Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
In een dorpje staat een bunker die in de Tweede wereldoorlog werd gebruikt als schuilplaats door de Duitsers. De jaren daarna werd de bunker vaak als hangplek gebruikt. Dat gebruik werd in 2008 beëindigd. Sindsdien is de ingang dichtgemaakt, zodat het niet langer als hangplek kan worden gebruikt.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen besluit de bunker te redden en te investeren in renovatie van de bunker. Bedoeling is dat de bunker een gemeentelijke monumentenstatus toegekend krijgt. Het gevolg van het toekennen van een dergelijke status is dat aantasting of slopen van de bunker wordt bemoeilijkt. De bunker wordt verder gerestaureerd en vervolgens verkocht ten behoeve van commerciële exploitatie.
Omwonenden, van wie het merendeel zicht heeft op de bunker, zijn tegen de beoogde restauratie ervan en hebben zich verenigd in de vereniging Weg met de Bunker. Deze vereniging betoogt in de media dat dit ‘nazi-icoon’ geen ander lot verdient dan sloop. Zij kondigt aan de plannen met alle mogelijke juridische middelen te zullen bestrijden.
Als eerste stap in het proces verleent het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2) de gemeentelijke monumentenstatus (als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen) aan de bunker. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat de bunker als zeldzaam relict uit de oorlogsperiode zowel architectuurhistorische als cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt voor de gemeente Amstelveen.
De vereniging Weg met de Bunker dient een bezwaarschrift in, waarin zij aanvoert dat de aanwijzing van een controversieel gebouw als monument inbreuk maakt op het Nederlandse erfgoed. De aanwijzing is bovendien een uiting van ultrarechtse politiek, gelet op het oorlogsverleden. Tot slot heeft de gemeente in 2008 met omwonenden de afspraak gemaakt dat de bunker zou verdwijnen, aldus de Vereniging.
Is de Vereniging Weg met de Bunker belanghebbende bij het besluit tot toekenning van de gemeentelijke monumentenstatus aan de bunker? [10 punten]
Lees artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Amstelveen (zie Bijlage 2)
Heeft het college van burgemeester en wethouders beoordelingsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing van de bunker als gemeentelijk monument? [5 punten]
Heeft het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid bij het nemen van het besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument van de bunker? [5 punten]
Er moet worden bekeken of de vereniging Weg met de Bunker als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 3 Awb kan worden aangemerkt. Het gaat hier om een collectief belang, waardoor de organisatie als belanghebbende wordt aangemerkt indien het opkomt tegen een besluit dat raakt aan de belangen die de organisatie behartigd. Dit moet blijken uit de statuten en de feitelijke werkzaamheden. Uit Belangenvereniging Indische Buurt blijkt dat een of meer leden op grond van art. 1:2 lid 1 Awb belanghebbende moet zijn bij dat besluit. Uit het arrest blijkt ook dat de feitelijke werkzaamheden een ondergeschikte rol hebben. Uit de casus blijkt dat de vereniging opkomt voor de belangen van haar leden. Eventueel kunnen nog de overige vereisten van objectief, actueel en rechtstreeks worden uitgewerkt. Concluderend kan worden gesteld dat vereniging Weg met de bunker kan worden aangemerkt als belanghebbende.
Beoordelingsvrijheid is de vrijheid van het bestuur om te bepalen of aan de bevoegdheidsvoorwaarden is voldaan. Dit kan expliciet of impliciet blijken uit de wet. In dit geval kan worden betoogd dat er sprake is van impliciete beoordelingsvrijheid. Er kan worden gezegd dat de bevoegdheid voortvloeit dat het een taak is die op bestuurlijk niveau thuishoort en niet bij de rechter.
Beleidsvrijheid is de vrijheid van het bestuur om te bepalen of zij een bevoegdheid gaan gebruiken, en zo ja hoe zij die bevoegdheid gaan gebruiken. Beleidsvrijheid kan in de wet worden herkend aan de woorden ‘kunnen’ en ‘bevoegd zijn’. In het betreffende artikel is het woord ‘kunnen’ opgenomen. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid heeft.
Artikel 2.10 van de APV van Welden luidt als volgt:
Artikel 2.10 Intrekken terrasvergunning
Beoordeel waarvan in deze bepaling sprake is en onderbouw uw antwoord:
1. Allebei
2. Beoordelingsvrijheid
3. Beleidsvrijheid
4. Geen van beide
Op 3 augustus 2018 kroop Poelak, de kat van de familie Kempen, in een boom in Welden. Voorbijgangers belden de brandweer en de kat wordt gered. Even later ontvangt de familie Kempen een brief van de gemeente Welden, waarin zij aansprakelijk wordt gesteld voor schade die ten gevolge van de reddingsactie van hun kat Poelak is ontstaan. Het gaat om de kosten van de inzet van de brandweer, het afzetten van de weg en het kappen van de boom. Volgens de brief is de grondslag van de vordering gelegen in artikel 6:162 BW. De familie Kempen is niet van plan om deze kosten te betalen. Zij voeren aan dat de gemeente Welden helemaal geen vergoeding van de kosten kan eisen, omdat de gemeente een overheidslichaam is en daardoor geen beroep kan doen op bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.
Beoordeel dit verweer van de familie Kempen.
In deze bepaling is sprake van zowel beleidsvrijeheid als beoordelingsvrijheid. Het antwoord is optie 1 ‘allebei’. Er is sprake van beleidsvrijheid. Beleidsvrijheid betekent de vrijheid van de overheid om te bepalen of zij een bevoegdheid gaan gebruiken en zo ja hoe. Beleidsvrijheid is in een bepaling te herkennen aan een vorm van 'kunnen' of 'bevoegd zijn'. In deze bepaling wordt gesproken van 'is bevoegd'.
Beoordelingsvrijheid betekent de vrijheid van de overheid om te beoordelen of aan de bevoegdheidsvoorwaarden is voldaan. Dit kan impliciet of expliciet blijken. Expliciet is te herkennen aan de bewoordingen. Er wordt dan vaak gesproken van ´naar de mening van/ten genoege van/naar het oordeel van'. In de bepaling zijn deze bewoordeingen niet opgenomen, waardoor er geen sprake is van expliciete beoordelingsvrijheid. Vervolgens kan de beoordelingsvrijheid ook impliciet blijken. Er moet dan worden gekeken naar de aard van de bevoegdheid.
In deze bepaling is sprake van inpliciete beoordelingsvrijheid, dat is te herkennen aan de woorden: ‘ontoelaatbare aantasting van het woon- of leefklimaat’ en ‘waarbij de openbare orde wordt verstoord‘.
Het verweer van de familie Kempen heeft geen kans van slagen. De gemeente heeft als overheidslichaam krachtens art. 2:1 lid 1 BW rechtspersoonlijkheid. Overheidslichamen zijn net als natuurlijke personen drager van vermogensrechtelijke rechten en plichten (art. 2:1, lid 3, BW jo art. 2:5 BW). Op de gemeente is dus het BW van toepassing en de gemeente kan daarom in beginsel vorderingen instellen uit onrechtmatige daad ex. art. 6:162 BW.
Noem vier verschillen tussen een erfdienstbaarheid en een kwalitatieve verplichting.
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
Art. 3:231 BW maakt bij voorbaat vestiging van pandrechten op vorderingen mogelijk.
De erfdienstbaarheid is geregeld in art. 5:70 en betreft een absoluut beperkt recht. De kwalitatieve verplichting is geregeld in art. 6: 252 en is geen beperkt recht. Het is verbintenisrechtelijk van aard. Ten tweede kan het recht van erfdienstbaarheid worden gevestigd op onroerende zaken, terwijl een kwalitatieve verplichting betrekking heeft op registergoederen. Vervolgens heeft het recht van erfdienstbaarheid betrekking op feitelijke handelingen, maar kwalitatieve verplichtingen kunnen ook betrekking hebben op rechtshandelingen. Tot slot heeft het recht van erfdienstbaarheid betrekking op 2 erven, terwijl de kwalitatieve verplichting aan de kant van de schuldenaar betrekking heeft op een erf en aan de kant van de schuldeiser op een persoon.
De stelling is onjuist. Art. 3:231 BW bepaalt dat een recht van pand of hypotheek zowel voor een bestaande als voor een toekomstige vordering kan worden gevestigd. Dit maakt nog niet de daadwerkelijke vestiging bij voorbaat van pandrechten op vorderingen mogelijk. De mogelijkheid om een pandrecht op vorderingen bij voorbaat te vestigen wordt namelijk beperkt in art. 3:239 BW. Niet in alle gevallen kan een pandrecht bij voorbaat worden gevestigd, het moet namelijk gaan om een relatief toekomstige vordering. Dat is een vordering uit hoofde van een reeds bestaande rechtsverhouding. Dit betekent dat verpanding bij voorbaat van een absoluut toekomstige vordering niet mogelijk is. Art. 3:231 BW maakt dus niet per definitie verpanding bij voorbaat op vorderingen mogelijk.
Toegang tot de volledige tentamens:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution