Boeksamenvatting bij Belastingrecht in Hoofdlijnen - Burgers, Bresser e.a. - 8e druk
- 1528 keer gelezen
Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?
De termen belastingontduiking en belastingontwijking:
Bas heeft voor zijn studie in 2015 een laptop gekocht voor € 500. Op de website van de Belastingdienst heeft hij gelezen dat studiekosten een aftrekpost vormen. Op basis van deze informatie brengt hij de € 500 op zijn inkomsten over 2015 in aftrek. Als hij in de loop van 2016 zijn aanslag ontvangt, ziet hij dat de aftrekpost is geschrapt. Bij navraag bij de inspecteur hoort hij dat de informatie op de website niet klopt. Bas is van mening dat de aftrekpost toch in aanmerking genomen moet worden. Op welk beginsel zal hij dan een beroep moeten doen?
Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:
Jos (60 jaar) wil met Kerstmis € 7.500 schenken aan zijn zoon (38 jaar). Als hij het bedrag in één keer schenkt, is schenkbelasting verschuldigd. Jos is pertinent tegen het betalen van belasting en vraagt aan zijn vriend Kees, die wel vaker legale en illegale trucjes heeft uitgehaald ter omzeiling van belastingbetaling, of er niet een handigere manier is om de schenking te realiseren.
Kees raadt hem aan de schenking in twee delen te doen: de eerste helft op 31 december en de tweede helft op 1 januari van het volgende jaar. Op deze wijze is er volgens Kees helemaal geen schenkbelasting verschuldigd.
De constructie die Kees voorstelt is een voorbeeld van:
Wat is de gangbare definitie van het begrip ‘belastingen’?
De reden dat bepaalde zorgkosten aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting is een toepassing van:
Welke van de volgende ondernemingen is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
Wat is de verhouding tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting?
Een traditioneel beginsel voor de verdeling van de belastingdruk is het profijtbeginsel. Volgens dit beginsel zou het belastingstelsel moeten berusten op het volgende uitgangspunt:
Welke bewering is juist?
D. Omzetbelasting.
A. Worden gebruikt om het legaal en illegaal verminderen van verplichtingen jegens de fiscus aan te geven.
D. Het vertrouwensbeginsel.
A. Belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
B. Belastingontwijking.
B. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen – anders dan als straf – aan de overheid, waar geen rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
A. Het draagkrachtbeginsel.
B. Eenmanszaak ‘De Leidse Glaszaak.’
D. De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De betaalde loonbelasting wordt verrekend met de latere aanslag inkomstenbelasting.
B. Belastingplichtigen dragen bij naar rato van het profijt dat ze genieten van overheidsvoorzieningen.
B. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.
Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:
Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:
Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?
In het kader van de belastingvereenvoudiging besluit de wetgever om box 2 van de Wet IB 2001 af te schaffen. Wat is (aannemend dat verder niets wordt gewijzigd in de belastingwetgeving) het gevolg van deze stap voor de wijze waarop aandeelhouders met een belang van 5% (of meer) in de inkomstenbelasting worden betrokken?
Waarom zijn naast de reguliere voordelen ook de vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang in box 2 belast?
Pieterse BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, houdt 5% van de aandelen in het eveneens in Nederland gevestigde Stokertje BV. Daarnaast houdt Pieterse BV 4% opties op aandelen in Stokertje BV. Pieterse BV verkoopt zowel de aandelen als de opties. Welk van de volgende antwoorden is juist?
Welke stelling is onjuist met betrekking tot het boxenstelsel dat wordt gehanteerd in de Wet op de inkomstenbelasting 2001?
Welke stelling is juist?
Stelling I: Zelfstandige beoefenaren van een vrij beroep drijven geen onderneming.
Stelling II: Uitgaven die zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, zijn altijd aftrekbaar.
Mees drijft een onderneming in de zin van de Wet IB 2001. Hij exploiteert zijn eigen handel in tweedehands fietsen. Aan het begin van het jaar is zijn fiscale ondernemingsvermogen € 10.000. Aan het einde van het jaar bedraagt zijn fiscale ondernemingsvermogen € 8.000. Gedurende het jaar heeft Mees € 7.500 uit de kas van de onderneming gebruikt voor zijn levensonderhoud. Ook heeft Mees lopende het jaar zijn drie eigen fietsen, met een waarde van in totaal € 1000, om niet in de onderneming ingebracht.
Wat is de betekenis van de begrippen ‘totaalwinst’ en ‘jaarwinst’ voor de wijze waarop voor ondernemers in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001 de belastbare winst wordt bepaald?
Mees en Philippine zijn gaan samenwonen in een appartement dat zij zojuist samen hebben gekocht, en hebben zich ook beiden op dit adres ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie. Philippine wil echter beslist niet met Mees trouwen. En eigenlijk heeft ze ook geen zin om met Mees een notarieel samenlevingscontract af te sluiten. Gezien hun financiële omstandigheden zou het voor Mees en Philippine aantrekkelijk zijn om wél fiscale partners te zijn voor de Wet IB 2001. Mees probeert Philippine dan ook over te halen door te wijzen op art. 5a AWR. Philippine kan, zo stelt Mees, zonder huwelijk of notarieel samenlevingscontract niet zijn fiscale partner zijn voor de Wet IB 2001. Philippine voert daar tegen aan dat zij nog niet meerderjarig is, zodat fiscaal partnerschap helemaal niet aan de orde is. Welk advies zou u hen geven, om te zorgen dat Mees en Philippine kunnen kwalificeren als fiscale partners voor de Wet IB 2001?
Heiko is ondernemer voor de inkomstenbelasting en handelt in klassieke tweedehands auto’s. Om zijn klantenkring uit te breiden bezoekt hij geregeld evenementen als golftoernooien, antiekveilingen, maar ook verjaardagen en borrels van zijn vaste klanten. Hij moet daartoe allerlei uitgaven doen, zoals lidmaatschappen van golfclubs, en het nogal prijzige onderhoud van de twee zestig jaar oude Jaguar XK’s die hij beurtelings gebruikt om de diverse evenementen te bezoeken. Deze uitgaven brengt hij als ondernemingskosten in aftrek op zijn belastingaangifte. Wat kan de inspecteur doen?
Frits ondersteunt graag survivaltochten, en helpt vaak in het bedrijf van Erik die zulke tochten aanbiedt aan bedrijven en personeelsverenigingen. De survivalactiviteiten vinden altijd plaats in Frankrijk, hoewel het vele voorbereidende werk natuurlijk in Nederland gebeurt waar Frits en Erik ook wonen. Erik geeft Frits instructies over de uit te voeren werkzaamheden. Frits ontvangt voor zijn werkzaamheden elke maand een vast bedrag van Erik, plus een vergoeding voor alle kosten die hij maakt. Hij vindt het werk overigens zó leuk dat hij ook wel bereid zou zijn om het zonder enige betaling te verrichten. Het voordeel dat Frits geniet uit deze werkzaamheden is:
Iris gaat elke avond naar het casino (in totaal wel 2000 uur per jaar). Zij speelt daar roulette en zoals te verwachten is: soms wint ze wat, maar doorgaans verliest ze flink. Zo gaat haar salaris grotendeels op aan haar gokverslaving. Op een dag overlijdt haar tante, met wie zij geen goede verstandhouding had. Tot Iris’ grote verbazing laat tante haar niettemin €20.000 na. Maar ook een brief waarin zij haar instrueert om dat bedrag bij het roulettespel in te zetten op het getal 13. Iris gaat meteen naar het casino en zet het hele bedrag in op het getal 13. Zij wint € 700.000. Is het voordeel van € 680.000 belast in box 1?
Welke stelling is juist?
Stelling I: Piet houdt 4% van de aandelen in X BV. Zijn moeder Truus houdt koopopties op een aandelenpakket van 10% in X BV. Zowel Piet als Truus hebben een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.6 Wet IB 2001.
Stelling II: Anja houdt 10% van de aandelen in Y BV. Tevens heeft zij een koopoptie om nog eens 4% van de aandelen van Y BV te kopen. De aandelen van Anja behoren tot een aanmerkelijk belang. De koopoptie behoort niet tot het aanmerkelijk belang.
Welke van de vier volgende stellingen over resultaat uit overige werkzaamheden is juist?
Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooie voorjaars wandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuze zomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?
Welke van de onderstaande beweringen is juist ten aanzien van de rangorderegeling in de Wet inkomstenbelasting 2001?
Aart (28 jaar) en Bea (27 jaar) zijn ongehuwd en zijn samen ingeschreven op hetzelfde woonadres voor de gemeentelijke basisadministratie sinds 2015. Begin 2016 hebben zij samen een kind gekregen. Zijn Aart en Bea fiscale partners voor de Wet Inkomstenbelasting 2001?
Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?
Koos is een werkloze fiscalist. Om naast zijn uitkering wat bij te verdienen, is hij rijke kennissen behulpzaam bij het verplaatsen van hun vermogen naar Zwitserse spaarrekeningen. Hij adviseert hen over de fiscale aspecten, helpt bij het openen van bankrekeningen en rijdt ook met koffers contant geld naar Zwitserland. Voor deze werkzaamheden bedingt hij uiteraard beloningen, die hij contant ontvangt. Op die manier verdiende Koos in 2014 €5.672, in 2015 € 67.889, en in 2016 € 132.005. De zaken gaan dus steeds beter, en Koos maakt lange werkweken. Ook “kennissen van kennissen” weten Koos inmiddels te vinden en Koos heeft een snelle wagen aangeschaft speciaal voor wekelijkse ritjes naar Zwitserland. De inspecteur krijgt kennis van deze feiten. Kan Koos worden belast voor de inkomsten uit deze werkzaamheid?
Sjoerd is in dienstbetrekking werkzaam bij de schoolvereniging “Ons Ambacht” als leraar bouwtechniek in het middelbaar onderwijs. Daarnaast werkt hij aan het grondig renoveren van een grachtenpandje dat hij heel voordelig heeft kunnen kopen omdat het in vervallen staat verkeerde. Hij past daar dezelfde kennis toe die hij ook als docent aan zijn leerlingen bijbrengt. Elke avond, elk weekend is hij daarmee bezig, tot het na twee jaar hard werken weer een prachtig monumentaal pand is geworden. Hij verkoopt het pand meteen en boekt een mooi resultaat: een half miljoen verdiend! Sjoerd rapporteert dit resultaat op zijn aangiftebiljet als “winst uit onderneming”. Waarom doet hij dat?
Welke stelling is juist?
I. Een doel van box 2 is om een specifieke categorie aandeelhouders (namelijk degenen met een aanmerkelijk belang) uit te zonderen van het gunstige regime van box 3.
II. Een doel van box 2 is om directeur-grootaandeelhouders te belasten over hun arbeidsinkomen.
Jan heeft gelezen dat het fiscaal aantrekkelijk is om aandelenbelangen in box 3 te laten vallen. Hij heeft daarom de belangen in zijn vennootschap X BV verdeeld in vijfentwintig delen van 4% elk. Deze heeft hij verdeeld onder:
Elk van hen houdt een belang van 4%; ook Jan zelf houdt een belang van 4% (zodat het totaal optelt tot 100%). Wie van hen heeft nu een aanmerkelijk belang in X BV?
Nadat Jan deze verdeling tot stand heeft gebracht, blijkt dat Pim gaat trouwen met Joke, de zuster van Truus. Verandert dit huwelijk het aantal personen dat een aanmerkelijk belang heeft in X BV?
Jan heeft ooit alle aandelen in X BV verworven voor een verkrijgingsprijs van € 100.000. Toen de zaken eenmaal goed bleken te lopen heeft X BV € 250.000 aan dividend aan Jan uitgedeeld. Nu verkoopt Jan alle aandelen voor € 400.000 aan een derde. Wat is zijn vervreemdingsvoordeel?
Welke stelling is juist?
Roberto, een vermogende particulier met een omvangrijke beleggingsportefeuille, heeft een pand gekocht aan het Rapenburg. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 70.000. Daartegenover staan (onderhouds)kosten van € 20.000. De waarde van het pand is vastgesteld op € 1 mln. Het pand valt voor Roberto in box 3.
I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot dit pand is de werkelijke huuropbrengst niet van belang.
II.Gezien art. 5.3 lid 3 onderdeel f, zijn in box 3 onderhoudskosten slechts aftrekbaar voorzover zij meer bedragen dan € 3.000.
Jan wint een miljoen in de staatsloterij. Dat brengt zijn grootste wens binnen bereik: het opbouwen van een mooie verzameling experimentele moderne schilderkunst. Hij heeft een goed gevoel voor trends in de kunstmarkt, en zijn collectie begint dan ook meteen in waarde te stijgen. Het gaat Jan trouwens niet om die waardestijging. Alles hangt bij hem thuis aan de muur, omdat hij zelf erg van kunst houdt. Hij sluit ook een verzekering af voor de schilderijen. Die kost hem € 25.000. Hij vraagt zich af wat hij op zijn belastingaangifte moet melden. Een vriend wijst hem op art. 5.8 van de Wet IB 2001. Daarop vermeldt Jan zijn schilderijencollectie voor een waarde van € 1,3 miljoen op zijn aangifte 2016 en doet een beroep op de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap. Wat zal de inspecteur doen bij het vaststellen van Jan’s belastingaanslag?
Wie is niet buitenlands belastingplichtig op grond van de Wet IB 2001?
Vladimir, een inwoner van Rusland, werkt in Amsterdam. Hij is in dienstbetrekking als directeur van een investeringsmaatschappij die het vermogen belegt van Vladimir’s vrienden in de Russische society. Geregeld moet hij daarvoor zakentripjes maken naar de Kaaimaneilanden en elke maand moet hij ook wel enkele dagen in Amsterdam zijn. Maar meestal runt hij de investeringsmaatschappij telefonisch en per mail vanuit Moskou. Wel heeft hij een etage gekocht aan de Amsterdamse Keizersgracht, zodat hij een onderkomen heeft wanneer hij in Nederland moet zijn. Hij heeft deze etage contant betaald. Op grond van welke bepalingen in de Wet IB 2001 wil Nederland belasting heffen over de Amsterdamse etage van Vladimir?
Welke stelling is juist over de bronnentheorie?
I. De bronnentheorie beoogt alleen de waardeontwikkeling van de bron in debelastingheffing te betrekken, niet de reguliere opbrengst van de bron.
II.Alleen een analytische inkomstenbelasting is in overeenstemming met debronnentheorie.
Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.
I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.
Welke stelling is juist?
Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?
Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met inventaris) huurt hij namelijk. Wel heeft hij (in een andere stad) een appartement gekocht, waarin hij niet werkt maar alleen woont. Aangezien hij graag gebruik wil gaan maken van de ondernemersaftrek, overweegt hij om dan toch maar een bedrijfspand te kopen. Wat kunt u hem adviseren?
Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: voordeel (...); dit voordeel redelijkerwijs (...); en deelneemt aan (...). Vul in (3x):
Welke stelling is juist met betrekking tot de rangorderegeling van de Wet Inkomstenbelasting 2001?
I. Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ omvat mede een nadeel (een kosten- of verliespost).
II.Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ wordt gedefinieerd in de Wet Inkomstenbelasting 2001.
Jan geeft zijn vriend Maarten een oudejaars-staatslot cadeau. Op dit lot valt een prijs van € 7.500.000. Maarten besluit de prijs te delen met Jan, en maakt op 12 februari 2017 € 3.750.000 aan Jan over. Jan besteedt al het geld per 1 mei 2017 aan de aankoop van zijn droomhuis, waarin hij meteen gaat wonen. Wordt het bedrag van € 3.750.000 dat Jan van Maarten heeft gekregen, bij Jan in de inkomstenbelasting over 2017 betrokken?
Welke stelling is juist?
I. Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt in beginsel bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt.
II. De ondernemersaftrek van de Wet IB 2001 is niet van toepassing op resultaat uit overige werkzaamheden.
Welke stelling is juist?
I. Degenen die partners zijn voor de Wet Inkomstenbelasting 2001, kunnen op gezamenlijk verzoek een fiscale eenheid vormen mits zij beiden in Nederland zijn gevestigd.
II. Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben voor de Wet Inkomstenbelasting 2001.
Om welke reden kent de Wet inkomstenbelasting 2001 een box 2?
Jan bezit 6% van de aandelen in X BV. X BV houdt op haar beurt 50% aandelen in Y BV, en daarnaast 100% van de aandelen in Z BV. Daarnaast heeft Jan rechtstreeks 1% van de aandelen in Y BV. In welke BV’s heeft Jan een aanmerkelijk belang?
Jan heeft 4% van de aandelen in X BV. Zijn vrouw Annie heeft 2% van de aandelen in X BV en daarnaast 20% van de aandelen in Y BV. Annie’s vader Joop heeft 4% van de aandelen in Y BV. Wie zijn hier aanmerkelijkbelanghouders, en in welke BV(‘s)?
De rendementsgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:
Roberto is rijk geworden door de handel in vastgoed. Roberto bezit de navolgende vermogensbestanddelen op 1 januari 2017:
Welke van de hier genoemde vermogensbestanddelen behoren niet tot Roberto’srendementsgrondslag in box 3?
Volgens de vermogensvergelijkingstheorie is inkomen:
Jan woont in Leiden. Hij heeft belegd in aandelen, en heeft onder meer een belang van 6% in Sauerkraut GmbH, een vennootschap gevestigd in Duitsland die qua rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse BV. Sauerkraut GmbH keert jaarlijks een dividend uit aan Jan. Welke stelling is juist?
De buitenlandse belastingplicht in de Wet inkomstenbelasting 2001 houdt in:
Of een natuurlijk persoon voor de toepassing van de belastingwet in Nederland woont:
Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?
De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?
Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?
Jeppe, woonachtig in Noorwegen, heeft een mooi vakantiehuis gekocht in Noordwijk. Hier vertoeft hij drie weken per jaar. De rest van het jaar verhuurt hij het huis om de investering deels terug te kunnen verdienen. Hij ontvangt per jaar € 40.000 aan huurinkomsten. Welke stelling is juist ten aanzien van Jeppe ten aanzien van de Wet inkomstenbelasting 2001?
Welke stelling is juist?
Een belang van 2% in een BV, gehouden door een natuurlijk persoon, behoort tot:
Jasper ziet tijdens zijn vakantie in Rome een mooie Alfa Romeo te koop staan. Hij weet dat zijn collega Jack graag een dergelijke auto wil aankopen. Jasper heeft verstand van auto’s – hij heeft vroeger in auto’s gehandeld – en weet dat dit een koopje is. Jasper koopt de auto voor een bedrag van € 2.500. Teruggekomen in Nederland verkoopt Jasper hem aan Jack voor een bedrag van € 10.000.
Welke van de onderstaande antwoorden is juist?
De heer Van Meegeren woont al jaren met zijn gezin in een statig grachtenpand in Amsterdam. Voor de aankoop heeft hij een hypothecaire lening afgesloten. Omdat hij met zijn gezin vaak vakantie houdt in Limburg, besluit hij een appartement in Maastricht te kopen. Hij leent daarvoor € 100.000 van de bank en betaalt daarvoor jaarlijks € 3.000 rente.
Welke van de volgende stellingen is juist?
Roos Noordzij en Willemijn Boudert hebben een relatie en wonen al jaren samen in een door hen gezamenlijk aangeschafte woning. Zij staan ook allebei op dat adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Roos houdt 97% van de aandelen in Appel BV. Roos en Willemijn houden respectievelijk 2% en 5% van de aandelen in Peer BV. Lodewijk Noordzij, de zoon van Roos, houdt 3% van de aandelen in Appel BV.
Welk van de volgende stellingen ten aanzien van het bovenstaande feitencomplex is onjuist?
In de Wet IB 2001 staan enkele voordelen uit aanmerkelijk belang die bij wetsfictie in de heffing van box 2 worden betrokken. Welke handeling is geen voorbeeld van een fictieve vervreemding ten aanzien van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren?
Welke beginselen worden in de Wet IB 2001 gehanteerd?
Leo (28 jaar) en Annie (27 jaar) zijn ongehuwd en zijn samen ingeschreven op hetzelfde woonadres voor de gemeentelijke basisadministratie sinds 2014. In 2015 hebben zij samen een kind gekregen, dat zij ook hebben erkend.
Welke stelling met betrekking tot fiscaal partnerschap in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is juist ten aanzien van Leo en Annie?
Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?
Welke stelling is juist over de heffing van inkomstenbelasting in box 3?
Alexander heeft op martkplaats.nl zijn verzameling langspeelplaten uit de jaren vijftig te koop staan. Hij hoopt hier eenmalig een lekker zakcentje mee te verdienen. De verzameling heeft hij opgebouwd door regelmatig platenwinkels te bezoeken. Het aanleggen van de verzameling heeft hem € 5.000 gekost. Een belangstellende heeft al € 9.000 geboden. Welke bewering over de fiscale positie van Alexander is juist?
Stefan, meerderjarig maar nog thuiswonend, loopt 's morgens vroeg in Leiden over de Langegracht op weg naar huis. Hij heeft die nacht als ober in loondienst in een nachtclub gewerkt, waar hij van zijn cliënten in totaal € 250 fooi heeft gekregen. Onderweg vindt hij een briefje van € 10. Hij heeft berekend dat zijn schoenen door de wandeling naar huis € 0,50 minder waard zijn geworden als gevolg van slijtage en veroudering. Hij komt dus € 259,50 rijker thuis. Welk bedrag is volgens u belastbaar met inkomstenbelasting?
Sebastiaan begon enkele jaren geleden een handeltje in de verkoop van oude meubels. De verkoop vindt plaats in een door Sebastiaan gehuurde winkelruimte. Het gaat goed met de zaken en Sebastiaan behaalt inmiddels een aardig resultaat. Hij besteedt inmiddels 4 dagen per week aan het handeltje en heeft een aanzienlijke klantenkring. Welke van onderstaande beweringen is juist?
Welke bewering met betrekking tot het begrip 'objectieve onderneming' is juist?
Frank is ondernemer voor de inkomstenbelasting en houdt zich bezig met het importeren en verkopen van Cubaanse speedboten. Ter zake van het bezichtigen van een aantal interessante exemplaren heeft Frank bij KLM een vliegticket naar Cuba gekocht voor een bedrag van € 1.800. Bij Easyjet kost zo'n ticket slechts € 750.
Welke van de volgende antwoorden is juist?
Het goedkoopmansgebruik is van belang bij het berekenen van:
Welk gevolg heeft het als een vermogensbestanddeel van een ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 als verplicht ondernemingsvermogen wordt geëtiketteerd?
Meneer Appel heeft een groentewinkel, een IB-onderneming. In 2013 komt door middel van de verkoop van groente € 50.000 binnen. Verder is bekend dat:
Meneer Appel een toeleverancier uit privémiddelen € 2.000 heeft betaald.
Meneer Appel als cadeau voor zijn kinderen de computer uit de winkel heeft meegenomen met een waarde van € 100, zonder dat hij hiervoor betaald heeft.
Meneer Appel € 10.000 aan huurkosten heeft gemaakt in verband met de winkelruimte.
Meneer Appel op de rommelmarkt zijn privéverzameling groentemessen heeft verkocht voor € 700.
Wat is het juiste bedrag aan winst uit onderneming dat in 2013 in de heffing zal worden betrokken?
Er kan aangenomen worden dat alle genoemde bedragen op grond van goedkoopmansgebruik in 2013 thuishoren en dat er geen vrijstellingen of andere bijzondere regels van toepassing zijn.
D. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.
D. De aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.
A. De aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
C. Zij heeft dan nog steeds een aanmerkelijk belang, en wel op grond van art. 4.10 Wet IB 2001.
D. Zij worden voor de waarde van hun aandelenbezit belast ter zake van voordeel uit sparen en beleggen.
C. Om te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders belasting uitstellen door zichzelf geen reguliere voordelen toe te kennen.
D. Noch de winst behaald met de aandelen, noch de winst behaald met de opties zal worden belast in box 2.
D. Een verlies in box 3 is onder strikte voorwaarden verrekenbaar met een positief resultaat in box 2, maar niet met een positief resultaat in box 1.
B. Beide stellingen zijn onjuist.
A. Hij heeft een winst gemaakt van 4.500.
D. Het totaalwinstbegrip houdt onder meer in dat voordelen die geen verband houden met de onderneming niet als winst kunnen worden aangemerkt. Het jaarwinstbegrip bepaalt de omvang van de winst in een bepaald jaar.
D. Mees en Philippine zijn al fiscale partners voor de Wet IB 2001.
A. Hij kan nagaan of de kosten zakelijk zijn, dan wel als privé moeten worden aangemerkt. Zijn ze zakelijk, dan kan hij nagaan of wettelijke aftrekbeperkingen van toepassing zijn. Voor zover dat niet het geval is, kan hij de hoogte van de kosten slechts marginaal toetsen.
B. Belastbaar als loon uit een dienstbetrekking.
D. Nee, het voordeel blijft onbelast in box 1.
B. Beide stellingen zijn onjuist.
A. Het resultaat moet altijd zijn toe te schrijven aan arbeid.
B. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, blijft het onbelast.
B. Op grond van de rangorderegeling zijn vermogensbestanddelen niet belast in box 3 wanneer de inkomsten uit deze vermogensbestanddelen in box 1 of box 2 zijn belast of zijn vrijgesteld.
B. Aart en Bea zijn in 2015 geen fiscale partners, in 2016 wel.
C. Het moment waarop ondernemingskosten worden betaald door de ondernemer.
A. Ja. Gezien de feiten drijft Koos een onderneming, zodat hij voor winst uit onderneming in box 1 kan worden belast.
C. Hij wil vermijden dat het voordeel wordt aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden; dat zou voor hem fiscaal onaantrekkelijker zijn.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B. Jan en zijn vrouw, hun kinderen en kleinkinderen.
B. Ja, naast Jan en Truus, hun kinderen en hun kleinkinderen hebben nu ook Pim en Joke en hun kinderen een aanmerkelijk belang door het huwelijk van Pim en Joke.
