleeft, en dat daarom niet (enkel) in het kader van art. 59a Sv maar ook in het kader van art. 359a Sv een rol kan spelen.

Vraag 1b

Zwolsmancriterium: n-o bij een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde begaan door met opsporing/vervolging belaste opsporingsambtenaren waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. arrest Loze hashpijp).

Aan dit criterium is niet voldaan: niet blijkt dat de “fair hearing” in het gedrang komt, bv. doordat de waarheidsvinding aanmerkelijk wordt bemoeilijkt (bv. achterhouden ontlastend bewijsmateriaal/vernietigen DNA-monsters o.i.d. (vgl. p. 542-543 boek).

Zie:

  • Arrest Loze hashpijp

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk 15, paragraaf 15.3.2 Het Zwolsman-criterium

Vraag 2

EHRM:

  • criterium vooropstellen: is de schijn van partijdigheid gewekt (objectieve toets)?

  • vergelijking: de betrokkenheid van de r-c is aanmerkelijk beperkter dan in de zaak De Cubber (vgl. geheime karakter vooronderzoek, zeer uitgebreide bevoegdheden en grondige dossierkennis waardoor kennisvoorsprong tov andere zittingsrechters) of Hauschildt (in het geheel geen oordeel over de verdenkingsgraad/schuld van de verdachte)

  • conclusie: zeer waarschijnlijk niet in strijd met de EHRM-eisen

Concluderend:

  • Art. 268 lid 2 Sv bepaalt dat de rechter die als rechter-commissaris “enig onderzoek” in de zaak heeft verricht, behoudens bij toepassing van art. 316 lid 2 Sv op straffe van nietigheid aan het onderzoek op de terechtzitting niet deelneemt.

  • Art. 316 lid 2 Sv niet van toepassing (want de zittingsrechter doet na aanvang ottz enig onderzoek als r-c; daarvan in casu geen sprake)

  • Sprake van “enig onderzoek”? Daaronder viel bv. ook de rechter-commissaris die de toets van de inverzekeringstelling verrichtte ex art. 59a Sv (hc 2A p. 11)

  • Vermoedelijk staat de wettelijke regeling in de weg aan een later optreden als zittingsrechter (verdedigbare afwijkende conclusies ook gehonoreerd)

Zie:

  • Arrest De Cubber

  • Arrest Hauschildt

Vraag 3a

Nee. Het slachtoffer mag vragen (vragen staat vrij), maar hij heeft geen wettelijke bevoegdheid om opsporingshandelingen uit te lokken.

Vraag 3b

Ja. Poging tot doodslag betreft een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (art. 51e lid 1 Sv). Het wetsvoorstel staat het spreekgerechtigde slachtoffer bij een delict als poging tot doodslag (vgl. art. 51e lid 1 Sv; misdrijf, >8 jaar, dus spreekrecht geldt) toe een verklaring af te leggen, zonder het onderwerp daarvan te beperken.

Zie:

  • Het college over het slachtoffer in het strafproces

Vraag 4

Criterium: uit het arrest Ambtshalve oproeping kan worden afgeleid dat indien een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter-commissaris is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken, deze persoon ter terechtzitting dient te worden gehoord op straffe van onbruikbaarheid van het proces-verbaal (oproepplicht).

Toepassing: het ligt niet voor de hand dat dit het enige bewijsmiddel is: uit het gestelde blijkt dat Karel zelf ook proces-verbaal heeft opgemaakt.
Conclusie: het proces-verbaal kan dus in beginsel voor het bewijs worden gebruikt.

Zie:

  • Arrest Ambtshalve oproeping

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk XIV, paragraaf 14.4.3 De verklaring van de verdachte en hoofdstuk XIII, paragraaf 13.13 De griffier en het proces-verbaal

Vraag 5

1) Er is sprake van een ‘verdachte’ (art. 27 Sv) en een ‘verhoor’ (vragen over Harry’s betrokkenheid bij de bedreiging). Hobbesmann had Harry dus de cautie moeten geven , zo volgt uit art. 29 lid 2 Sv.

2) Het betreft een aanhouding buiten heterdaad (art. 54 jo. 128 Sv). Het aanhoudingsbevel had echter moeten worden gegeven door de OvJ (art. 54 lid 1 Sv). De hulp-ovj is alleen bevoegd om een aanhoudingsbevel te geven, wanneer sprake is van een spoedeisende situatie (lid 2). Daarvan blijkt niet. Dus: optreden hulp-ovj onrechtmatig.

Ook goed: identiteitsvaststelling niet nageleefd (art. 55c jo. 27a Sv); art. 27c lid 2 Sv niet nageleefd (verdachte moet vóór verhoor op het politiebureau/op straat o.m. worden gewezen op zijn recht op rechtsbijstand).

Zie:

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk VII, paragraaf 7.3.3 Cautie en verhoor en 7.4 Recht op rechtsbijstand

Vraag 6a

Juist, zo volgt uit art. 31 sub a Sv.

Zie:

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk VII, paragraaf 7.8 Recht op kennisneming van de stukken

Vraag 6b

  1. Tenlastelegging: “bedreigd met zware mishandeling”

  2. Bewezenverklaring: “bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht”

Dit zijn (alternatieve) bestanddelen van hetzelfde delict (bedreiging ex art. 285 lid 1 Sr).

In strijd met Nederlandse grondslagleer?

Criterium: de bewezenverklaring mag in juridische zin niet wezenlijk afwijken van de tenlastelegging (strafrechtelijke grens).
Toepassing: het bewezen verklaren van een bestanddeel dat niet is tenlastegelegd, maakt zonder meer dat de bewezenverklaring wezenlijk afwijkt van de tenlastelegging (bestanddelen zijn essentieel). Daarmee is de strafrechtelijke grens overschreden; grondslagverlating.

In strijd met EHRM-rechtspraak?

Criterium: met het oog op de verdedigingsrechten moet een beslissing van een rechter voorzienbaar zijn; de verdachte moet immers de mogelijkheid hebben zich te verdedigen tegen de beschuldiging. Dus: koppeling voorzienbaarheid aan reële verdedigingsmogelijkheid.

Toepassing: het toegevoegde bestanddeel – kortweg bedreiging met de dood – is tijdens de zitting niet ter sprake gekomen, terwijl het heeft geleid tot a) een andere bewezenverklaring en juridische variant van bedreiging (bedreiging met de dood i.p.v. met zware mishandeling) en b) wezenlijke invloed heeft gehad op de hoogte van de straf (zie casus).

Op basis van Salvador Torres en Pelissier zijn twee standpunten goed gerekend:

  • In strijd met EHRM-rechtspraak, want deze bewezenverklaring/kwalificatie/straf was niet voorzienbaar;

  • Niet in strijd met EHRM-rechtspraak: het gaat om hetzelfde strafbaar feit, namelijk bedreiging.

Zie:

  • Arrest Salvador Torres

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk XII Dagvaarding en tenlastelegging

Vraag 7

Verweer raadsman:

  • Type verweer: bewijsverweer (1e materiële vraag).

  • Voldaan aan de eisen van een UOS? Nee, er is geen sprake van een duidelijk/beargumenteerd standpunt; wat wil de raadsman nu eigenlijk, gelet op zijn argumenten pro en contra bewezenverklaring? Dus: geen responsieplicht.

Standpunt OvJ:

  • Type standpunt: standpunt t.a.v. straftoemeting (4e materiële vraag).

  • Voldaan aan de eisen van een UOS? Ja, duidelijk, beargumenteerd, ondubbelzinnige conclusie, ten overstaan van de feitenrechter.

  • Responsieplicht? Nee, uit het arrest Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt volgt dat een responsieplicht alleen bestaat wanneer de rechter “wezenlijk” afwijkt van het ingenomen standpunt. Daarvan is geen sprake: de officier van justitie eist 190 dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de rechtbank legt 6 maanden op. Dus: geen responsieplicht.

Zie:

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk XVI, paragraaf 16.2.3 Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten

Vraag 8a

  • Ondubbelzinnig/voldoende kenbaar;

  • Vrijwillig;

Ook goed: Verdachte moet de gevolgen van zijn toestemming redelijkerwijs kunnen voorzien (waarvoor bv. ook van belang is of hij al dan niet wordt bijgestaan door een raadsman).

Zie:

  • Ons strafrecht 2, hoofdstuk XII, paragraaf 12.4 De tenlastelegging

Vraag 8b

  • “accessibility” (toegankelijkheid van het recht);

  • “foreseeability” (voorzienbaarheid van het recht).

Check page access:
Public
This content is related to:
Check more or recent content:

Strafrecht 3 - Recht - B3 - RUG - Oefenmaterialen

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2019 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2019 (1)


Vragen

Casus "Jeugdvriendinnen"

Sanne Simons en Paula Peters zijn al vanaf de basisschool vriendinnen. Na de middelbare school zijn ze verschillende wegen ingeslagen. Sanne is gaan studeren en werkt inmiddels als CEO bij een bank. Paula is gelijk na de middelbare school voor zichzelf begonnen en verkoopt handgemaakte sieraden. Het bedrijfje van Paula loopt aardig, maar Paula wil een volgende stap maken. Daarvoor heeft ze een 3D-printer nodig.
Tijdens een filmavond vertelt Paula haar plannen aan Sanne. Ook Sanne is gelijk enthousiast en wil Paula graag helpen. Sanne stelt voor om Paula €10.000 uit te lenen, zodat Paula een industriële 3D-printer kan kopen. Omdat ze beide verwachten dat deze investering zich al snel gaat terugverdienen spreken de vriendinnen af dat Paula na een jaar de €10.000 weer terug zal betalen. Als vergoeding spreken ze af dat Sanne in plaats van rente een sieraad krijgt van Paula. De dag daarna maakt Sanne de €10.000 over naar Paula.

Een jaar verstrijkt en Sanne heeft al een tijd niets meer van Paula gehoord. Omdat ze de €10.000 die ze heeft uitgeleend goed kan gebruiken voor de verbouwing van haar keuken, stuurt ze een e-mail naar Paula waarin ze vraagt het geld weer terug te geven. Daarop reageert Paula niet. Sanne besluit om dan maar persoonlijk bij Paula langs te gaan. Als ze aanbelt bij het huis van Paula in Den Haag, wordt de deur niet opengedaan. Wel roept Paula uit het raam op de eerste etage: ‘Rot op, ik wil niets met je te maken hebben! En dat geld krijg je echt niet terug. Daarvan heb ik drank gekocht en die heb ik helemaal opgezopen’.

Boos gaat Sanne naar de politie om aangifte te doen. Naar aanleiding van de aangifte besluit de officier van justitie om Paula aan te houden op verdenking van verduistering (art. 321 Sr). De officier van justitie geeft vervolgens ook een bevel tot inverzekeringstelling. Daarna beroept Paula zich echter op aanraden van haar raadsman op haar zwijgrecht en zegt niets tijdens de verhoren bij de politie.

De officier van justitie vindt dat Paula nog langer vast moet blijven zitten. De officier van justitie heeft namelijk nog steeds vragen over de mogelijke verduistering en wil doorgaan met het verhoren van Paula. Bovendien stelt de officier van justitie dat Paula wel eens naar Oostenrijk kan vluchten als ze wordt vrijgelaten, omdat haar ex-vriend daar woont, en dat hij geen zin heeft in het gedoe om haar dan weer terug naar Nederland te halen. Daarom doet de officier van justitie een vordering tot bewaring bij de rechter-commissaris.

De raadsman van Paula wil de voorgeleiding waarop de vordering tot bewaring wordt behandeld graag goed voorbereiden. Daarom doet hij aan de officier van justitie het verzoek om kennis te mogen nemen van het proces-verbaal met de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (1)


Vragen

Casus ’Zware Enveloppen’

Op dinsdag 5 juni 2017 controleert de douanier Eva op luchthaven Eindhoven de passagiers die naar Colombia willen vliegen. Eva kan volgens art. 11:3 van de Algemene Douanewet worden aangemerkt als een bijzonder opsporingsambtenaar. Rond 14.00 uur komt Bart de Graaf langs de douanepost. Eva wil weten of Bart nog dingen bij zich heeft die hij moet aangeven bij de douane. Daarom vraagt zij onder meer naar de hoeveelheid geld die Bart bij zich heeft, omdat het op grond van art. 10:1 lid 5 Algemene Douanewet strafbaar is om zonder melding meer dan €10.000 in contanten uit te voeren. Bart antwoordt dat hij slechts een paar euro’s bij zich heeft.

