Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 3011 keer gelezen
Onderneming Beachfun BV houdt zich bezig met georganiseerde strand- en zeeactiviteiten. Zij wil graag op een terrein dat aan haar toebehoort een schuur laten bouwen, waarin surfplanken en ander strandmateriaal kunnen worden opgeslagen. Zij geeft in januari 2017 opdracht aan aannemer Duurkoop om deze schuur te bouwen. In de uiteindelijke overeenkomst wordt geen melding gemaakt van een precieze datum waarop de schuur klaar moet zijn. Duurkoop start in maart 2017 met de bouw. De schuur is eind juli 2017 gereed. Duurkoop stuurt een factuur naar Beachfun. Bij een nacontrole blijkt dat wanden van de schuur grote kieren vertonen en dat er te weinig ramen in de schuur zijn aangebracht. Beachfun verhelpt deze gebreken zelf met behulp van een bevriende klusjesman. Vervolgens laat Beachfun aan Duurkoop niet tevreden te zijn met de vervulling van de opdracht door Duurkoop, omdat de schuur niet voldeed aan de eisen.
Beachfun stelt dat zij de gehele rekening enkel zou moeten betalen indien de overeenkomst correct zou zijn uitgevoerd. Daarom stelt zij schade te hebben geleden op basis van de hierboven genoemde reden. Beachfun betaalt 80% van het bedrag en houdt de rest in (het gaat om een resterend bedrag van EUR 3000). Duurkoop stelt dat zij helemaal niet wist dat Beachfun niet tevreden was en dringt dus aan op betaling van het restant.
NB: U dient bij de beantwoording van de volgende vragen eventuele relevante bepalingen uit boek 7 BW buiten beschouwing te laten.
Heeft de schadevergoedingsvordering van Beachfun kans van slagen?
Geef aan of onderstaande stelling (on)juist is.
‘Afstand van recht (art. 6:160 lid 1 BW) is een eenzijdige rechtshandeling’.
Geef aan of onderstaande stelling (on)juist is.
In de zaak van de Goudse Bouwmeester komen zowel de Hoge Raad als de Advocaat-Generaal met een rechtshistorische motivering tot hetzelfde resultaat, waarbij de motivering van de Hoge Raad veel uitgebreider is dan die van de Advocaat-Generaal.
Op de website van RTL nieuws staat het volgende bericht van 20 juni 2017:
‘Op de site van Leen Bakker verschenen gisteravond hoogslapers voor opmerkelijke prijzen. Enkele hoogslapers werden ineens aangeboden met een korting van 94 procent. Die kostten in plaats van 319 euro ineens nog maar 19 euro.
Rianne bestelde er twee voor haar zoontje Stefan, vertelde ze eerder vandaag aan RTL Nieuws. "Er zijn misschien wel duizend moeders die zo'n hoogslaper besteld hebben. De verschillende moedergroepen op Facebook waarbij ik ben aangesloten, waren in rep en roer." Ze noemde de actie 'eigenlijk te mooi om waar te zijn'.
Leen Bakker laat nu weten dat het inderdaad ging om een fout. "Er is iets niet helemaal goed gegaan", zegt een woordvoerster van het bedrijf. "We waren van plan om 15 tot 45 procent korting te geven op onze matrassen. Omdat deze hoogslapers ook een matras bevatten, stapelde het systeem om een nog onverklaarbare reden korting op korting."
Is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen Rianne en meubelverkoper Leen Bakker? Bespreek mogelijke argumenten van beide partijen.
Stel: Rianne heeft bij de IKEA een bijpassende kast gekocht. Ze haalt de kast uit het zelfbedieningsmagazijn en betaalt deze vervolgens bij de kassa.
Op welk moment komt de overeenkomst tot stand volgens het huidige Nederlandse recht?
In het artikel ‘Over de totstandkoming van de koopovereenkomst in een zelfbedieningswinkel’, AA 2015, p. 31-39, beargumenteert J. Jansen dat de overeenkomst op een ander moment tot stand komt. Op welk moment is dat en welke argumenten draagt hij daartoe aan?
Harold is een enthousiast sportvisser. Vincent is eigenaar van een aan het riviertje de Kromme Rijn gelegen café van waaruit hij ook boten verhuurt en verkoopt. In maart 2017 koopt Harold van Vincent een kleine motorboot om daarmee tijdens het visseizoen te gaan vissen op de Kromme Rijn. Desgevraagd zegt Vincent dat “om te vissen alle kleine bootjes op de Kromme Rijn zijn toegestaan”. Wanneer Harold in mei 2017 voor het eerst met zijn boot het water op gaat, blijkt dat volgens een gewijzigde gemeentelijke verordening van februari 2017 uitsluitend het gebruik van geruisloze elektrische bootjes nog is toegestaan op de Kromme Rijn.
Harold wil van de overeenkomst met Vincent af. Welke rechtsgrond biedt hiertoe de meeste kans op succes?
Maakt het voor het antwoord verschil als de verordening waarin uitsluitend het gebruik van fluisterboten nog werd toegestaan pas na de aanschaf van het motorbootje werd ingevoerd en die wijziging op het moment van het sluiten van de overeenkomst ook nog niet bekend was?
Beachfun is van mening dat de schuur niet voldeed aan de eisen die zij bij Duurkoop hadden vermeld. Beachfun wilt de overige 20% van de rekening hierdoor niet betalen. Beachfun wilt dus een schadevergoeding van 3000 euro.
Hier moet gekeken worden naar het art. 6:74 betreffende wanprestatie. De vereisten voor wanprestatie zijn:
In dit geval is er sprake van een tekortkoming voor Beachfun, omdat hun schuur niet voldoet aan de eisen die zij eraan hadden gesteld. De tekortkoming houdt het niet correct nakomen van de overeenkomst in. Hierdoor hebben zij een andere klusjesman in moeten huren om de schuur toch aan de eisen te laten voldoen. Dit is de schade die Beachfun heeft geleden met eventuele vertragingsschade. Door de tekortkoming is de schade ontstaan, als Duurkoop in 1x de nakoming geheel had voldaan en de eisen hierin meegenomen, dan had strandplezier geen schade geleden. Om te kijken of de schade toerekenbaar is voor Duurkoop moet gekeken worden naar art. 6:75 om vast te stellen of hier sprake was van overmacht. Is de schade de wijten aan zijn schuld/wet/rechtshandeling/verkeer geldende opvattingen? In dit geval is er sprake van schuld (bewuste roekeloosheid of schuld), dus de schade is toerekenbaar tot Duurkoop.
Aangezien aan de vereisten van art. 6:74 lid 1 is voldaan, moet gekeken worden lid 2 die het vereiste van verzuim hieraan toevoegt in de gevallen dat nakoming niet blijvend onmogelijk is. Aangezien de ingehuurde klusjesman de gebreken heeft doen verhelpen, is nakoming op dit punt onmogelijk voor Duurkoop. Hierdoor hoeft er niet aan het vereiste van verzuim voldaan te zijn. Dit brengt met zich mee dat Beachfun Duurkoop verantwoordelijk kan stellen voor de schade die zij hebben geleden op grond van art. 6:74.
Dit komt overeen met het arrest Multi Vastgoed/Nethou. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat in beginsel de crediteur de keuze heeft tussen nakoming voor zover mogelijk, en schadevergoeding in enigerlei vorm. De crediteur is evenwel. Niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gehouden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen. In deze casus betreft het een aanzienlijke tekortkoming, namelijk kieren tussen de muren en te weinig ramen aangebracht. Hierdoor is de schade van 3000, het bedrag dat Beachfun niet wilt betalen, evenredig volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid.
In art. 6:160 lid 1 BW beschrijft dat er een overeenkomst nodig is om afstand te doen van een vorderingsrecht. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling op grond van art. 6:213. Afstand van recht is dus een meerzijdige rechtshandeling.
Voor deze vraag is geen antwoordindicatie beschikbaar.
De vraag is of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Rianne en meubelverkoper Leen Bakker.
Rianne is blij met haar aankoop en de hoge korting die zij heeft gegeven. Volgens haar is er sprake van een overeenkomst volgens art. 3:33 jo. 6:217. Zij zal aangeven dat zij erop heeft vertrouwd dat de hoogslaper ook werkelijk zo goedkoop was. Hiervoor zal zij zich beroepen op art. 3:35.
Leen Bakker geeft aan dat het ging om een fout, waardoor er volgens hen geen sprake is van een op rechtsgevolg gerichte handeling, omdat zijn wil en verklaring niet overeenstemden. De wil was om korting te geven op de hoogslapers, maar niet zo’n hoge korting als 94%. Hierdoor is er volgens Leen Bakker geen overeenkomst volgens art. 6:217 gesloten.
Als Rianne een geslaagd beroep wilt doen op art. 3:35 is er gerechtvaardigd vertrouwen nodig. Rianne zal proberen te motiveren dat zij het aanbod met de hoge korting heeft opgevat als een tot haar gerichte verklaring van een bepaalde strekking. Om een geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen doen, moet er ook worden getoetst aan art. 3:11. Gerechtvaardigd vertrouwen houdt namelijk goede trouw in als omschreven in art. 3:11. In dit artikel wordt omschreven dat zij niet alleen de feiten moest kennen, maar ook de in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Het is logischerwijs erg onwaarschijnlijk dat een hoogslaper ineens voor 94% korting wordt verkocht. Rianne twijfelde zelf ook al aan het aanbod, omdat het te mooi om waard te zijn was. Door middel van dit aanbod, is het voordeel voor Marleen heel groot en het nadeel van Leen Bakker heel groot. Hierdoor zal Rianne geen geslaagd beroep op 3:35 kunnen doen, waardoor er volgens art. 3:33 geen overeenkomst tot stand is gekomen.