A. Het verschil tussen de vervreemdingsprijs (€ 400.000) en de verkrijgingsprijs (€ 100.000), dus € 300.000.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
D. De schilderijenverzameling niet belasten: die behoort niet tot Jan’s rendementsgrondslag.
A. Jan, een inwoner van Nederland, over zijn bankrekening op de Bahama’s.
D. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
D. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.
D. Nee, hij hoeft geen bedrijfspand te kopen want op grond van de wet drijft hij reeds een onderneming.
D. Beoogt, kan verwachten, het economisch verkeer.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
C. Nee, het bedrag blijft voor Jan onbelast.
C. Beide stellingen zijn juist.
B. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
B. In de visie van de wetgever kan de dga niet worden behandeld als een gewone belegger in aandelen.
D. In X BV en in Z BV.
C. Jan heeft een aanmerkelijk belang in X BV, Annie heeft een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft alleen een aanmerkelijk belang in Y BV.
A. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
D. 5, 6, 7.
D. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode heeft geconsumeerd plus al hetgeen hij in die periode aan zijn vermogen heeft toegevoegd.
A. Jan heeft een aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH waarop hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
C. Dat niet-ingezetenen in Nederland belastingplichtig zijn voor in Nederland genoten inkomen.
A. Wordt beoordeeld naar de omstandigheden.
C. De ondernemer betaalt de facturen over de maand december pas in januari.
A. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
D. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.
D. Geen van de alternatieven is juist.
B. Een aanmerkelijk belang, indien hij tevens 5% van de opties in dezelfde BV houdt.
C. Het met de verkoop door Jasper behaalde voordeel is belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
C. De heer Van Meegeren kan slechts voor het grachtenpand in Amsterdam de verschuldigde rente van zijn inkomen aftrekken.
B. Claire heeft een aanmerkelijk belang in Appel BV.
D. Schenking van aandelen.
A. Alle genoemde beginselen.
A. Leo en Annie zijn geen partners in 2014 en 2015.
B. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
D. Iemand die geen enkel vermogen bezit, maar op 2 januari een groot geldbedrag wint in het casino en zijn gehele vermogen weer op 29 december van datzelfde jaar verliest in het casino, is in dat jaar geen inkomstenbelasting in box 3 verschuldigd.
C. Mogelijk is de winst die Alexander bij de eventuele verkoop behaalt belast in box I als resultaat uit overige werkzaamheden.
B. € 250. De fooi kan worden gezien als belastbaar loon of als resultaat uit overige werkzaamheden en is dus belast. Het briefje van € 10 is geen inkomen uit een bron in de zin van de Wet IB 2001. De waardevermindering van € 0,50 van zijn schoenen is niet aftrekbaar, omdat die onvoldoende met een bron van inkomen samenhangt.
B. Het resultaat dat Sebastiaan behaalt, moet op grond van de rangorderegeling van artikel 2.14 Wet IB 2001 als winst uit onderneming worden belast.
C. Een objectieve onderneming is een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt te behalen.
C. Frank kan het bedrag van € 1.800 als ondernemingskosten in mindering op zijn fiscale winst brengen, mits hij kan aantonen deze kosten ook daadwerkelijk te hebben gemaakt.
A. De jaarwinst van een onderneming.
C. De winst bij vervreemding van dit vermogensbestanddeel is belast in box 1.
B. € 38.100.
Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.
Wat is het doel van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB 1964) voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders?
Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?
Welke stelling is juist met betrekking tot de verhouding tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting:
I. De reeds op het loon ingehouden loonbelasting wordt verrekend met de aanslag inkomstenbelasting.
II.De Wet Loonbelasting 1964 kent geen eigen loonbegrip, maar verwijst naar het loonbegrip van de Wet Inkomstenbelasting 2001.
Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?
Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
1) een bedrag van € 150.000; en 2) 4% van de aandelen in Pollepel BV.
Welk van de onderstaande alternatieven is juist ten aanzien van de belastingheffing over beide elementen van de toegekende bonus?
De heer Valkenburg is directeur-grootaandeelhouder van Pucom BV. In een gegeven jaar maakt Pucom BV een winst van € 100.000. Pucom BV besluit dat jaar slechts € 10.000 aan dividend uit te keren aan de heer Valkenburg. Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Welke stelling is juist?
Tom heeft een eenmanszaak in de verkoop van sokken en ondergoed via internet. Zijn blauw-grijze onderbroeken worden goed verkocht in Nederland. Tom heeft een studente, genaamd Ingrid, in dienst genomen om de postpakketjes in te pakken en vervolgens te verzenden. Welk van de onderstaande stellingen is juist?
Gerard, een in Nederland gevestigde advocaat, is enige tijd geleden benaderd voor een rechtskundig advies van persoonlijke aard door de in Duitsland wonende particulier Gebhard. Omdat Gerard het adres van de in Duitsland woonachtige Gebhard niet weet, stuurt hij de factuur naar de in Nederland woonachtige moeder van Gebhard. Wat is de plaats van de prestatie voor de Wet OB met betrekking tot dit advies?
Tot het loonbegrip in de zin van de Wet LB behoort niet:
Mevrouw Bloem heeft nieuwe kleding gekocht ten behoeve van haar dienstbetrekking als secretaresse. Wat is juist?
Milan werkt fulltime als taaltrainer in dienstverband bij Gesprek BV. Hij heeft voor onbepaalde tijd een arbeidscontract. Hij ontvangt loon van deze BV. Daarnaast valt Milan in als docent Spaans bij een cursus. Hiermee verdient hij € 20 euro per les. Over deze invalbeurten is niets op schrift vastgelegd. Milan kan tijdens de invalbeurten doen wat hij zelf wil. Hij is namelijk niet gebonden aan enige instructie. Welk alternatief geeft de fiscale positie van Milan het beste weergeeft?
Welke van de volgende stellingen is juist?
Wat is het doel van de loonbelasting?
Janine werkt vijf ochtenden (van vier uur) per week als kinderoppas bij de familie De Huisman. Is Janine vanuit fiscaal oogpunt werkzaam in dienstbetrekking?
C. Zorgen dat hun arbeidsinkomen zo veel mogelijk wordt belast in box 1, in plaats van in box 2.
B. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
D. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.
B. Beide elementen van de bonus zijn belastbaar in box 1 van de Wet IB 2001 als loon uit dienstbetrekking. De bonus is tevens in het geheel belastbaar voor de loonbelasting.
B. Het is toegestaan slechts € 10.000 als dividend uit te keren. Dit is bij de heer Valkenburg belast met inkomstenbelasting.
C. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
B. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming inkomstenbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is geen voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.
C. De plaats van deze dienst is Nederland, omdat Gerard de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in Nederland heeft gevestigd.
D. De vergoeding voor immateriële schade die een werknemer ontvangt van zijn werkgever op grond van zijn aansprakelijkheid voor een aan zijn werknemer overkomen ongeval.
B. De over de kleding verschuldigde omzetbelasting kan mevrouw Bloem niet terugvragen van de Belastingdienst.
A. Milan is in de inkomstenbelasting zowel belast voor zijn werk bij Gesprek BV als voor zijn werk als docent Spaans. Ook is Milan in de loonbelasting belast voor zijn werk bij Gesprek BV. Deze belasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting.
D. Ten aanzien van aanslagbelastingen worden zwaardere eisen gesteld aan de mogelijkheid om een navorderingsaanslag op te leggen dan het geval is bij aangiftebelastingen waar het gaat om het opleggen van een naheffingsaanslag.
B. Functioneren als voorheffing op de inkomstenbelasting.
A. Ja, er is sprake van een dienstbetrekking zoals bedoeld in art. 2, lid 1, Wet LB 1964.
Wat is het doel van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB 1964) voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders?
Bij het starten van een onderneming kan een keuze worden gemaakt uit verschillende rechtsvormen. Veelal staan ondernemers voor de keuze “eenmanszaak of BV?” Wat zijn de belangrijkste fiscale afwegingen?
Welke van de onderstaande beweringen over informeel kapitaal is juist?
Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?
Bal BV produceert machines die ballen maken. Bal BV houdt 100% van de aandelen in Biljart BV, een BV die zich specialiseert in het maken van biljartballen. Bal BV en Biljart BV vormen geen fiscale eenheid. Bal BV besluit zonder enige vergoeding een ballenmachine met een marktwaarde van € 200.000 aan Biljart BV over te dragen. Niet lang daarna verkoopt Bal BV al haar aandelen in Biljart BV aan een derde. Bal BV realiseert op deze aandelenoverdracht een winst van €300.000. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Bal BV van de overdracht van de machine in het licht van de latere overdracht van de aandelen Biljart BV?
Een geldverstrekking die civielrechtelijk de vorm van een geldlening heeft, wordt voor de vennootschapsbelasting niet altijd ook als geldlening behandeld. Onder welke omstandigheden wordt een dergelijke geldverstrekking als eigen vermogen behandeld?
Gerard heeft alle aandelen in X BV. X BV houdt op haar beurt alle aandelen in Y BV. Y BV keert een dividend uit van € 100.000. Welk antwoord is juist?
Welke bewering over de behandeling van vreemd vermogen en eigen vermogen in de vennootschapsbelasting is juist?
Een voorbeeld van een specifieke renteaftrekbeperking is art. 15ad Wet Vpb 1969. Deze aftrekbeperking betreft rentebetalingen in verband met een overnameschuld. Achtergrond van de regeling is dat buitenlandse investeerders hun overname van een Nederlandse vennootschap zó financierden, dat de winst van deze vennootschap werd geërodeerd door renteaftrek. Welk kenmerk van het Nederlandse fiscale stelsel maakte dit (voordat de bedoelde aftrekbeperking werd ingevoerd) mogelijk?
De EU Anti-Ontgaans Richtlijn schrijft voor dat de lidstaten een renteaftrekbeperking invoeren in hun vennootschapsbelastingen. Welke?
Y BV is een vennootschap die naar Nederlands recht is opgericht en die tevens in Nederland is gevestigd. Y BV verkoopt al jarenlang landbouwmachines. Alle aandelen van Y BV zijn in handen van de familie Van Deel uit Zuilen. Op een dag verkoopt dhr. Glasner – een ervaren verkoper en werknemer in dienst van Y BV – een dorsmachine aan dhr. Kolpen voor een bedrag van € 50.000. Normaal gesproken zou een dergelijke dorsmachine door Y BV voor een bedrag van € 75.000 worden verkocht. Echter, dhr. Kolpen is een goede afnemer van Y BV. Hij heeft in de afgelopen periode voor in totaal €1.450.000 aan machines bij Y BV gekocht. Dhr. Glasner wil dhr. Kolpen de korting op de prijs van de dorsmachine graag geven, ook omdat hij een grote bonus heeft gekregen vanwege de omvangrijke verkopen aan dhr. Kolpen. Hoe groot is het bedrag dat ter zake van de verkoop van de dorsmachine in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vennootschapsbelasting van Y BV?
X BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, heeft een aandelenbelang van 100% in Y Ltd, een in Ierland gevestigde vennootschap. X BV overweegt de activiteiten van haar Ierse dochtervennootschap Y Ltd uit te breiden, omdat Y Ltd goede mogelijkheden heeft voor winstgevende projecten in Ierland. X BV kan Y Ltd de noodzakelijke middelen verstrekken
Gegeven is dat Ierland een vennootschapsbelasting heeft identiek aan de Nederlandse, zij het dat het Ierse belastingtarief 10% bedraagt. Wat is fiscaal de aantrekkelijkste keuze?
Art. 10a Wet Vpb 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente. Wat is het probleem dat deze regeling beoogt op te lossen?
De fiscale winst kan worden bepaald op de volgende wijze:
In hoeverre is box 2 te zien als een verlichting van de werking van het klassieke stelsel?
Welke stelling is juist?
I. Wanneer een bedrag aan winst wordt uitgedeeld door een BV aan haar aanmerkelijkbelanghouders is dat bedrag twee maal belast: zowel bij de BV als bij de aanmerkelijkbelanghouders.
II.Wanneer de BV verkapt dividend uitdeelt, is dat voor de aanmerkelijkbelanghouder een vervreemdingsvoordeel.
Karel heeft een aandelenbelang van 5% in LuBo BV; Arend heeft een aandelenbelang van 95% in LuBo BV. Deze vennootschap maakte in 2016 een winst van € 1.000. Deze winst wordt niet uitgedeeld. Welke uitspraak is juist?
Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over winsten van vennootschappen wordt ook wel aangeduid als het klassieke stelsel. Dit klassieke stelsel wordt gekenmerkt door:
Wat is een doel van de vennootschapsbelasting?
Wie kan niet belastingplichtig zijn voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969?
Henk runt al jaren een beveiligingsbedrijf. Een deel van zijn klanten zit in de drugsbranche, zodat Henk zijn personeel goed bewapend op pad moet sturen. Zijn bewakers beschikken over automatische vuurwapens (met geluiddempers) en vechthonden. Fiscaal kan hij de kosten van de wapens en de honden niet in aftrek brengen. Hij heeft zich laten adviseren door een collega uit de bewakingsbranche: als hij zijn bedrijf in een door hem op te richten BV inbrengt, kan hij de kosten wél aftrekken. Hij is dan meteen directeur van een BV, en dat vindt Henk wel mooi klinken. Daar staat tegenover, zegt een andere collega, dat hij wel de MKB-winstvrijstelling kwijtraakt. Henk weet niet meer waar hij aan toe is. Wat kunt u hem adviseren?
Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?
Y BV heeft 5% van de aandelen in X Ltd, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. X Ltd deelt dividend uit aan Y BV. Welke stelling is juist ter zake van de winstuitdeling?
Welke van de onderstaande beweringen over informeel kapitaal is juist?
Y BV bezit alle aandelen in X BV. Y BV verstrekt een lening ter grootte van € 100.000 aan X BV met een looptijd van vijf jaar. X BV is daarover jaarlijks een zakelijke rente van 5% verschuldigd. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij X BV?
BV M houdt 100% van de aandelen in BV D. Beide vennootschappen zijn gevestigd in Nederland. BV M en BV D zijn gevoegd in een fiscale eenheid. BV D keert een dividend uit aan BV M. Welke van de onderstaande beweringen over het dividend is juist?
Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:
Welke stelling is juist?
I. Omdat stichtingen niet naar winst streven, zijn zij niet subjectief belastingplichtig voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.
II. Als een lichaam is opgericht naar Nederlands recht, wordt het geacht in Nederland te zijn gevestigd.
In welke situatie kan een renteaftrekbeperking van toepassing zijn? Ga er bij de beantwoording vanuit dat een zakelijke rente in alle gevallen 5% bedraagt.
In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?
Jan heeft een aannemersbedrijf. Om klantcontacten te onderhouden heeft hij een mooie sloep met ingebouwde bar, zodat hij geregeld met een groep potentiële of bestaande klanten het water op kan. Privé gebruikt hij deze boot niet; de sloep is wel een flinke kostenpost voor zijn onderneming (€ 25.000 per jaar, inclusief onderhoud en stalling gedurende het winterseizoen). Tijdens één van de watertripjes adviseert een vaste klant hem om eens na te denken over het oprichten van een eigen BV, waarvan Jan dan de directeur-grootaandeelhouder wordt (met een aandelenbelang van 100%). Dat heeft, zegt de klant, allerlei fiscale voordelen, zoals toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Jan twijfelt en vraagt u om deskundig fiscaal advies. Wat kunt u hem vertellen?
Welke stelling is juist met betrekking tot verkapt dividend?
I. Op verkapt dividend kan de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing zijn.
II.Verkapt dividend kan een vervreemdingsvoordeel zijn in de zin van art. 4.12 Wet IB 2001.
Welk regeling moet bij de uitspraken op de stippellijntjes komen?
Uitspraak 1: In de regeling van de .... wordt de winst die dochtervennootschappen behalen fiscaal toegerekend aan de moedermaatschappij.
Uitspraak 2: In de regeling van de .... zijn verliezen van dochtervennootschappen niet verrekenbaar met winsten van de moedervennootschap.
X BV oefent een bouwonderneming uit. X BV houdt tevens 100% van de aandelen in Y GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij. Y GmbH drijft eveneens een bouwonderneming. In 2015 draagt Y GmbH een cementwagen over aan X BV. Y GmbH vraagt hiervoor geen vergoeding, omdat X BV haar aandeelhouder is. De waarde in het economische verkeer van de cementwagen is € 90.000. Welk van de onderstaande beweringen over de gevolgen van de overdracht van de cementwagen voor de fiscale winstberekening van X BV is juist?
Moedermaatschappij BV bezit alle aandelen in Dochtermaatschappij BV. Moedermaatschappij BV stort een bedrag van € 100.000 in Dochtermaatschappij BV. Met dit geld ontplooit Dochtermaatschappij BV nieuwe activiteiten. De zaken gaan goed, Dochtermaatschappij BV behaalt een behoorlijke winst. Aan het eind van het jaar vindt een dividenduitkering plaats ter grootte van € 10.000 aan Moedermaatschappij BV. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Dochtermaatschappij BV?
De deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is een voorbeeld van een:
De leer van het globale evenwicht houdt in:
Bij het bepalen van de fiscale ondernemingswinst dient rekening te worden gehouden met stortingen en onttrekkingen. Welke bewering is in dat verband juist?
In welk van de onderstaande situaties is géén fiscale eenheid mogelijk tussen de genoemde vennootschappen? Alle genoemde lichamen zijn in Nederland gevestigd, tenzij anders aangegeven.
BV X heeft een belang van 100% in BV Y. BV Y maakt in 2016 een winst van € 100. BV Y keert in 2016 de winst – na belastingen tegen het geldende vennootschapsbelastingtarief – uit aan BV X. Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Wie kan onder de genoemde voorwaarden aanspraak maken op de deelnemingsvrijstelling bij een belang van 4% in het nominaal gestorte kapitaal van een BV?
Wat is wettelijk vereist om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting te kunnen vormen?
Esch BV oefent een bouwonderneming uit. Esch BV houdt tevens 100% van de aandelen in Altstadt GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij. Altstadt GmbH drijft eveneens een bouwonderneming. In 2015 draagt Altstadt GmbH een cementwagen over aan Esch BV. Altstadt GmbH vraagt hiervoor geen vergoeding, omdat Esch BV haar aandeelhouder is. De waarde in het economische verkeer
van de cementwagen is € 18.000. Welk van de onderstaande beweringen over de gevolgen van de overdracht van de cementwagen voor de fiscale winstberekening van Esch BV is juist?
Dirk bezit 51% van de aandelen Paardenmelk BV. De andere 49% van de aandelen is in handen van zijn zus Greetje. De BV is gevestigd in een oude boerderij die in eigendom is van de BV. Deze boerderij heeft een boekwaarde van € 100.000. De waarde in het economische verkeer van de boerderij is € 500.000. In 2016 neemt Dirk de aandelen in Paardenmelk BV van zijn zus over voor € 250.000. In 2017 draagt Paardenmelk BV de boerderij over aan Dirk voor de boekwaarde ad € 100.000.
Welke bewering over de heffing van vennootschapsbelasting bij Paardenmelk BV is juist?
Welke stelling(en) ten aanzien van de fiscale eenheid is (zijn) juist?
I. Een voordeel van de fiscale eenheid is de mogelijkheid om activa binnen de fiscale eenheid over te dragen, zonder directe heffing van vennootschapsbelasting.
II. Een voordeel van de fiscale eenheid is dat winsten bij goederentransacties vanuit de fiscale eenheid aan een derde fiscaal niet zichtbaar zijn.
Stelling I: Wanneer twee vennootschappen een fiscale eenheid aangaan, behoeven ze tezamen maar één maal aangifte vennootschapsbelasting te doen.
Stelling II: Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting ontstaat van rechtswege.
Welke van de volgende alternatieven is juist?
Arjan is apotheker. Hij exploiteert zijn apotheek in de vorm van een eenmanszaak. Arjan heeft besloten om 10% van de aandelen in X BV, zijn leverancier van medicijnen, te kopen. Dit lijkt hem een goed idee, omdat hij nu nooit meer bang hoeft te zijn voor tekorten in de leveringen, aangezien hij de leveringen als aandeelhouder zelf in de hand heeft. Na drie jaar wil hij van leverancier veranderen; hij vervreemdt de aandelen in X BV met winst. De winst die is gemaakt op deze aandelen is:
Om ondernemingskosten te kunnen aftrekken van de winst moet de ondernemer kunnen aantonen dat:
De slager haalt 's avonds voordat hij de deur van de slagerij sluit, een stuk vlees ter waarde van € 50 uit de koeling voor de verjaardag van zijn vrouw. Fiscaal moet deze € 50 worden aangemerkt als:
Spearman BV bezit 95% van de aandelen in Snicke BV. Zij vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Spearman BV verstrekt een lening aan Snicke BV, met als gevolg dat Snicke BV een rente is verschuldigd aan Spearman BV. Tevens keert Snicke BV een dividend ter grootte van € 250.000 uit. Welke stelling is juist ter zake van de belastingheffing bij Spearman BV?
Winst in de zin van de wet IB 2001 is:
De heer Dalinar, inwoner van Nederland, heeft een belang van 100% in X GmbH, een in Duitsland gevestigde en naar Duits recht opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal (vergelijkbaar met een Nederlandse BV). X GmbH houdt 96% van de aandelen in Y BV, een in Nederland gevestigde vennootschap. De overige 4% van de aandelen in Y BV zijn in handen van een derde (mevrouw A.). Y BV doet aan X GmbH een dividenduitdeling, die zij echter schuldig blijft. Over deze schuld gaat Y BV rente betalen aan X GmbH. De hoogte van de rente is 4%. Dat is een zakelijke rente. Ga er verder van uit dat het Duitse stelsel van vennootschapsbelasting identiek is aan het Nederlandse, met uitzondering van het tarief: het Duitse tarief bedraagt 35%.
Is, gezien art. 10a Wet Vpb 1969, deze rentebetaling voor Y BV aftrekbaar van de winst? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Intussen heeft de heer Dalinar kans gezien om de resterende 4% aandelen te kopen van mevrouw A. Maar vervolgens komt Y BV in moeilijkheden: zij maakt verlies. X GmbH maakt in datzelfde jaar wél winst.
Kunnen X GmbH en Y BV bereiken dat het verlies van Y BV wordt verrekend met de winst van X GmbH door een fiscale eenheid te vormen? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Het jaar daarop realiseert Y BV gelukkig weer een mooie winst. Ook met X GmbH gaat het goed. Zowel Y BV als X GmbH geven de heer Dalinar een mooie auto (een Ferrari 812 Superfast resp. een Maserati GranCabrio). De heer Dalinar gaat beide auto’s trots ophalen in Nederland resp. Duitsland. Daarnaast keert Y BV een bedrag van € 100.000 aan dividend uit op alle aandelen. Daardoor ontvangt de heer Dalinar € 4.000 en X GmbH € 96.000 aan dividend.
Schets de fiscale gevolgen van deze gebeurtenissen voor de heer Dalinar. Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Ga ervan uit dat de auto’s voor de heer Dalinar belastbaar inkomen vormen. Neem aan dat de auto’s in het jaar 2010 door Y BV en X GmbH aan de heer Dalinar zijn geschonken, en dat hij daarvan in zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 bewust geen melding heeft gemaakt. Pas in 2017 komt de inspecteur er toevallig achter dat de heer Dalinar in 2010 de auto’s heeft gekregen. Daardoor heeft de inspecteur, zo ziet hij nu, destijds de aanslag tot een veel te laag bedrag vastgesteld.
Wat kan de inspecteur in 2017 nog doen om er voor te zorgen dat de heer Dalinar alsnog het juiste bedrag aan belasting betaalt over 2010?
Omdat de heer Dalinar wil gaan genieten van een onbezorgde oude dag, wil hij zijn aandelenbelangen in X GmbH en in Y BV verkopen. Hij vindt een in Polen woonachtige koper die een goede prijs wil betalen voor de aandelen. Met de Poolse koper komt Dalinar per 1 juli 2016 tot overeenstemming, waarna de levering van de aandelen in datzelfde jaar volgt. Gevolg is dat de heer Dalinar op de verkoop van zijn aandelenpakket in X GmbH een winst van € 5 miljoen maakt; op de verkoop van zijn aandelen in Y BV verdient hij nog eens € 1 miljoen. De heer Dalinar is van mening dat beide bedragen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
Leg uit (1) wat het doel van de deelnemingsvrijstelling is en (2) of op beide hierboven genoemde verkoop winsten de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
B. Bij een lage winst is de eenmanszaak aantrekkelijker: de ondernemer heeft doorgaans toegang tot de ondernemingsfaciliteiten van de Wet IB 2001 en betaalt daardoor weinig inkomstenbelasting. Bij een hogere winst is de BV aantrekkelijker. Het gecombineerde tarief van vennootschapsbelasting en box 2 van de Wet IB 2001 is lager dan het toptarief van box 1.
B. Van informeel kapitaal is sprake wanneer een moedermaatschappij haar dochtermaatschappij bevoordeelt op basis van de aandeelhoudersrelatie.
D. De gevolgen van het klassieke stelsel ongedaan maken voor de vennootschap die deelneemt in een andere vennootschap.
D. De overdracht van de machine leidt tot een winst ten bedrage van €200.000 bij Bal BV. De waarde van haar deelneming in Biljart BV neemt met het bedrag van de waarde van de machine toe. De vervreemding van de aandelen in Biljart BV leidt voor Bal BV niet tot belastbare winst.
D. In alle bovenstaande omstandigheden.
A. Gerard hoeft ten aanzien van het dividend geen aangifte inkomstenbelasting te doen. Bij X BV behoort het dividend tot de winst, maar het is vrijgesteld door de toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
C. De tegenprestatie voor de verstrekking van vreemd vermogen is in beginsel belast voor de ontvangende partij.
B. Het regime van de fiscale eenheid, waardoor de buitenlandse investeerder de rentekosten van de door hem in Nederland opgerichte overnameholding kon samenvoegen met de winst van de overgenomen vennootschap.
D. Wanneer een belastingplichtige rente betaalt, is die slechts aftrekbaar voor zover die minder bedraagt dan 30% van het bedrijfsresultaat.
D. € 50.000, de daadwerkelijke verkoopprijs aan dhr. Kolpen wordt in de winstberekening meegenomen als een belast voordeel.