Als onderdeel van de routinecontrole onderzoekt Eva de bagage die Bart heeft meegebracht. In de handbagage vindt zij een dagboek. Als Eva door het dagboek bladert, ziet ze meerdere enveloppen. Bij het openen van een envelop ziet Eva verschillende briefjes van €500,- zitten. Wanneer zij Bart daarop voor de tweede keer vraagt hoeveel geld hij eigenlijk bij zich heet, haalt hij eerst zijn schouders op en zegt daarna: “€45.000”.

Hierop besluit Eva haar teamleider van de douane, Herman, erbij te roepen. Die vindt nader onderzoek wenselijk. Hij zegt tegen Bart dat die zijn vlucht wel kan vergeten en neemt Bart mee voor een diepgaande controle. In het gesprek dat volgt vraagt Herman onder meer waar het geld vandaan komt, wat het doel van de Barts reis is en waarom Bart zijn geld meeneemt in een dagboek. Bart antwoordt dat hij naar Colombia vliegt om mee te doen aan een darttoernooi, dat hij het geld wil gebruiken om dit darttoernooi mee te betalen en dat hij het geld de afgelopen jaren heeft gewonnen bij eerdere darttoernooien. Herman maakt vervolgens een proces-verbaal op waarin hij opschrijft wat Bart aan hem heeft verteld.

Om 17.00 uur komt de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) langs om Bart aan te houden. Zij zijn door de officier van justitie gemachtigd om Bart aan te houden aangezien hij wordt verdacht van witwassen (art. 420bis Sr). Deze verdenking volgt uit het feit dat Bart €45.000 in contanten in bezit heeft. Het bezitten van zoveel contant geld is een algemeen bekende indicatie van witwassen. Bart wordt meegenomen naar het kantoor van de FIOD en voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Die stelt Bart op de hoogte van zijn rechten, waaronder het recht op een advocaat. Bart geeft aan dat hij wel een advocaat wil spreken. Maar als er twee uur nadat de hulpofficier van justitie dit verzoek heeft doorgegeven nog steeds geen advocaat is gekomen, zegt Bart tegen de opsporingsambtenaren van de FIOD dat hij niet langer op een advocaat wil wachten. Daarop wordt Bart verhoord zonder dat hij met een advocaat heeft kunnen spreken. Nadat hij de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2018 (2)


Vragen

Casus ‘Koningsdag’

Op 30 april 2018, de maandag na Koningsdag, doet D.C. (Dunja) Wijnakker bij de politie aangifte van diefstal: ‘Ik zag afgelopen vrijdagochtend, 27 april 2018, vanuit mijn woning aan de Geeldijk 24 in Ter Aker, mijn buurman, Brutus Boon, om mijn huis heenlopen en vanuit mijn achtertuin mijn niet afgesloten bakfiets meenemen. Ik was te verbaasd om er iets van te zeggen, en heb dat achteraf ook niet gedaan. Brutus is namelijk nogal agressief en we hebben vorige maand flinke ruzie gehad over de tuinschuur. Hoewel de bakfiets niet erg nieuw meer was, kon je er nog prima op fietsen. Ik heb Brutus zeker geen toestemming gegeven om hem mee te nemen.’ De aangifte wordt volgens de voorschriften geverbaliseerd. De politie kent Brutus wel van wat eerdere akkefietjes waarbij hij veel last heeft veroorzaakt voor anderen. Peter de Vries, inspecteur van politie en hulpofficier van justitie, vindt dat er wat moet gebeuren en laat, met een machtiging van de officier van justitie, Brutus op 1 mei 2018, om 8.00 uur ‘s ochtends buiten heterdaad aanhouden en beveelt daarna hem op te houden voor verhoor.

Tijdens zijn verhoor wil Brutus niets zeggen, hoewel hij op zijn rechten en plichten is gewezen en overlegd heeft met zijn raadsman. Peter wil toch meer weten over de vermeende diefstal van de bakfiets, en bovendien een spoedrapportage laten opmaken door de reclassering over Brutus zijn persoonlijke omstandigheden. Hij stelt Brutus op 1 mei 2018 om 13.00 uur in verzekering. Uiteindelijk wordt Brutus door zijn raadsman overgehaald om te gaan verklaren en vertelt hij in diens bijzijn aan de politie: ‘Ik moest die ochtend extra vroeg weg, omdat ik bij de gemeente Utrecht werk en moest helpen met handhaving. Normaal ga ik met de scooter, maar uitgerekend die ochtend had ik een lekke band. Ik zal de dag ervoor wel door glas zijn gereden ofzo. Hoe dan ook, ik raakte in paniek omdat de koninklijke familie naar Utrecht kwam en het een rommeltje zou worden als ik er niet was. Toevallig zag ik in de achtertuin van de buren een bakfiets staan, bovendien niet op slot. Ik ben om het huis heengelopen, heb die bakfiets gepakt en ben daarop naar de stad gefietst. Toen ik de bakfiets wilde wegzetten begreep ik waarom hij niet op slot stond: het slot wilde niet dicht. Er zat niets anders op dan de bakfiets zo te laten staan. Toen ik hem ’s avonds terugzocht was hij weg. Ik ben met de tram teruggegaan. Ik durfde niets tegen de buurvrouw te zeggen omdat zij altijd irritant doet. Daarom zou ik die bakfiets sowieso niet terugbrengen, maar gewoon ergens in de sloot gooien.’ Zijn verklaring wordt correct geverbaliseerd en door Brutus ondertekend.

Op 4 mei 2018 wordt Brutus om 10.00 uur ’s

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Lees het volgende fragment:

Uitspraak
16 september 2014, Strafkamer, nr. S 12/05887 SG/LBS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2013, nummer 23/000289-11, in de strafzaak tegen:
Harwin Bakker, geboren te Wijnaldum op 15 februari 1981.

1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O. Maaskamp, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal U.O.C.N Schippers heeft geconcludeerd tot (..).

2 Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten onrechte mede heeft doen steunen op de omstandigheid dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.

2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:

"hij op 6 april 2009 te Amsterdam een auto Audi A4 TD, kenteken [XZ-MG-84], voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."

2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:

"8. Proces-verbaal van verhoor van de verdachte met nummer 2009092786-21 van 6 april 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Frits Venema (dossierpagina 46 en verder).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:

Vraag: we hebben je auto - een Audi kenteken [XZ-MG-84] - in beslag genomen. Hoe kom je aan dit waardevolle goed?

Antwoord: Ik wil daar geen antwoord op geven."

