Staatsrecht 2 - Recht - RUG - B2 - Oefenbundel
- 2828 keer gelezen
Nederland viert in de periode 2013-2015 het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk. De Belgen vieren dat feest niet mee, hoewel ook zij in 1815 onder het gezag van Koning Willem I werden gebracht. Leg uit wanneer de Belgen hun 200-jarig Koninkrijk zullen gaan herdenken en geef aan waarom dat moment voor België zo belangrijk is.
Op dit moment hebben de landen Schotland, Wales en Noord-Ierland ‘devolved powers’ binnen het Verenigd Koninkrijk. Eén van die landen had voor de inwerkingtreding van de Devolution Acts al langer een eigen parlement en regering binnen dat Koninkrijksverband. Welk land is dat en leg kort uit wat de grondslag was voor de totstandkoming van die ‘eigen’ organen.
De structuur en inrichting van de Duitse gemeenten is niet in de gehele Bondsrepubliek hetzelfde. In Nederland heeft iedere gemeente wel dezelfde structuur. Welke staatsrechtelijke verklaring is te geven voor dit onderscheid tussen Nederland en de Bondsrepubliek?
Op grond van welke federale constitutionele verandering zijn senatoren in de Verenigde Staten, hoewel zij nog steeds de belangen van hun staat op federaal niveau behartigen, in hun wijze van besluiten toch grotendeels onafhankelijk geworden van de organen van hun eigen deelstaat?
Leg uit of leden van de Bondsdag en de Bondsraad op een vergelijkbare wijze gebonden kunnen worden aan aanwijzingen door degenen die hen hebben afgevaardigd.
Voor welke Franse algemeen vertegenwoordigende organen heeft een Franse burger en inwoner van Marseille stemrecht?
De Britse regering zal niet snel tussentijds ten val komen. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom zo’n tussentijds ontslag minder voorkomt dan in Nederland.
Het Belgische staatsrecht kent de constructieve motie van wantrouwen, maar deze is nog nimmer in praktijk gebracht. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom de regeling, anders dan in Duitsland, van weinig of geen betekenis zal blijven.
Anders dan in de rechtsorde(s) van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is in de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden niet voorzien in enigerlei vorm van constitutionele rechtspraak, ook niet ter beslechting van competentieconflicten tussen Rijk en Landen. Geef aan op welke wijze in de Koninkrijksrechtsorde wordt voorzien in de beslechting van dergelijke geschillen.
Op 8 november 2013 heeft het Constitutionele Hof van Sint Maarten voor het eerst een inhoudelijke uitspraak gedaan over de verbindendheid van een aantal door de Gouverneur al wel bekrachtigde, maar nog niet in werking getreden Landsverordeningen (herzieningen van het Wetboek van strafrecht). Het Constitutionele Hof toetste de bestreden Landsverordeningen aan grondrechtelijke bepalingen van de Staatsregeling, maar liet zich voor de inhoudelijke interpretatie van die bepalingen leiden door de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van soortgelijke bepalingen uit het EVRM. Leg uit of het Hof (aangenomen dat het een college is met rechtspraak belast) ook bevoegd is om Landsverordeningen rechtstreeks aan het EVRM te toetsen.
In Nederland kan de regering onder voorwaarden zelfstandig regels stellen bij Algemene Maatregel van Bestuur. Leg uit of Frankrijk soortgelijke zelfstandige AMvB’s kent en op grond waarvan dat al dan niet het geval is.
België kent het verschijnsel van de ‘bijzondere wet’, die in de normenhiërarchie onder de Grondwet, maar boven de gewone wet staat. Leg uit wat het fenomeen ‘bijzondere wet’ inhoudt.
De Amerikaanse President heeft slechts enkele ministers om zich heen, maar laat zich ook bijstaan door allerlei adviseurs die openlijk een belangrijke stempel drukken op zijn regeringsbeleid. De Britse regering kent veel meer bewindslieden, maar politieke adviseurs treden niet of nauwelijks op de voorgrond. Geef een adequate staatsrechtelijke verklaring voor dit verschil.
België kent vele regeringen. Welke van deze regeringen kennen al dan niet een minister van Defensie en leg uit waarom dat zo is.
Frankrijk heeft een monistische benadering m.b.t. de doorwerking van verdragsrecht. Noem twee constitutionele voorbehouden/belemmeringen die de rechtstreekse werking en voorrang van verdragsrecht matigen en leg uit wat die matiging inhoudt.
De regering van Hamburg heeft ernstige bezwaren tegen een door de Bondsregering voorgenomen verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Vergelijkbare bezwaren tegen dit verdrag leven bij de Schotse regering. Geef nauwkeurig aan of en zo ja op welke wijze deze beide regeringen invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming door de beide nationale overheden ten aanzien van dit voorgenomen verdrag.
Zowel in de Verenigde Staten als in de Bondsrepubliek Duitsland bestaat de mogelijkheid van rechterlijke toetsing van federale (formele) wetgeving aan de federale Grondwet, waarbij het rechtsgevolg van een geconstateerde strijdigheid de onverbindendheid van de wettelijke regeling op dat punt is. In de Bondsrepubliek is het echter voor de politieke organen aanzienlijk eenvoudiger om corrigerend op te treden tegen de gevolgen van rechterlijke uitspraken die zij onjuist achten dan in de Verenigde Staten. Leg uit hoe dit te verklaren is.
De Algemene Wet Gelijke Behandeling schept in art. 2 lid 3 de mogelijkheid van ‘positieve discriminatie’. Leg uit hoe dit voorschrift zich verhoudt tot art. 1 Grondwet en welke consequentie(s) de rechter zou moeten verbinden aan de eventuele strijdigheid van beide bepalingen als hij dat vraagstuk krijgt voorgelegd.
Leg uit of de Grondwet het de gemeente Groningen toestaat in de APV vast te leggen dat het verboden is op de openbare weg te vloeken op straffe van een geldboete of hechtenis, vastgesteld binnen de grenzen van art. 154 Gemeentewet.
Van welke grondwettelijke voorwaarde is het afhankelijk of een Nederlandse burger voor een Nederlandse rechter een beroep kan doen op art. 7(c) van het in het Tractatenblad gepubliceerde Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, dat voor Nederland in werking is getreden? Leg kort uit wat die voorwaarde inhoudt.
Dat zullen zij in 2031 doen ivm de aanvang van het koningschap van Leopold van SaksenCoburg, hetgeen (letterlijk) de bekroning was van de onafhankelijkheid van de Belgen ten opzichte van het Koninkrijk der Nederlanden in 1830. Het belang zit ‘m vooral in het feit dat er voor het eerst een onafhankelijke staat België ontstond.
Noord-Ierland heeft in 1920/1921 een eigen regering en parlement gekregen, in een poging de onafhankelijkheid van Ierland (en de daarmee gepaard gaande scheiding van NoordIerland) te voorkomen. Na de Ierse onafhankelijkheid heeft Noord-Ierland de eigen organen behouden binnen het VK (totdat in 1972 home rule werd ingesteld).
De inrichting van de gemeenten is een aangelegenheid van de Landen, binnen de randvoorwaarden van het Grundgesetz, zo blijkt expliciet uit art. 28 Grundgesetz (een geldige redenering via de artt. 70-74 is ook goed) en kan dus per Land verschillen. In Nederland bepaalt de Grondwet zelf de uniforme structuur van de gemeenten (art. 125) en laat de uitwerking over aan de Gemeentewet die voor alle gemeenten hetzelfde voorschrijft (art. 132).
Vanaf de inwerkingtreding van de constitutie in 1787 werden de leden van de Senaat gekozen door de wetgevende lichamen van de deelstaten, uit kracht van Article I, Clause III onder 1 van de federale Grondwet. Hoewel er geen formele afhankelijkheids- of vertrouwensrelatie tussen de parlementen van de deelstaten en de Senaat bestond, maakte dit senatoren voor hun herverkiezing afhankelijk van hun eigen deelstaatparlement. Die band is door de invoering van het XVIIe amendement in 1913 doorgesneden: sindsdien worden de twee senatoren van iedere staat gekozen door de (kiesgerechtigde) inwoners van de staat.
Nee, dit is niet het geval. De leden van de Bondsdag worden gekozen door de kiesgerechtigde Duitsers; zij vertegenwoordigen het gehele volk en stemmen zonder last, zo blijkt uit art. 38 lid 1 GG. De leden van de Bondsraad vertegenwoordigen op federaal niveau de belangen van de 16 deelstaten; ze zijn afgevaardigd uit en door de eigen Landsregering, die hen ook weer kan terugroepen en vervangen door een ander lid van de Landsregering. De afgevaardigden van ieder Land brengen hun stemmen in de Bondsraad uit als blokstem, waar evenzeer uit blijkt dat zij onder mandaat handelen. Dit alles vindt zijn grondslag in art. 51 lid 1 en 3 GG.
- De Assemblée nationale (art. 24 lid 3) - De conseil regional (art. 72) - De conseil général - De conseil municipal
1. In de regel steunt de regering op een meerderheid van één partij (geen coalitie, zoals in Nederland). De kans op verlies van vertrouwen is daardoor niet groot. Bovendien beschikt de PM over bevoegdheden om wijzigingen aan te brengen in zijn kabinet. 2. Mocht er toch een vertrouwensbreuk zijn, dan zal de PM het Lagerhuis ontbinden (conflictsontbinding), de verkiezingsuitslag afwachten en bij een hernieuwde meerderheid doorregeren. In Nederland stelt het kabinet de portefeuilles ter beschikking bij vertrouwensverlies.
1. Belgische kabinetten plegen te vallen door interne strijd (brede coalities) en niet door een conflict met het parlement. De regeling geldt dan (uiteraard) niet. De Duitse regering pleegt veel stabieler te zijn. 2. Door de zeer heterogene (tweetalige) samenstelling van de KvV zal het niet lukken binnen drie dagen een nieuwe Eerste minister aan te wijzen. Dat is in Duitsland wel mogelijk (2 grote en enkele kleinere fracties).
Binnen het Koninkrijk is de Rijksministerraad het orgaan om deze geschillen op te lossen. Art. 12 Statuut maakt de Gevolmachtigde Ministers bevoegd om over een ontwerp-algemeen verbindend voorschrift, dan wel over enige andere kwestie waarover de Rijksministerraad beraadslaagt en dat zijn Land raakt een lokaal veto uit te spreken (art. 12 lid 1) en als dat faalt intern appèl in te stellen (lid 2-5), waarna nog zekere bevoegdheden ten aanzien van de Staten-Generaal kunnen worden uitgeoefend (art. 17 en 18). Door de samenval tussen de Nederlandse ministerraad en de Rijksministerraad is een dergelijke bevoegdheid niet ten aanzien van Nederland geregeld, maar ook Nederlandse ministers kunnen in de Rijksministerraad de vraag aan de orde stellen of iets op Rijksniveau geregeld moet worden of niet – en daarover zal dan een besluit genomen moeten worden.
Het EVRM is door het Koninkrijk der Nederlanden gesloten en geratificeerd en is net als alle andere mensenrechtenverdragen voor het gehele Koninkrijk in werking, zo volgt ook al uit art. 43 Statuut. Uit kracht van art. 5 lid 1 Statuut zijn de artt. 93 en 94 Grondwet grondwettelijke Rijksbepalingen; zij gelden voor het gehele Koninkrijk, zoals ook al uit hun formulering blijkt. Sint Maarten is dus evenmin als Nederland bevoegd om een eigen regeling ten aanzien van de doorwerking en de interne rechtskracht van (eenieder verbindend) volkenrecht te maken. Alle rechters in het Koninkrijk zijn dus bevoegd én verplicht om het eigen Landsrecht te toetsen aan eenieder verbindend volkenrecht.
Ja, want de regering is bevoegd tot zelfstandige regelstelling bij decreet op die terreinen die niet worden genoemd in art. 34 en die dus niet behoren tot het domein van de wetgever, zoals art. 37 het formuleert.
Een bijzondere wet is een (organieke) wet die tot stand komt op basis van een afwijkende stemverhouding, zijnde een dubbele meerderheid zoals omschreven in art. 4 namelijk 1) de meerderheid van de stemmen in elke afzonderlijk taalgroep van de kamers en 2) een 2/3e meerderheid van de in totaal uitgebrachte stemmen per kamer (ter bescherming van de Franse minderheid, maar dat hoeft er niet perse bij).
In het Britse parlementaire stelsel dragen bewindslieden (anders dan adviseurs) de ministeriële verantwoordelijkheid jegens het parlement voor al hetgeen in naam van de regering geschiedt. Het is moeilijk voorstelbaar dat zij het publieke optreden van adviseurs voor hun rekening gaan nemen. In het presidentiële stelsel van de VS bestaat geen ministeriële verantwoordelijkheid. Het maakt weinig uit wie de President bijstaat in zijn beleid, want daarover hoeft geen politieke verantwoording te worden afgelegd.
Titel IV en VI dragen defensie op aan de federale overheid, dus zal er een federale minister van Defensie zijn. Omdat er altijd sprake is van exclusieve bevoegdheidsuitoefening, zullen de Gemeenschappen en Gewesten niet bevoegd zijn en geen minister van Defensie kennen. Dat wordt bevestigd door de artikelen 127-134 waarin op dit terreingeen bevoegdheid aan Gemeenschappen (persoonsgebonden materie) en Gewesten (plaatsgebonden materie) wordt toegekend.
1. Art. 54: de Conseil C. kan gevraagd worden het verdrag te toetsen aan de Constitution. Bij strijd zal eerst de Constitution moeten worden aangepast alvorens tot ratificatie kan worden overgegaan. 2. Art. 55: van directe werking met voorrang is alleen sprake als de tegenpartij daadwerkelijk het verdrag naleeft.
De regering van Schotland heeft geen formele bevoegdheden ten aanzien van de sluiting en inwerkingtreding van dit verdrag (uitsluitende bevoegdheid Verenigd Koninkrijk. Evenmin is de regering van Schotland vertegenwoordigd in één of meer organen van het Verenigd Koninkrijk, zodat er langs die weg ook geen beïnvloedingsmechanismen zijn. Buitenlandse betrekkingen zijn in de BRD in beginsel exclusieve bevoegdheden van de Bond (art. 73 lid 1 onder 1) en verdragen dienen in beginsel bij wet goedgekeurd te worden(art. 59 lid 2 GG). De Bondsraad, waarin de regering van Hamburg vertegenwoordigd is,heeft afhankelijk van het onderwerp van het verdrag Einspruch- danwel Zustimmungsbevoegdheden ten aanzien van deze goedkeuringswet. Daarnaast is er de mogelijkheid voor de Hamburgse regering om bij het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe een klacht tegen de Bondsregering in te dienen op grond van art. 93 lid 1 onder 4 GG, mocht zij van mening zijn dat dit verdrag conform art. 32 lid 3 GG niet onder de Bonds- maar onder de eigen Landsbevoegdheden valt.
De enige manier waarop in beide landen politieke organen corrigerend op kunnen treden tegen verbindende uitspraken van de beide constitutionele rechters is door wijziging van de Grondwet, die immers de grondslag voor de toetsingsbevoegdheid van beide hoven is. Dat is in Duitsland aanzienlijk eenvoudiger te realiseren dan in de Verenigde Staten: het Grundgesetz kan (behoudens de Ewigkeitsklausel van art. 79 lid 3 GG) worden herzien door een Bondswet die een meerderheid van tweederde van het aantal leden van de Bondsdag en tweederde van het aantal stemmen in de Bondsraad behaalt. In de VS dient op grond van Art. V van de federale Grondwet het Congres met een meerderheid van tweederde van het aantal stemmen in beide huizen een voorstel voor grondwetsamendering te aanvaarden, waarna (meestal binnen een gefixeerde termijn) drievierde van de Staten het amendement ook dient te aanvaarden voor het kracht van wet verkrijgt.
Art. 1 Grondwet: garandeert formele gelijkheid = gelijke gevallen gelijk behandelen. De AWGB streeft naar materiële gelijkheid = door ongelijke behandeling (van ongelijke gevallen) gelijkheid bewerkstelligen. Dat hoeft niet strijdig te zijn, maar er kan ook best beredeneerd worden dat het wel strijdig is. In ieder geval kan de rechter de verenigbaarheid niet toetsen op grond van art. 120 Grondwet, dat rechterlijke toetsing van de wet aan de Grondwet niet toestaat.
Vloeken is een meningsuiting in de zin van art. 7 lid 3 Grondwet (een ander middel). De gemeente mag naar tijd en plaats beperkingen stellen (het verspreidingsrecht), maar niet op grond van de inhoud. Het stellen van inhoudelijke beperkingen (op het openbaringsrecht) is voorbehouden aan de formele wetgever ogv de formulering ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Onjuist is de redenering dat de gemeente in dit geval censuur zou uitoefenen.
Artt. 93-94 stellen de voorwaarde dat de bepaling (niet het verdrag!) ‘een ieder verbindend’ moet zijn. Dat betekent dat de bepaling de strekking moet hebben rechten en plichten te verschaffen aan individuele burgers en dus niet slechts een plicht oplegt aan de staat.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1951 |
Add new contribution