TentamenTests 2013: Hersenen en Aansturing - Universiteit Leiden

Meerkeuze vragen

Vraag 1

Een rechthandige man van 77 jaar heeft twee maanden geleden een groot infarct van de rechter hersenhemisfeer gekregen met een hemiplegie van de linker lichaamshelft. Hij heeft ook last met praten. Wat is het meest waarschijnlijk bij deze man?

  1. Dysarthrie door een mondhoek parese.

  2. Dysarthrie door een verlamming van de tong.

  3. Expressieve afasie.

  4. Receptieve afasie.

Casus bij vraag 2 en 3: Een vrouw van 58 jaar heeft schietende pijn vanuit de nek in de rechter arm. De pijn schiet langs de mediale zijde van de arm tot in de rechter pink en ringvinger. Ze heeft ook een doof gevoel aan de rechter pink en ringvinger.

Vraag 2

Zie casus. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

  1. Radiculair syndroom C5.

  2. Radiculair syndroom C6.

  3. Radiculair syndroom C7.

  4. Radiculair syndroom C8.

Vraag 3

Zie casus. De patiënte heeft veel pijn. Onderzoek van de spierkracht wordt daardoor bemoeilijkt. Het is dus van belang om te beginnen met de meest relevante spier of spieren. Wat test men eerst bij een uitstralende pijn in het aangegeven gebied?

  1. De musculus biceps.

  2. De musculus triceps.

  3. De vingerspreiders.

  4. De vingerstrekker.

Vraag 4

Een man van 72 jaar is volgens zijn vrouw erg traag geworden. Hij loopt volgens haar alsof zijn voeten zijn vastgelijmd, hij kan niet goed vertrekken met lopen. Zijn vrouw zegt ook dat zijn gezicht zo leeg is, hij heeft een starende blik en weinig gelaatsuitdrukking. Zij vindt hem ook erg stijf geworden. Welk medicijn kan deze man helpen?

  1. Een medicijn dat de afbraak van een neurotransmitter remt.

  2. Een medicijn dat de secretie van een neurotransmitter stimuleert.

  3. Een neurotransmitter.

  4. Een voorloper van een neurotransmitter.

Vraag 5

Een vrouw van 84 jaar wordt al 15 jaar behandeld voor de ziekte van Parkinson. Bij haar is een nieuw symptoom opgetreden. Welk?

  1. Gestoorde houdingsreflexen

  2. On-off fenomeen

  3. Tandrad fenomeen

  4. Tremor in rust

Vraag 6

Een belangrijk begrip bij de ontwikkeling van een kind is hechting. De Britse kinderpsychiater John Bowlby heeft een belangrijke invloed gehad op de ontwikkeling van theorieën over het fenomeen hechting. Hieronder vindt u een aantal uitspraken die in de leerstof worden genoemd ten aanzien van de ideeën van Bowlby over hechting. Welke van de genoemde uitspraken is niet juist?

  1. De gerichtheid op andere mensen is aangeboren.

  2. Pas op 5 jarige leeftijd is een kind over het algemeen in staat om redelijk los van de ouders, en onder leiding van andere volwassenen te blijven functioneren.

  3. Vanaf een leeftijd van ongeveer 8 maanden is er sprake van scheidingsangst, waarbij een kind zich exclusief op de verzorger heeft gericht en angstig wordt bij scheiding van de vertrouwde volwassene.

  4. We spreken van veilige gehechtheid, als een kind vanuit de veiligheid die het ervaart in relatie met zijn verzorgers een positief beeld van zichzelf en van zijn sociale omgeving heeft ontwikkeld.

Vraag 7

In welke deel ]an het cerebrum kán zich het letsel bevinden als iemand aan akinetopsia lijdt?

  1. Achterste parietale cortex.

  2. Onderste temporale cortex (fusiforme gyrus).

  3. Prefrontale cortex.

  4. Premotor cortex.

  5. Primaire visuele cortex.

Vraag 8

Welke neurotransmitter hoort bij de raphe kernen?

  1. Acetylcholine.

  2. Dopamine.

  3. GABA.

  4. Glutamaat.

  5. Noradrenaline.

  6. Serotonine.

Vraag 9

Een voetballer wordt op de EHBO gebracht. Hij is door een tegenstander onderuit geschopt en heeft veel pijn aan de linker knie. Op een Röntgen foto is een fractuur te zien van de linker fibulakop. De patiënt heeft een lichte parese. Enkele weken later heeft hij geen pijn meer aan zijn knie maar wel nog steeds last van de parese. Bij welke test blijkt deze parese?

  1. Bij lopen op de hakken.

  2. Bij lopen op de tenen.

  3. Bij staan op één been, door de knie zakken en weer recht komen.

  4. Bij tegen elkaar drukken van de knieën (adduceren).

Vraag 10

Een vrouw van 60 jaar klaagt dat haar linker hand “dunner wordt”. Bij onderzoek wordt parese en atrofie van de musculi interossei en van de musculus adductor pollicis brevis geconstateerd. Wat is de meest waarschijnlijke lokalisatie van de laesie?

  1. Aan de bovenarm.

  2. Aan de elleboog.

  3. Aan de onderarm.

  4. Aan de pols.

Vraag 11

Van welke zenuwen wordt de functie met de corneareflex onderzocht?

  1. Nervus trigeminus en nervus facialis.

  2. Nervus trigeminus en nervus oculomotorius.

  3. Nervus trigeminus en nervus ofthalmicus.

  4. Nervus trigeminus en nervus opticus.

Vraag 12

Een man van 68 jaar met diabetes mellitus klaagt over dubbelzien. Bij onderzoek blijkt dat het rechter oog mediaal staat van de middellijn wanneer de patiënt gevraagd wordt recht vooruit te kijken. De patiënt heeft veel last van dubbelzien als hij naar rechts kijkt. Bij kijken naar links heeft hij geen last van dubbelzien. Heeft deze patiënt nog andere symptomen?

  1. Ja, een ptose en een wijde en lichtstijve pupil rechts.

  2. Ja, een wijde en lichtstijve pupil rechts

  3. Ja, ptose rechts

  4. Nee

Vraag 13

Een vrouw van 82 jaar wordt thuis in coma aangetroffen. Bij aankomst in het ziekenhuis heeft ze een wijde lichtstijve pupil rechts, de corna reflex is beiderzijds afwezig, de ademhaling is insufficient, de tensie en pols zijn binnen normaal waarden. Op een ct scan van het brein blijkt een grote hersenbloeding in de rechter hemisfeer.

  1. De frontaal kwab drukt op de pons.

  2. De frontaal kwab drukt op het mesencefalon.

  3. De temporaal kwab drukt op de pons.

  4. De temporaal kwab drukt op het mesencefalon.

Vraag 14

Een dronkenman praat met een dikke tong.Wat is het equivalent hiervan aan een arm?

  1. Doorschieten van een beweging.

  2. Een parese.

  3. Een stoornis van de gnostische sensibiliteit.

  4. Spasticiteit.

Vraag 15

De ziekte van Parkinson heeft een aantal kenmerkende symptomen. Welke combinatie is de meest juiste?

  1. Spasticiteit, tremor bij bewegen, gestoorde houdingsreflexen.

  2. Spasticiteit, tremor in rust, gestoorde houdingsreflexen.

  3. Tandradfenomeen, tremor bij beweging, stop- en startproblemen.

  4. Tandradfenomeen, tremor in rust, stop- en startproblemen.

Vraag 16

Een vrouw van 26 jaar komt op het spreekuur omdat “ze geen kracht meer heeft in armen en benen”. Bij navragen blijkt de ernst van de klachten sterk te variëren in de loop van de dag. Zo krijgt ze na een tijd lopen minder kracht in de benen, dat wordt beter met rusten. Waarmee is deze patiënte waarschijnlijk gebaat?

  1. Met acetylcholine

  2. Met een cholinesterase remmer

  3. Met een dopamine agonist

  4. Met een dopamine antagonist

Vraag 17

Een vrouw van 28 jaar met multiple sclerose heeft een laesie in het thoracale myelum. Ze heeft daardoor een loopstoornis met een slof aan beide voeten. Op een dag valt ze en breekt haar linker fibula. Daarbij wordt een zenuw op die plaats ernstig beschadigd. Wat is het meest waarschijnlijk?

  1. Deze vrouw heeft links een afwezige achillespees reflex.

  2. Deze vrouw heeft links een zeer levendige achillespees reflex.

Vraag 18

Een vrouw van 68 jaar valt en breekt werven L5. Daarbij treedt een beschadiging op van mediane zenuwbanen op die plaats. Welke mictiestoornis treedt hierbij op?

  1. Bij geringe blaasvulling heeft ze sterke aandrang en moet ze onmiddellijk plassen anders is ze incontinent.

  2. Ze heeft een slappe overvulde blaas en weinig aandrang.

Vraag 19

Een man van 58 jaar komt bij de oogarts omdat hij “niet goed ziet met het linker oog”. Hij kan bij het lezen “het begin van de zin niet meer vinden”. De oogarts vindt geen afwijkingen aan het linker oog. Er blijkt een uitval van het linker temporale deel en van het rechter nasale deel van het gezichtsveld. Een geconsulteerd neuroloog vraagt een MRI scan aan. Voor welk deel van het brein zal hij speciale aandacht vragen?

  1. Linker occipitaal kwab.

  2. Linker temporaal kwab.

  3. Rechter occipitaal kwab.

  4. Rechter temporaal kwab.

Vraag 20

Een patiënt met een ernstige woordvindstoornis die alleen losse woorden zegt maar wel begrijpt wat er gezegd wordt heeft waarschijnlijk een laesie van de:

  1. Linker frontaal kwab.

  2. Linker temporaal kwab.

  3. Rechter frontaal kwab.

  4. Rechter temporaal kwab.

Vraag 21

Wat wat is het gevolg van het size principle of motorneuron recruitment?

  1. Bij toename van de drive van een motorneuronpool worden steeds grotere spiervezels geactiveerd.

  2. Bij toename van de drive van een motorneuronpool worden steeds meer spiervezels geactiveerd.

  3. Bij toename van de drive van een motorunit worden steeds grotere spiervezels geactiveerd.

  4. Bij toename van de drive van een motorunit worden steeds meer spiervezels geactiveerd.

Vraag 22

Welke arterie is verantwoordelijk voor de perfusie van de representatie van het meest centrale deel van de retina (de fovea) in de primaire visuele schors?

  1. A. basilaris.

  2. A. cerebri anterior.

  3. A. cerebri media.

  4. A. cerebri posterior.

Vraag 23

Welke hersenzenuwkern wordt rechtstreeks vanuit de motorcortex geïnnerveerd?

  1. Nucleus dorsalis nervi vagi.

  2. Nucleus nervi facialis.

  3. Nucleus nervi trochlearis.

  4. Nucleus princeps nervi trigemini.

Vraag 24

Welke structuur passeert door het foramen ovale?

  1. N. facialis.

  2. N. mandibularis.

  3. N. maxillaris.

  4. N. ophthalmicus.

Vraag 25

Waar kruisen de gnostische sensibiliteitsvezels van de romp?

  1. In de caudale medulla oblongata.

  2. In de gehele medulla oblongata.

  3. In de gehele medulla spinalis.

  4. In de pons.

Extended matching vragen

Opdracht: kies uit de onderstaande lijst de meest waarschijnlijke localisatie van de laesie. Er is telkens maar één localisatie de juiste.

Localiseren van een aandoening

  1. Linker achterstreng.

  2. Linker achterzijstreng.

  3. Linker capsula interna.

  4. Linker cerebellaire hemisfeer.

  5. Linker corpus striatum.

  6. Linker helft van de medulla oblongata.

  7. Linker helft van het mesencefalon.

  8. Linker helft van de pons.

  9. Linker motorische cortex.

  10. Linker substantia nigra.

  11. Linker voorzijstreng.

  12. Rechter achterstreng.

  13. Rechter achterzijstreng.

  14. Rechter capsula interna.

  15. Rechter cerebellaire hemisfeer.

  16. Rechter corpus striatum.

  17. Rechter helft van de medulla oblongata.

  18. Rechter helft van het mesencefalon.

  19. Rechter helft van de pons.

  20. Rechter motorische cortex.

  21. Rechter substantia nigra.

  22. Rechter voorzijstreng.

  23. Vermis cerebelli.

Vraag 1

Waar loopt in het myelum de baan die zorgt voor de bewegingszin van de linker voet?

Vraag 2

Wat is de meest proximale laesie bij een patiënt met een spastische emiplegie links?

Vraag 3

Een patiënt heeft links een loopstoornis. Het been “schiet door”, De kracht en reflexen en de bewegingszin aan voeten en tenen zijn normaal. Wat is de meest waarschijnlijke plaats van deze laesie?

Antwoorden meerkeuze vragen

  1. A

  2. D

  3. C

  4. D

  5. B

  6. B

  7. A

  8. F

  9. A

  10. B

  11. A

  12. D

  13. C

  14. A

  15. D

  16. B

  17. B

  18. B

  19. C

  20. A

  21. B

  22. C

  23. B

  24. B

  25. A

Antwoorden extended matching vragen

  1. A
  2. T
  3. D

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Medicine Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2368