(..)

Dit arrest is gewezen door de vice-president B.I.B. van Duinen als voorzitter, en de raadsheren V. Boersma en E.T.G.M.E.I. Geertsma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2015.

Vraag 1

Heeft het middel kans van slagen?

Stel, anders dan hierboven:

Het gerechtshof heeft dit proces-verbaal niet tot het bewijs gebezigd. Wel is onder de bewijsmiddelen het deel van een proces-verbaal opgenomen waarin de verklaring is weergegeven die Fardau Sonnema, de vroegere vriendin van Harwin Bakker, tegenover de politie heeft afgelegd. Die verklaring luidt als volgt: 'Ja, die Audi. Daar was Harwin maar wat blij mee. Die heeft hij gekocht van geld dat hij had verdiend met de hennepteelt.' Fardau is naar aanleiding van deze verklaring door het Hof opgeroepen om als getuige te worden gehoord. Alleen uit haar verklaring bij de politie kan namelijk worden afgeleid dat Harwin de auto heeft gekocht met geld dat hij in de hennepteelt heeft verdiend. Er zijn wel andere personen die verklaren dat Harwin de betreffende Audi heeft gekocht. Kort nadat Fardau bij de politie heeft verklaard, heeft Fardau het weer bijgelegd met Harwin.

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2017 (2)


Vragen

Lees het volgende fragment:
Uitspraak
8 november 2015, Strafkamer, nr. S 15/04611, AJ/CB

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 juli 2014, nummer 22/000636-13, in de strafzaak tegen: Wietse Kruimel, geboren te Urk op 4 mei 1985.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal J.B. Veltman heeft geconcludeerd(..).

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de onrechtmatige aanhouding en het daarop volgende onrechtmatige onderzoek in de auto en de onrechtmatige fouillering van de verdachte een vormverzuim opleveren in de zin van art. 359a Sv.

2.2.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 22 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 643,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.3.
Het Hof heeft de verdachte van het hem tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:

"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat de staandehouding, de aanhouding en de fouillering van de verdachte en de doorzoeking van de auto onrechtmatig zijn geweest. Volgens de verdediging zou dit dienen te leiden tot uitsluiting van de bewijsmiddelen die ten gevolge van dit onrechtmatig handelen zijn verkregen, wat weer dient te leiden tot vrijspraak.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Uit het dossier blijkt het volgende. Op zaterdag 21 mei 2009 omstreeks 20:44 uur krijgen verbalisanten O. Jakobsen en N. Veldstra een melding van beroving met een vuurwapen in het Willem Dreespark te Den Haag door twee verdachten. Het zou om een blanke man met sportkleding gaan en een negroïde man met een zwarte jas en een muts. Kort daarop kregen zij de melding dat er een witte combo met daarin twee mannen was weggereden bij het Willem Dreespark die mogelijk iets met de beroving te maken hebben. Op dat moment wordt door verbalisant Jakobsen in de binnenspiegel van de surveillancewagen gezien dat er een witte combo met daarin twee mannen achter de surveillancewagen reed, komende uit de richting van het Willem Dreespark. De verbalisanten hebben de witte combo een stopteken gegeven. Aan dit bevel is voldaan. Toen de combo stilstond zijn de verbalisanten uitgestapt en hebben zij de verdachte en de medeverdachte aangehouden ter zake van diefstal met geweld. Vervolgens is de verdachte door collega verbalisanten vervoerd naar het bureau van politie Zuiderpark.

Naar

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (1)


Vragen

Casus 1

Uitspraak 3 november 2015
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Hengelo, zittingsplaats Hengelo, van 15 december 2012, in de strafzaak tegen Erik Schoenmaker, geboren te Urk op 10 mei 1956.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N.K. Ravolkovic, advocaat te Vriezenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal L.K. Lievendal heeft geconcludeerd (..) .

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte dan wel bewijsuitsluiting op onjuiste gronden, althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.

2.2.1.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen: "De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De politie heeft bij de aanhouding van de verdachte gehandeld in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: de Ambtsinstructie) door bij die aanhouding gebruik te maken van vuurwapens. Het hof is van oordeel dat het gebruiken van vuurwapens bij de aanhouding van verdachte inderdaad in strijd was met de Ambtsinstructie. Verdachte had immers voordat hij wegvluchtte zijn rijbewijs aan de verbalisanten getoond, waardoor zijn identiteit bij de verbalisanten bekend was. De verbalisanten hebben niet geschoten ter afwending van dreigend gevaar. Zij hebben de verdachte, nadat hij met een personenauto op een verbalisant was ingereden, immers achternageschoten. Het hof is echter van oordeel dat het handelen van de verbalisanten in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Het hof komt reeds hierom niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar-ministerie, zoals door de raadsman is bepleit. Evenmin zal dit handelen tot bewijsuitsluiting leiden. Bovendien heeft verdachte zichzelf in de situatie gebracht dat de politie zich genoodzaakt voelde om een vuurwapen te gebruiken, door weg te rennen terwijl hij door een verbalisant onder schot werd gehouden."

Vraag 1a

Het Hof oordeelt dat het handelen in strijd met de Ambtsinstructie geen vormverzuim oplevert in de zin van art. 359a Sv. Is dit oordeel juist? Rechtsvraag: is handelen in strijd met art. 7 Ambtsinstructie een “vormverzuim” i.d.z.v. art. 359a Sv?

Vraag 1b

Stel: het handelen in strijd met de Ambtsinstructie levert wel een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv op.

Aan de hand van welk criterium moet in dat geval naar geldend recht worden beoordeeld of het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard? Is aan dit criterium voldaan?

Rechtsvraag: wat is

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2016 (2)


Vragen

Uitspraak

Uitspraak 14 februari 2014
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 juli 2007, in de strafzaak tegen: Juan Puntaverde, geboren te Barcelona, Spanje op 28 juni 1978.

1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd (..)

2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.

2.2.
De verdachte is gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2007. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt het volgende in: ‘De verdachte, hoewel behoorlijk gedagvaard als: Juan Puntaverde, geboren te Barcelona, Spanje, op 28 juni 1978, niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats, is niet verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F. van der Meij, advocaat te Amsterdam, die desgevraagd verklaart zijn cliënt heden niet te verwachten, al een jaar geen contact meer met hem te hebben en door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat zowel op de datum van het uitreiken van de dagvaarding als drie dagen voor de zitting en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Op vordering van de advocaat-generaal verleent de voorzitter namens het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.’