B. In de vorm van een lening aan Y Ltd.
D. Verbonden vennootschappen gebruiken onderlinge leningen en rentebetalingen om op kunstmatige wijze belasting te besparen. Art. 10a Wet Vpb 1969 sluit de renteaftrek uit voor enkele gekunstelde rechtshandelingen.
C. Het eindvermogen min het beginvermogen, min stortingen plus onttrekkingen.
B. Het tarief van box 2 is lager dan het toptarief in box I.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
C. Karel en Arend hebben beiden een aanmerkelijk belang in LuBo BV; zij genieten in 2016 geen regulier voordeel uit hun aanmerkelijk belang.
A. Afzonderlijke heffing bij de subjecten die onderworpen zijn aan belasting waardoor ieder subject in beginsel zelfstandig in de belastingheffing wordt betrokken.
D. Voorkomen dat winsten onbelast blijven tot het moment van uitdeling.
C. Jan de Haringman, die verse vis verkoopt op diverse markten.
B. Het klopt dat hij als directeur-grootaandeelhouder van zijn eigen BV geen aanspraak meer kan maken op de MKB-winstvrijstelling. Maar zijn vennootschap zal de kosten van wapens en vechthonden níet van de winst kunnen aftrekken.
B. Voorkomen van dubbele heffing over de winst in concernverband.
A. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van rechtswege van toepassing is, wordt het ontvangen dividend niet belast bij Y BV.
B. Van informeel kapitaal is sprake wanneer een moedervennootschap haar dochtervennootschap bevoordeelt op basis van de aandeelhoudersrelatie.
C. De ontvangen lening is bij X BV niet belast; de betaalde rente is aftrekbaar.
B. Omdat BV M en BV D zijn gevoegd in fiscale eenheid blijft het dividend fiscaal ‘onzichtbaar’.
B. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
B. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C. Z BV leent ter financiering van een winstuitdeling aan haar aandeelhouder B Ltd geld bij een verbonden vennootschap A Ltd (gevestigd in een belastingparadijs) tegen een rente van 5%. De rente is bij de ontvangende vennootschap niet belast.
C. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook het dividend ontvangen door de aandeelhouders.
D. De deelnemingsvrijstelling zal Jan niet kunnen gebruiken. De kosten van zijn boot zijn niet aftrekbaar als ondernemingskosten; heeft hij straks een BV dan zal die evenmin de kosten van de boot kunnen aftrekken.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
B. Uitspraak 1: fiscale eenheid, uitspraak 2: deelnemingsvrijstelling.
C. Er is sprake van een verkapt dividend van Y GmbH aan X BV. Het voordeel dat X BV door de overdracht krijgt, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
D. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV niet belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.
B. Objectieve vrijstelling.
A. Dat een aandeelhouder (DGA) in een BV qua gecombineerde belastingdruk (inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting) op ongeveer dezelfde belastingdruk uitkomt als een IB-ondernemer.
C. Stortingen en onttrekkingen hebben geen invloed op de fiscale winst.
D. K BV houdt 50% van de aandelen in L BV en 50% van de aandelen in M BV. L BV houdt de resterende 50% van de aandelen in M BV.
A. BV Y is € 20 vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van € 100. Er resteert € 80 om uit te keren als dividend aan de aandeelhouder. BV X is geen belasting verschuldigd over de ontvangen dividenduitkering.
D. Geen van de alternatieven is juist.
B. De moedermaatschappij en de dochtermaatschappij moeten voor de belastingheffing dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
C. Er is sprake van een verkapt dividend van Altstadt GmbH aan Esch BV. Het voordeel dat Esch BV door de overdracht krijgt, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
D. Paarden BV moet in 2017 vennootschapsbelasting betalen ter zake van de overdracht van de boerderij ad € 400.000.
C. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
C. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
C. Belast als winst uit onderneming in box 1.
B. De kosten zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming.
B. Een onttrekking.
B. Aangezien Spearman BV en Snicke BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen, worden de ontvangen rente en de ontvangen dividenduitkering niet belast bij Spearman BV.
C. Het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
Art 10a Wet Vpb 1969: de beschreven situatie valt onder onderdeel a (dus geen renteaftrek) maar gezien de tegenbewijsregeling van lid 3 is de rente toch aftrekbaar. Het Duitse belastingtarief is immers hoger dan het Nederlandse.
Nee, X GmbH is niet in NL gevestigd. Daarom is niet voldaan aan art. 15 lid 4 onderdeel c.
De auto’s: verkapt dividend. De heer Dalinar heeft ogv art 4.6 Wet IB 2001 een a.b. in X GmbH. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II.
Op grond van art. 4.6 Wet IB 2001 heeft Dalinar (direct én indirect) ook een aanmerkelijk belang in Y BV, en wel van 100%. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II. Het dividend dat Dalinar ontvangt (€ 4.000) van Y BV is eveneens een regulier voordeel als bedoeld in art. 4.12 onderdeel a en derhalve belast tegen het tarief van box II. N.B. de dividenduitdeling aan X GmbH is voor Dalinar geen voordeel in de zin van art. 4.12.
Het gaat hier om de inkomstenbelasting: een aanslagbelasting (art 9.1 Wet IB 2001). De mogelijkheid tot navorderen, art. 16 AWR, staat in beginsel open. De inspecteur beschikt immers over een nieuw feit (lid 1), al kan hij ook kwade trouw stellen. De navorderingstermijn voor de van Y BV verkregen auto is echter verlopen (vijf jaar, lid 3). Die voor de van X GmbH verkregen auto nog niet (twaalf jaar, lid 4) zodat over dat bedrag nog navordering mogelijk is.
Bij het starten van een onderneming kan een keuze worden gemaakt uit verschillende rechtsvormen. Veelal staan ondernemers voor de keuze “eenmanszaak of BV?” Wat zijn de belangrijkste fiscale afwegingen?
Welke stelling ten aanzien van de Successiewet 1956 is onjuist?
Welke aanknopingspunten kunnen voor de heffing van erfbelasting van belang zijn?
Mies en Joop zijn getrouwd en hebben één kind, Kevin. Kevin heeft één dochter: Jip. Mies komt te overlijden. Haar nalatenschap bestaat op dat moment uit:
Een woning met een WOZ-waarde van € 210.000.
Op de woning rust een hypotheekschuld op naam van Mies van € 40.000.
Een bankrekening met een saldo van € 20.000.
In haar testament heeft Mies Joop, Kevin en Jip tot haar erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel. Zij heeft in haar testament een legaat van € 10.000 opgenomen ten behoeve van Unicef. Hoeveel verkrijgt een ieder op grond van het testament en tegen welk tarief zijn de verkrijgingen belast?
Welke van de volgende gevallen leidt in ieder geval tot de heffing van schenkbelasting in Nederland?
Sjoerd is een vriend van u en weet dat u het vak Belastingrecht volgt. Hij komt bij u met de volgende vraag: zijn vader wil hem een bedrag van €50.000 schenken. Zijn vader heeft wat contacten op het Ministerie van Financiën en heeft even nagevraagd of over de schenking belasting verschuldigd is. Welke van de volgende uitspraken van een werknemer van het Ministerie van Financiën kunnen juist zijn:
I. Een dergelijke schenking is nooit belast.
II. De schenking is vrijgesteld tot een bedrag van €5.030, het meerdere is belast met schenkbelasting.
III. De schenking is volledig vrijgesteld, mist de schenking door Sjoerd wordt gebruikt voor de aankoop van een eigen woning.
IV. De schenking is volledig vrijgesteld als deze aan de Koningin zou zijn gedaan.
Welke stelling ten aanzien van de Successiewet 1956 is onjuist?
Welke van onderstaande stellingen is onjuist? In de omzetbelasting:
De Telegraaf, vrijdag 2 mei 2014, 08:10
Verhagen: branche, gemeente en consument beter af
'Btw bouwgrond van 21 naar 6 procent' door Joris Polman
ZOETERMEER - Om nieuwbouwhuizen goedkoper te maken, moet de btw op bouwgrond omlaag van 21 naar 6 procent. Dat is niet alleen gunstig voor consumenten, maar ook voor de noodlijdende bouwbranche, omdat hiermee nieuwbouw wordt aangejaagd.
Bovendien helpt het gemeenten om eindelijk verlost te raken van miljarden euro’s aan bouwgrond die ze sinds de crisis aan de straatstenen niet kwijtraken. Dat zegt voorman Maxime Verhagen van brancheorganisatie Bouwend Nederland. Volgens de oud politicus is er sprake van een win-winsituatie als de btw daadwerkelijk omlaag gaat. „Het Rijk krijgt dan wel minder btw op de grond, maar bedenk wel dat er nu feitelijk geen geld naar de schatkist gaat omdat er gewoon geen bouwgrond wordt verkocht. En denk ook eens aan alle andere effecten die optreden. De gemeenten krijgen extra bouwleges en een hogere opbrengst uit de ozb. En er is minder geld nodig voor bijstandsuitkeringen voor al die bouwvakkers die thuiszitten omdat ze sinds de crisis hun baan zijn verloren. Ik roep het nog maar eens in herinnering: sinds 2008 zijn 70.000 banen verloren gegaan.”
Welk van onderstaande beweringen is juist?
Kees bezit 4% van de aandelen in Kees Holding BV. Kees Holding BV bezit 90% van de aandelen in Kees Werk BV. Kees Holding BV verkoopt de aandelen in Kees Werk BV met winst. De verkoopwinst is bij Kees Holding BV:
Primo BV bezit 95% van de aandelen in Nomo Ltd. Primo BV verstrekt een lening aan Nomo Ltd, met als gevolg dat Nomo Ltd een zakelijke rente is verschuldigd aan Primo BV. Welke stelling is juist ter zake van de belastingheffing bij Primo BV?
C. Is aftrek van voorbelasting alleen toegestaan voor ondernemers die tegen het 21%-tarief worden belast.
D. Om de voorgestelde maatregel in de Wet OB op te nemen, volstaat het om “de levering van een bouwterrein” op te nemen in Tabel I.
C. Niet belast als gevolg van toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
B. De ontvangen rente wordt gezien als winst van Primo BV en om die reden belast in de vennootschapsbelasting.
Welke van onderstaande stellingen is onjuist? In de omzetbelasting:
Welke uitspraak is onjuist?
In maart 2017 dient Henk via het internet zijn vooraf door de Belastingdienst ingevulde aangifte inkomstenbelasting 2016 in. Omdat Henk denkt dat het in de digitale
aangifte niet mogelijk is om het door hem genoten voordeel uit een onroerendezaaktransactie aan te geven, stuurt Henk begin april 2017 per gewone post een brief naar de belastinginspecteur waarin hij aangeeft van mening te zijn dat over het door hem genoten voordeel (groot € 150.000) in box 1 inkomstenbelasting is verschuldigd. Omdat Henk op zijn brief geen reactie ontvangt, stuurt Henk in juli 2017 nogmaals een kopie van zijn brief aan de inspecteur, nu aangetekend. In oktober 2017 ontvangt Henk de definitieve aanslag 2016; uit het daarin door de inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen blijkt dat het voordeel uit de onroerendezaaktransactie niet is meegenomen bij de bepaling van het belastbaar inkomen. Op 1 maart 2018 ontvangt Henk een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2016 waarbij over het door Henk genoten voordeel uit de onroerendezaaktransactie inkomstenbelasting wordt geheven. Welke van de onderstaande antwoorden is juist?
Ruud is een student fiscaal recht. Hij adviseert ondernemers over fiscaliteit en verzorgt hun belastingaangiften. Omdat de zaken goed lopen heeft hij vier medestudenten aangenomen om hem te assisteren. Gemiddeld werken zij twintig uur per week voor hem, tegen een uurloon van € 40. Hij heeft één en ander netjes vastgelegd in arbeidsovereenkomsten. Maar vanwege alle drukte komt hij er niet toe om aangifte loonbelasting te doen. De inspecteur legt Ruud een naheffingsaanslag op. Mag de inspecteur dat zomaar doen?
De heer Jansen is fiscalist bij een grote multinational. Na een weekje brainstormen heeft hij de optimale fiscale structuur voor zijn multinational bedacht. Hij legt de structuur voor aan de leden van de Raad van Bestuur van de multinational. Zij vinden dat de structuur soms wel erg nadrukkelijk de grenzen van het fiscaal toelaatbare opzoekt. Meneer Jansen vertelt de leden van de Raad van Bestuur dat zij zich geen zorgen hoeven te maken; een eventueel beroep van de fiscus op fraus legis zal bij de rechter niet slagen. Meneer Jansen draagt voor zijn stelling vier argumenten aan. Welk argument is niet van belang voor de vraag of van fraus legis sprake is?
Rens drijft een onderneming in parket- en laminaatvloeren. Hij wil zijn schoonmoeder voor haar verjaardag verrassen en biedt haar een mooi vloertje aan voor in haar hal, ter waarde van € 500. Fiscaal merkt hij deze € 500 aan als ondernemingskosten. De inspecteur stelt deze aftrekpost ter discussie. Hij voert twee punten aan. In de eerste plaats betwist hij dat het gaat om ondernemingskosten. Daarnaast vindt hij het bedrag overdreven; zelf geeft hij zijn schoonmoeder nooit een cadeau duurder dan € 20. Waar zit de inspecteur fout?