Volgens het Nederlandse recht wordt er een overeenkomst gesloten op het moment dat iemand iets in zijn winkelmandje legt. Dit wijst op het moment wanneer een klant iets uit de rekken pakt, omdat hij dit wilt aanschaffen. Volgens het Nederlandse recht doet de winkel een aanbod en accepteert een klant in een zelfbedieningswinkel het aanbod door het product in het winkelmandje te leggen.
NB: U dient bij de beantwoording van deze vraag eventuele relevante bepalingen uit boek 7 BW buiten beschouwing te laten.
Jansen is van mening dat de koopovereenkomst in een zelfbedieningswinkel gesloten wordt aan de kassa. Volgens hem is de theorie die het Nederlandse recht gebruikt namelijk niet van toepassing. Dit komt doordat producten nog uit het winkelmandje kunnen worden terug gelegd. Het is dan niet voor de hand liggend dat een koopovereenkomst wordt gesloten bij het nemen van een product om dit in het mandje te leggen. Tevens is het zo dat als een klant zijn of haar geld is vergeten, zij de boodschappen niet mee naar huis mag nemen. Zij kan haar boodschappen even laten staan die dan worden achtergehouden, zodat zij haar geld kan halen. Als de koopovereenkomst al voor het betalen aan de kassa wordt gesloten, kan niet worden verklaard waarom zij haar boodschappen niet alsnog mee naar huis mag nemen.
Harold wilt van zijn koopovereenkomst af. Hij heeft het meeste kans op slagen als hij zich beroept op dwaling.
Casus: Harold koopt een bootje van Vincent. Vincent zegt dat alle kleine bootjes op de Kromme Rijn zijn toegestaan. Dit blijkt niet zo te zijn en daarom wilt Harold van zijn koopovereenkomst af.
De vereisten voor dwaling zijn, zoals omschreven in art.6:228:
Harold koopt het bootje om daarmee tijdens het visseizoen te gaan vissen op de Kromme Rijn. In deze casus is Harold de dwalende. Met deze voorstelling koopt hij het bootje, maar achteraf blijkt dat hij met zijn net gekochte bootje hier niet mag varen. Er is dus sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Met de kennis van de gemeentelijke verordening had hij het bootje niet gekocht. Er is dus een sprake van een causaal verband. In dit geval geeft Vincent een foute inlichting volgens art. 6:228 lid 1 sub a. Uit de casus blijkt dat Harold heeft nagevraagd of hij met het bootje mocht varen op de Kromme Rijn, waarna Vincent verkeerde informatie krijgt. Dit gebeurt in de volgende zin: Desgevraagd zegt Vincent dat “om te vissen alle kleine bootjes op de Kromme Rijn zijn toegestaan”. Aangezien Vincent bootjes verhuurt en de gemeentelijke verordening al in februari 2017 is gesloten, kunnen we er hier ervanuit gaan dat Vincent wel op de hoogte was van de situatie, dit sluit aan bij de kenbaarheid. (Als dit niet zo is, betreft het wederzijdse dwaling volgens sub c.) Vervolgens betreft het niet enkel een toekomstige omstandigheid, omdat Harold heeft aangegeven waarom hij het bootje kocht en al voor die tijd had kunnen blijken dat dit sinds februari al niet meer mogelijk was.
Nu gaat het hier om de vraag of dit voor rekening moet komen voor de dwalende of voor dat van verkoper Vincent. De vraag draait erom op welke rechtsgrond Harold de meeste kans op succes biedt, daarom sluit deze casus aan bij het arrest Booy/Wisman. Ook in dit arrest werd verkeerde informatie gegeven, waar de Hoge Raad de rechtsregel formuleerde dat de mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, wanneer iemand verkeerde informatie geeft. Hierdoor is er ook in dit geval geen sprake van dat de schuld voor rekening van de dwalende moet komen.
Dit brengt dat Harold op dwaling een geslaagd beroep zou kunnen doen, waarna hij de overeenkomst zou kunnen vernietigen.
Als de vordering nog niet bestond op het moment van de overeenkomst en ook niet ter sprake was gekomen, dan was een beroep op dwaling waarschijnlijk mislukt. In dit geval zou deze situatie wel een toekomstige omstandigheid betreffen, beschreven in art. 6:288 lid 2, waardoor Harold geen geslaagd beroep op dwaling zou kunnen doen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen bij het vak Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht aan de Universiteit Utrecht.
De extra oefenvragen zijn gebaseerd op de werkgroepen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2520 | 1 |
Add new contribution