De advocaat heeft in cassatie - door middel van aanhechting aan de schriftuur - overgelegd een aan de verdachte gericht schrijven van Dirk Oldenbroek, Casemanager Latijns-Amerika en de Caraïben (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Consulaire Zaken en Migratiebeleid, Consulaire aangelegenheden, Den Haag) van 21 mei 2014, waarin staat: ‘Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van vandaag, waarin u mij ten behoeve van een juridische aangelegenheid alhier om een detentieverklaring verzocht, bevestig ik hierbij dat u op 2 juni 2007 in Argentinië gearresteerd en gedetineerd werd en dat u op 15 mei 2011 door de bevoegde Argentijnse autoriteit werd uitgezet en aldus dat land verlaten heeft.’

Vraag 1

Heeft het middel kans van slagen?

Vraag 2a

Welke korting

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (1)


Vragen

Uitspraak

(…)

2 Beoordeling van het middel

2.1.

Het eerste middel klaagt over het feit dat het Hof de bewezenverklaring slechts heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

hij, op 4 januari 2013 te Groningen, Eline Verhagen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk aan voornoemde Eline Verhagen een dreigbrief te sturen met daarin de volgende boodschap: “Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”

2.2.2.

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende twee bewijsmiddelen:

1.

Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-1, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Eline Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:

‘Vanwege een zeer schokkende gebeurtenis die heeft plaatsgevonden wil ik aangifte doen van bedreiging door middel van een dreigbrief. Gisteren, 4 januari 2013 omstreeks 19.30 uur, was ik bij mijn oma, woonachtig op de Plutolaan 515 te Groningen, waar ik tijdelijk verblijf wegens financiële problemen. Zij stelde mij op de hoogte van het feit dat er een brief door de brievenbus was gegooid, gericht aan mij. Deze brief was afkomstig van mijn ex-man, Bart de Groot, te herkennen aan zijn typerende handschrift. In de brief stond vermeld dat Bart mij had opgegeven als de ontvoerder van ons dochtertje en dat hij mij en mijn oma binnenkort een bezoekje zou brengen met, ik citeer, “de nodige middelen om mijn dochter voor eens en altijd terug te krijgen. Als ik jou was, zou ik op mijn hoede zijn. Je moet ogen in je rug hebben. Voor je het weet, sta ik voor je neus om je af te maken.”’

2.

Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL143C 2013560923-2, gesloten en getekend op 5 januari 2013 door verbalisant, BOA domein generieke opsporing van politie Groningen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de verklaring van Sasja Verhagen afgelegd tegenover verbalisant op 5 januari 2013:

‘Graag wil ik aangifte doen van bedreiging door Bart de Groot, gepleegd op 4 januari 2013, omstreeks 20.00 uur. Nadat ik, mijn kleindochter en achterkleinkind hadden gedineerd, schoot mij te binnen dat er een brief was binnengekomen voor Eline. Nadat zij de brief had geopend en gelezen, zag ik dat zij schrok en overstuur werd. De tranen liepen haar over de wangen. Vervolgens heb ik zelf de brief doorgelezen en ook ik herkende Bart zijn handschrift. De inhoud was zeer shockerend. Hierna zag ik dat Eline helemaal wit was weggetrokken en

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2015 (2)


Vragen

Uitspraak

(…)

2 Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
hij op 3 juli 2011 te Amsterdam Frida Langeveld heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Frida Langeveld telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet uitkijken waar je gaat staan. Ik zal je komen afmaken."

2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1.
Een proces-verbaal van aangifte van 18 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar F.L. Zusjes. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover verbalisant afgelegde verklaring van Frida Langeveld:
‘Ik wil aangifte doen van bedreiging, gepleegd op de Reguliersdwarsstraat 75a te Amsterdam. Gisteren was ik bij mijn moeder. Dirk van Slangen belde mij op mijn mobiele telefoon. Dirk zei dat hij mij had opgegeven als ontvoerder van ons kindje. Hij zei letterlijk tegen mij: "Je moet uitkijken waar je gaat staan. Ik zal je komen afmaken" Hij hing de telefoon op. Na een aantal minuten belde Dirk mij weer op.’

2.
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar F.L. Zusjes. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover verbalisant afgelegde verklaring van Nadia Karia:
‘Ik hoorde dat de mobiele telefoon van mijn dochter Frida Langeveld overging. Ik zag dat Frida de telefoon opnam. Ik zag dat Frida schrok en ging huilen. Na het telefoontje zei Frida dat ze Dirk van Slangen aan de telefoon had. Daarna hoorde ik dat de telefoon van Frida nog een keer overging. Ik zag en hoorde dat Frida de telefoon opnam en op de luidspreker zette. Ik hoorde aan zijn stem dat Dirk belde. Ik zag dat Frida hysterisch werd. Ze kon alleen nog maar huilen. Zo bang is ze voor Dirk.’

Vraag 1

Is art. 342 lid 2 Sv naar Uw oordeel geschonden?

Vervolg casus

Stel:

De raadsman van de verdachte heeft in eerste aanleg, een maand voor de terechtzitting, aan de officier van justitie verzocht om Frida Langeveld op te roepen voor de terechtzitting. Deze heeft daarop contact opgenomen met Frida.
Zij gaf tegen de officier van justitie aan er erg tegenop te zien ter terechtzitting te moeten getuigen. Het zou alle herinneringen aan dat vreselijke telefoongesprek weer boven brengen. Ze was bang dat ze daar nachten niet van zou kunnen slapen.

Vraag 2

Biedt ons Wetboek van Strafvordering de officier van justitie in dit geval de mogelijkheid om oproeping van Frida Langeveld te weigeren?

Vervolg casus

Stel:

De officier van justitie laat oproeping achterwege.

