Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 3016 keer gelezen
Bespreek of de onderstaande stelling juist of onjuist is.
‘Ondanks de verschillende bewoordingen van art. 6:170 lid 1 en art. 6:171 BW wordt de aansprakelijkheid in die artikelen hetzelfde beoordeeld. Het enige verschil tussen de twee artikelen is dat art. 6:170 BW de aansprakelijkheid betreft voor een ondergeschikte en art. 6:171 BW voor een niet-ondergeschikte.’
Brugklasser Maurits, 14 jaar, heeft van zijn oma een laptop van het merk Asus gekregen, met losse boxjes en een losse webcam. Enkele weken daarvoor had Maurits van zijn ouders een splinternieuwe Lenovo gekregen en hij besluit daarom de Asus met toebehoren te verkopen. Op de Facebookpagina van zijn school geeft hij dit te kennen. Examenkandidaat Julia, 17 jaar, heeft interesse in de hele set; haar vriend gaat in het buitenland studeren en ze wil graag met hem kunnen skypen en de laptop met webcam en boxjes is precies waar ze naar op zoek is. In de schoolpauze komen Maurits en Julia mondeling overeen dat Julia de hele set (laptop, webcam en boxjes) kan overnemen voor € 700. De dag erna levert Maurits een goed verpakte doos aan Julia en betaalt Julia € 700 aan Maurits. Wanneer de ouders van Maurits achteraf horen van de verkoop, zijn ze woest. Ze vinden dat Maurits het cadeau van oma niet had mogen verkopen.
Is er tussen Maurits en Julia een geldige koopovereenkomst tot stand gekomen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunnen de ouders in dat geval de koopovereenkomst ongedaan maken?
Stel, er is sprake van een geldige overeenkomst tussen Maurits en Julia. Wanneer Julia thuis de doos uitpakt, merkt zij dat de webcam en de boxjes niet in de doos zitten. Julia wil de overeenkomst met Maurits ongedaan maken.
Is ongedaan making mogelijk? Zo ja, kan dat direct of is daar nog een actie voor nodig? (U mag er bij de beantwoording van deze vraag van uitgaan dat Julia's wil niet gebrekkig tot stand is gekomen.)
Noem een arrest, uit de lijst van verplicht voorgeschreven arresten, waarin de Hoge Raad anticipeert op toekomstig recht. Bespreek op welke wijze wordt geanticipeerd op het toekomstige recht.
De familie Verbeek wint in de nieuwjaarstrekking van de Fortuinloterij een geheel verzorgde vakantie van 23 dagen naar de ABC-eilanden, met als vertrekdatum 7 januari. In alle haast wordt er ingepakt en vertrekt de familie naar de zon. Zij vergeten hierbij oppas of voedsel voor de huiskat Pluisje te regelen. Buurvrouw Jannette ziet gedurende de vakantie Pluisje vaak voorbij lopen en ziet haar steeds verder vermageren. Zij besluit het diertje dagelijks van voedsel en water te voorzien. Omdat het opeens stevig is gaan vriezen neemt Jannette Pluisje bij haar in huis en koopt ze een mandje voor haar en een krabpaal. Als de familie Verbeek thuiskomt snelt Jannette toe. Ze vraagt vergoeding voor alle door haar gemaakte kosten bestaande uit het gekochte voedsel, het mandje en de krabpaal. Bespreek of de vordering van Jannette succesvol zal zijn.
Op 18 november 2016 organiseert Floortje een feestje bij haar thuis in verband met haar vijfigste verjaardag. Bart is samen met zijn echtgenote Lenneke aanwezig op het feest. Bart is nog herstellende van letsel aan zijn achillespees en is nog slecht ter been. Het feest begint om circa 19.00 uur. De gasten verblijven eerst buiten in de tuin. Wanneer het frisser wordt, verplaatst het feest zich rond 22.00 uur naar binnen. De woning van Floortje is vanuit de tuin toegankelijk via de bijkeuken. Vlakbij de deuropening bevindt zich een onafgedekt gat, ontstaan doordat een dag eerder een grote struik verwijderd is. Doordat het donker is, ziet Bart het gat te laat, hij verliest zijn evenwicht, valt in het gat en breekt zijn heup.
Bespreek de vraag of Floortje aansprakelijk is voor de schade die Bart lijdt.
Na het ongeval is een kunstheup geplaatst. Bart ondervindt (blijvende) beperkingen door het ongeval. Omdat hij nu ook de (tuin)werkzaamheden rondom zijn woning niet meer in dezelfde mate verrichten kan als voor het ongeval, raakt hij in een ongewoon langdurige depressie. Bart vordert van Floortje vergoeding van alle door hem geleden schade: alle ziekenhuiskosten voor zijn lichamelijk herstel, de behandelkosten voor zijn depressie, en zijn immateriële schade. Gesteld dat Floortje aansprakelijk is. Komen alle genoemde schadeposten voor vergoeding in aanmerking?
Van Maanen sluit zijn artikel ‘De Mythe van Quint/Te Poel’ af met de volgende opmerking: 'Quint/Te Poel, als één van de belangrijkste naoorlogse arresten, blijkt op een misverstand van deze uitspraak te berusten. Net als Lindenbaum/Cohen blijkt ook Quint/Te Poel een mythe.' Op basis van welke argumenten komt Van Maanen tot deze conclusie?
Onjuist. Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:170 BW en 6:171 BW is een vorm van functioneel verband vereist. Bij art. 6:171 BW wordt het vereiste ‘ter uitoefening van de werkzaamheden’ restrictief uitgelegd (HR Delfland/De Stoeterij). Bij art. 6:170 BW wordt dit vereiste evenwel ruim uitgelegd (HR Groot Kievitsdal). Er wordt bij art. 6:171 BW nog een nader vereiste gesteld: er moet sprake zijn van een zekere eenheid van onderneming.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW) – dat zijn beide rechtshandelingen. Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW). In dit geval willen Maurits en Julia beiden dat de koopovereenkomst, bestaande uit levering van de laptop met webcam en boxjes tegen betaling door Julia van een bedrag van EUR 700, tot stand komt. De vraag in dit geval is echter of Maurits bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling. Art. 3:32 lid 1 BW bepaalt dat een natuurlijk persoon bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling, voor zover de wet niet anders bepaalt. Art. 1:233 lid 1 BW jo. Art. 1:234 lid 1 BW bepaalt dat minderjarigen, kinderen onder de achttien jaar, alleen bekwaam zijn om rechtshandelingen te verrichten mits zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s) handelen. Dat Maurits hier toestemming heeft van zijn ouders is niet waarschijnlijk. Toestemming wordt ook niet verondersteld te zijn verleend, aangezien het voor een twaalfjarige niet gaat om een rechtshandeling die in het verkeer voor die leeftijd gebruikelijk is (art. 1:234 lid 3 BW). Conclusie: de ouders kunnen de koopovereenkomst vernietigen (art. 3:32 lid 2 BW). Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 BW) en dus is er nooit sprake geweest van een koopovereenkomst tussen Maurits en Julia.
Ingevolge art. 6:265 BW geeft iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de wederpartij (hier Julia) het recht om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het niet-leveren van de boxen en webcam is een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis, en is gezien de waarde van de boxjes, niet van dusdanig geringe betekenis dat die de ontbinding niet rechtvaardigt. Nakoming is niet blijvend of tijdelijk onmogelijk (art. 6:265 lid 2 BW), Maurits kan immers nog de boxjes en webcam leveren. Julia kan daarom pas ontbinden wanneer Maurits in verzuim is. Julia dient Maurits nog de gelegenheid te bieden om na te komen, door een ingebrekestelling te sturen (art. 6:82 BW). Geen van de uitzonderingen van art. 6:83 BW is namelijk van toepassing op deze casus. Als Julia Maurits een redelijke termijn biedt voor nakoming en hij alsnog niet nakomt, dan kan zij de overeenkomst ontbinden. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. Als gevolg van ontbinding ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen (art. 6:271 BW). Op Maurits rust dan een verbintenis om het geld aan Julia terug te betalen en op Julia rust de verbintenis om de laptop terug te leveren.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Bijvoorbeeld: in het arrest Lindenbaum/Cohen roept de Hoge Raad een derde categorie voor onrechtmatigheid in het leven, nl. ook het ‘ indruischen van het handelen of nalaten, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzie van eens anders persoon of goed’. De Hoge Raad ging, anticiperend op een wetsvoorstel, uitleggen naar de nieuwe formulering van het wetsvoorstel toe zodat de uitspraak vast in overeenstemming zou zijn met de komende wet (wetsvoorstel 1911 (Regout) en 1913 (Heemskerk)).
Het gaat in dit geval om zaakwaarneming (art. 6:198 BW). Zaakwaarneming is het (i) willens en wetens en (ii) op redelijke grond inlaten met (iii) de behartiging van de belangen van iemand anders, zonder dat (iv) de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt. Jannette heeft bewust (i) en op een redelijke grond (ii), immers anders zou Pluisje waarschijnlijk dood zijn gegaan, de belangen van de eigenaren van Pluisje behartigd (iii). Het verzorgen van Pluisje is ook in overeenstemming met de waarschijnlijke wil van de verzorgers van Pluisje. Van een situatie dat de bevoegdheid aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt is geen sprake (iv). Op grond van art. 6:200 lid 1 BW is de familie Verbeek gehouden om de schade te vergoeden die Jannette heeft geleden voor zover het belang van de familie Verbeek naar behoren is behartigd. Vallen de genoemde schadeposten onder het vereiste ‘voor zover het belang van de familie Verbeek naar behoren is behartigd’? Dat is zo wat betreft het voeren van Pluisje. Voor de krabpaal en het mandje is dit minder voor de hand liggend. Enerzijds zijn deze kosten niet strikt noodzakelijk voor het overleven van de kat – zo kan Jannette een oude kartonnen doos of deken gebruiken, of een oud gordijn gebruiken, of de kat af en toe naar buiten laten – maar anderzijds kan betoogd worden dat op deze manier schade wordt voorkomen aan de eigendommen van Jannette, in de vorm van beschadigingen aan haar meubilair. Deze kosten kunnen dus voor vergoeding in aanmerking komen.
De aansprakelijkheidsvraag moet worden beoordeeld aan de hand van art. 6:162 BW. Volgens dat artikel is vereist: (i) een onrechtmatige gedraging (ii) toerekenbaarheid (iii) schade, (iv) causaal verband en (v) relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW). Er is in dit geval sprake van een onrechtmatige gedraging, want in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid is er een groot gat in de tuin achtergelaten. Aangezien er sprake is van gevaarzetting, dient aan de Kelderluik-criteria te worden getoetst. De kans dat mensen (i) niet de vereiste oplettendheid in acht nemen bij het betreden van een woning in de avond tijdens een feestje is redelijk groot; (ii) de kans dat daaruit ongevallen ontstaan kan groot zijn, zeker als het ouderen betreft die struikelen; (iii) de kans dat bij een val ernstig letsel ontstaat is ook groot; (iv) de te nemen maatregelen waren niet bezwaarlijk: een lamp kunnen plaatsen, het gat kunnen afdekken, de mensen kunnen waarschuwen, etc. Conclusie: op grond van de kelderluikfactoren kan geconcludeerd worden dat sprake is van handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Aan de relativiteitsnorm wordt voldaan aangezien de zorgvuldigheidsnorm strekt tot bescherming van een ieder die zich in de tuin bevindt, tegen letselschade die zij lijden doordat ze in het niet afgedekte gat vallen. Er is sprake van schade, namelijk letselschade. Er is sprake van een causaal verband, aangezien de schade niet zou zijn ontstaan indien Floortje het gat adequaat had afgedekt (conditio sine qua non). De onrechtmatige gedraging is toerekenbaar aan Floortje op grond van schuld (6:162 lid 3 BW) aangezien zij verwijtbaar heeft gehandeld door het gat niet af te (laten) dekken voordat zij een feestje in haar tuin ging geven.
Of alle schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden beantwoord aan de hand van art. 6:98 BW. Ingevolge dat artikel komt slechts die schade voor vergoeding in aanmerking die in zodanig verband staat met de gebeurtenis dat zij in redelijkheid aan de aansprakelijke partij kan worden toegerekend. Daarvoor dienen we te kijken naar de aard van de aansprakelijkheid (i), de aard van de schade (ii), de lengte van de causale keten (iii), voorzienbaarheid van de schade (iv) en mate van schuld (v) – cf. de deelregels van Brunner. De aard van de aansprakelijkheid is een schuldaansprakelijkheid, hetgeen voor een ruime toerekening van de schade pleit. Ook dat het hier gaat om letselschade pleit voor een ruime toerekening van de schade. De schade, zijnde de ongewoon langdurige depressie van Bart en daardoor gemaakte kosten, zijn niet echt voorzienbaar en zitten verder in de causale keten. Dit pleit tegen een ruime toerekening. De mate van schuld van Floortje pleit voor een ruime toerekening – een gat achterlaten zonder waarschuwing en/of afzetting is zeer verwijtbaar. Verder is er sprake is van een verkeers- of veiligheidsnorm, en dat pleit ook vóór een ruime toerekening. De kans is groot dat zowel zijn behandelkosten van het ziekenhuis, als ook de behandelkosten voor de depressie (zie ook HR Renteneurose) en de immateriële schade (art. 6:106 BW) voor vergoeding in aanmerking komen.
Met betrekking tot Quint/Te Poel laat Van Maanen zien dat het zowel onjuist is dat de uitspraak een definitief einde maakt aan het legisme als dat de zaak een grote toevoeging is op het gebied van de ongerechtvaardigde verrijking. Voor het eerste voert Van Maanen aan dat de legisten uit die tijd (Diephuis, Opzoomer, Land) al van mening waren dat in de gevallen waar het recht zweeg de oplossing moest worden gevonden in de billijkheid. Het legisme was dus al niet zo strak. Voor het tweede voert Van Maanen aan dat de Hoge Raad niet besloot tot een algemene grond voor ongerechtvaardigde verrijking, hoewel dit misschien wel had gekund. Met betrekking tot Lindenbaum/Cohen laat Van Maanen zien dat ook hier eigenlijk geen sprake was van star legisme, aangezien ‘onrechtmatig’ in de lagere rechtspraak al langer ruim werd uitgelegd. Ook in de literatuur werd hieromtrent verzocht om een ruime uitleg. Er was zelfs een wetsvoorstel aanhangig waarin een verruiming van het oude artikel 1401 BW was opgenomen. Dat er nog geen ruime uitleg van het begrip onrechtmatig was kan wellicht worden verklaard door het presidentschap van Eyssell.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen bij het vak Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht aan de Universiteit Utrecht.
De extra oefenvragen zijn gebaseerd op de werkgroepen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2712 |
Add new contribution