Een belastingplichtige die zijn buitenlandse bankrekening niet heeft gemeld op zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting kan een vergrijpboete nog voorkomen door tijdig gebruik te maken van de regeling tot vrijwillige verbetering (‘inkeerregeling’). Tot welk moment kan dit?
In het fiscale recht geldt het gesloten stelsel van rechtsbescherming. Dit stelsel houdt in dat:
Welke omstandigheid kan niet aan de orde zijn bij toepassing van het fraus legis leerstuk?
Chantal exploiteert in Deventer haar eigen kapperszaak ‘Mooi rood is niet lelijk’ (eenmanszaak). De zaak is bekend om de rode haarverfbehandeling die Chantal haar klanten – naast het gewone kapperswerk – aanbiedt. Per jaar heeft zij € 100.000 aan inkomsten uit de haarverfbehandeling. Zij meent dat zij over deze inkomsten geen belasting behoeft te betalen. Zij drijft immers een kapperszaak, zodat naar haar mening alleen de opbrengsten daarvan, en niet de opbrengsten van het haarverven, behoren tot de voordelen uit haar onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Zij geeft de inkomsten uit de haarverfbehandelingen dan ook niet op in haar aangifte inkomstenbelasting. Zij vermeldt enkel de inkomsten uit de reguliere kappersbehandelingen. De inspecteur volgt in eerste instantie haar aangifte. Vier jaar later realiseert hij zich dat Chantal wel erg weinig belasting heeft betaald. Hij heeft intussen vernomen dat Chantal bekend is om haar haarverfbehandelingen. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt dat Chantal de inkomsten uit de haarverfbehandeling niet heeft opgegeven. Wat kan de inspecteur doen?
De heer Jansen drijft een onderneming in de bouwsector en heeft uitsluitend belangrijke zakenmensen als cliënt. Hij gaat regelmatig – ongeveer 25 maal per jaar – dineren met klanten in goede restaurants. De kosten van een dergelijk diner lopen op tot € 200 per persoon. De inspecteur is van mening dat deze kosten wel erg hoog zijn en stelt dat de heer Jansen vooral voor zijn eigen plezier naar zulke dure restaurants gaat. De inspecteur neemt het standpunt in dat een diner in alle redelijkheid niet meer dan € 50 per persoon behoeft te kosten. In 2017 weigert de inspecteur dan ook een bedrag van € 8.750 in aftrek toe te laten. Welk alternatief is juist?
Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot aangiftebelastingen is juist?
I. Degene die is uitgenodigd om een aangifte in te dienen, is niet verplicht dit te doen indien hij geen belasting is verschuldigd.
II. Naheffing is slechts mogelijk onder de in art. 16 AWR genoemde voorwaarden.
Meneer Jansen heeft over een bepaald jaar aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Pas twee jaar later ontdekt de inspecteur deze bankrekening, en legt een navorderingsaanslag op plus een boete. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?
Koos heeft geen financieel inzicht; hij leeft dan ook op grote voet zodra de kans zich voordoet. Wanneer hij van de fiscus € 50.000 aan te veel betaalde inkomstenbelasting terugkrijgt, is hij helemaal niet verbaasd. Hij koopt een sportwagentje en gaat een aantal malen met zijn vriendin uit eten in driesterrenrestaurants. Maar al binnen enkele maanden moet de inspecteur aan Koos melden dat er een vergissing is gemaakt. Hij had slechts € 50 terug moeten krijgen; de aanslag is dus vastgesteld tot een veel te laag bedrag. De inspecteur vordert daarom € 49.950 na. Koos hoort van een kennis die wat van belastingrecht weet dat de inspecteur voor navordering een nieuw feit nodig heeft, behalve als de belastingplichtige te kwader trouw is. Koos gaat daarom bezwaar maken tegen de navorderingsaanslag, met als argumenten: er is geen nieuw feit, en ik ben niet te kwader trouw. Ten bewijze van het laatste zendt hij deskundigenverklaringen mee over zijn dyscalculie (‘getallenblindheid’), alsmede alle rekeningen van de driesterrenrestaurants waar hij heeft gegeten, plus foto’s van de sportwagen die hij inmiddels total loss heeft gereden. Wat heeft Koos verkeerd begrepen?
Welke uitspraak met betrekking tot het opleggen van een fiscale boete is juist?
Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot aanslagbelastingen is juist?
I. Degene die uitgenodigd is om een aangifte in te dienen, is niet verplicht dit te doen indien hij geen belasting is verschuldigd.
II. Slechts indien achteraf blijkt dat de definitieve aanslag te laag was vastgesteld en er sprake is van een nieuw feit, kan binnen de naheffingstermijn een naheffingsaanslag worden opgelegd.
Als een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan navordering plaatsvinden:
Josefien heeft een kapsalon. Soms knipt ze na sluitingstijd nog wat extra klanten en deze extra omzet noteert ze niet in haar administratie. Zij geeft dit extraatje ook niet op in haar aangifte inkomstenbelasting. Zij heeft op deze manier al een aardig bedrag bij elkaar gespaard en is van plan daarvan een leuk vakantiehuisje aan de Spaanse kust te kopen. Uiteraard gaat ze over dat huisje ook geen mededelingen doen aan de fiscus.
Welke sancties hangen Josefien boven het hoofd als de inspecteur achter deze handelswijze komt?
Sandra heeft haar aangifte inkomstenbelasting 2015 ingediend. De Belastingdienst is het niet eens met de aangifte en verhoogt in de opgelegde aanslag inkomstenbelasting het aangegeven belastbaar inkomen met € 30.000. Welke van de volgende alternatieven is juist?
Jip neemt bij zijn belastingaangifte al jaren een aftrekpost wegens autokosten in aanmerking. De inspecteur volgde deze aftrekpost jaarlijks bij het opleggen van de belastingaanslag. Echter, bij de aanslag over 2014 honoreert de inspecteur de aftrekpost niet langer. Jip vindt het vreemd dat de inspecteur afwijkt van deze gedragslijn.
Op welk beginsel zal Jip een beroep doen bij de rechter om de aanslag conform de aangifte te verlagen?
Boer Olke en zijn broer Mark drijven samen een onderneming (varkensboerderij) in de vorm van een vennootschap onder firma. De broers nemen beide voor 50% deel in de onderneming. Ze wonen beiden op de boerderij en alle werkzaamheden verrichten ze samen. Ook voor het overige verkeren zij in precies dezelfde omstandigheden. Boer Mark mag van de inspecteur een bepaald voorraadwaarderingssysteem hanteren, maar aan Boer Olke staat de inspecteur de toepassing van dat gunstige waarderingssysteem niet toe. Boer Olke vindt dit oneerlijk en wil met een beroep op het gelijkheidsbeginsel afdwingen dat de inspecteur ook hem toestaat het desbetreffende voorraadwaarderingssysteem te hanteren. Welke elementen zal boer Olke aannemelijk moeten maken om een dergelijk beroep te laten slagen?
Welk van de volgende stellingen met betrekking tot het opleggen van een navorderingsaanslag is juist?
Stelling I: Bij het opleggen van een naheffingsaanslag loonbelasting heeft de inspecteur geen 'nieuw feit' nodig.
Stelling II: Als de inspecteur aan een belastingplichtige een brief schrijft waarin hij aankondigt van plan te zijn van zijn aangifte inkomstenbelasting af te wijken, kan de belastingplichtige daartegen in bezwaar komen.
Welke van de volgende alternatieven is juist?
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Kees is 70 jaar en woont al zijn hele leven in Amersfoort. Hij is inmiddels met pensioen, maar had vroeger een goede baan en heeft in de jaren 70 en 80 ieder jaar een deel van zijn nettosalaris kunnen sparen. Hij is gedurende deze periode regelmatig naar Zwitserland afgereisd om het gespaarde geld op zijn Zwitserse bankrekening te storten. In 2016 bestaat de Zwitserse bankrekening van Kees nog steeds. Hij ontvangt jaarlijks rente over zijn Zwitsers spaartegoed. Het geld op de Zwitserse bankrekening heeft hij bewust niet aangegeven bij de Nederlandse belastingdienst. De Nederlandse belastingdienst ontvangt in mei 2016 een USB-stick van een voormalige medewerker van de Zwitserse bank waarop ook de gegevens van de Zwitserse bankrekening van Kees zijn opgenomen. Kees heeft voor alle jaren tot en met 2014 al een aanslag inkomstenbelasting ontvangen waarin geen rekening is gehouden met het Zwitserse spaartegoed.
Stel dat Nederland over het Zwitserse spaartegoed inkomstenbelasting van Kees mag heffen. De inspecteur wil inkomstenbelasting heffen over alle jaren waar dat nog mogelijk is. Hoeveel jaar zijn dat en op grond van welke bepaling?
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. De bevoegdheid tot het opleggen van een primitieve aanslag vervalt in beginsel vijf jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld.
II. De termijn voor het opleggen van de aanslag wordt verlengd met de periode van het voor het doen van aangifte verleende uitstel en wanneer een informatiebeschikking wordt genomen.
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Beroep in cassatie kan ingesteld worden tegen een uitspraak van het gerechtshof of van de voorzieningenrechter van het Hof met toepassing van art. 8:86 Awb, van uitspraken op verzet van de rechtbank, en op de gronden genoemd in art. 79 Wet RO.
II. Het is mogelijk om het hoger beroep over te slaan en tegen een uitspraak van de rechtbank rechtstreeks beroep in cassatie in te stellen.
Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Elke belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken ten aanzien van zijn/haar eigen belastingheffing en die van derden.
II. Administratieplichtigen zijn ook verplicht stukken te verstrekken die bedoeld zijn om hun fiscale positie te belichten of hen daaromtrent te adviseren.
Tax planning via Nederland door de oprichting van een Nederlandse tussenhoudster is:
Topsport Holding BV (hierna: TSH BV) houdt alle aandelen in European Soccer AG (hierna: ES AG). ES AG is een in Duitsland gevestigde vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. In 2014 heeft ES AG behoefte aan € 20.000.000 in verband met de aankoop van televisierechten voor het Europese Kampioenschap voetbal in 2016 (hierna: EK 2016). Het gaat om de televisierechten voor uitzendingen van de voetbalwedstrijden van het Nederlandse, Belgische en Duitse nationale elftal. TSH BV staat voor de keuze om het geld aan ES AG te verstrekken in de vorm van vreemd vermogen, dan wel eigen vermogen. Gegeven is dat het vennootschapsbelastingtarief in Duitsland 30% bedraagt en dat Duitsland op hoofdlijnen een vergelijkbaar vennootschapsbelastingstelsel kent.
Geef de belangrijkste kenmerken van vreemd vermogen en eigen vermogen voor fiscale doeleinden.
Geef aan welk alternatief voor fiscale doeleinden in dit geval het meest aantrekkelijk is en leg uit waarom.
Stel dat TSH BV het geld als eigen vermogen aan ES AG heeft verstrekt. In 2015 wordt bekend dat Nederland niet deelneemt aan het EK 2016. Om die reden blijkt het dure televisiecontract veel minder waard dan de € 20.000.000 die ES AG daarvoor heeft betaald. Hierdoor zijn ook de aandelen in ES AG behoorlijk in waarde gedaald. TSH BV besluit de aandelen te verkopen en lijdt daarmee een verlies van € 8.000.000. TSH BV heeft dit verlies in aanmerking genomen in de aangifte vennootschapsbelasting 2015. De inspecteur heeft vragen gesteld naar aanleiding van deze aftrekpost.
Geef aan op basis van welke wettelijke grondslag de inspecteur het verlies (terecht) ter discussie stelt en verwijs daarbij naar de relevante wettelijke bepalingen.
Tevens heeft de inspecteur aangekondigd een vergrijpboete te zullen opleggen. SH BV is geschrokken van de aangekondigde boete. De directeur van TSH BV heeft een afspraak gemaakt met de inspecteur en wil in het gesprek volledige openheid van zaken geven om zodoende gebruik te maken van de inkeerregeling.
Geef een gemotiveerde inschatting van de kans dat een beroep op deze regeling zal worden gehonoreerd.
B. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
A. De aanslag is terecht opgelegd, en wel op grond van art. 16 lid 2 onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
D. Ja, binnen vijf jaar na het jaar waarin de belastingschuld is ontstaan.
C. Alle concurrerende multinationals passen reeds agressieve belastingstructuren toe.
B. Hij mag wel betwisten dat het zou gaan om ondernemingskosten. Maar indien het gaat om ondernemingskosten, kan hij de hoogte van die kosten niet betwisten, tenzij geen redelijk denkend ondernemer zo hoge kosten zou maken.
C. Tot twee jaar na het vergrijp, maar voordat de Belastingdienst de belastingplichtige vragen heeft gesteld over zijn buitenlandse bankrekening.