Ter terechtzitting verzoekt de

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (1)


Vragen

Casus

De twee opsporingsambtenaren Tonnie en Ronnie zijn op een nachtelijke surveillance in de straten van Amsterdam-West. Na hier en daar wat akkefietjes omtrent overlast te hebben opgelost, ontvangen ze een telefoontje van de meldkamer van de regiopolitie. Het betreft een melding over een vermeende inbraak, een aantal straten verderop van hun huidige locatie. Eenmaal bij de woning aangekomen, ontdekken zij dat het raam van de deur van buitenaf is ingeslagen (te herkennen aan al het glas wat binnen op de deurmat ligt), en zo gemakkelijk de deur te openen is. Naast een enkele bloeddruppel is er verder geen spoor van de inbreker te bekennen. Vervolgens komt de oudere buurvrouw aanwandelen, die verklaart dat zij degene was die de melding heeft gemaakt, en dat de bewoners van het pand, Johan en Mirjam de Vries, tijdelijk op vakantie zijn. Zij is door hen aangewezen om het huis in de gaten te houden en de kat dagelijks eten te geven. De buurvrouw weet Tonnie en Ronnie te vertellen dat de inbreker ‘hun tabletten en dure, nieuwe spelcomputer’ heeft weggenomen. Na verdere uitleg is het duidelijk dat het gaat om twee iPads en een Playstation 4. Daarnaast vertelt de buurvrouw dat zij een man in trainingspak en met grote sporttas heeft zien lopen in de straat. Op basis hiervan besluiten Tonnie en Ronnie de straten te verkennen. In een drukke straat vol cafés en dronken mensen zien ze een man in trainingspak en met grote sporttas iedereen aan de kant beuken, om zich zo snel mogelijk een weg uit de menigte te banen. Snel gaan ze erachteraan, terwijl Tonnie ondertussen de officier van justitie belt. Van hem krijgen ze een bevel om de man buiten heterdaad aan te houden op verdenking van diefstal met verbreking (art. 311 lid 1 sub 5 Sr). Uiteindelijk krijgen ze de man te pakken en houden hem aan. Na een korte ondervraging geeft de man, genaamd Govert van Hek, toestemming om zijn sporttas te onderzoeken. Zoals verwacht is deze gevuld met twee iPads en een Playstation 4, en wordt de sporttas in beslag genomen. Vervolgens wordt Govert meegenomen naar het politiebureau.

Govert wordt de volgende ochtend meteen voorgeleid aan de officier van justitie. Deze probeert een bekentenis uit Govert te krijgen, maar zonder succes. Govert blijft volhouden dat hij niet de dader is en rept geen woord over hoe de spullen dan toch in zijn tas terecht zijn gekomen. Voorafgaand aan dit verhoor heeft hij met zijn raadsman, mr. Riddersma, gesproken. Na het verhoor wordt Govert in verzekering gesteld omdat de officier van justitie van plan is hem verder te (laten) verhoren. Ook wil hij onderzoeken of het raadzaam is dat Govert langer in voorarrest blijft, na zijn inverzekeringstelling.

Vraag 1

Is de aanhouding van Harold rechtmatig?

Vervolg casus

Na

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2014 (2)


Vragen

Casus 1

Op een prachtige zomerdag in juli in het pittoreske Groningse plaatsje Oude Pekela besluit Dirk Durksma, actief lid van de Hells Angels, om op zijn Harley Davidson eens flink wat kilometers te maken. Echter, nog voordat hij de snelweg betreedt, komt hij de bejaardenvereniging van het dorp tegen die net begonnen zijn aan hun jaarlijkse fietstocht. De begeleider van de fietstocht ziet en hoort Dirk aanstormen, en sommeert tevergeefs de traag reagerende bejaarden om te stoppen. Vervolgens begint hij wild met zijn armen te zwaaien om Dirk zijn aandacht te trekken, maar het mag niet baten. Doordat Dirk de toegestane snelheid fors overschrijdt en daardoor de begeleider pas op het laatste moment ziet, kan hij de groep niet meer ontwijken en veroorzaakt een ongeval waarbij de begeleider letsel oploopt.

Door het ongeval heeft Dirk veel woede opgewekt bij de bejaardenvereniging en andere inwoners van Oude Pekela. Na een storm van dreigementen is hij ter bescherming, nadat hij was aangehouden en na de inverzekeringstelling, een paar dagen in voorlopige hechtenis gehouden.

Na zijn vrijlating blijft het stil aan de kant van het Openbaar Ministerie (OM), dat Dirk had beloofd om hem zo snel mogelijk op de hoogte te stellen over een eventuele verdere vervolging. Omdat hij binnenkort met de Nederlandse Hells Angels richting Duitsland vertrekt om ditmaal de Autobahn onveilig te maken, besluit Dirk een telefoontje te plegen naar de officier van justitie (OvJ). Die geeft aan dat er nog geen officiële beslissing is genomen omtrent een verdere vervolging, aangezien er nog een grondig opsporingsonderzoek moet worden uitgevoerd.

Vraag 1

Bestaat er een mogelijkheid voor Dirk om ervoor (proberen) te zorgen dat het opsporingsonderzoek wordt beëindigd in geval van nodeloze vertraging, en om ervoor (proberen) te zorgen dat hij een verklaring krijgt dat de zaak is beëindigd?

Vervolg casus

Stel:

Het telefoontje van Dirk heeft zijn nut gehad en ervoor gezorgd dat de OvJ besloten heeft om snel de zaak af te sluiten. Hij besluit om, in plaats van een verder opsporingsonderzoek uit te voeren, direct een strafbeschikking uit te vaardigen. Dit terwijl er alle reden bestond voor een grondig opsporingsonderzoek; de verdenking was zeer mager, met enerzijds de strikte ontkenning van Dirk dat hij ook maar iets fout had gedaan, en anderzijds de aangifte van het slachtoffer.

De OvJ neemt op grond van het bewijsmateriaal het besluit om Dirk te vervolgen op grond van art. 5 WVW en legt hem een geldboete op van €250,-.

Vraag 2

In welke opzichten was er in casu niet voldaan aan de voorwaarden om Bart in voorlopige hechtenis te kunnen nemen?

Vervolg casus

Terwijl Dirk met zijn geliefde Harley Davidson over de Autobahn scheurt, valt bij hem thuis het afschrift van de strafbeschikking op de mat. Deze is ongeveer 2 maanden na het ongeval

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Casus

Tom is een fanatieke supporter van voetbalvereniging Wormerveerse Boys. De club heeft een slechte periode achter de rug, waardoor Wormerveerse Boys troosteloos onderaan de ranglijst bungelt. De laatste wedstrijd werd ruimschoots verloren van aartsrivaal Zaandijk. Tom is het spuugzat. Hij besluit zijn opgekropte woede te koelen op de eigendommen van de vereniging Zaandijk. In de ochtend van zondag 3 april 2011 betreedt hij het sportpark van voetbalvereniging Zaandijk. Hij besprenkelt een deel van het clubgebouw met benzine en zet het gebouw vervolgens in vuur en vlam. Het gebouw brandt tot de grond toe af.

