Aantekeningen uit hoorcollege 1 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)

  • Aantekeningen uit hoorcollege 1 bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden)- Pedagogische Wetenschappen jaar 1.

1. Ontwikkelingspsychologie 

Binnen de ontwikkelingspsychologie zijn veel, maar soms ook tegenstrijdige theorieën over de ontwikkeling van het kind. 
 
De ontwikkelingspsychologie bestudeert hoe mensen ontwikkelen zich psychologisch gebied. Bijvoorbeeld hoe mensen steeds beter leren om problemen op te lossen of het steeds beter leren van sociale vaardigheden. 
 
Ook de vraag hoe eerdere gebeurtenissen samenhangen met latere uitkomsten is een belangrijke focus van de ontwikkelingspsychologie. Zo blijkt dat pesten en hechting invloed heeft op latere leeftijd. 
 
Verandering en tijd zijn belangrijke factoren. 
 
Charles Darwin was de eerste die een wetenschappelijke observatie deed naar de ontwikkeling van het kind. Hij observeerde hierbij voornamelijk sensorische capaciteiten en emoties bij zijn eigen kinderen. 
 
Rond dezelfde tijd begon men de kindertijd ook echt als een aparte fase in het leven te zien. Tot deze tijd werden kinderen gezien als kleine volwassenen. Dit was goed te zien in hoe kinderen behandeld werden. Zij moesten bijvoorbeeld zwaar werk doen in fabrieken
 

2. Nature & nurture debat 

2.1. Nature: Nativism 

Eysenck: Grote aanhanger van het nativism. Hij veronderstelt dat intelligentie aangeboren is. 

Problematische stellingen in nature: 

  • Geboren criminelen: Verhaal Oliver Twist. Dit gaat over een jongen dat in een weeshuis woont. Alle kinderen uit arme omstandigheden vertoonden crimineel gedrag. Oliver vertoonde dit niet. Later bleek hij af te stammen uit een rijk gezin. 
  • Aangeboren verschil in intelligentie: Relevant als het gaat om etniciteit. Eysenck veronderstelde dat er een verschil in intelligentie bestaat tussen groepen met andere etnische achtergronden. Het probleem in deze kwestie is het gegeven dat intelligentietesten zijn ontworpen door Westerse mensen. Zijn deze testen multicultureel inzetbaar? 
  • Superieur soort mens: Dit zou impliceren dat er een 'superieur' soort mens bestaat wat aangeboren is. Denk hierbij ook aan de rassenleer tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

2.2. Nurture: Empirisme 

John Locke: Grote aanhanger van het empirisme. Hij ziet het kind als een tabula rasa (een onbeschreven blad)

Problematische stelling in nurture: 

  • Watson: Hij stapte van het idee af dat er een superieur soort mens is. 
  • Ijskastmoeders: Emotioneel kille moeders krijgen autistische kinderen: Bleek later niet waar te zijn. 

2.3. Hedendaagse praktijk

Moderne wetenschappers onderzoeken hoe nature en nurture samenwerken om verandering in ontwikkeling teweeg te brengen. Dit is een actief en dynamisch proces waarbij het kind een actieve en essentiële rol heeft. 
 
De meeste hedendaagse theorieën erkennen dat zowel erfelijke als omgevingsfactoren de menselijke ontwikkeling beïnvloeden. Zo heeft een kind een bepaalde aanleg en de omgeving bepaalt vervolgens of deze tot uiting komen of niet.
 
Wetenschappers verschillen nu echter van mening in de mate waarop nature en nurture van invloed zijn op de ontwikkeling.  
 
Pesten: Een goed voorbeeld waarbij zowel nurture als nature een rol speelt. Een aantal factoren dragen bij aan pestgedrag, waarbij sommige nurture factoren zijn en andere nature factoren. 
  • Psychopathie (nature): Een hoge score op psychopathie hangt sterk samen met pestgedrag. Dit is deels genetisch bepaald. 
  • Tweelingonderzoek (nature): Uit tweelingstudies blijkt er sprake te zijn van een genetische aanleg omtrent het vertonen van pestgedrag. 
  • Populariteit (nurture): Of iemand populair is of niet, bepaalt deels ook of iemand pestgedrag gaat vertonen of niet.
  • Positive reinforcement (nurture): Meelopers bekrachtigen het pestgedrag 
  • Optreden leerkracht en omstanders: Bepaalt of het pesten doorgaat of niet
  • Verdedigers die het opnemen tijdens het pesten

3. Modellen van ontwikkeling 

3.1. Continu vs. discontinu ontwikkeling 

Continu ontwikkeling: Elke gebeurtenis bouwt voort op eerdere ervaringen, waarbij vaardigheden veranderen op een geleidelijke manier. Dit is de meest gebruikte vorm, maar niet aller werkt op deze manier. Voorbeelden van een continu ontwikkeling zijn studietijd en woordenschat. 

Discontinu ontwikkeling: Geen sprake van een lineaire groei, maar ontwikkeling gebeurt stapsgewijs. Er is hierbij heel lang geen sprake van een bepaalde vaardigheid en ineens heeft een kind een vaardigheid onder de knie.
==> Kritiek: Er gebeurt altijd wel iets in de ontwikkeling, dus gaat het niet altijd lineair en in 1 keer door? 
 

3.2. Overlapping waves: Siegler

Kinderen voeren taken uit met een bepaalde strategie. Bij overlapping waves wordt een andere strategie bijgevoegd die langzaam wordt aangeleerd, terwijl de andere strategie wel nog aanwezig is en langzaam wordt afgeleerd. Voorbeeld: Kinderen die leren tellen. Eerst leert een kind tellen op vingers. Dan leert een kind een andere strategie om hiermee om te gaan, bijvoorbeeld het onthouden van cijfers. 

3.3. Kritieke en sensitieve periode 

Sensitieve periode: Een periode waarin een gebeurtenis belangrijk is voor een normale ontwikkeling, maar niet noodzakelijk. Zonder de gebeurtenissen kan een normale ontwikkeling wel nog plaatsvinden, maar kost wel erg veel moeite. 

Kritieke periode: Een periode waarin een gebeurtenis moet plaatsvinden voor een normale ontwikkeling. Het is dus noodzakelijk, omdat het kind de vaardigheid anders niet meer kan ontwikkelen. Een voorbeeld is taalontwikkeling. Als een kind nooit is blootgesteld aan taal voor het twaalfde levensjaar, is het op latere leeftijd bijna onmogelijk om een kind nog taal aan te leren. 

Deprivatie voor 6 maanden is minder gevaarlijk voor cognitieve ontwikkeling dan deprivatie na 6 maanden. 

Ontwikkeling stopt vrijwel nooit. Ontwikkeling gaat in sommige periodes heel snel en in andere periodes juist heel langzaam. De focus van de ontwikkelingspsychologie ligt vaak tot 18 jaar. 
 

3.4. Wanneer stopt ontwikkeling: Allport

Ontwikkeling stopt vrijwel nooit 

Adolescentie: Er is een autoriteit nodig voor pubers/adolescenten. 

Volwassenheid: Ontwikkeling gaat door in de volwassenheid. Zo leren volwassenen meer zelfspot na adolescentie. Ook leren volwassenen zichzelf minder serieus te nemen en stoppen zij met het rebelleren tegen ouders. Zelf tijdens het huwelijk lijken volwassenen zich nog te ontwikkelen. Zo leren volwassenen meer verantwoordelijkheid te nemen en meer rekening te houden met behoeftes van anderen. In een goed huwelijk kun je namelijk niet enkel aan jezelf denken. 

3.5. Individu vs. omgeving 

De ontwikkelingspsychologie moet proberen rekening te houden met individuele variaties in de ontwikkeling 

Individu: 

  • Psychopathologie 
  • Genetische factoren 
  • Intelligentie 
  • Persoonlijkheid 

Omgeving: 

  • De maatschappij 
  • Ouders/gezin
  • Vrienden 
  • Thuisomgeving

Een individu en omgeving beïnvloeden elkaar. Bijvoorbeeld: Kind dat heel druk is en de hele dag stuitert maakt dat ouders bijvoorbeeld geen energie meer over hebben om een verhaaltje voor te lezen. 

4. Cross-cultureel onderzoek

Opvoeding en ontwikkeling kan sterk verschillen tussen culturen. Bijvoorbeeld: In het Westen is er vaak sprake van kleine families, terwijl er bijvoorbeeld in India vaak sprake is van grote families. Bovendien spelen bijvoorbeeld grootouders daar een grotere rol dan wij in het Westen gewend zijn. 

Een belangrijke vraag is vervolgens om na te gaan of dit positieve of negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het kind. 

4.1. Wat zou er geleerd kunnen worden uit andere culturen? 

  • Tijgermoeders: Nadruk leggen op hoge cijfers. 
  • Co-sleeping: Baby slaapt bij ouders in bed. 
  • Familieverplichtingen 
  • Naschoolse activiteiten: In Korea is het normaal dat kinderen na school op school nog buitenschoolse activiteiten ondernemen, zoals pianospelen. 
  • Mindfullness vanuit het Boeddhisme: Zou goed werken bij ADHD: Niet reageren op de eerste impuls die je voelt. 

Ook zijn overeenkomsten tussen culturen erg belangrijk. Dit zou eventueel een genetische basis kunnen verklaren. 

