Pedagogy and education - Theme
- 12348 keer gelezen
Deze bijdrage geeft a.d.h.v. bevindingen uit een aangehaald proefschrift inzicht in een aantal fundamentele kwetsbaarheden in de rechtsbescherming van jeugdige verdachten bij de toepassing van voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland. Nederland ontvangt kritiek op de wijze waarop wordt omgegaan met voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten. Rode draad: de voorlopige hechtenis van jeugdigen wordt niet terughoudend genoeg toegepast, zoals in IVRK en andere verdragen. Deze kritiek lijkt gebaseerd op het grote aantal voorlopig gehechten binnen de totale minderjarigenpopulatie in JJI’s.
Om inzicht te krijgen in de praktijk is er in dit onderzoek gebruikgemaakt van kwalitatieve empirische onderzoeksmethoden: observaties bij voorgeleidingen en raadkamerzittingen van jeugdige verdachten, raadkameroverleg en semigestructureerde interviews met rechters, OvJ, advocaten, RvdK, JR en JJI’s > gedetailleerd beeld van hoe rechters beslissingen nemen over voorlopige hechtenis.
Uiteindelijk is in het proefschrift geconcludeerd dat de Nederlandse wet en toepassingspraktijk van de voorlopige hechtenis van jeugdigen niet volledig in overeenstemming is met het internationale kader van kinder- en mensenrechten.
Internationale kinder- en mensenrechten eisen dat de voorlopige hechtenis van jeugdigen op een rechtmatige en niet-willekeurige wijze wordt toegepast en enkel als een uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur > art. 37 IVRK, General Comment no. 10, Beijing Rules, Havana Rules.
Voorlopige hechtenis kan alleen gerechtvaardigd worden o.b.v. beperkte en nauwgedefinieerde gronden die een duidelijke basis hebben in de nationale wet. Jurisprudentie EHRM: aanvaardbare gronden: het bestaan van een ernstig gevaar dat de jeugdige verdachte, als hij wordt vrijgelaten, vlucht, het onderzoek frustreert, recidiveert of maatschappelijke onrust veroorzaakt. Voorlopige hechtenis mag in elk geval niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf, omdat dit strijdig is met de onschuldpresumptie en het recht op een eerlijk proces. Ook mag het niet gebruikt worden voor andere buitenwettelijke doeleinden, zoals crisisinterventie.
Het VN Kinderrechtencomité dringt erop aan dat strikte termijnen worden toegepast bij voorlopige hechtenis van jeugdigen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis periodiek wordt getoetst door een rechter. Jeugdige verdachten in voorlopige hechtenis moeten zo snel mogelijk in vrijheid worden gesteld, zo nodig onder voorwaarden. Als invrijheidsstelling niet mogelijk is, dan zo snel mogelijk een berechting. Het VN Kinderrechtencomité beveelt Staten aan ervoor te zorgen dat jeugdigen in voorlopige hechtenis binnen dertig dagen formeel worden aangeklaagd en voor de rechter worden gebracht en dat de zaak in elk geval binnen zes maanden met een beslissing in eerste aanleg is afgedaan. Daarnaast moeten staten zorgdragen voor een effectief pakket aan alternatieven voor voorlopige hechtenis: vormen van toezicht, intensieve zorg of plaatsing bij een gezin, in een educatieve instelling of thuis.
De voorlopige hechtenis is het zwaarste dwangmiddel in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Nodig om een berechting mogelijk te maken en/of de rust en veiligheid in de samenleving te waarborgen. Onschuldpresumptie: voorlopige hechtenis mag niet worden ingezet om vooruit te lopen op een mogelijke straf. Rechter-commissaris of raadkamer kan overgaan tot het bevelen van voorlopige hechtenis indien sprake van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Evenals bij volwassen verdachten, zijn de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis: het gevaar dat de verdachte hangende het strafproces vlucht, recidiveert, de waarheidsvinding belemmert of dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust teweegbrengt.
Jeugdspecifieke voorschriften: de rechter moet nagaan of tenuitvoerlegging van het bevel kan worden geschorst. Er is daarbij de mogelijkheid om de schorsing te verbinden aan bijzondere voorwaarden: bijvoorbeeld avondklok, contactverbod en intensieve begeleiding door JR. De bijzondere schorsingsvoorwaarden zijn bedoeld als minder ingrijpende alternatieven voor de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis en vinden hun rechtvaardiging in het subsidiariteitsbeginsel. Hieruit volgt dat de rechter strikt genomen enkel bijzondere voorwaarden mag verbinden aan de schorsing als die noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de strafvorderlijke doelstellingen van het onderliggende bevel tot voorlopige hechtenis. Wanneer de rechter niet overgaat tot schorsing onder voorwaarden, biedt de wet de rechter de mogelijkheid om iedere ‘daartoe geschikte plaats’ aan te wijzen voor de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis. In beginsel wordt de voorlopige hechtenis uitgevoerd in een JJI, eventueel in de vorm van nachtdetentie.
Voorlopige hechtenis en straftoemeting
Nauwe samenhang tussen toepassing van voorlopige hechtenis en de straftoemeting na veroordeling. Deze samenhang lijkt twee kanten op te werken:
Rechters-commissarissen en raadkamerrechters zijn zich ervan bewust dat zodra zij een jeugdige verdachte vroegtijdig in vrijheid stellen, de verdachte bij veroordeling doorgaans geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd zal krijgen. Hier dus toch een voorlopige hechtenis als vooruitloper op de vrijheidsstraf. Rechters gebruiken hier wel pedagogische argumenten voor: zo zou het beter zijn voor de jeugdige (en de onschuldpresumptie dan?).
Reflectie vanuit kinderrechtenperspectief
De ‘pedagogische argumenten’ die rechters gebruiken zijn volgens IVRK niet te rechtvaardigen met de fundamentele rechten van kinderen. De rechten van kinderen die in het IVRK zijn vastgelegd moeten kinderen juist beschermen. Bovendien staat o.b.v. wetenschappelijke inzichten niet vast dat de beschreven werkwijze daadwerkelijk ‘pedagogisch effectief’ is.
o.b.v. internationale kinder- en mensenrechten is het uitgangspunt dat de jeugdige verdachte zijn proces in vrijheid mag afwachten en dat een eventuele straf pas volgt nadat hij o.b.v. een eerlijk proces is veroordeeld. Toepassing van voorlopige hechtenis mag dan dus alleen als het strikt noodzakelijk is. Daarnaast veronderstelt dit systeem dat de rechter de ruimte moet hebben om bij veroordeling een passende straf op te leggen. Hierbij geldt dat straffen en maatregelen altijd proportioneel moeten zijn t.o.v. de ernst van het strafbare feit én de omstandigheden van de jeugdige, geen evenredige schade toebrengen aan de belangen van de jeugdige, en bijdragen aan het voorkomen van recidive en aan de re-integratie van de jeugdige in de samenleving.
In de huidige praktijk hebben veel jeugdigen die worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf deze straf feitelijk reeds uitgezeten in voorlopige hechtenis. Niet zonder risico: niet iedere jongere in voorlopige hechtenis wordt uiteindelijk veroordeeld > een veroordelend vonnis in dat stadium is dus geen vaststaand gegeven.
Gronden voor voorlopige hechtenis
Merkwaardige bevinding uit het onderzoek is dat tijdens observaties waar over een vordering tot voorlopige hechtenis is beslist, geen enkele vordering vanwege de afwezigheid van gronden is afgewezen. Rechters beogen met het aannemen van gronden voor voorlopige hechtenis echter lang niet altijd om de jeugdige daadwerkelijk in voorlopige hechtenis te nemen. Soms nemen rechters gronden voor voorlopige hechtenis aan om een schorsing onder voorwaarden mogelijk te maken.
Reflectie vanuit kinderrechtenperspectief
Betoogd zou kunnen worden dat het aannemen van gronden om een schorsing onder voorwaarden mogelijk te maken een instrument biedt om vroegtijdig sturing en begeleiding te bieden, waar ook de jeugdige bij gebaat is. Daarbij komt dat het aannemen van de gronden niet tot vrijheidsbeneming leidt als de voorlopige hechtenis direct wordt geschorst. Maar: schorsing kan altijd worden opgeheven, bijvoorbeeld omdat de verdachte de voorwaarden heeft overtreden. Dit betekent dat een ruime interpretatie van de gronden voor voorlopige hechtenis door de rechter met als doel een schorsing onder voorwaarden mogelijk te maken op den duur wel degelijk kan leiden tot vrijheidsbeneming van de jeugdige, zonder dat dat de gronden daarvoor opnieuw worden beoordeeld. Hierdoor ligt net-widening op de loer.
Schorsingsvoorwaarden
Een derde noemenswaardige bevinding betreft de wijze waarop door rechters wordt omgegaan met het verbinden van bijzondere voorwaarden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten. Geregeld wordt door de rechter-commissaris of raadkamer een omvangrijk pakket aan bijzondere voorwaarden aan de schorsing verbonden. Een verklaring voor deze praktijk is dat sommige rechters niet zozeer de uit de gronden van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis voortvloeiende strafvorderlijke doelstellingen, maar veeleer de ‘hulpverleningsbelangen’ als uitgangspunt nemen bij het vaststellen van de schorsingsvoorwaarden. De adviezen van de RvdK en/of JR vormen hierbij een belangrijk richtsnoer. Sommige rechters laten de invulling van de schorsing zelfs vrijwel volledig over aan de jeugdreclassering, zodat zij gedurende de schorsing flexibel kunnen inspelen op de hulpverleningsbehoeften van de jeugdige.
Uit de interviews volgt dat de opvattingen van rechters over de rechtvaardiging en het doel van het verbinden van bijzondere voorwaarden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis sterk uiteenlopen.
Hiermee ontstaat een situatie waarin het niet zozeer de schorsingsvoorwaarden zijn die strekken tot verwezenlijking van de strafvorderlijke doelstellingen van het bevel tot voorlopige hechtenis, maar het in feite de voorlopige hechtenis is die ten dienste staat van de verwezenlijking van de hulpverleningsdoelstellingen van de schorsingsvoorwaarden. Deze nadruk op hulpverlening lijkt bovendien in de hand te werken dat rechters weinig aandacht hebben voor het omkleden van de schorsing met rechtswaarborgen, zoals het verbinden van termijnen aan schorsingsvoorwaarden.
Reflectie vanuit kinderrechtenperspectief
Probleem van schorsingsvoorwaarden: willekeur ligt op de loer (verschil in hoe rechters het toepassen), proportionaliteit en subsidiariteit kunnen in de knel komen, en gedrag kan gecriminaliseerd worden (net-strenghtening).
Tot slot moet worden benadrukt dat interventies in het kader van de schorsing onder voorwaarden nog niet kunnen worden gerechtvaardigd door de schuld van de jeugdige aan het plegen van een strafbaar feit. De onschuldpresumptie en het recht op een eerlijk proces nopen dan ook tot terughoudendheid bij het gebruik van schorsingsvoorwaarden.
Recente ontwikkelingen in het Nederlandse jeugdstrafrecht die de rechtsbescherming van jeugdigen bij vrijheidsbeneming zouden verstevigen: Richtlijn (EU) 2016/800, modernisering van Wetboek van Strafvordering en het beleidstraject ‘Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd (VIV JJ).
Richtlijn (EU) 2016/800
Minimumnormen voor de bescherming van procedurele rechten van kinderen die verdachte/beklaagde zijn in een strafprocedure. Het huidige wettelijke kader voldoet hier grotendeels aan. Wel wordt o.b.v. de richtlijn toegevoegd dat de voorlopige hechtenis zo kort mogelijk moet zijn en dat de rechter acht moet slaan op de leeftijd en persoonlijkheid v/d verdachte en omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Modernisering Wetboek van Strafvordering (2014)
De wettelijke constructie van de schorsing onder voorwaarden bevordert de toepassing van alternatieven onvoldoende > eerst zou er gekeken moeten worden naar vrijheidsbeperkende middelen, daarna pas naar voorlopige hechtenis. Voorstel: zelfstandige basis creëren voor de rechter om een bevel tot ‘voorlopige vrijheidsbeperking’ te kunnen geven en om de figuur van de schorsing onder voorwaarden uit de wet te schrappen.
Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd
Hierin wordt voorgesteld om het huidige stelsel van justitiële jeugdinrichtingen te vervangen door een stelsel van lokale ‘kleinschalige voorzieningen’, waarin de jeugdige dichter bij zijn eigen leefomgeving kan worden geplaatst in een regime met ene op het individu toegesneden zorg- en beveiligingsniveau.
Vanuit kinderrechtenperspectief zijn kleinschalige voorzieningen in beginsel een positieve ontwikkeling: minder beperkende en beter op het individu afgestemde residentiële alternatieven voor de JJI. Wel blijft het een vorm van vrijheidsbeneming.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1649 | 1 |
Add new contribution