Tom is niet over een nacht ijs gegaan. Een onderdeel van zijn plan is om Jakob, supporter van Zaandijk, valselijk te beschuldigen van het stichten van die brand. Tom ligt al jarenlang overhoop met Jakob. Jakob is kort geleden door de club Zaandijk geroyeerd, zo weet Tom, omdat hij meerdere keren betrokken is geweest bij supportersrellen. Na die royering heeft de woedende Jakob de voorzitter van Zaandijk toegeschreeuwd dat ze ‘vanzelf zullen merken hoe boos hij is’. Tom stapt naar de politie en verklaart dat hij op zondag 3 april 2011, omstreeks 8.00 uur, op weg van de kroeg naar huis, heeft gezien dat Jakob een jerrycan in de kofferbak van zijn auto schoof. Door naspeuringen bij de club Zaandijk is de politie inmiddels op de hoogte van het dreigement dat Jakob heeft geuit tegen de voorzitter. De voorzitter heeft daarover tegen de politie een verklaring afgelegd. Daarbij heeft ene Teun, de plaatselijke houder van een pompstation, verklaard dat Jakob op vrijdag 1 april bij hem een jerrycan benzine heeft gekocht. Het is de politie bovendien bekend dat Jakob in het verleden twee keer onherroepelijk is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting (artikel 157 Sr).

Op basis van een bevel van de OvJ wordt Jakob op 5 april 2011 aangehouden en onmiddellijk daarop in verzekering gesteld. Het doel van die inverzekeringstelling is zowel om Jakob stevig aan de tand te voelen over zijn mogelijke betrokkenheid bij de opzettelijke brandstichting als de wenselijkheid te onderzoeken van een vordering tot inbewaringstelling (artikel 157 sub 1 Sr). Na voorafgaand aan het eerste verhoor zijn raadsman te hebben geconsulteerd, geeft Jakob aan dat hij bij zijn vriend woont aan De Heerd, op nummer 10. Voor het overige beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Op 6 april 2011 gelast de Hulp-OvJ, vanwege miscommunicatie met de OvJ, de invrijheidstelling van de verdachte. De dag erop raakt de OvJ op de hoogte van de fout van de Hulp-OvJ. Op 7 april 2011 wordt Jakob opnieuw op basis van een aanhoudingsbevel aangehouden en onmiddellijk daarop in verzekering gesteld. De OvJ wil nog eenmaal onderzoeken of het wenselijk is om te vorderen dat Jakob in bewaring wordt gesteld. Op 8 april krijgt Jacob wederom de gelegenheid zijn advocaat

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Casus I

Op maandag 19 september 2011 stapt Floris van der Wouden om 07:00 uur uit de kroeg op de Grote Markt te Groningen. Hij loopt door de Papengang naar de Peperstraat om zijn fiets op te halen. In de Papengang ziet hij twee mannen dicht bij elkaar staan. Als hij de mannen passeer, ziet hij dat één van de mannen een pistool in zijn handen heeft. Op dat moment zien de mannen Floris en schreeuwt één van de mannen naar hem: ‘Waag het niet om naar de politie te gaan! We hebben een pistool en jagen zo een kogel door je kop’. Floris schrikt, rent naar zijn fiets en fietst hard naar huis.

Enkele minuten later lopen twee verbalisanten hun eerste ronde door de binnenstad van Groningen. In de Peperstraat zien zij twee mannen schichtig om zich heen kijkend uit de Papengang lopen. Dit trekt de aandacht van de verbalisanten, omdat de Papengang bekend staat als een onveilige straat: een doorgang waar regelmatig wapens worden verhandeld. De verbalisanten aarzelen geen moment en houden beide mannen, Arie en Patrick, aan op verdenking van wapenhandel (artikel 31 lid 1 jo. artikel 55 lid 3 sub a WWM). Bij Arie wordt het pistool aangetroffen.

Beide mannen worden overgebracht naar het politiebureau om te worden voorgeleid aan de officier van justitie. Arie bekent direct na binnenkomst in het eerste inhoudelijke verhoor met opsporingsambtenaar De Vries.

Arie verklaart:
‘Ik had het pistool net gekocht van Patrick, omdat ik het wel stoer vond om in het bezit van een pistool te zijn. Maar ik geef toe dat dat natuurlijk nergens op slaat. Jullie mogen het pistool hebben. Jullie moeten niet mij, maar Patrick hebben, want hij is de wapenhandelaar.’

Vraag 1

Is de aanhouding van Patrick rechtmatig?

Stel, de aanhouding van Patrick is onrechtmatig. Niettemin stelt de officier van justitie Patrick in verzekering om hem nader te verhoren. Tijdens Patricks inverzekeringstelling wordt zijn woning doorzocht. In zijn woning worden vele pistolen en een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen. De pistolen en het geld worden in beslag genomen. De officier van justitie vordert na drie dagen inverzekeringstelling de bewaring, met de volgende onderbouwing:

‘Ondanks de onrechtmatige aanhouding, is de inverzekeringstelling rechtmatig. Op dit moment zijn er voldoende gronden om Patrick van zijn vrijheid te beroven. Ten eerste is het aantal schietpartijen in de binnenstad sterk toegenomen en is de veiligheid op straat in geding. Daarnaast ben ik bang dat Patrick, gelet op de ernst van het delict waar hij van wordt verdacht, naar het buitenland zal vertrekken. Ik vorder daarom de bewaring.’

De rechter-commissaris toetst na drie dagen en vijftien uur de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling op grond van artikel 59a Sv en beoordeelt de vordering tot bewaring.

Vraag 2

Kan de rechter-commissaris Patrick in bewaring

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (1)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Casus I

Op vrijdag 16 oktober 2009 om 04:00 uur belt Marten de meldkamer van de regiopolitie Groningen en doet melding van een gewelddadige diefstal. Twee mannen hebben eerder die nacht zijn woning aan de Westerhavenstraat 5b te Groningen overvallen. In de woning hebben zij Marten geschopt, geboeit en geslagen met een pistool. Marten beschrijft de daders: het waren twee blanke mannen en zij droegen grijze sweaters met capuchon en donkere trainingsbroeken. Zij hadden een rode sporttas bij zich. De twee mannen hebben Martens autosleutels en zijn auto gestolen: een donkerblauwe Renault Mégane met kenteken 00-AAW-1.

Twee opsporingsambtenaren ontvangen van de meldkamer de melding om 04:10 uur en om 06:00 uur zien zij tijdens een reguliere surveillance op de ring Groningen de donkerblauwe Renault Mégane rijden. Het kenteken komt overeen met de gestolen auto. Op de hoedenplank zien de opsporingsambtenaren bovendien een rode sporttas liggen. Daarop besluiten zij de auto een stopteken te geven. Er zit één persoon in de auto, dat is Oscar en hij voldoet aan het signalement. Hij stapt uit en gooit meteen zijn handen in de lucht. De opsporingsambtenaren twijfelen geen moment en houden Oscar aan op verdenking van artikel 312 lid 2 sub 1 en 2 Sr en brengen hem vervolgens naar het politiebureau.

Vraag 1

Is Oscar rechtmatig aangehouden?

Stel, de aanhouding heeft op rechtmatige wijze plaatsgevonden. Oscar wordt vervolgens om 09:00 uur voorgeleid aan de hulp-OvJ. Oscar heeft contact gehad met zijn advocaat Ernst Pleiten. Zijn advocaat is aanwezig bij de voorgeleiding. Oscar bekent dat hij samen met medeverdachte Joppe de gewelddadige diefstal in de woning van Marten heeft gepleegd. De hulp-OvJ stelt Oscar daarop in verzekering, omdat hij hem verder wil verhoren en daarnaast de wenselijkheid van een vordering inbewaringstelling wil onderzoeken.

Vraag 2

Kan Oscar in verzekering worden gesteld op de genoemde gronden?

Stel, de inverzekeringstelling is rechtmatig en Oscar wordt op maandag 19 oktober 2009 om 09:00 uur ’s ochtends in bewaring gesteld. Vervolgens wordt op maandag 2 november 2009 de gevangenhouding voor 90 dagen bevolen. Halverwege november 2009 wordt geprobeerd de dagvaarding ter zake van dit feit aan Oscar te betekenen. Volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA) woont Oscar aan de Heymanslaan 10 te Groningen. Daar wordt echter niemand aangetroffen. De postbode laat schriftelijk bericht achter waarin staat dat de dagvaarding gedurende een week kan worden afgehaald op het postkantoor aan het Floresplein 32 te Groningen. De dagvaarding wordt niet opgehaald. Na een week wordt zij teruggestuurd naar het OM te Groningen. Uit verificatie bij de GBA blijkt dat Oscar nog steeds aan de Heymanslaan 10 woont (sinds 1 oktober 2008). De dagvaarding wordt vervolgens op 10 december 2009 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Groningen. Het OM verstuurt de dagvaarding vervolgens als afschrift naar de Heymanslaan 10 te Groningen.

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (2)

Strafrecht 3 - B3 - Rechten - RUG - Oefententamen 2011 (2)


Vragen

Casus I

Op 7 juni 2010 om 10:10 uur komt er een telefonische melding binnen van Gerda Lobetrotter bij de meldkamer van de politie Friesland dat zojuist een gewapende overval heeft plaatsgevonden op haar reisbureau E-Reizen in Leeuwarden, gelegen aan de Minnemastraat 32.

Verbalisanten Bennie Rom en Stefan Nor krijgen opdracht ter plaatse een onderzoek naar de gewapende overval in te stellen. Enige minuten later staat Bennie Rom buiten het reisbureau op de stoep en wordt hij aangesproken door een passerende automobilist. Die vertelt Bennie Rom dat hij gezien heeft dat de jongen die uit het reisbureau kwam rennen Pieter Latzak is en dat deze het huis aan de Minnemastraat 64 is binnengegaan. Pieter had een helm bij zich en hield een rugzak voor zijn borst geklemd.

Pieter Latzak is ambtshalve bekend bij deze verbalisanten, hij is eerder veroordeeld voor overvallen.

Bennie Rom en Stefan Nor lopen in de richting van Minnemastraat 64 en zien plotseling een witte Volkswagen Polo met hoge snelheid de straat inrijden. De auto komt met piepende remmen ter hoogte van Minnemastraat 64 tot stilstand en Bennie Rom en Stefan Nor zien Pieter Latzak met een rugzak tegen de borst geklemd, snel naar de witte auto rennen en instappen. De auto scheurt daarop weg in de richting van de binnenstad. Verbalisanten hollen naar hun dienstauto en zetten de achtervolging in. Bennie rijdt en Stefan neemt ondertussen contact op met de dienstdoende OvJ. Die geeft een bevel tot aanhouding van de inzittenden van de auto. Na een wilde achtervolging weten de verbalisanten om 11:00 uur precies de witte Volkswagen Polo tot stoppen te brengen. De inzittenden van de witte Volkswagen Polo worden aangehouden voor betrokkenheid bij een gewapende overval op reisbureau E-Reizen (artikel 312 Sr). De mannen worden meegenomen naar het politiebureau en aan de hulp-OvJ voorgeleid.

In de politieauto onderweg naar het politiebureau protesteert Pieter Latzak tegen zijn aanhouding. Hij zegt dat hij een regelmatige kijker is van RTL Boulevard en de juridische praatjes van Bram Moszkowicz altijd goed beluister. Bram Moszkowicz zou hebben gezegd dat aanhouden een erg ingrijpend dwangmiddel is. De uitoefening van dit dwangmiddel moet in overeenstemming zijn met de eisen van het EVRM. Zo moet het geregeld zijn bij nationaal rechter en moet dat nationale recht voldoen aan de kwaliteitseisen van ‘accessibility’ en ‘foreseeability’.

Vraag 1a

Geef aan wat volgens het EHRM onder de kwaliteitseisen van ‘accessibility’ en foreseeability’ moet worden verstaan.

Vraag 1b

Beoordeel of de Nederlandse regeling van aanhouding buiten heterdaad aan deze eisen voldoet.

Nadat Pieter contact heeft gehad met zijn raadsman, wordt hij uitgebreid verhoord. Pieter ontkent elke betrokkenheid bij de gewapende overval. Wel verklaart hij dat hij geen inkomen heeft en wel veel schulden. Pieter wordt vervolgens door de OvJ rechtmatig in verzekering gesteld.

Op 7, 8 en 9

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG

Strafrecht 3: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 3 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1878
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.