4.2. Bronferbrenner Ecological Perspective 

Dit model beschrijft de ontwikkeling van kinderen door de interactie met de omgeving te bestuderen. In dit model zijn verschillende systemen beschreven. 

  1. Individu: Het kind
  2. Microsysteem: De omgeving waar het kind zich direct in bevindt. Bijvoorbeeld: Gezin, school
  3. Mesosysteem: De relaties die mensen uit het microsysteem met elkaar hebben. Bijvoorbeeld het contact tussen ouders en leerkrachten. 
  4. Exosysteem: Alle factoren die invloed uitoefenen op het microsysteem van het kind, maar niet direct in contact staan met het kind zelf. Bijvoorbeeld: Werk van de ouders, de klas van broertjes en zusjes. 
  5. Macrosysteem: De maatschappij en cultuur 
  6. Chronosysteem: De tijdsgeest

5. Belangrijke theorieën

Ontwikkelingspsychologie richt zich op twee centrale vragen: 

  • Hoe kan de verandering in ontwikkeling worden beschreven? 
  • Hoe kan de verandering in ontwikkeling worden verklaard? 

5.1. Ontwikkeling volgens Freud: Psychodynamische theorie

Fase 1: Orale fase (0-1)
Kind heeft plezier door dingen in zijn/haar mond te stoppen. 
Sprake van een probleem als orale behoeften verwaarloosd worden of juist te veel worden aangeboden. Op latere leeftijd komt dit dan tot uiting door nagelbijten, te veel eten or bijvoorbeeld roken.
 
Fase 2: Anale fase
Kind leert omgaan met sociale normen. Het kind leert bijvoorbeeld dat hij niet overal meer mag poepen
Probleem: Als ouders hier te streng mee omgaan, ontwikkelt het kind gierigheid, gaat verzamelen en wil dus niets weggeven. Als ouders te makkelijk zijn, kan het kind juist ongeorganiseerd zijn en alles willen weggeven. 
 
Fase 3: Fallische fase (3.5 - 6)
Kind haalt plezier uit genitaliën en ontwikkelt een seksuele aantrekking tot de ouder van het andere geslacht. Als gevolg hiervan ontstaat er jaloezie ten opzichte van de ouder van hetzelfde geslacht. Dit wordt het Oedipus complex genoemd. Het kind ontwikkelt vervolgens angst voor verdrukking en gaat zich identificeren met de ouders met dezelfde geslacht
Probleem in deze fase uit zich uiteindelijk door problemen met autoriteit en relaties. 
 
Fase 4: Latente fase (5/6 tot adolescentie) 
Focus ligt bij kinderen vooral op opleiding en vriendschap. De rest blijft redelijk op de achtergrond. 
 
Fase 5: Genitaal 
Er ontstaat weer plezier uit genitaliën. Problemen zijn afhankelijk van het doorlopen van eerdere stadia. Deze fase duurt de rest van het leven. 
 
Als dingen misgaan tijdens deze fases, heeft dat invloed op latere uitkomsten. 
 

5.2. Ontwikkeling volgens Erik Erikson

In iedere fase is er sprake van een ontwikkelingstaak. Als dit verkeerd gaat, hangt hier een bepaalt risico aan vast. 

0-1: Infancy > Vertrouwen vs wantrouwen & slecht zelfbeeld

1-3: Early childhood > Zelfcontrole, autonomie vs Schaamte 

3-6: Play age > Initiatief vs schuld 

​​​​​​​6-12: School age > Vlijt vs Minderwaardigheid 

12-20: Adolescence > Indentiteit vs identiteitsverwarring 

20-30: Young adulthood > Intimiteit vs isolement

30-65: Adulthood > Generativiteit vs stagnatie 

> 65: > Integriteit vs wanhoop 

5.3. Classical & operant conditioning 

Breuk met Freud en Erikson: Geen sprake van verschillende ontwikkelingsfases. 

Ontwikkeling wordt vooral gezien als leerproces waarbij de omgeving een grote rol speelt. Omgeving bekrachtigt het gedrag (gedrag komt vaker voor) en straft het gedrag (gedrag komt minder vaak voor)
 

5.4. Maturational theory: Gesell & McGraw (jaren 30 en 40)

Een van de eerste theorieën over een biologische agenda door evolutie. 

De ontwikkeling volgt een biologische blauwdruk, waarbij vaardigheden zich vanzelf voordoen in een vaste volgorde. 

Ontwikkeling gaat vanzelf waarbij de omgeving dus terughoudend moet zijn met het ingrijpen op de ontwikkeling. 

Waar bij de leertheorie sterk de nadruk ligt op nurture, ligt bij deze theorie sterk de nadruk op nature. 

Bewijs: Tweelingstudie Jimmy & Johnny, waarbij 1 tweeling meer stimulans kreeg op motorisch gebied, maar de motorische ontwikkeling van de tweeling ondanks deze stimulans redelijk constant bleef. 

5.5. Ethologische theorie: Konrad Lorenz

Experiment waarbij ganzen uit hun ei kwamen en waarbij de ganzen Konrad bleven volgen nadat hij het eerste was wat de ganzen zagen nadat zij uit hun ei kwamen. 

Imprinting: Een biologische en plotselinge vorm van hechting wat moet helpen bij de overleving. In het geval van de ganzen geldt dus dat degene die de ganzen als eerste zien, wijst op bescherming en is goed voor overleving. 

Ook dit heeft een kritieke periode, want na 2 dagen lukt deze vorm van hechting al niet meer. 

5.6. Ethologische methode

Bij de ethologische methode worden kinderen geobserveerd in een natuurlijke omgeving met het doel om gedetailleerde beschrijvingen en classificaties van gedrag te ontwikkelen. Er wordt geprobeerd om het gedrag van een organisme te begrijpen in relatie tot de biologie en het ecosysteem. 

Als iets te zien is in veel culturen, is het waarschijnlijk dat het biologisch/evolutionair bepaald is. 

Ethologen richten zich vooral op gedrag in kinderen dat uniek is voor mensen en een belangrijke rol speelt bij overleven. 

5.7. John Bowlby: Maternal deprivation & attachment 

Belangrijke theorie wat betreft hechting. 

Deze theorie stelt dat de scheiding van de moeder op vroegere leeftijd invloed heeft op latere uitkomsten. Zo zou dit kunnen leiden tot moeilijke relaties met anderen, probleemgedrag en psychopathie. 

Dit heeft Bowlby onderzocht in een studie met 44 diefjes in het weeshuis. Van deze 44 diefjes die delinquent gedrag vertonen, bleken 17 van deze kinderen een scheidingservaring te hebben met hun moeder. Dit tegenover 2 kinderen uit de controlegroep

Deze studie was niet perfect, maar dacht in de juiste richting. Kritiek: 

  • De steekproef was niet representatief 
  • De steekproef was te klein 
  • Kon niet spreken van een causaal verband. 

5.8. Evolutionaire psychologie 

Past bij de nature benadering 

Welke trekken zorgde vroeger voor overleving? 

Voorbeeld: Als jagers-verzamelaars stress kregen, gingen zij pijn negeren en harder rennen etc. Als jager is dit heel handig, maar in onze huidige samenleving hebben wij nog steeds genen van deze jagers en verzamelaars, maar nu komen wij geen roofdieren meer tegen. Wij bezitten echter wel nog deze trekken. 

De maatschappij is sneller dan de mens. 

Vulgair Darwinisme: Inzichten uit de evolutionaire psychologie zijn moeilijk te bewijzen. Pas op met voorbeelden zoals: ​​​​​​​Wij hebben een neus, omdat een bril daar beter op past en met een bril kunnen wij beter kijken! Niet inzicht is waar. 

Niet alles wat natuurlijk is, is automatisch wenselijk/goed. 

Niet alles wat onnatuurlijk is, is onwenselijk/verkeerd. 

6. Theorieën cognitieve ontwikkeling

6.1. Piaget constructivisme 

Piaget wilde een eigen cognitieve theorie ontwikkelen. hij gebruikte hierbij zijn eigen dochters als inspiratie. 

Kind is actief zoekend naar nieuwe informatie. Zij construeren hun eigen kennis door theorieën te bedenken en deze dan ook zelf te testen. Volgens Piaget zijn kinderen kleine wetenschappers die de wereld graag willen begrijpen. 

Piaget keek niet wat voor antwoorden kinderen uiteindelijk gaven, maar juist hoe zij op deze antwoorden kwamen. 

Kritiek: Piaget houdt onvoldoende rekening met de culturele en sociale omgeving van het kind. 

6.2. Vygotsky sociocultural development 

Het werk van Vygotsky is een lange tijd gecensureerd geweest, waardoor het pas later is vertaald in het Westen. 

Vygotsky legt vooral de nadruk op de invloed van sociale en culturele invloeden op de ontwikkeling van het kind. 

Het kind gaat een sociale interactie aan met iemand uit de omgeving met meer ervaring. Hier leert het kind van. Uiteindelijk wordt er gehoopt dat het kind een taak zelfstandig kan uitvoeren. 

Voorbeeld: Een oudere leerlinge helpt een jongere leerling met leren lezen, schrijven etc. Uiteindelijk kan het jonge kind dit zelfstandig uitvoeren.​​​​​​​

 

Image

Access: 
Public

Image

This content is used in:

Bundel aantekeningen en samenvatting van de literatuur bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)

College- en werkgroepaantekeningen bij Inleiding in de ontwikkelingspsychologie - UL

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Noa van der Hulst
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
896 2