D. Slechts in door de wet aangewezen gevallen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.
B. Het handelen van belastingplichtige is in strijd met de tekst van de wet.
B. De inspecteur kan de te weinig betaalde inkomstenbelasting navorderen.
A. De inspecteur mag de omvang van zakelijke kosten in beginsel niet toetsen, tenzij deze in een zodanige wanverhouding staan tot het nut daarvan voor de onderneming dat geen redelijk denkend ondernemer deze kosten zou hebben gemaakt. Dat lijkt hier niet aan de orde. Wel is een wettelijke aftrekbeperking van toepassing.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
D. De inspecteur kan een vergrijpboete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
D. De inspecteur mag in dit geval navorderen zonder dat sprake is van kwade trouw of een nieuw feit.
D. Indien belastingplichtige een ‘pleitbaar standpunt’ heeft, kan hem geen boete worden opgelegd.
B. Stelling I en II zijn beide onjuist.
A. Indien de vastgestelde belastingschuld in de belastingaanslag ten gevolge van een fout minimaal 30% lager is dan de wettelijk verschuldigde belasting.
B. De inspecteur kan binnen de termijn een navorderingsaanslag en daarbij een vergrijpboete opleggen.
A. Karin kan bezwaar maken tegen deze aanslag, omdat de inspecteur is afgeweken van de aangifte.
C. Het vertrouwensbeginsel.
A. Boer Olke moet aannemelijk maken dat er sprake is van begunstigend beleid, dat in zijn geval ten onrechte niet is toegepast door de inspecteur.
C. Navordering is ten aanzien van binnenlandse inkomensbestanddelen mogelijk tot vijf jaar nadat de belastingschuld is ontstaan, eventueel verlengd met het verkregen uitstel.
C. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
D. Indien je in een bepaald jaar geen inkomen hebt verworven, en je wordt door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte, ben je verplicht tot het doen van aangifte.
A. 12 jaar, art. 16 lid 4 AWR.
D. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.
A. Stelling I en II zijn juist.
B. Stelling I en II zijn onjuist.
B. Niet in strijd met de wet.
Eigen vermogen is risicodragend kapitaal dat de aandeelhouder aan de vennootschap ter beschikking stelt, door b.v. (informele) kapitaalstortingen op de aandelen (nominaal gestort kapitaal plus agio). Vergoeding voor EV is dividend.
Vreemd vermogen is een lening die door een geldverstrekker (crediteur) aan de vennootschap ter beschikking is gesteld en waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt. Vergoeding voor VV is rente.
Als hoofdregel geldt dat de kosten voor de verstrekking van vreemd vermogen (rente) aftrekbaar zijn van de winst, maar de vergoeding op de verstrekking van eigen vermogen (dividend) is dat niet (evt. art. 10-1-a Wet Vpb. 1969 noemen).
Rentekosten behoren tot de kosten van de onderneming en zijn dus aftrekbaar op grond van art. 8 Wet Vpb 1969 jo. art. 3.8 Wet IB 2001. Er vanuit gaande dat Duitsland vergelijkbare regels kent, zou ES AG de rente in aftrek kunnen brengen op de winst, die in Duitsland zou worden belast tegen een tarief van 30%.
Bij TSH BV zijn rente-inkomsten belast (art. 8 Wet Vpb 1969 jo. art. 3.8 Wet IB 2001).
Dividend is daarentegen niet aftrekbaar op grond van art. 10, lid 1, onderdeel a Wet Vpb 1969, dus ES AG zou dividendbetalingen niet ten laste van de winst kunnen brengen.
De door TSH BV ontvangen dividenden zullen onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling (art. 13 Wet Vpb 1969) zijn vrijgesteld.
Conclusie: de verstrekking van de 20.000.000 in de vorm van een lening (vreemd vermogen) is fiscaal in dit geval het meest aantrekkelijk, omdat de renteaftrek plaatsvindt tegen het Duitse tarief van 30%.
Aangezien TSH BV meer dan 5% van de aandelen houdt in ES AG (namelijk 100% van de aandelen) is de deelnemingsvrijstelling van art. 13 Wet Vpb 1969 van toepassing. ES AG heeft een in aandelen verdeeld kapitaal (art. 13, lid 1).
Dat ES AG in Duitsland is gevestigd maakt voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling niet uit (art. 13, lid 2).
De deelnemingsvrijstelling bepaalt dat de voordelen uit hoofde van de deelneming zijn vrijgesteld. Daaronder vallen de voordelen bij vervreemding van de aandelen. Het begrip ‘voordelen’ moet algebraïsch worden opgevat.
TSH BV realiseert een verlies van € 8.000.000 op de verkoop van de aandelen. Dit verlies valt als ‘vervreemdingsvoordeel’ onder de deelnemingsvrijstelling. Het kan dus niet in aftrek worden gebracht op de winst van TSH BV.
Conclusie: op grond van art. 13, lid 1 Wet Vpb 1969 kan TSH BV het verlies niet in aftrek brengen. Het standpunt van de inspecteur is juist.
De inkeerregeling staat in de wet in art. 67n AWR (‘vrijwillige verbetering’).
Een geslaagd beroep op de inkeerregeling leidt ertoe dat geen boete wordt opgelegd (lid 1) of dat de boete wordt gematigd (lid 2 en par. 5 en 7 van het BBBB).
Voorwaarden voor de inkeerregeling zijn dat de belastingplichtige binnen twee jaar nadat hij een onjuiste/onvolledige aangifte heeft gedaan, alsnog een juiste aangifte doet of volledige inlichtingen (etc.) verstrekt en dat de belastingplichtige dit doet vóórdat hij weet of redelijkerwijs het vermoeden heeft dat de inspecteur van de onjuistheid op de hoogte is.
Aangezien uit de casus volgt dat de inspecteur vragen heeft gesteld naar aanleiding van de aftrekpost en heeft aangekondigd een vergrijpboete te zullen opleggen, is duidelijk dat de inspecteur reeds op de hoogte was van de onjuiste aangifte.
Conclusie: een beroep op de inkeerregeling van art. 67n AWR zal niet succesvol zijn nu is de inspecteur TSH BV ‘al op het spoor’ is. Van ‘vrijwillige’ verbetering is dan immers geen sprake.
Welke uitspraak is onjuist?
Wodan heeft de Noorse nationaliteit en woont sinds een aantal jaren in Italië. Wodan heeft sinds twee jaar een Nederlandse vriendin en komt dan ook regelmatig (twee keer per maand een lang weekend) naar Nederland. Hij verblijft dan bij zijn vriendin. Ze zijn nog niet getrouwd, maar Wodan overweegt zijn vriendin komend jaar ten huwelijk te vragen. Voor het gemak heeft Wodan een bankrekening geopend in Nederland. Op deze wijze kan hij in Nederland makkelijk aan zijn geld komen om zijn vriendin tijdens zijn verblijf in Nederland mee uit eten te nemen en cadeautjes voor haar te kopen. Op welke wijze kan Nederland belasting heffen ter zake van de Nederlandse bankrekening?
Wanneer is een niet-inwoner of niet-ingezetene belastingplichtig voor resp. de Wet IB 2001 of de Wet Vpb 1969?
Welke stelling is juist?
Stelling I: Nederland past het woonplaatsbeginsel toe om te komen tot een vennootschapsbelastingplicht voor in het buitenland gevestigde en naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen.
Stelling II: Een toepassing van het bronbeginsel is dat Nederland loonbelasting heft over het loon van een niet-ingezetene dat voortkomt uit een dienstbetrekking in Nederland.
Francesco heeft de Colombiaanse nationaliteit. Hij woont enkele maanden per jaar in Colombia, maar verblijft elk jaar grotendeels in Amsterdam, waar hij een drugsbende leidt. Van de opbrengsten van de drugshandel heeft hij een mooi pand aan de Herengracht kunnen kopen voor een bedrag van € 1.500.000. Daar woont hij als hij in Nederland verblijft; zijn zaken handelt hij altijd buitenshuis af. Vanwege toenemende onrust in het Amsterdamse drugsmilieu besluit Francesco om zijn pand aan de Herengracht te verkopen, en wel voor € 2.500.000. Hij maakt dus een verkoopwinst van € 1.000.000, en besteedt dat bedrag aan de aankoop van een leuk pandje in Naarden. Neem aan dat het Nederlands-Colombiaanse verdrag ter voorkoming van dubbele belasting het heffingsrecht over deze verkoopwinst toewijst aan Colombia. Francesco vraagt uw advies: moet hij inderdaad Nederlandse inkomstenbelasting betalen over de verkoopwinst van € 1.000.000?
X BV houdt 95% van de aandelen in Y Ltd, een in de VS gevestigde (en daar belastingplichtige) vennootschap. Y Ltd keert dividend uit aan X BV. U mag er vanuit gaan dat artikel 10 van het verdrag tussen Nederland en de VS als volgt luidt:
Artikel 10 Dividenden
U mag er vanuit gaan dat de Nederlandse BV en de Amerikaanse Ltd kwalificeren als inwoner van resp. Nederland en de VS voor toepassing van het verdrag.
Welke staat/staten belast/belasten het dividend indien bovenstaand artikel wordt oegepast?
Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?
Nederland op derde plek in toplijst belastingparadijzen. Bron: Laurens Berentsen, Het Financieele Dagblad 11 december 2016
Nederland staat op een pijnlijke derde plaats in de top 15 van belastingparadijzen die vandaag door ontwikkelingsorganisatie Oxfam wordt gepubliceerd. De hoge score is vooral het gevolg van de omvang van de belastingontwijking door multinationals waarbij Nederland volgens de non-gouvernementele organisatie een rol speelt. Andere Europese landen op de lijst zijn Zwitserland (4), Ierland (6), Luxemburg (7) en Cyprus (10).
De hoge klassering is des te pijnlijker, omdat minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dit voorjaar erkende dat Nederland in het verleden onderdeel is geweest van het probleem van belastingontwijking, maar voortaan onderdeel wilde zijn van de oplossing. Hoewel er kritiek is op de ranglijst van de belangenorganisatie, schaadt de derde plaats voor Nederland na de notoire belastingparadijzen Bermuda en de Kaaimaneilanden de Nederlandse fiscale reputatie in de publieke en politieke opinie, in binnen- én buitenland. Nederland mag volgens het kabinet geen belastingparadijs worden genoemd, omdat landen als Bermuda nauwelijks of geen winstbelasting heffen en mogelijkheden bieden om inkomsten te verdoezelen. Oxfam erkent dat dit niet voor Nederland geldt. Maar het kent wel omvangrijke geldstromen, die in verhouding tot de omvang van de economie en de aanwezige bedrijfsactiviteiten duiden op schuiven met winsten om belasting te ontlopen, aldus het rapport 'Tax Battles, The dangerous global race to the bottom on corporate tax'.
Dit “schuiven met winsten om belasting te ontlopen” verloopt via in Nederland gevestigde doorstroomvennootschappen (brievenbusmaatschappijen). Van welke kenmerken van het Nederlandse fiscale klimaat maken deze vennootschappen gebruik?
Eén stofje en oude muis is als herboren, Wim Köhler, NRC 23 maart 2017
Oude muizen verjongen verrassend goed als hun ‘senescente’ cellen worden uitgeschakeld. Of het ook bij mensen werkt, is de vraag. Oude muizen verjongen door een stofje dat is ontwikkeld aan het Rotterdamse Erasmus MC. De oude plukkerig-kale vacht van snelverouderende muizen werd weer egaal glanzend. Ze reageerden alerter op wat er om hen heen gebeurde en ze renden vaker in hun loopmolentje. Ook hun nieren werkten beter en veel van hun biochemie leek meer op die van een jongere muis. En dat na een behandeling van 30 dagen met het anti-verouderingsstofje FOXO4-DRI. Neem aan dat het patent (het alleenrecht op de produktie) van FOXO4-DRI inmiddels in handen is van X BV. Vervolgens verkoopt X BV dit patent aan Y Ltd, een vennootschap gevestigd op Bermuda waarvan X BV alle aandelen houdt. De bedoeling is dat Y Ltd op Bermuda de verdere ontwikkeling van een anti-verouderingsmiddel gebaseerd op FOXO4-DRI ter hand neemt. Voorts zal Y Ltd het recht om dit middel te produceren en te verkopen, tegen betaling ter beschikking gaan stellen van (niet-verbonden) farmaceutische bedrijven in de VS en/of in Europa. Bermuda heeft geen vennootschapsbelasting, zodat de winsten van Y Ltd op Bermuda onbelast zullen blijven. De Nederlandse belastinginspecteur meent hier een poging tot belastingontwijking te zien. Wat kan hij daartegen doen?
Wat is de belangrijkste taak van bilaterale belastingverdragen?
M BV heeft 50% van de aandelen in D GmbH. D GmbH keert dividend uit aan M BV. Uit het verdrag tussen Duitsland en Nederland blijkt dat Nederland over de dividenden mag heffen. Welke van de volgende alternatieven is juist.
Welk van de onderstaande stellingen is juist?
Op grond van het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting verleent Nederland:
Welke stelling is juist?
I. Het fiscale winstbegrip van art. 8 Wet Vpb 1969 jo. 3.8 Wet IB 2001 is niet relevant voor buitenlands belastingplichtige vennootschappen omdat art. 8 Wet Vpb 1969 alleen van toepassing is op binnenlands belastingplichtigen.
II. Een natuurlijk persoon die in het buitenland woont geniet geen Nederlands inkomen in de zin van de Wet IB 2001 indien incidenteel arbeid verricht in Nederland: bijvoorbeeld 1x per maand een lezing. Er is dan geen wettelijke grond voor buitenlandse belastingplicht.
Wanneer kan dubbele belastingheffing ontstaan in internationale situaties?
I. Als een vennootschap als inwoner wordt beschouwd door twee landen.
II. Als de onbeperkte belastingplicht van een Amerikaanse vereniging, gebaseerd op het nationaliteitsbeginsel van de Verenigde Staten, samenvalt met de beperkte belastingplicht van verenigingen op basis van het bronbeginsel van Nederland.
De termen belastingontwijking en belastingontduiking:
William (een Amerikaans staatsburger) reist elke dag van zijn woning in Antwerpen (België) naar zijn werk in Maastricht. Hij heeft in Maastricht Greta leren kennen. William en Greta hebben nu al vier jaar een relatie. William slaapt regelmatig bij Greta thuis in Maastricht. Omdat William in Nederland werkt en in Nederland een vriendin heeft, is William in Nederland op voetbal gegaan en maakt hij deel uit van het bestuur van de plaatselijke carnavalsvereniging in Maastricht. William en Greta zijn ook al op zoek naar een créche in Maastricht voor hun kindje dat over een maand ter wereld komt. Is William binnenlands of buitenlands belastingplichtig in Nederland?
Op welke wijzen kan juridisch dubbele belasting worden voorkomen?
I. Door toepassing van een belastingverdrag.
II. Door toepassing van de eenzijdige regels van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
III. Door het vormen van een fiscale eenheid.
IV. Door toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
Om welke fiscale reden hebben (naar men zegt) bands als de Rolling Stones en U2 een houdstermaatschappij ('brievenbusmaatschappij') in Nederland?
Belastingverdragen bevatten geen regels:
De Europese Commissie heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de ‘Taxation trends in the European Union’. Hoe komt Nederland uit de bus bij de internationale vergelijking?
‘Fiscus moet achter de wegsluizers aan’ NRC Handelsblad, 12 mei 2018, Camil Driessen/ Philip de Witt Wijnen
Het kabinet wil niet alleen brievenbusmaatschappijen aanpakken zoals in het regeerakkoord staat, maar ook buitenlandse bedrijven met echte activiteiten in Nederland die geld wegsluizen naar belastingparadijzen. Dat zegt staatssecretaris Menno Snel (Financiën, D66) in een interview met NRC. Het is voor het eerst dat hij zo expliciet spreekt over de aanpak van ‘echte’ bedrijven.
Nu nog is het mogelijk om rente-, royalty's en dividenden onbelast via Nederland naar andere landen te laten stromen, maar vanaf 2020 voert het kabinet bronheffing in op deze geldstromen richting belastingparadijzen. Die heffing gaat dus ook voor ‘echte’ bedrijven gelden, zegt Snel.
Hij wil geen bedrijfsnamen noemen, maar geeft het voorbeeld van een bedrijf dat in Nederland „heel veel geld verdient met de verkoop van gymschoenen” en die winsten doorsluist naar een belastingparadijs. „Dan willen wij als fiscus gaan ingrijpen.”
Sportschoenenfabrikant Nike – dat zijn Europese hoofdkantoor in Hilversum heeft – raakte in november vanwege een dergelijke fiscale constructie via Nederland in opspraak. Uit de Paradise Papers, een groot onderzoeksjournalistiekproject in 2017 over belastingontwijking, bleek dat Nike van 2005 tot 2014 buiten de VS vrijwel alle wereldwijde verkopen via dat Nederlandse kantoor liet lopen. Die miljardenwinsten werden in Nederland nauwelijks belast omdat Nike ze doorsluisde naar een filiaal op Bermuda door zichzelf forse facturen voor royalty’s op intellectueel eigendom te sturen.
Veel multinationals laten geldstromen via Nederland lopen om zo hun belastingrekening te drukken. De helft van de 500 grootste Amerikaanse bedrijven heeft een vennootschap in Nederland. Maar ook veel niet-Amerikaanse bedrijven weten Nederland te vinden zoals Ikea en de bv van Fiat-familie Agnelli. Nederland is de afgelopen jaren internationaal steeds meer onder vuur te komen liggen vanwege de rol die het speelt in internationale belastingontwijkingsstructuren.
Leg uit wat een “brievenbusmaatschappij” (ook wel: “doorstroomvennootschap”) is.
Leg uit op welke wijze multinationale concerns door middel van de genoemde brievenbusmaatschappijen/doorstroomvennootschappen gebruik maken van Nederland voor internationale belastingontwijkingsstructuren.
Inspecteur De Vries krijgt van zijn chef te horen dat een beroep op fraus legis kansloos wordt geacht. Nike NL BV betaalt gewoon weinig vennootschapsbelasting in Nederland, en daar kan De Vries als belastinginspecteur niets aan doen. Dan leest inspecteur De Vries in de krant dat het kabinet heeft afgesproken om in 2020 een bronbelasting in te voeren op royaltybetalingen naar belastingparadijzen zoals Bermuda. Neem aan dat zo’n heffing inhoudt: telkens wanneer Nike NL BV een bedrag aan royalty’s betaalt aan Nike Bermuda Ltd, moet Nike NL BV daarover 15% bronbelasting afdragen. Inspecteur De Vries betwijfelt of het Nike-concern hierdoor méér belasting zal gaan betalen.
Wat is de reden voor zijn twijfel?
Het artikel poneert dat de miljardenwinsten van Nike in Nederland nauwelijks werden belast “omdat Nike ze doorsluisde naar een filiaal op Bermuda door zichzelf forse facturen voor royalty’s op intellectueel eigendom te sturen.” Neem aan dat Nike de volgende concernstructuur heeft:
De in de VS gevestigde (en daar belastingplichtige) Nike US Ltd is de 100% aandeelhouder van Nike Bermuda Ltd, gevestigd en belastingplichtig in het belastingparadijs Bermuda, terwijl Nike US Ltd tevens 100% aandeelhouder is van Nike NL BV, gevestigd en belastingplichtig in Nederland. Nike Bermuda Ltd bezit het recht op de merknaam Nike. Nike NL BV betaalt Nike Bermuda Ltd voor het recht om de naam Nike te gebruiken, en verricht de wereldwijde verkoop van Nikeprodukten.
Inspecteur De Vries, die in de krant heeft gelezen dat Nike NL BV wordt genoemd als “belastingontwijker”, zint op een manier om Nike NL BV méér belasting in Nederland te laten betalen.
Aan welke bepaling in de Wet Vpb 1969 kan de inspecteur de royaltybetalingen van de Nederlandse dochtervennootschap van Nike toetsen? Leg uit hoe deze bepaling werkt.
Neem aan dat de bij onderdeel 3 bedoelde toetsing inderdaad heeft plaatsgevonden; de uitkomst is dat Nike NL BV het juiste bedrag aan winst heeft aangegeven op haar aangifte Vpb. Inspecteur De Vries is daardoor hevig teleurgesteld, hij vindt dat Nike NL BV zich fiscaal misdraagt. Hij wil op grond van fraus legis de aftrek van royalty’s door Nike NL BV weigeren.
Welke twee argumenten zal hij daarvoor moeten kunnen onderbouwen? (NB. het volstaat om de twee argumenten te noemen, u hoeft niet zelf een onderbouwing te bedenken).
In de media valt de laatste tijd veel te lezen over de zogeheten Panama Papers. Het gaat daarbij om 11,5 miljoen documenten die afkomstig zijn van de zakelijke dienstverlener Mossack Fonseca die in Panama is gevestigd. Uit deze documenten kan worden afgeleid dat in sommige gevallen mogelijk te weinig belasting is betaald. Panama is een land met een bankgeheim.
In één van de persberichten wordt melding gemaakt van de in Nederland woonachtige mevrouw A. Noniem. Volgens het persbericht zou mevrouw Noniem een bankrekening hebben aangehouden in Panama. Naar aanleiding van dit persbericht ontstaat een discussie met een medestudent die de volgende drie stellingen inneemt:
1) Uitsluitend indien op de bankrekening daadwerkelijk rente-inkomsten zijn ontvangen door mevrouw Noniem, is zij belastingplichtig ter zake van de inkomsten uit de bankrekening. Dit volgt uit de bronnentheorie die ten grondslag ligt aan de inkomstenbelasting.
2) Als de inkomsten ten onrechte niet zijn aangegeven, dan kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen. Tevens kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen van maximaal 300%, aangezien het aanhouden van een bankrekening in een land met een bankgeheim een bestuurlijke boete oplevert.
3) Ter zake van het opleggen van de aanslag dient de inspecteur na te gaan of de Nederlandse heffingsbevoegdheid wordt beperkt door een eventueel belastingverdrag. Als een belastingverdrag met Panama ontbreekt, dan bestaat voor eventuele dubbele belastingheffing geen oplossing.
U heeft toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de drie stellingen van uw medestudent. Geef in onderstaand tekstblok – per stelling – uw gemotiveerde reactie. Verwijs naar de relevante wetsartikelen.
D. Nederland kan geen belasting heffen ter zake van de Nederlandsebankrekening.
D. Indien hij Nederlands inkomen heeft.
D. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
A. Nee, de verkoopwinst is in Nederland niet belast op grond van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.
D. De VS mogen belasting heffen tot maximaal 5% van het dividend. In Nederland is geen belasting verschuldigd over het dividend als gevolg van toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
B. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
C. Via Nederlandse doorstroomvennootschappen krijgen internationale concerns toegang tot het goed ontwikkelde Nederlandse netwerk van belastingverdragen, dat in matiging van bronbelastingen voorziet.
B. Hij kan onderzoeken of X BV en Y Ltd een te lage prijs zijn overeengekomen voor het patent op FOXO4-DRI, en zonodig die prijs corrigeren naar een zakelijk niveau.
A. Om heffingsbevoegdheid te creëren.
D. Nederland heft niet, aangezien er op grond van de nationale wet geen heffingsbevoegdheid is.
A. Een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap kan internationaal gelijktijdig onderworpen zijn aan belastingheffing op basis van het nationaliteitsbeginsel, het woonlandbeginsel én het bronlandbeginsel.
C. Eenzijdig een tegemoetkoming voor dubbele belasting voor binnenlands belastingplichtigen.
B. Beide stellingen zijn onjuist.
A. I en II zijn juist.
C. Worden gebruikt ter aanduiding van het legaal respectievelijk illegaal verminderen van verplichtingen jegens de fiscus.
A. William heeft in zijn sociale en werkzame leven veel banden met Nederland. Hij is daarom waarschijnlijk binnenlands belastingplichtig.
A. I en II.
C. Het gebruik van het Nederlandse netwerk van belastingverdragen levert een aanzienlijke besparing op van bronheffingen op royalty's, terwijl Nederland zelf niet zo'n bronheffing kent.
C. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
A. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt het tarief van de vennootschapsbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU, het toptarief van de inkomstenbelasting is aan de hoge kant.
Een in NL gevestigde en Vpb-plichtige vennootschap die als hoofd- of enige activiteit inkomensstromen in concernverband doorgeleidt. Wordt belast naar de (at arm’s length) waarde van de aan het concern geleverde financiële dienst. NB: nul punten voor omschrijvingen die geen informatie toevoegen aan ‘brievenbus/doorstroom”.
Gebruik NL verdragennetwerk (dus: toegang tot lage bronheffingen, in vergelijking met andere landen) door een in NL belastingplichtige vennootschap te gebruiken voor doorstroom van inkomensstromen binnen het concern (m.n. dividend, royalty’s, interest).
Het moederconcern Nike US Ltd zal waarschijnlijk in staat zijn om door een aanpassing in de concernstructuur te zorgen dat de wereldwijde royaltystroom niet langer via NL loopt, maar via een ander land dat de royaltystroom niet of laag belast.
Art 8b Wet Vpb 1969 stelt de inspecteur in staat om verrekenprijzen overeengekomen tussen verbonden lichamen te toetsen op zakelijkheid. Hij onderzoekt dan welke vergoeding een (niet-verbonden) derde zou betalen voor het recht om de merknaam te kunnen gebruiken.
Stelling 1:
Stelling 2:
Ten aanzien van de naheffingsaanslag:
Ten aanzien van de vergrijpboete:
Stelling 3:
Ten aanzien van de verdragsbeperking:
Ten aanzien van het ontbreken van een verdrag:
Wodan heeft de Noorse nationaliteit en woont sinds een aantal jaren in Italië. Wodan heeft sinds twee jaar een Nederlandse vriendin en komt dan ook regelmatig (twee keer per maand een lang weekend) naar Nederland. Hij verblijft dan bij zijn vriendin. Ze zijn nog niet getrouwd, maar Wodan overweegt zijn vriendin komend jaar ten huwelijk te vragen. Voor het gemak heeft Wodan een bankrekening geopend in Nederland. Op deze wijze kan hij in Nederland makkelijk aan zijn geld komen om zijn vriendin tijdens zijn verblijf in Nederland mee uit eten te nemen en cadeautjes voor haar te kopen. Op welke wijze kan Nederland belasting heffen ter zake van de Nederlandse bankrekening?
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution