Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens
- 3593 keer gelezen
Een Scheveningse strandtenthouder heeft een nieuwe keuken besteld bij een Italiaanse producent van professionele kwaliteitskeukens. Voor de strandtenthouder is het van groot belang dat de keuken aan het begin van het seizoen bedrijfsklaar is. De producent verwacht geen enkel probleem te hebben met tijdige levering. De partijen komen overeen dat de producent in geval van te late levering een schadevergoeding van € 5.000 zal betalen aan de strandtenthouder voor elke dag dat hij te laat levert. Door logistieke problemen dreigt de producent toch niet op tijd te kunnen leveren. Zonder extra inspanningen zal de levering 5 dagen te laat plaatsvinden. Indien de strandtenthouder 5 dagen later dan gepland zijn deuren kan openen, kost hem dat naar verwachting € 20.000. Door het maken van extra kosten, zoals het inhuren van snel transport, zou de producent toch tijdig kunnen leveren. Die extra kosten bedragen € 22.500. Door hoge transactiekosten vindt geen heronderhandeling over het contract plaats.
Beredeneer of de producent maatregelen zal nemen om tijdig te kunnen leveren.
Welke consequenties heeft de beslissing van de producent voor de maatschappelijke welvaart? Stel dat de producent een mogelijkheid ziet om zich op overmacht te beroepen waardoor hij bij te late levering toch geen schadevergoeding zou hoeven te betalen. De producent denkt een kans van 20% te hebben op het winnen van een rechtszaak over de te betalen schadevergoeding. De strandtenthouder is ook niet helemaal zeker van de uitkomst en denkt een kans van 80% te hebben op het winnen van een door hem aangespannen rechtszaak. De proceskosten bedragen € 2.500.
Als de producent te laat levert en de strandtenthouder vervolgens met het aanspannen van een rechtszaak dreigt, hoe zal dit geschil dan eindigen?
Zal, gegeven het antwoord bij c., de producent maatregelen nemen om tijdig te kunnen leveren?
T is een particuliere transportonderneming die streeft naar winstmaximalisatie. T vervoert met tankwagons gevaarlijke stoffen over het spoorwegnet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade en de kosten van zorg voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt, zijn de totale kosten. De middelste lijn zijn de kosten van zorg. De laagste lijn is de verwachte schade.

Figuur 1
Stel dat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een systeem van risicoaansprakelijkheid geldt. Welk zorgniveau zal transportonderneming T dan kiezen? Leg uit dat dat het efficiënte zorgniveau is.
Onder welke omstandigheden kan een systeem van schuldaansprakelijkheid transportonderneming T prikkelen tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Geef een korte toelichting.
Met het beschikbare materieel kan T per dag maximaal 5 ritten uitvoeren. De brutowinst van T, d.w.z. het verschil tussen de opbrengst en de directe kosten van het transport (personeel, materieel, energie), is afhankelijk van het aantal ritten en wordt gegeven door de onderstd. Door prijsdiscriminatie toe te passen. Zie boek pp. 241-242. MOJO zou de winst kunnen optimaliseren als ze alle 50.000 kaartjes zou kunnen verkopen en aan iedere belangstellende een individuele prijs op maat in rekening zou kunnen brengen waarbij het consumentensurplus (vrijwel) volledig wordt afgeroomd. De transactiekosten daarvan zijn prohibitief hoog. Immers, MOJO zou van iedere koper moeten weten hoeveel deze maximaal zou wil betalen, en vervolgens met iedere koper een contract moeten afsluiten waarin is vastgelegd dat het kaartje niet mag worden doorverkocht aan iemand anders. Praktisch wel uitvoerbaar is het creëren van verschillende rangen met elk een eigen prijs.aande tabel. In deze brutowinst zijn de verwachte schade en de eventuele kosten van zorg nog niet meegenomen. De verwachte schade en de kosten van zorg per rit worden gegeven door figuur 1.
Aantal ritten per dag | Brutowinst per dag in euro’s |
1 | 200 |
2 | 310 |
3 | 390 |
4 | 440 |
5 | 470 |
Voor welk aantal ritten kiest T als er een systeem van schuldaansprakelijkheid zou gelden met een rechtens vereist zorgniveau van 60%?
Wat is het efficiënte aantal ritten? Leg uit waarom het antwoord onder c. al dan niet samenvalt met het efficiënte aantal ritten.
Een land heeft 3 miljoen automobilisten, die alle risiconeutraal zijn. Ze kunnen worden opgedeeld in 3 gelijke groepen van 1 miljoen automobilisten, A, B en C. Elke automobilist komt gemiddeld één keer per dag in de verleiding om een verkeersovertreding te begaan. Het persoonlijke gewin van een verkeersovertreding (tijdwinst, de kick) verschilt tussen de drie groepen. Ook het persoonlijke vermogen van de automobilisten (denk aan de waarde van de auto) varieert. Zie onderstaande tabel.
Persoonlijk gewin per overtreding, in euro’s | Vermogen per persoon, in euro’s | |
A | 25 | 40.000 |
B | 10 | 10.000 |
C | 1 | 4.000 |
Alle verkeersovertredingen dragen in gelijke mate bij aan de maatschappelijke schade vanwege milieuvervuiling, geluidshinder en verkeersongelukken. Die schade komt uit op € 20 per verkeersovertreding. De overheid besluit de verkeersregels te handhaven via geldboetes. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Het realiseren van een pakkans in het verkeer kost € 5 miljoen per procent pakkans per dag. De pakkans die zo wordt gerealiseerd is algemeen en geldt voor alle verkeersdeelnemers.
Waarom is het vanuit efficiëntieoogpunt gewenst dat de overheid zich met de handhaving van de verkeersregels bezig houdt? De overheid stelt de pakkans op 2 procent en het boetebedrag per overtreding op € 200.
Hoeveel verkeersovertredingen worden er gepleegd? Hoe groot is het totale maatschappelijke welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels?
Stel dat de overheid geld nodig heeft voor het terugdringen van het begrotingstekort en het boetebedrag per overtreding verdubbelt.
Wat zijn de gevolgen voor het aantal verkeersovertredingen? In hoeverre verandert de netto opbrengst voor de schatkist?
Stel dat de overheid zich niet laat leiden door de netto opbrengst voor de schatkist, maar alleen oog heeft voor de maatschappelijke welvaart. Vrijheidsstraffen voor verkeersovertredingen zijn echter niet aan de orde.
Welke aanpak van de verkeersovertredingen zou dan vanuit efficiëntieoogpunt het beste resultaat opleveren? Hoe groot is in dat geval het totale maatschappelijke welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels? Hoe groot is de verwachte netto opbrengst voor de schatkist?
Stel dat MOJO volgend jaar een groot popconcert wil organiseren in de Rotterdamse Kuip. Met de huur van het stadion, de opbouw van het podium, de beveiligingsmaatregelen en de rest van de organisatie is voor MOJO een vast bedrag aan kosten gemoeid van € 1 miljoen. De optredende artiesten kunnen rekenen op een vaste gage van € 3 miljoen en hebben toegezegd voor dat bedrag te komen. Figuur 2 geeft de vraagcurve weer met betrekking tot de kaartjes voor het concert. De Kuip heeft een capaciteit van 50.000 plaatsen.
Figuur 2
Stel dat MOJO de kaartjes via internet aanbiedt voor een prijs van € 100 per stuk.
Hoeveel kaartjes zullen er bij die prijs worden verkocht? Hoe groot is dan de winst van MOJO?
Leg uit dat er vanuit efficiëntieperspectief geen grond is om het doorverkopen van kaartjes te verbieden. Hoe groot zal uiteindelijk het consumentensurplus worden, als de transactiekosten die zijn verbonden aan het doorverkopen verwaarloosbaar klein zijn?
Stel dat MOJO streeft naar maximalisatie van de eigen winst.
Welke prijs zal MOJO dan voor de kaartjes in rekening brengen? Hoeveel plaatsen in het stadion blijven er in dat geval onbezet?
Op welke wijze zou MOJO de winst verder kunnen vergroten? Aan welke voorwaarde(n) dient dan voldaan te zijn?
Bij te late levering moet de producent een schadevergoeding betalen ter grootte van 5×5.000 = 25.000. Dat is meer dan de kosten van 22.500 om tijdig te kunnen leveren. Hij kiest dus voor tijdige levering.
De beslissing van de producent is nadelig voor de maatschappelijke welvaart, omdat de kosten van het vermijden van schade (22.500) groter zijn dan de vermeden schade (20.000).
De strandtenthouder kan geloofwaardig dreigen, immers de netto-opbrengst van een rechtszaak is voor hem 0,8 × 25.000 − 0,2 × 2.500 = 19.500. De producent kan dan kiezen tussen een schikking (kosten 19.500) of een rechtszaak. Voor de producent zijn de kosten van een rechtszaak gelijk aan (1 − 0,2) × (25.000 + 2.500) = 22.000. De producent stuurt dus aan op een schikking, voor een bedrag van 19.500.
Het schikkingsbedrag van 19.500 is lager dan de kosten van het vermijden van schade, zodat de producent te laat zal leveren en het geschil zal eindigen in een schikking.
Omdat T bij risicoaansprakelijkheid altijd aansprakelijk is voor de eventuele schade, draagt T de volledige kosten, S+K. T kiest voor het minimum van de S+K-curve. Dat wordt bereikt bij een zorgniveau van 60%. Het efficiënte zorgniveau wordt bereikt als de maatschappelijke kosten van zorg en schade minimaal zijn. Die maatschappelijke kosten van zorg en schade worden gegeven door S+K, en zijn het laagst bij een zorgniveau van 60%.
Schuldaansprakelijkheid prikkelt tot de keuze van het efficiënte zorgniveau als i. de rechtens vereiste norm gelijk is aan het efficiënte zorgniveau van 60%, of ii. de rechtens vereiste norm hoger is dan 80%. Zie verder boek pp. 165-168.
Bij een rechtens vereiste norm van 60% heeft T alleen zorgkosten van 60 per rit; de schade S blijft bij de slachtoffers.
Aantal ritten per dag | Bruto winst | Kosten van zorg voor rekening van T | Netto winst van T |
1 | 200 | 60 | 140 |
2 | 310 | 120 | 190 |
3 | 390 | 180 | 210 |
4 | 440 | 240 | 200 |
5 | 470 | 300 | 170 |
T kiest voor maximale winst, dus 3 ritten.
Bij het efficiënte zorgniveau van 60% zijn de maatschappelijke kosten van zorg en schade gelijk aan 90 per rit.
Aantal ritten per dag | Bruto winst | Maatschappelijke kosten van zorg en schade | Netto bijdrage aan welvaart |
1 | 200 | 90 | 110 |
2 | 310 | 180 | 130 |
3 | 390 | 270 | 120 |
4 | 440 | 360 | 80 |
5 | 470 | 450 | 20 |
Antwoord vraag De maatschappelijke welvaart is het beste gediend met 2 ritten per dag. T kiest bij c. niet voor het efficiënte aantal ritten omdat hij geen rekening hoeft te houden met de schade. De verwachte schade van 30 per rit blijft voor rekening van de slachtoffers. Daarom zal T te veel ritten ondernemen. [T haalt bij 3 ritten weliswaar een winst van 210, maar de schade voor de slachtoffers is 3 x 30 = 90, zodat de netto bijdrage aan de welvaart uitkomt op 120. En dat is minder dan de 130 bij het efficiënte aantal van 2 ritten.]
i. Verkeersovertredingen zijn, gemiddeld genomen, inefficiënte delicten. De totale schade voor de samenleving, 3 mln x 20 = 60 mln, is groter dan het totale persoonlijk gewin van de daders, 25 x 1 mln + 10 x 1 mln + 1 x 1 mln = 36 mln. ii. Van handhaving langs private weg is weinig heil te verwachten. Met name bij geluidshinder en milieuvervuiling zijn de daders in het algemeen lastig te achterhalen; ook zijn er geen duidelijke slachtoffers doordat de schade diffuus is en/of zich pas in de toekomst realiseert.
Het strafrisico (de gemiddelde boete per overtreding) = pakkans x strafmaat = 0,02 x 200 = 4. Alleen groep C laat zich afschrikken. Er resteren 2 miljoen verkeersovertredingen vanwege groepen A en B. Wat betreft de maatschappelijke welvaart: tegenover het persoonlijke gewin van 25 x 1 mln + 10 x 1 mln = 35 mln staat een maatschappelijke schade van 2 mln x 20 = 40 mln plus handhavingskosten van 2 x 5 mln = 10 mln. Per saldo resteert een maatschappelijk welvaartsverlies van 15 mln. [De opbrengst van de boetes van 0,02 x 2 mln x 200 = 8 mln is een last voor de automobilisten en een even grote bate voor de schatkist. Die doet als zodanig dus niet toe of af aan de totale welvaart.]
Het strafrisico verdubbelt tot 0,02 x 400 = 8. Het aantal verkeersovertredingen verandert niet, omdat nog steeds alleen groep C wordt afgeschrikt. Wat wel verandert is de netto opbrengst voor de schatkist. De handhavingskosten blijven 2 x 5 mln = 10 mln, de opbrengst van de boetes verdubbelt van 0,02 x 2 mln x 200 = 8 mln naar 0,02 x 2 mln x 400 = 16 miljoen. De netto opbrengst voor de schatkist was 2 en wordt nu +6 mln per dag.
Het meest direct is om het strafrisico gelijk te stellen aan de maatschappelijke schade van 20. Bij zo’n strafrisico worden de efficiënte verkeersovertredingen van groep A niet afgeschrikt, en de inefficiënte verkeersovertredingen van de groepen B en C wel. Verder kunnen de handhavingskosten worden geminimaliseerd door de pakkans te verlagen tot 1 procent. De boete moet dan worden vastgesteld op 2000. Het vermogen van alle groepen is voldoende om die boete daadwerkelijk te voldoen. Het aantal verkeersovertredingen wordt dus beperkt tot 1 mln (groep A). Wat betreft de maatschappelijke welvaart: tegenover het persoonlijke gewin van 25 x 1 mln = 25 mln staat een maatschappelijke schade van 1 mln x 20 = 20 mln plus handhavingskosten van 1 x 5 mln = 5 mln. Per saldo resteert een maatschappelijk welvaartsverlies van 0. De verwachte netto opbrengst voor de schatkist is 0,01 x 1 mln x 2000 (opbrengst boetes) 1 x 5 mln = 15 mln. [De overheid zou ook kunnen kiezen voor een boete van 1000 bij een pakkans van 1 procent. Gezien het persoonlijke gewin is dat op zich voldoende voor afschrikking van de groepen B en C. De netto opbrengst voor de schatkist is dan 0,01 x 1 mln x 1000 – 1 x 5 mln = 5 miljoen.]
Bij een prijs van € 100 is er vraag naar 60.000 kaartjes. De Kuip kan echter maximaal 50.000 bezoekers herbergen. MOJO verkoopt dus 50.000 kaartjes en moet 10.000 belangstellenden teleurstellen. De opbrengst van de kaartverkoop is 50.000 x 100 = 5 miljoen. Daartegenover staan kosten van 1 + 3 = 4 miljoen. De winst is dus 1 miljoen.
Uit de vraagcurve blijkt dat de 60.000 belangstellenden die bij een prijs van € 100 via de internetverkoop willen meedingen naar de kaartjes, niet allemaal dezelfde waarde hechten aan het concert. Omdat de verkoop plaatsvindt op basis van “Wie het eerst komt, het eerst maalt” kunnen er onder de 10.000 belangstellenden die naast een kaartje grijpen, zeer wel mensen zijn die in verhouding heel veel waarde hechten aan een kaartje. Andersom kunnen er onder de gelukkigen met een kaartje zeer wel mensen zijn die in verhouding wat minder waarde hechten aan een kaartje. Doorverkopen zou dan een wederzijds voordelige ruil kunnen opleveren. Als dat doorverkopen slaagt, komen de kaartjes uiteindelijk terecht bij de 50.000 belangstellenden die er het meest voor over hebben. Hun waardering is terug te vinden op de vraagcurve van 0 tot 50.000. Het totale consumentensurplus is dan ½ x (400 – 150) x 50.000 + (150 – 100) x 50.000 = 6,25 + 2,5 = 8,75 miljoen [waarvan een deel terecht komt bij de uiteindelijke concertbezoekers en een deel bij degenen die hun kaartjes hebben doorverkocht].
Voor winstmaximalisatie geldt: MO = MK. De MO-curve loopt 2x zo steil als de vraagcurve. Alle kosten zijn vast, zodat MK = 0. Uit de figuur is af te lezen dat MOJO 40.000 kaartjes gaat verkopen, voor een prijs van 200. Er blijven dan 10.000 stoelen onbezet.
De linkerlijn is de MO en de rechterlijn is de MK.
Door prijsdiscriminatie toe te passen. Zie boek pp. 241-242. MOJO zou de winst kunnen optimaliseren als ze alle 50.000 kaartjes zou kunnen verkopen en aan iedere belangstellende een individuele prijs op maat in rekening zou kunnen brengen waarbij het consumentensurplus (vrijwel) volledig wordt afgeroomd. De transactiekosten daarvan zijn prohibitief hoog. Immers, MOJO zou van iedere koper moeten weten hoeveel deze maximaal zou wil betalen, en vervolgens met iedere koper een contract moeten afsluiten waarin is vastgelegd dat het kaartje niet mag worden doorverkocht aan iemand anders. Praktisch wel uitvoerbaar is het creëren van verschillende rangen met elk een eigen prijs.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens uit 2011-2018 bij het vak Rechtseconomie aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2209 |
Add new contribution