Tentamenvragen thema Aansprakelijkheidsrecht

Gebaseerd op het curriculum aan de UvA 2009 - 2015

Tentamen 2009

Casus I De Dansstudio (25 punten)

Schuit B.V, een gespecialiseerd bedrijf voor dansvloeren, onderhoudt tweewekelijks de dansvloeren van Dansstudio `Amsterdam StreetDance Theater’ B.V. AST is in de kerstvakantie twee weken dicht geweest. AST heeft aan Schuit B.V. opdracht gegeven om in die periode de eikenhouten dansvloer in Studio A eens extra goed in de olie te zetten. Meteen na Nieuwjaar, een week na het aanbrengen van de olie, is de vloer gaan opbollen waardoor er een diepe scheur is ontstaan in het gedeelte van de dansvloer voor de spiegelwand. Bij aanvang van de eerste les na de vakantie komt Inez, een van de beste leerlingen van AST, ten val door deze scheur waarop zij niet bedacht hoefde te zijn. Zij loopt schade op aan haar linkerenkel.

De eikenhouten dansvloer is onherstelbaar aangetast omdat de samenstelling van de gebruikte olie niet geschikt is voor eikenhouten vloeren. De schade is aanzienlijk, de vloer moet volledig worden vervangen. Schuit B.V. had de olie gekocht bij de firma Gerking, wiens naam ook op het etiket prijkt. De olie is gemaakt in Zuid-Afrika en vanuit Zuid-Afrika in Nederland geïmporteerd door de firma WAQS. Op het etiket staat dat de olie geschikt is voor alle houtsoorten.

1. Is AST jegens Inez aansprakelijk voor de fout van Schuit op grond van Titel 3 afdeling 1-2 Boek 6 BW?

2. Kunnen de firma Gerking en de firma WAQS worden aangesproken door Inez voor de schade aan haar linkerenkel op grond Titel 3 Afdeling 3 Boek 6?

3. Kunnen de firma Gerking en de firma WAQS worden aangesproken door AST voor de schade aan de dansvloer op grond Titel 3 Afdeling 3 Boek 6?

Isa (14) en Yfke (15) volgen elke week streetdancelessen bij AST. Na de les van 5 januari gaan Isa en Yfke iets drinken in de kantine van de dansstudio. Isa koopt een gezondheidsdrankje met rustgevende extracten van de Peruaanse Coccinella-plant. Na de eerste slok wordt Isa meteen onwel en belandt uiteindelijke in een coma. Yfke heeft hetzelfde gezondheidsdrankje gedronken, zij heeft nergens last van. Het drankje is op de markt gebracht door de Health Company B.V., die de door haar hierin verwerkte plantenextracten heeft afgenomen van de firma Planteijn. Naar blijkt is er bij Isa een uitzonderlijk ernstige reactie ontstaan als gevolg van een medisch niet beschreven allergie voor de Coccinella-plant.

4. De ouders van Isa spreken de firma Planteijn aan tot vergoeding van de schade van hun dochter. Planteijn verweert zich met de stelling dat zij niet aansprakelijk kan zijn omdat zij niet de producent is van het eindproduct en omdat zij het gezondheidsdrankje niet in het verkeer heeft gebracht. Hoe oordeelt u over dit verweer van de firma Planteijn?

5. Voorts verweert de firma Planteijn zich met de stelling dat zij niet wist en niet kon weten dat de Coccinella-plant bij mensen een dergelijke ernstige allergische reactie kon hebben. De mogelijkheid van een allergische reactie door het nuttigen van extracten van de Coccinella-plant was op een wetenschappelijk congres van allergiedeskundigen in Peru in 2006 bekend gemaakt, maar daar was de firma Planteijn niet aanwezig. Hoe oordeelt u over dit verweer van de firma Planteijn?

6. Anna, de moeder van Isa, geeft als advocaat leiding aan een team van twintig arbeidsrechtadvocaten. De eerste twee weken na het gebeuren neemt zij vakantiedagen op om Isa in het Academisch Ziekenhuis in Maastricht te kunnen bezoeken. Daarna mag Isa naar huis en neemt Anna gedurende zes maanden onbetaald verlof op om voor haar dochter te zorgen. Kan de moeder van Isa haar opgenomen vakantiedagen en haar inkomensderving verhalen op de firma Planteijn?

Yfke (15) volgt elke week streetdancelessen bij AST. Zij hoopt op de hoofdrol in de komende dansvoorstelling. Aan het einde van de eerste les na de kerstvakantie hoort zij dat Sara de hoofdrol zal krijgen. Onderweg naar huis bekrast zij uit woede met haar huissleutel alle auto`s die in de Appelstraat staan geparkeerd. De oom van Yfke is toevallig ter plaatse. Daardoor raakt al snel bekend dat Yfke deze onrechtmatige daad heeft gepleegd.

7. Zijn de ouders van Yfke aansprakelijk voor de schade aan de auto`s door de vernieling door hun dochter?

 

Casus II Niet voor watjes (25 punten)

In een televisiereclame voor de landmacht steekt een jongeman over bij een zebrapad. Hij laat zich niet intimideren door een met grote snelheid op hem af rijdende auto, maar loopt gewoon door. Door zo te handelen wordt hij “geschikt” geacht voor de landmacht. Marjan en haar klasgenote Birsen, beiden 15 jaar oud, besluiten te onderzoeken of ook zij geschikt zijn voor de landmacht. Na een kort overleg besluiten ze zelfs nog een stapje verder te gaan en niet bij een zebrapad binnen de bebouwde kom over te steken, maar ergens buiten de stad waar de auto's 80 km/h rijden en geen zebrapaden te bekennen zijn. Nadat ze een plek hebben uitgekozen om zichzelf op de proef te stellen, wachten ze geduldig tot er een auto aankomt. Na enige tijd komt Van Riessen aanrijden. Birsen stoot Marjan aan om haar op de naderende auto te wijzen. Gezamenlijk stappen ze de weg op. Van Riessen is ondertussen bezig een lokaal radiostation op te zoeken om de relevante filemeldingen door te krijgen, waardoor hij te laat opmerkt dat Marjan en Birsen op de weg lopen. Birsen trekt haar conclusies en rent terug naar de kant van de weg. Marjan, daarentegen, loopt rustig door. Van Riessen ziet te laat wat er aan de hand is. Hij remt en gooit zijn stuur om, maar weet niet te voorkomen dat hij Marjan raakt. Marjan loopt daardoor knieletsel op, zij moet zich gedurende enkele maanden laten behandelen door een fysiotherapeut. Ook haar splinternieuwe spijkerbroek van een exclusief merk raakt onherstelbaar beschadigd. Door de aanrijding is haar tas – met daarin haar laptop - van haar schouder gevallen. De laptop moet worden opgestuurd naar de fabriek om te worden gerepareerd. Gedurende die maand huurt Marjan een zelfde type laptop bij de Digi-shop omdat zij een cursus volgt waarbij het meenemen van een laptop verplicht is. Van Riessen loopt blikschade op aan zijn auto.

8. Is Van Riessen aansprakelijk voor de schade die Marjan oploopt?

Stel dat tijdens de procedure vast komt te staan dat Van Riessen aansprakelijk is voor de schade van Marjan.

9. Omschrijf precies welke schadeposten Marjan mogelijk kan claimen, om welke soort schade het gaat en hoe deze schade berekend wordt door de rechter. Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan.

De rechter maakt een causale verdeling en daaruit volgt dat het ongeluk voor 30% aan Van Riessen te wijten is en voor 70% aan Marjan. Assurantia, de ziektekostenverzekeraar van Marjan, vergoedt haar letselschade. Daarna neemt Assurantia regres op Van Riessen, waarbij zij zich op het standpunt stelt dat Van Riessen minimaal de helft van de kosten dient te vergoeden.

10. Waarop doelt Assurantia en heeft zij gelijk?

Van Riessen vordert ook vergoeding van de schade die hij zelf heeft opgelopen. Hij stelt zich op het standpunt dat hij in het geheel niet hoeft bij te dragen in zijn eigen schade. De advocaat van Marjan voert het verweer dat Van Riessen van Marjan hooguit 50% van de door haar veroorzaakte schade vergoed kan krijgen.

11. Waarop doelt de advocaat van Marjan en heeft hij gelijk?

Stel dat Marjan door de aanrijding niet alleen gewond raakt, maar na een paar minuten overlijdt aan inwendige bloedingen. Birsen, die het allemaal van dichtbij meemaakt, is daardoor zeer ontdaan. Een aantal dagen na het ongeval raakt zij in een psychose. Haar advocaat vordert namens haar shockschade van Van Riessen.

12. Bespreek de kans van slagen van deze vordering.

Antwoorden 2009

Casus I De Dansstudio (21 punten)

Vraag 1

Is AST jegens Inez aansprakelijk voor de fout van Schuit op grond van Titel 3 afdeling 1-2 Boek 6 BW? (4 punten)

  • Tussen AST en Schuit bestaat een overeenkomst van opdracht. AST is de opdrachtgever, Schuit is de opdrachtnemer, hij is geen ondergeschikte en maakt een fout. (1 pt). (Spier ea H3, par 5, nr 93)
  • Twee criteria waaraan moet zijn voldaan voor aansprakelijkheid van AST (de opdrachtgever) jegens een derde op grond van art. 6:171 BW: (1 pt).

Antwoordmogelijkheid 1:

  • criterium 1) De opdrachtnemer neemt deel aan de kernactiviteit/ de werkzaamheden van de opdrachtgever. In casu is dat niet het geval: Schuit onderhoudt de dansvloeren van AST. Dit is niet een kernactiviteit van een dansstudio zoals AST. (1 pt).
  • criterium 2) Voor een buitenstaander is het niet duidelijk dat de werkzaamheden zijn ingehuurd. In casu niet aan voldaan: voor een derde is het duidelijk dat de onderhoudswerkzaamheden die door Schuit worden verricht door AST zijn ingehuurd. (1 pt).

(Geen punt) Nee, AST is niet aansprakelijk op grond van art. 6:171 BW.

 

Antwoordmogelijkheid 2:

  • criterium 1) De opdrachtnemer neemt deel aan de kernactiviteit/ de werkzaamheden van de opdrachtgever. In casu is daaraan voldaan: Het onderhoud van de dansvloeren is een kernactiviteit van een dansstudio. (1 pt) (Spier ea H3, par 5, nr 93)
  • criterium 2) Voor een buitenstaander is het niet duidelijk dat de werkzaamheden zijn ingehuurd. In casu aan voldaan: voor een derde is het niet duidelijk dat de werkzaamheden die door Schuit worden verricht door AST zijn ingehuurd. Het is gebruikelijk dat de dansvloer door de leerlingen zelf wordt onderhouden. (1 pt).

(Geen punt) Ja, AST is aansprakelijk op grond van art. 6:171 BW.

 

NB:

- het noemen en goed uitwerken van slechts één criterium met daarbij de juiste conclusie levert 2 punten op bij het negatieve antwoord.

- een antwoord dat art. 6:174 of 173 van toepassing acht is fout en levert geen enkele punt op omdat wordt gevraagd naar de fout van Schuit.

 

Vraag 2

Kunnen de firma Gerking en de firma WAQS worden aangesproken door Inez voor de schade aan haar linkerenkel op grond Titel 3 Afdeling 3 Boek 6? (5 punten) (Spier ea H4, par 2 nr 138, p. 143)

  • Op grond van art. 6:185 is de producent risicoaansprakelijk voor de schade door een gebrek in zijn product. (1 pt). (Spier ea H4, par 1 nr 134, p. 139)
  • De olie is een veiligheidsgebrekkig product in de zin van art. 6:186, zeker qua presentatie (6:186 lid 1 sub a), nu op het etiket ten onrechte staat, dat het geschikt is voor alle houtsoorten. (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 135, p. 141)

Ten aanzien van dit product is:

  • Gerking aansprakelijk, omdat hij zich als producent ervan presenteert door zijn naam op het etiket te zetten (art. 6:187 lid 2); (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 141, p. 150)
  • WAQS aansprakelijk omdat hij de olie heeft geïmporteerd in de EER (art. 6:187 lid 3). (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 141, p. 150)
  • De schade die voor vergoeding in aanmerking komt uit hoofde van art. 6:185 is schade door dood of lichamelijk letsel, zie art. 6:190 lid 1 sub a. Daarvan is i.c. sprake. De firma Gerking en de firma WAQS zijn op grond van art. 6:185 BW aansprakelijk voor de schade aan de linkerenkel van Inez door het gebrek in hun product. (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 144, p. 152)) (Zie ook Spier H4, par. 3, nr 149, p. 155)

Vraag 3

Kunnen de firma Gerking en de firma WAQS worden aangesproken door AST voor de schade aan de dansvloer op grond Titel 3 Afdeling 3 Boek 6? (2 punten)

 

(eerste vier items zijn al hiervoor beantwoord, geen punten)

[ Op grond van art. 6:185 is de producent risicoaansprakelijk voor de schade door een gebrek in zijn product.

[ De olie is een veiligheidsgebrekkig product in de zin van art. 6:186, zeker qua presentatie (6:186 lid 1 sub a), nu op het etiket ten onrechte staat, dat het geschikt is voor alle houtsoorten.

- Ten aanzien van dit product is:

[ Gerking aansprakelijk, omdat hij zich als producent ervan presenteert door zijn naam op het etiket te zetten (art. 6:187 lid 2);

[ WAQS aansprakelijk omdat hij de olie heeft geïmporteerd in de EER (art. 6:187 lid 3).

>>>

  • De schade die voor vergoeding in aanmerking komt uit hoofde van art. 6:185 is schade door het product toegebracht aan een andere zaak die gewoonlijk voor gebruik in de privé-sfeer is bestemd en door de benadeelde ook hoofdzakelijk in de privé-sfeer is gebruikt (art. 6:190 lid 1 sub b. (1 pt). (Spier ea H3B, par 3 nr 105, p. 113) (Zie ook Spier H4, par. 3, nr 149, p. 155)
  • Daarvan is i.c. geen sprake. De schade is toegebracht aan de vloer van de dansstudio. Deze wordt bedrijfsmatig gebruikt. De firma Gerking en de firma WAQS kunnen dus niet op grond van art. 6:185 BW worden aangesproken voor de schade aan de vloer door het gebrek in hun product. (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 135, p. 140)

 

Vraag 4

De ouders van Isa spreken de firma Planteijn aan tot vergoeding van de schade van hun dochter. Planteijn verweert zich met de stelling dat zij niet aansprakelijk kan zijn omdat zij niet de producent is van het gezondheidsdrankje en omdat zij het gezondheidsdrankje niet in het verkeer heeft gebracht. Hoe oordeelt u over dit verweer van de firma Planteijn? (2 punten)

 

Op grond van art. 6:185 BW is de producent risicoaansprakelijk voor de schade door een gebrek in zijn product. (geen punten, zie boven)

  • Onder producent wordt voor de toepassing van art. 6:185 ook verstaan de producent van een grondstof (art. 6:187 lid 2). (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 142, p. 149)
  • Daardoor is ook Planteijn aansprakelijk in de zin van art. 6:185 , naast Health Company B.V. Het niet in het verkeer brengen is geen verweer dat doel treft. (1 pt). (Spier ea H4, par 2 nr 142, p. 149)

 

Vraag 5

Voorts verweert de firma Planteijn zich met de stelling dat zij niet wist en niet kon weten dat de Coccinella-plant bij mensen een dergelijke ernstige allergische reactie kon hebben. De mogelijkheid van een allergische reactie door het nuttigen van extracten van de Coccinella-plant was op een wetenschappelijk congres van allergiedeskundigen in Peru in 2006 bekend gemaakt, maar daar was de firma Planteijn niet aanwezig. Hoe oordeelt u over dit verweer van de firma Planteijn?

( 1 punt)

 

  • Het verweer van Planteijn dat zij niet wist van een dergelijk effect van de Coccinella- plant is niet kansrijk: nu het niet onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken, zal haar state of the art-verweer ex at. 6:185 sub e niet opgaan. Het was niet onmogelijk deze kennis te verwerven. (1 pt). Toepassen op de casus: dan 1 punt, anders ½ punt

 

 

Vraag 6

Anna, de moeder van Isa, geeft als advocaat leiding aan een team van twintig arbeidsrechtadvocaten. De eerste twee weken na het gebeuren neemt zij vakantiedagen op om Isa in het Academisch Ziekenhuis in Maastricht te kunnen bezoeken. Daarna mag Isa naar huis en neemt Anna gedurende zes maanden onbetaald verlof op om voor haar dochter te zorgen. Kan de moeder van Isa haar opgenomen vakantiedagen en haar inkomensderving verhalen op de firma Planteijn?

(4 punten)

 

  • Anna, de moeder van Isa, kan als derde in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van 6:107 BW. (1 pt). (Spier ea H9, par 9 nr 251, p. 309)
  • De opgenomen vakantiedagen komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat dit niet aan een derde zou kunnen worden uitbesteed, zie HR Johanna Kruidhof. (1 pt). (Spier ea H9, par 4 nr 206, p. 256)
  • De inkomensderving komt wel voor vergoeding in aanmerking omdat dit ook aan een derde zou kunnen worden uitbesteed: vereist is dat een professional eveneens de verzorging op zich had kunnen nemen (HR Johanna Kruidhof, geen punt indien al gehonoreerd) (1 pt). (Spier ea H9, par 4 nr 206, p. 256)
  • De verzorging door de moeder treedt in plaats van het verblijf in het ziekenhuis of verzorging door thuiszorg. Anna zal een vergoeding krijgen voor de uren die zij spendeert aan het verzorgen van Isa, al zal deze vergoeding nooit hoger zijn dan die gespendeerd zou worden aan een professionele hulp. (1 pt).

 

 

Vraag 7

Zijn de ouders van Yfke aansprakelijk voor de schade aan de auto`s? (3 punten)

 

  • Yfke is 15 jaar oud. De ouders van Yfke zijn mogelijk schuldaansprakelijk voor de fout van Yfke op grond van art. 6:169 lid 2. (1 pt). (Spier ea H2, par 7 nr 77, p. 89)
  • Om aan aansprakelijkheid te ontkomen moeten zij bewijzen dat hen niet kan worden verweten dat zij deze gedraging van Yfke niet hebben belet (alternatief antwoordelement: schuldaansprakelijkheid met omkering van de bewijslast) (1 pt).
  • In deze casus zijn de ouders waarschijnlijk niet/wel aansprakelijk omdat etc. Allebei de alternatieven zijn mogelijk. Alleen een punt toekennen bij een valide argument en terugkoppeling naar de casus. (1 pt).

 

Casus II Niet voor watjes  (21punten)

 

 

Vraag 8

Is Van Riessen aansprakelijk voor de schade die Marjan oploopt? (4 punten)

 

  • Ja, Er is sprake van een ongeluk tussen een gemotoriseerde en een ongemotoriseerde (Marjan) waarbij de ongemotoriseerde schade lijdt. (1/2 pt); Art. 185 WVW is van toepassing (1/2 pt)
  • Een beroep op overmacht slaagt niet. Overmacht wordt zelden aangenomen. Voor overmacht in de zin van artikel 185 WVW is vereist dat de automobilist rechtens geen enkel verwijt te maken valt. Toepassing: Van Riessen is onvoldoende oplettend doordat hij met zijn radio bezig is (1 pt). (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 175)
  • Marjan is 15 jaar oud, de 50% regel is hier niet van toepassing omdat aan Marjan opzet/bewuste roekeloosheid te verwijten valt. (1 pt) (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 175)
  • In dit geval geldt daarom het gewone regime van art. 6:101 BW. (1 pt)

zie HR Chan-a-Hung/Maalsté (geen pt) (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 175)

 

NB: als men het antwoord niet verder uitwerkt na het overmachtverweer dan toch de volle 4 punten geven als de vraag verder goed beargumenteerd is beantwoord.

 

Vraag 9

Omschrijf precies welke schadeposten Marjan mogelijk kan claimen, om welke soort schade het gaat en hoe deze schade berekend wordt door de rechter. Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan.

(5 punten) alles-of-niets-score voor elk onderdeel van de vraag

 

  • Vermogensschade (art.6:95 jo 6:96), (1 pt,) (Spier ea H9, par 2 nr 199(zie ook nr 197 en 203), p. 241ev)
  • Schadeposten veroorzaakt door het knieletsel (letselschade): fysiotherapie gedurende vele weken, waarschijnlijk is Marjan daarvoor niet geheel verzekerd, vermogensschade (art.6:95 jo. 6:96); concrete berekening (rekeningen worden vergoed), art. 6:97 dient eenmaal correct in het antwoord voor te komen) (1 pt) (Spier ea H9, par 2 nr 199(zie ook nr 197), p. 240-242)
  • Schadeposten veroorzaakt aan de kleding (zaakschade): een waardevergoeding voor de onherstelbaar beschadigde spijkerbroek, abstracte berekening art. 6:97 ongeacht of zij een nieuwe broek koopt (1 pt) (Spier ea H9, par 5 nr 206, p. 255)
  • Schadepost veroorzaakt door het huren van een vervangende laptop die nodig is voor de cursus: zie art. 96 lid 2 sub a: onder vermogensschade vallen ook de redelijke kosten ter beperking van schade. Dit wordt concreet berekend. (1 pt) (Spier ea H9, par 5 nr 208p. 256)
  • Immateriële schade: pijn, verdriet veroorzaakt door het letsel, immateriële schade, art. 6:95 (ander nadeel) jo 6:106 lid 1 sub b, berekening naar billijkheid. (1 pt) (Spier ea H9, par 4 nr 202, p. 248)

 

Vraag 10

Waarop doelt Assurantia en heeft zij gelijk? 5 punten

 

Antwoordmogelijkheid 1

  • Assurantia doelt op de ``50%-`` regel. (1 pt) (Spier ea H5, par 1 nr 158, p. 166)
  • De 50% regel geldt hier in het geheel niet omdat sprake is van opzet /bewuste roekeloosheid aan de kant van Marjan (SBR 5 nr. 158) (1 pt) Spier ea H5, par 1 nr 158, p. 166)
  • Hier geldt het normale regime van art. 6:101 BW (1 pt) (Spier ea H5, par 1 nr 160, p. 170-172)
  • Eerst dient een causale verdeling te worden gemaakt. Voor een eventuele billijkheidscorrectie ten voordele van Marjan is hier geen aanleiding. (1 pt) (Spier ea H5, par 1 nr 159, p. 169-170)
  • De verzekeraar kan alleen regres nemen voor het geringere werkelijke aandeel van Van Riessen in het ontstaan van de schade, namelijk 30 %. (1 pt).

Assurantia heeft geen gelijk (geen punten).

 

alternatief antwoord:

  • Assurantia doelt op de ``50%-`` regel. (1 pt) (Spier ea H5, par 1 nr 158, p. 166)
  • Regresnemers subrogeren niet in zieligheid en kunnen dus niet profiteren van de 50%- en 100%-regel (1/2 pt) zie HR Chan-a-Hung/Maalsté (1/2 pt). (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 175)
  • Hier geldt het normale regime van art. 6:101 BW (1 pt) (Spier ea H9, par 4 nr 202, p. 248)
  • Eerst dient een causale verdeling te worden gemaakt. Voor een eventuele billijkheidscorrectie ten voordele van Marjan is hier geen aanleiding. (1 pt)
  • De verzekeraar kan alleen regres nemen voor het geringere werkelijke aandeel van Van Riessen in het ontstaan van de schade, namelijk 30 % (1 pt).

Assurantia heeft geen gelijk (geen punten).

 

Vraag 11

Waarop doelt de advocaat van Marjan en heeft hij gelijk? 4 punten

 

  • Het betreft de vraag naar de reflexwerking van art. 185 WVW, zie het arrest HR Chan/ Maalsté. (1 pt). (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174)
  • Er is sprake van reflexwerking als een gemotoriseerde schade lijdt door toedoen van een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer. Dan is art. 6:162 de grondslag voor de aansprakelijkheid. Dit geldt mbt Marjan voor de schade aan de auto van Van Riessen. (1 pt). (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174)
  • De reflexwerking geldt alleen voor het overmachtbegrip; niet voor de toepassing van de 50 % regel. (1 pt).
  • In dit geval is 70% van het ongeluk aan de schuld van de fietser te wijten en 30 % aan de schuld van de gemotoriseerde. Dan behoeft de gemotoriseerde slechts zijn aandeel van 30% schuld aan de schade zelf te dragen. (1 pt).

De advocaat heeft geen gelijk (geen punten).

 

Vraag 12

Bespreek de kans van slagen van deze vordering. 3 punten

 

  • Beoordeeld moet worden of de gedraging van Van Riessen een onrechtmatige daad (6:162 BW) is jegens Birsen omdat zij in haar persoon is aangetast door het aanschouwen van het ongeluk, art. 6:106 lid 1 sub b BW. (1 pt). (Spier ea H9, par 9 nr 251, p. 308-310)
  • Zie de criteria zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het arrest Kindertaxi (noemen). (1 pt). (Spier ea H9, par 9 nr 251, p. 312)
  • correcte uitwerking van (één van) de criteria en conclusie (1 pt).

Voorbeeld A) Er is geen affectieve relatie tussen Marjan en Birsen zoals bedoeld in het Kindertaxi-arrest waardoor de vordering naar alle waarschijnlijkheid zal falen.

Voorbeeld B) Het is de vraag of Birsen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld heeft.

 

Tentamen 2010

 

Casus I De omgevallen hoogspanningsmast

 

Energia N.V. (Energia) levert stroom en maakt daarbij gebruik van een hoogspanningsnetwerk dat in eigendom toebehoort aan de Staat. Op een kwade dag valt een mast van dat netwerk om en belandt op een nabijgelegen spoorlijn. De machinist van een aanstormende intercitytrein ziet de mast vallen en maakt een noodstop. De trein komt net op tijd tot stilstand, maar door die noodstop raakt passagier Jansen ernstig gewond aan zijn hoofd. Jansen moet in het ziekenhuis worden opgenomen. Daardoor mist hij zijn reeds betaalde vakantie in Buenos Aires (vlucht en hotel) waarvoor hij geen annuleringsverzekering had afgesloten.

Door de val van de mast raakt voorts een bovenleiding van ProRail B.V. (ProRail) beschadigd. Om verdere ongelukken te voorkomen heeft ProRail noodmaatregelen moeten treffen, waarvoor zij kosten heeft moeten maken. Voorts dient de bovenleiding te worden gerepareerd.

Uit onderzoek blijkt later dat de val van de mast is veroorzaakt doordat Beun de Haas,

werknemer van het gespecialiseerde onderhoudsbedrijf Gebroeders Bever B.V., twee maanden eerder bij reguliere onderhoudswerkzaamheden haastig en in strijd met veiligheidsvoorschriften heeft gewerkt, omdat hij bang was te laat aan te komen op het door zijn werkgever georganiseerde teamuitje. Door zijn slordigheid zijn onzichtbare scheuren in de fundering van de mast ontstaan, waardoor deze wankel is geworden. Het onderhoud van de masten wordt al jarenlang door Gebroeders Bever B.V. uitgevoerd in opdracht van Energia. Energia wist niet dat er bij het onderhoud fouten waren gemaakt.

 

NB: Bij de beantwoording van de vragen dient u eventuele contractuele en bestuursrechtelijke aspecten buiten beschouwing te laten. Voorts dient Boek 8 BW

buiten beschouwing te blijven.

 

Vraag 1. Zijn Beun de Haas en/of Gebroeders Bever B.V. aansprakelijk jegens Jansen voor diens schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over.

 

Vraag 2. Is Energia risicoaansprakelijk jegens ProRail voor haar schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)?

 

Vraag 3. Welke soorten schade lijden Jansen en ProRail? Op welke manier worden die schadeposten berekend? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over en begin elke schadepost op een volgende regel.

 

Vervolg van de casus Stel dat Gebroeders Bever B.V. en Beun de Haas beiden voor (een deel van) de schade van Jansen aansprakelijk zijn. Jansen dagvaardt Gebroeders Bever B.V. en eist vergoeding van zijn schade.

 

Vraag 4. Kan de rechter Gebroeders Bever B.V. veroordelen tot vergoeding van de gehele schade aan Jansen? Zo ja, kan Gebroeders Bever B.V. vervolgens (een deel van) de schadevergoeding die zij betaalt aan Jansen verhalen op Beun de Haas?

 

Vervolg van de casus

 

Nadat Jansen uit het ziekenhuis is ontslagen, wordt hij thuis gedurende drie weken verpleegd door zijn zoon, die als advocaat in dienst is bij Quist Advocaten en daartoe onbetaald verlof opneemt.

 

Vraag 5.Kan de zoon van Jansen van degene(n) die voor het omvallen van de mast aansprakelijk is/zijn een vergoeding krijgen voor de uren die hij heeft besteed aan de verpleging van zijn vader? Hoe wordt de omvang van een dergelijke vergoeding bepaald?

 

Casus II In de tuin

 

Zelfstandig gevestigd tuinman Koenders snoeit de heg van Arends. Hij doet dat met de gloednieuwe, nog ongebruikte, elektrische heggenschaar die Koenders zojuist heeft aangeschaft bij Karwijde B.V. Plotseling schrikt Koenders zó van de alarmroep van een merel dat hij de heggenschaar laat vallen. De heggenschaar valt draaiend op Koenders’ rechterhand. Daardoor worden twee vingers afgezaagd en ontstaat er een diepe inkeping in Koenders’ trouwring. Reparatie van de ring kost € 250,-. Nog steeds draaiende, valt de heggenschaar op zijn houten gereedschapskist. Koenders gebruikt deze kist alleen als hij als hovenier aan het werk is. De kist wordt hierdoor zo zwaar beschadigd, dat hij voor € 600,- een nieuwe moet aanschaffen. Koenders’ vingers kunnen gelukkig in het ziekenhuis worden aangezet en na een verblijf van twee weken mag hij weer naar huis. Koenders is pas een jaar later in staat om zijn werkzaamheden als tuinman te hervatten. Zijn herstel gaat langzamer dan normaal wegens een neurotische depressie. Hij mist het werk in de tuinen van zijn vaste klantenkring.

Koenders heeft op de heggenschaar het merkteken van de fabrikant, Snoei met Plezier

B.V. (SmP) zien staan. Hij stelt SmP aansprakelijk voor zijn schade omdat volgens Koenders de veiligheidsknop van de heggenschaar niet werkt: de messen van de heggenschaar hadden moeten stoppen met draaien, zodra hij bij de val van de heggenschaar de veiligheidsknop van de heggenschaar losliet. Het blijkt al spoedig dat MotorenCo B.V. de fabrikant en toeleverancier van de motor van de heggenschaar is. Door een productiefout in de fabriek van MotorenCo werkt de veiligheidsknop niet van deze serie heggenscharen.

 

Vraag 6. Is MotorenCo B.V. volgens u aansprakelijk jegens Koenders op grond van Boek 6 Titel 3 Afdeling 3 BW en zo ja, voor welke schade?

 

Vraag 7. Kunnen de extra kosten als gevolg van het langzamer herstel van Koenders door zijn neurotische depressie nog worden toegerekend aan de aansprakelijke partij(en)?

 

Vervolg van de casus

 

De echtgenote van Koenders komt om bij een verkeersongeluk, kort nadat Koenders zijn werk heeft hervat. Koenders trouwt na enkele maanden met zijn oude buurmeisje, met wie hij altijd contact heeft gehouden. Zij neemt de zorg voor het gezin op zich. Vaststaat dat de automobilist volledig aansprakelijk is voor de schade. De kinderen van Koenders (8 en 10 jaar oud) waren ten tijde van het ongeval op schoolkamp.

Zij vorderen van de automobilist a) vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp tot aan het bereiken van de meerderjarigheid én b) immateriële schadevergoeding omdat hun moeder is verleden.

Asjemenou N.V., de verzekeraar van de automobilist, verweert zich tegen de onder a) genoemde vordering met de stelling dat de kinderen op dit punt geen schade hebben omdat de nieuwe echtgenote van hun vader de zorg voor de huishouding op zich heeft genomen. Ook de onder b) genoemde vordering wijst Asjemenou af.

 

Vraag 8. Wat is de grondslag van de twee vorderingen van de kinderen en hoe beoordeelt u hun kansen?

 

Casus III. Geen goede dag voor Gerrits.

 

Gerrits rijdt in zijn auto op de provinciale weg keurig en beheerst, net onder de ter plaatse geldende maximum toegestane snelheid. Opeens schiet er, als uit het niets, een hondje gevolgd door een 7-jarig meisje de weg op.

Gerrits remt uit alle macht, maar raakt het meisje zijdelings. Het meisje heeft een gebroken been en haar nieuwe jas is onherstelbaar beschadigd. Achteraf blijkt dat het hondje ontsnapt was en dat het meisje achter haar hondje aanrende om het te vangen.

 

Vraag 9. Kan het meisje haar kosten op Gerrits verhalen? Motiveer uw antwoord.

 

Gerrits heeft onlangs in een nieuwbouwwijk een nieuwe, vrijstaande villa gekocht. In de wijk is het een komen en gaan van aannemersbusjes. In en om elk huis wordt gewerkt. James Watson, een beroemde Engelse tuinarchitect, heeft van Gerrits opdracht gekregen de tuin aan te leggen. Hij heeft een ontwerpplan gemaakt voor de aanleg van een terras van exclusieve tegels uit Italië. Op 19 januari is het zover en wordt het terras in opdracht van Watson gelegd door Baksteen B.V. Dit geschiedt door de tegels te zagen in geometrische figuren waarna ze in een dikke laag cement worden gelegd. Gerrits is dan zelf op vakantie, Watson heeft de instructies per mail doorgegeven aan Baksteen B.V. De tuinarchitect heeft zich echter vergist in het doorgeven van het huisnummer: in plaats van Poortlaan 23 zijn de tegels gelegd bij de familie Gomez, Poortlaan 32. De familie Gomez is die dag niet aanwezig bij hun nieuwe huis. Hoewel zij ook nog een terras moeten aanleggen, zou dit nooit hun keuze zijn geweest, zij zijn onaangenaam verrast. Zij geven onmiddellijk opdracht de tegels te laten loshakken. Watson is echter van mening dat Gomez er met de aanleg van het terras beter op is geworden en vordert vergoeding van de kosten van de tegels en de werkzaamheden (€ 5000).

 

Vraag 10. Welke grond(en) zou Watson kunnen aanvoeren om zijn kosten op Gomez te verhalen en heeft hij volgens u hiermee succes?

 

Antwoorden 2010

 

(Totaal aantal punten: 62; voor een voldoende zijn 34 punten vereist.)

 

Casus I De omgevallen hoogspanningsmast

 

Vraag 1. Zijn Beun de Haas en/of Gebroeders Bever B.V. aansprakelijk jegens Jansen voor diens schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over.

 

1) Beun de Haas

  • (1 punt) Jansen kan Beun de Haas uit onrechtmatige daad aanspreken op grond

    van art. 6:162 BW. (Spier ea H2, par 1 nr 13, p. 20)

  • (1 punt) Uit de casus blijkt dat Beun de Haas haastig en in strijd met de veiligheidsvoorschriften heeft gehandeld. Daardoor is de mast wankel geworden en kon hij omvallen. Door zo te handelen schendt Beun de Haas een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm (veiligheidsnorm). Blijkens art. 6:162 (lid 2) is dit onrechtmatig.

 

o NB In deze casus is geen sprake van gevaarzetting in de zin van het Kelderluik-arrest en het Jetblast-arrest. Deze arresten hoeven hier dan ook niet toegepast te worden.

o NB Onjuist is het antwoord dat Beun de Haas onrechtmatig heeft gehandeld op de enkele grond dat hij een inbreuk maakte op een subjectief recht (eerbiediging van de lichamelijke integriteit) van Jansen. Die inbreuk heeft namelijk niet rechtstreeks en opzettelijk plaatsgevonden. Daarom is een aanvullende toetsing aan de zorgvuldigheidsnorm noodzakelijk.

o NB Ook onjuist is het antwoord dat het handelen van Beun de Haas een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht oplevert. De casus zegt immers niet dat de geschonden veiligheidsvoorschriften een wettelijke basis hebben.
 

  • (1 punt) De gedragingen van Beun de Haas kunnen hem worden toegerekend op grond van schuld (art. 6:162 lid 3 BW). (Het feit dat hij om sneller klaar te zijn werkt in strijd met de veiligheidsnormen is verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.) (Spier ea H2, par 1 nr 16, p. 22)

  • (1 punt) Door de onrechtmatige gedraging van Beun de Haas is schade ontstaan. Jansen is gewond geraakt aan zijn hoofd en loopt zijn reeds betaalde vakantie in Buenos Aires mis.

  • (1 punt) Tussen de gedraging van Beun de Haas en de schade van Jansen bestaat causaal verband. Indien Beun de Haas wel in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften had gewerkt, zou de mast niet wankel zijn geworden en uiteindelijk niet zijn omgevallen. Dan had Jansen ook geen schade geleden.

  • (1 punt) Aan het relativiteitsvereiste uit art. 6:163 BW is eveneens voldaan aangezien sprake is van schending van een zorgvuldigheidsnorm. De geschonden zorgvuldigheidsnorm beoogt iedere voorbijganger te beschermen tegen schade die ontstaat als de mast omvalt. (Spier ea H2, par 1 nr 19, p. 20)

     

o NB indien studenten bij het toetsen van de onrechtmatigheid schending van een subjectief recht of handelen in strijd met een wettelijke plicht hebben genoemd, levert een correcte toepassing van het relativiteitsvereiste in dezelfde lijn toch een punt op.

2) Gebroeders Bever B.V.

 

  • (1 punt) Beun de Haas is als werknemer een ondergeschikte van Gebroeders Bever BV. Jansen kan Gebroeders Bever BV daarom op grond van art. 6:170 lid 1 BW aansprakelijk stellen. Aan alle overige vereisten uit deze bepaling is voldaan. (Spier ea H3, par 4 nr 87, p. 98-99)

  • (1 punt) Beun de Haas begaat een fout; dat wil zeggen een onrechtmatige daad die hem kan worden toegerekend. Dit blijkt uit het antwoord hierboven.

o NB studenten krijgen geen punt indien zij alleen zeggen dat Beun de Haas een fout maakt. Zij moeten aangeven dat het gaat om een toerekenbare onrechtmatige daad.

 

  • (1 punt) De kans op het begaan van deze fout is door de verstrekte opdracht vergroot. Zonder die opdracht zou Beun de Haas geen werkzaamheden aan de mast hebben verricht en zou hij daarbij dus ook geen veiligheidsvoorschriften hebben geschonden.

  • (1 punt) Gebroeders Bever B.V. heeft als werkgever zeggenschap over de gedraging van Beun de Haas waarin de fout is gelegen. De werkgever kan Beun de Haas aangegeven hoe hij zijn werkzaamheden dient te verrichten, bijvoorbeeld door hem te verplichten zich aan de (veiligheids)voorschriften te houden.

 

o NB dit criterium kan enigszins soepel worden toegepast.

 

Vraag 2. Is Energia risicoaansprakelijk jegens ProRail voor haar schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)?

 

Energia is op twee gronden risico-aansprakelijk jegens ProRail.

 

1) Aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal.

 

  • (1 punt) Energia kan door ProRail aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 6:174 lid 1 BW. Aan alle vereisten van dit artikel is voldaan. (Spier ea H3, par 8 nr 110, p. 115ev)

  • (1 punt) Hoewel Energia niet kwalificeert als bezitter van de opstal, is zij toch aansprakelijk op grond van art. 6:181 lid 1 BW. Energia gebruikt de hoogspanningsmast immers in de uitoefening van haar bedrijf. Het ontstaan van de schade staat ook in erband met de uitoefening van het bedrijf aangezien deze is veroorzaakt door gebrekkig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden in opdracht van Energia. (Spier ea H3, par 14 nr 130, p. 134)

     

o NB studenten die hier art. 6:174 lid 2 BW correct toepassen in plaats van art. 6:181 lid 1 BW, krijgen ook een punt.

 

  • (1 punt) De hoogspanningsmast is op grond van art. 6:174 lid 4 BW aan te

    merken als een opstal aangezien het een werk is dat rechtstreeks en duurzaam

    met de grond is verenigd. (Spier ea H3, par 8 nr 110, p. 115ev)

  • (1 punt) De hoogspanningsmast voldoet niet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen. Een hoogspanningsmast behoort te rusten op een stevige fundering. Doordat Beun de Haas zijn werk niet goed heeft gedaan, zijn er onzichtbare scheurtjes ontstaan en is de hoogspanningsmast niet meer stevig gefundeerd.

     

o NB studenten die hier alleen het element noemen zonder motivering, krijgen geen punt. Zij moeten aangegeven waarom de hoogspanningsmast niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen.

  • (1 punt) Doordat de hoogspanningsmast niet stevig is gefundeerd levert hij een

    gevaar op voor personen en zaken. Er bestaat immers een kans dat de mast zal

    omvallen boven op personen of zaken die zich in de nabijheid van de mast bevinden.

o NB ook hier moeten studenten volledig zijn. Zij moeten aangeven waarom de hoogspanningsmast een gevaar voor personen of zaken oplevert.

 

  • (1 punt) In casu heeft dit gevaar zich verwezenlijkt. De mast is omgevallen en heeft schade veroorzaakt aan de nabijgelegen spoorlijn en de passagiers van een langsrijdende trein.

  • (1 punt) De ‘tenzij-clausule’ uit art. 6:174 BW gaat niet op. Indien Energia van meet af aan van het bestaan van de zwakke fundering op de hoogte was geweest, zou zij twee maanden de tijd hebben gehad om tot herstel over te gaan. Nalaten van dat herstel zou dan aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW hebben opgeleverd. (Spier ea H3, par 8 nr 111, p. 117-119).

 

2) Aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte opdrachtnemer

 

  • (1 punt) ProRail kan Energia ook aansprakelijk stellen op grond van art. 6:171 BW. Dit artikel ziet op gevallen waarin een niet-ondergeschikte opdrachtnemer een fout begaat bij werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever. (Spier ea H3, par 5 nr 93, p. 103-105)

  • (1 punt) Uit de gegevens van de casus blijkt dat Gebroeders Bever BV al jarenlang de hoogspanningsmasten onderhoudt in opdracht van Energia. Gebroeders Bever B.V. is dus een niet-ondergeschikte opdrachtnemer van Energia; 4

  • (1 punt) Gebroeders Bever B.V. is op grond van art. 6:170 lid 1 BW ook zelf aansprakelijk voor de door Beun de Haas bij de werkzaamheden begane fout. (Spier ea H3, par 4 nr 87, p. 98-99)

  • (1 punt) De opgedragen werkzaamheden zijn te beschouwen als verricht ten behoeve van het bedrijf van Energia (de opdrachtgever). Energia laat dit al jaren door Gebroeders Bever BV doen. Als Energia deze werkzaamheden niet zou uitbesteden, zou zij het onderhoud zelf moeten plegen.

     

o NB indien studenten hier gemotiveerd aangegeven dat art. 6:171 BW niet van toepassing is omdat Energia NV en Gebroeders Bever BV naar buiten toe geen eenheid vormen, krijgen zij ook alle punten voor deze vraag. Zelfs indien zij dan niet meer toetsen aan de overige elementen van art. 6:171 BW.

Hetzelfde geldt voor studenten die gemotiveerd aangegeven dat Gebroeders Bever BV geen werkzaamheden verricht ter uitoefening van het bedrijf van Energia. (Spier ea H3, par 5 nr 93, p. 103-105)

 

NB Er is gevraagd naar de risico-aansprakelijkheid van Energia. Art. 6:162 BW hoeft

dus niet uitgewerkt te worden en levert geen punten op.

 

Vraag 3. Welke soorten schade lijden Jansen en ProRail? Op welke manier worden die schadeposten berekend? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over en begin elke schadepost op een volgende regel.

 

Jansen:

  • Vermogensschade

 

o (1 punt) Grondslag: art. 6:95 jo. art. 6:96 (lid 1) BW (1 pt,) (Spier ea H9, par 2 nr 199(zie ook nr 197 en 203), p. 241ev)

 

o Schadeposten:

 (0,5 punt) Medische kosten (ziekenhuiskosten als gevolg van

de hoofdwond).

 (0,5 punt) Deze kosten worden op basis van art. 6:97 BW concreet begroot. Het gaat hier immers om letselschade. (Spier ea H9, par 5 nr 208p. 256)

 (0,5 punt) Gemiste vakantie in Buenos Aires (kosten vlucht en hotel)

 (0,5 punt) Deze kosten worden op basis van art. 6:97 BW concreet begroot. Het gaat hier immers om zuivere vermogensschade. (Spier ea H9, par 5 nr 206, p. 255)

 

  • Ander nadeel

o (1 punt) Grondslag: art. 6:95 jo. 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW.

 (0,5 punt) Vergoeding voor pijn en leed die samenhangen met het door Jansen opgelopen letsel. (Spier ea H9, par 4 nr 202, p. 248)

 (0,5 punt) De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid.

 

ProRail:

  • Vermogensschade

 

o (geen punten) Grondslag: art. 6:95 jo. art. 6:96 lid 1 en lid 2 sub a BW (Spier ea H9, par 2 nr 199(zie ook nr 197 en 203), p. 241ev)
 

o Schadeposten:

 (1 punt) Schade aan de bovenleiding (herstelkosten).

 (0,5 punt) Deze kosten worden op grond van art. 6:97 BW abstract begroot op de hoogte van de reparatiekosten. Het gaat hier immers om zaakschade. (Spier ea H9, par 5 nr 206, p. 255)

 (1 punt) Bereddingskosten. Dit zijn de redelijke kosten die zijn gemaakt voor het treffen van noodmaatregelen om extra schade te voorkomen. Deze kosten komen op grond van art. 6:96 lid 2 sub a BW voor vergoeding in aanmerking. (NB artikel moet genoemd worden.) (Spier ea H9, par 4 nr 205, p. 252)

 (0,5 punt) Deze schade wordt op grond van art. 6:97 concreet begroot. (Spier ea H9, par 5 nr 208p. 256)

Vraag 4. Kan de rechter Gebroeders Bever B.V. veroordelen tot vergoeding van

de gehele schade aan Jansen? Zo ja, kan Gebroeders Bever B.V. vervolgens (een deel van) de schadevergoeding die zij betaalt aan Jansen verhalen op Beun de Haas?

 

  • (1 punt) Gebroeders Bever B.V. en Beun de Haas zijn beide aansprakelijk voor dezelfde schade van Jansen. Voor dergelijke gevallen bepaalt art. 6:102 lid 1 BW dat beide dan hoofdelijk aansprakelijk zijn. (Spier ea H9, par 8 nr 240, p. 300)

  • (1 punt) Art. 6:7 lid 1 BW bepaalt vervolgens dat zowel Gebroeders Bever BV als Beun de Haas jegens Jansen aansprakelijk is voor het geheel. De rechter kan Gebroeders Bever BV dus inderdaad veroordelen tot vergoeding van de gehele schade van Jansen.

  • (1 punt) Indien Gebroeders Bever BV de schadevergoeding heeft betaald, moet op basis van art. 6:170 lid 3 BW worden vastgesteld of zij regres kan nemen op Beun de Haas. Beun de Haas is immers een ondergeschikte van Gebroeders Bever BV en zij zijn beide aansprakelijk voor de schade. (Spier ea H3, par 4 nr 87, p. 98ev)

  • (1 punt) Uit art. 6:170 lid 3 BW volgt dat Beun de Haas alleen draagplichtig is jegens Gebroeders Bever BV indien de door hem begane fout te wijten is aan zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Aan dit vereiste is in casu niet voldaan. Beun de Haas werkte haastig en onzorgvuldig omdat hij op tijd bij het teamuitje wilde zijn. Hij had bij zijn handelen dus niet de bedoeling om de scheuren te maken en heeft deze niet opzettelijk veroorzaakt. Evenmin kan worden gesteld dat hij bewust roekeloos handelde. Uit de casus blijkt niet duidelijk dat Beun de Haas moest beseffen dat door zijn haastig uitgevoerde werk een gevaar ontstond dat de gehele hoogspanningsmast zou omvallen. De schade is ‘slechts’ het gevolg van zijn onzorgvuldigheid. (Spier ea H3, par 4 nr 92, p.101)

 

    o NB studenten krijgen ook een punt indien zij gemotiveerd antwoorden dat wel sprake is van bewuste roekeloosheid.

     

    Vraag 5. Kan de zoon van Jansen van degene(n) die voor het omvallen van de mast aansprakelijk is/zijn een vergoeding krijgen voor de uren die hij heeft besteed aan de verpleging van zijn vader? Hoe wordt de omvang van een dergelijke vergoeding bepaald?

     

    • (1 punt) De zoon van Jansen kan in dit geval een schadevergoeding vorderen op grond van art. 6:107 lid 1 BW. (Spier ea H3, par 4 nr 87, p. 98ev)

    • (1 punt) In deze casus heeft Jansen lichamelijk letsel opgelopen ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is.

    • (1 punt) De zoon van Jansen is een derde die anders dan krachtens verzekering kosten maakt ten behoeve van de gekwetste. Hij moet immers onbetaald verlof nemen om zijn gewonde vader thuis te verplegen.

    • (1 punt) Indien Jansen deze kosten zelf had gemaakt door bijvoorbeeld professionele verpleging in te huren, zou hij daarvoor een vergoeding van de aansprakelijke persoon kunnen vorderen.

    o NB studenten die hier antwoorden dat de zoon geen vergoeding kan krijgen omdat professionele hulp in dit geval niet gebruikelijk is, krijgen ook alle punten. Zij moeten nog wel de tweede algemeen gestelde deelvraag beantwoorden aan de hand van HR

     

    • Losser/Kruidhof. (Spier ea H9, par 5 nr 207, p. 256)

    • (1 punt) De omvang van de vergoeding aan de zoon van Jansen moet worden vastgesteld met inachtneming van hetgeen de HR in het arrest Losser/Kruidhof heeft overwogen. Uit dit arrest volgt dat de hoogte van de schadevergoeding aan de zoon van Jansen abstract berekend wordt. De vergoeding mag niet hoger zijn dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van professionele hulp. Aangezien de zoon van Jansen advocaat is en meer verdient dan een verpleger, zal hij waarschijnlijk dit bedrag als vergoeding ontvangen. Alle kosten boven dit bedrag blijven voor zijn eigen rekening. (Spier ea H9, par 5 nr 207/208, p. 256ev)

     

     

     

    Casus II Iin de tuin

     

    Vraag 6. Is MotorenCo B.V. volgens u aansprakelijk jegens Koenders op grond van Boek 6 Titel 3 Afdeling 3 BW en zo ja, voor welke schade?

     

    • (1 punt) Op grond van art. 6:185 lid 1 BW is een producent aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Aansprakelijkheid ontbreekt indien een van de tenzij-clausules van toepassing is. Op grond van dit artikel kan Koeders MotorenCo BV aansprakelijk stellen voor een deel van zijn schade. (Spier ea H4, par 1 nr 134, p. 139)

    • (1 punt) De motor is een roerende zaak die bestanddeel is gaan vormen van de heggenschaar. Volgens art. 6:187 lid 1 BW is de motor dan nog steeds aan te merken als een product. (Spier ea H4, par 2 nr 135, p. 140)

    • (1 punt) MotorenCo BV is als maker van de motor fabrikant van een onderdeel van de heggenschaar. Volgens art. 6:187 lid 2 BW kwalificeert MotorenCo BV in dat geval (mede) als producent. (Spier ea H4, par 2 nr 141, p. 150)

    • - (1 punt) Volgens art. 186 lid 1 BW is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan, alle omstandigheden in aanmerking genomen,mag verwachten. In casu staat vast dat de veiligheidsknop van de heggenschaarniet werkte door een productiefout in de fabriek van MotorenCo BV. Daardoor stopten de messen niet met draaien toen Koenders de heggenschaar liet vallen.

      De heggenschaar bood dus niet de veiligheid die daarvan in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden. De veiligheidsknop is ingebouwd om juist dit soort ongelukken te voorkomen. (Spier ea H4, par 2 nr 135, p. 141)

       

    o (geen punten voor dit onderdeel) MotorenCo BV kan in deze casus geen beroep doen op een van de tenzij-clausules uit art. 6:185 lid 1 BW. Uit de gegevens van de casus blijkt dat het gebrek is ontstaan door een productiefout zodat MotorenCo BV niet kan stellen dat het gebrek reeds bestond op het moment van in verkeer brengen van het product. Evenmin kan worden gesteld dat deze productiefout een gevolg is van het ontwerp van het eindproduct of instructies van de fabrikant van het eindproduct. (Spier ea H4, par 1 nr 134, p. 139)

    • (1 punt) In dit geval heeft Koenders letselschade geleden. Hij verliest twee vingers die weer moeten worden aangezet in het ziekenhuis waar hij bovendien twee weken moet blijven. Verder kan hij ten gevolge van het letsel een jaar lang niet werken. Volgens art. 6:190 lid 1 sub a BW is MotorenCo BV aansprakelijk voor deze schade. (Spier ea H4, par 2 nr 144, p. 152)

       

    o (1 punt) De door Koenders geleden zaakschade komt in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking. De beschadigde gereedschapskist werd door Koenders gebruikt in de uitoefening van zijn bedrijf. Blijkens art. 6:190 lid 1 sub b BW is MotorenCo BV niet aansprakelijk voor deze schade. (Spier ea H4, par 2 nr 144, p. 152) (Zie ook Spier H4, par. 3, nr 149, p. 155)

    o (1 punt) Ook de schade aan de trouwring komt niet voor vergoeding in aanmerking aangezien deze schade niet boven de franchise van € 500,- uitkomt.

     

    Vraag 7. Kunnen de extra kosten als gevolg van het langzamer herstel van Koenders door zijn neurotische depressie nog worden toegerekend aan de aansprakelijke partij(en)?

     

    • (1 punt) De vraag is of de extra kosten voor het herstel van Koenders op grond van art. 6:98 BW nog aan de aansprakelijke partij(en) valt toe te rekenen. (Spier ea H9, par 2 nr 197, p. 240ev)

    • (1 punt) In casu is sprake van aansprakelijkheid voor letselschade. Voor dergelijke gevallen heeft de Hoge Raad in het Renteneurose-arrest bepaald dat de schade ruim kan worden toegerekend. Ook de gevolgen van een door de persoonlijke predispositie van het slachtoffer bepaalde reactie, kunnen worden toegerekend. (Spier H9, par. 7, nr 218, p. 273)

    • (1 punt) Hoewel de schade van Koenders vanwege zijn neurotische depressie groter is dan in normale gevallen, moet deze toch worden vergoed door de 8 aansprakelijke partij(en). Er is in deze casus immers sprake van letselschade zodat ruim kan worden toegerekend.

     

    Vraag 8. Wat is de grondslag van de twee vorderingen van de kinderen en hoe

    beoordeelt u hun kansen?

     

    1) Kosten van huishoudelijke hulp

    • (1 punt) De grondslag voor de vordering tot vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp tot aan het bereiken van de meerderjarigheid is art. 6:108 lid 1 sub d BW. (Spier H9, par. 8, nr 256, p. 317)

     

    o Dit artikel geeft een zelfstandige vordering tot schadevergoeding aan de kinderen die met hun moeder in gezinsverband samenwoonden. De kinderen kunnen een beroep doen op dit artikel indien hun moeder in hun levensonderhoud bijdroeg door het doen van de

    gemeenschappelijke huishouding. Zij kunnen dan vergoeding eisen van de schade die zij lijden doordat zij na het overlijden van hun moeder op andere wijze in de gang van het huishouden moeten voorzien.

    o NB de vordering van de kinderen is niet gebaseerd op art. 6:108 lid 1 sub a BW. Dat is een algemene vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud. In casu wordt specifiek vergoeding gevorderd van de schade die de kinderen lijden doordat zij op andere wijze in de gang van het huishouden moeten voorzien. Studenten die art. 6:108 lid 1 sub a BW als grondslag noemen, krijgen geen punt. . (Spier H9, par. 8, nr 256, p. 317)

    • (1 punt) De vordering van de kinderen heeft kans van slagen indien vast komt te staan dat de kinderen behoeftig zijn. Dit moet volgens het arrest Bakkum/Achmea worden beoordeeld met inachtneming van de concrete omstandigheden van het geval. . (Spier H9, par. 9, nr 257, p. 318)

    • (1 punt) Bij vaststelling van de behoeftigheid mag wel van bepaalde omstandigheden worden geabstraheerd. Zo is het bijvoorbeeld niet relevant dat hun vader enkele maanden na het overlijden van zijn echtgenote opnieuw is getrouwd.

    2) Vergoeding van immateriële schade

    • (1 punt) De kinderen vorderen vergoeding van immateriële schade wegens het overlijden van hun moeder. Dit is een vordering tot vergoeding van affectieschade.

    • (1 punt) Art. 6:108 BW biedt geen grondslag voor een vordering tot vergoeding van immateriële schade en affectieschade. Dit artikel geldt alleen voor bepaalde vormen van vermogensschade. De vordering heeft daarom geen kans van slagen. (Spier H9, par. 8, nr 256, p. 317)

     

    OF

    • (1 punt) Art. 6:106 BW biedt een grondslag voor een vordering van immateriële schadevergoeding. Dit artikel geeft echter alleen recht op schadevergoeding aan de benadeelde. In casu is alleen de moeder als 9 benadeelde aan te merken. De kinderen zijn geen benadeelden in de zin van art. 6:106 BW en hebben geen recht op vergoeding van hun immateriële schade. (Spier ea H9, par 9 nr 251, p. 308-310)

    OF

    • (1 punt) In het Taxibus-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat art. 6:106 BW geen recht geeft op vergoeding van affectieschade. De vordering van de kinderen heeft dus geen kans van slagen. (Spier ea H9, par 9 nr 251, p. 308-310)

       

    o (geen punten) Overigens kunnen de kinderen blijkens het Taxibus-arrest in deze casus geen vergoeding van shockschade vorderen. Toen het ongeluk gebeurde waren de kinderen op schoolkamp en zij zijn dus niet direct geconfronteerd met de gevolgen van een ernstig ongeval.

     

    Casus III Geen goede dag voor Gerrits

     

    Vraag 9. Kan het meisje haar kosten op Gerrits verhalen? Motiveer uw antwoord.

     

    • (1 punt) Artikel 185 WVW is van toepassing want het gaat hier om een botsing van een gemotoriseerde (Gerrits) met een ongemotoriseerde (het meisje) waarbij de ongemotoriseerde schadevergoeding eist. (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 175)

    o NB studenten moeten aangeven waarom art. 185 WVW in dit geval van toepassing is. Hoewel er ook andere voorwaarden gelden, kunnen zij volstaan met het noemen van bovenstaand vereiste.

    • (1 punt) Ingevolge art 185 WVW is de gemotoriseerde aansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht. Blijkens het arrest Chan-a-Hung/Maalsté is bij een botsing met kinderen jonger dan 14 jaar slechts sprake van overmacht wanneer het kind handelde met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid.

      Gerrits is aansprakelijk en kan geen beroep doen op overmacht aangezien het meisje van 7 jaar niet handelde met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Zij wilde alleen het hondje vangen. (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174-178)

    • (1 punt) Het slachtoffer is jonger dan 14 jaar. Ten aanzien van kinderen jonger dan 14 jaar geldt blijkens het arrest Chan-a-Hung/Maalsté de 100%-regel. Deze regel houdt in dat de eigenaar van het voertuig aansprakelijk is voor de gehele schade van het kind, tenzij er sprake was van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Aangezien het meisje niet opzettelijk handelde, kan zij al haar kosten op Gerrits verhalen. (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174-178)

     

    Vraag 10. Welke grond(en) zou Watson kunnen aanvoeren om zijn kosten op Gomez te verhalen en heeft hij volgens u hiermee succes?

     

    1) Ongerechtvaardigde verrijking (Spier ea H13, par 1 nr 318, p. 382) (Zie ook nr 321, p. 384)

    • (1 punt) Watson kan in de eerste plaats proberen om een vergoeding van zijn kosten te verkrijgen door een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 lid 1 BW).

    • (1 punt) In dit geval is sprake van een verrijking van Gomez. Hij heeft nu een terras in zijn tuin dat is ontworpen door een beroemde tuinarchitect en is aangelegd met exclusieve Italiaanse tegels. Ook is sprake van een verarming van Watson. Hij krijgt de ingemetselde tegels niet meer terug en zal ervoor moeten zorgen dat ook bij Gerrits nog een terras wordt aangelegd. Tussen de verrijking en de verarming bestaat een causaal verband. Zij zijn beide door dezelfde gebeurtenis veroorzaakt, namelijk doordat het terras in de verkeerde tuin is aangelegd. De verrijking van Gomez is ten slotte ongerechtvaardigd. Er bestond tussen Gomez en Watson geen rechtsverhouding die de verrijking rechtvaardigde.

       

    o NB van studenten wordt verwacht dat zij gemotiveerd aangeven dat van ongerechtvaardigde verrijking sprake is. Zij hoeven echter niet alle elementen van art. 6:212 lid 1 BW specifiek te noemen.

     

    • (1 punt) Hoewel hier sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking, zal de vordering van Watson niet slagen. Het eisen van schadevergoeding is in dit geval niet redelijk. Watson is degene die verkeerde instructies heeft gegeven aan Baksteen BV en bovendien vindt Gomez het terras niet mooi. Hij moet zelfs kosten maken om het weer te laten verwijderen nu het is ingemetseld. (Spier ea H13, par 1 nr 318, p. 382ev)

     

    2) Onverschuldigde betaling

    • (1 punt) Watson kan ook proberen om een vordering in te stellen op basis van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW). (Spier ea H12, par 1 nr 291, p. 349)

    • (1 punt) Voor toepasselijkheid van dit artikel is in de eerste plaats vereist dat er een prestatie is verricht. Dat is hier het geval. Watson heeft goederen gegeven (de exclusieve tegels) en een prestatie van andere aard verricht (aanleg van het terras). Volgens het tweede vereiste moet degene die de vordering heeft ingesteld de prestatie hebben verricht ten goede van degene van wie hij schadevergoeding vordert. Ook aan dit vereiste is voldaan. Watson is de prestant en Gomez de ontvanger. Ten slotte is vereist dat de prestatie zonder rechtsgrond is verricht. Watson heeft jegens Gomez inderdaad zonder rechtsgrond gepresteerd. Watson had een overeenkomst met Gerrits niet met Gomez.

       

    o NB van studenten wordt verwacht dat zij gemotiveerd aangeven dat van onverschuldigde betaling sprake is. Zij hoeven echter niet alle elementen van art. 6:203BW specifiek te noemen. (Spier ea H12, par 1 nr 291, p. 349)

     

    • (1 punt) Hoewel er sprake is van onverschuldigde betaling, zal een vordering ook op deze grond niet slagen. De prestatie kan namelijk niet meer ongedaan gemaakt worden nu de werkzaamheden al zijn verricht. Volgens art. 6:210 lid 2 BW kan Watson in dat geval alleen nog een vergoeding van de waarde van de prestatie vorderen. Een dergelijke vordering moet wel redelijk zijn. Dat is hier niet het geval. Zoals gezegd heeft Watson zelf verkeerde instructies gegeven en moet Gomez bovendien kosten maken om het terras weer te laten verwijderen. (Spier ea H12, par 1 nr 305, p. 365)

       

    o (geen punten voor dit onderdeel) Op basis van art. 6:203 lid 1 BW is Gomez verplicht om de onverschuldigd betaalde goederen (de tegels) aan Watson terug te geven. Hij is hiertoe echter niet in staat aangezien 11 de tegels zijn ingemetseld en bij het verwijderen beschadigd zullen raken. In dat geval is art. 6:74 lid 1 BW van toepassing. Dit artikel biedt echter geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding van Watson aangezien de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis niet aan Gomez kan worden toegerekend (zie art. 6:75 BW). Het is niet zijn schuld dat hij de ingemetselde stenen niet aan Watson kan teruggeven. (Spier ea H9, par 7 nr 228, p. 286-287)

     

    Tentamen 2011

     

    Meerkeuze vragen

     

    1. Een schenking is:

    A. een eenzijdige gerichte rechtshandeling.

    B. een meerzijdige rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

    C. een meerzijdige rechtshandeling en een wederkerige overeenkomst.

     

    2. Jelle rijdt op zijn fiets over de Grote Markt waar een opstootje gaande is. Een politieman geeft Jelle het bevel om niet verder te fietsen over de Grote Markt maar rechtsaf te slaan. Joop volgt dat op, rijdt rechtsaf de straat in, let daarbij niet goed op en botst op een voetganger die daarbij zijn arm breekt. Jelle wordt door de voetganger aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad.

    A. De vordering van de voetganger zal niet slagen omdat Jelle een bevoegd gegeven ambtelijk bevel opvolgde waardoor de gedraging wegens een rechtvaardigingsgrond niet onrechtmatig is.

    B. De vordering van de voetganger zal niet slagen omdat Jelle een bevoegd gegeven ambtelijk bevel opvolgde waardoor schuld ontbreekt.

    C. Jelle kan zich in deze casus tegenover de voetganger niet met succes beroepen op een schulduitsluitingsgrond of rechtvaardigingsgrond.

     

    3. Uit het arrest HR 10 maart 1972, LJN AC1311 (Vermeulen/Lekkerkerker (Vogelplaag)) blijkt

    A. dat een persoon die over een vergunning beschikt aansprakelijk kan zijn uit onrechtmatige daad, ook al handelt hij overeenkomstig deze vergunning.

    B. dat een persoon die over een vergunning beschikt niet aansprakelijk kan zijn uit onrechtmatige daad, ook al handelt hij overeenkomstig deze vergunning.

    C. dat het handelen zonder vergunning reeds om die reden onrechtmatig is.

     

    4. In het arrest HR 17 januari 1958, LJN AG2051 (Beukers/Dorenbos (Tandarts)) oordeelde de HR:

    A. dat Beukers c.s. zich ook zelf niet hadden gehouden aan de norm waarvoor zij Dorenbos aansprakelijk hielden.

    B. dat schending van een wettelijk voorschrift door Dorenbos een factor was bij de beoordeling of de betreffende gedraging onrechtmatig was jegens Beukers c.s.

    C. dat schending van een wettelijk voorschrift door Dorenbos onrechtmatig was jegens iedereen en dus ook jegens Beukers c.s.

     

    5. Voor de vraag of een waarschuwingsbord een afdoende maatregel is met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar is volgens de Hoge Raad van doorslaggevende betekenis:

    A. of het bord in dit concrete geval groot genoeg is.

    B. of het bord waarschuwt voor dit concrete gevaar.

    C. of te verwachten is dat dit concrete gevaar door het bord wordt vermeden.

     

    6. Pietje (12 jaar oud) ziet een gevaarlijke situatie maar laat na anderen daarvoor te waarschuwen. Het gevaar verwezenlijkt zich waardoor Roel schade lijdt. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Roel?

    A. Pietje is niet aansprakelijk en zijn ouders evenmin.

    B. Pietje is wel aansprakelijk, zijn ouders zijn niet aansprakelijk.

    C. Pietje is niet aansprakelijk, zijn ouders zijn wel aansprakelijk.

     

    7. Geert heeft een spierziekte waardoor zij nauwelijks controle heeft over haar bewegingen. Als Geert voor Willie een kop thee inschenkt, schiet, ten gevolge van zijn ziekte, zijn hand uit waardoor hete thee over de benen van Willie stroomt. Willie loopt hierdoor een forse brandwond op. Gesteld dat sprake is van een onrechtmatige gedraging van Geert, kan deze aan hem worden toegerekend?

    A. Ja, de spierziekte is geen beletsel om de gedraging van Geert als onrechtmatige gedraging aan hem toe te rekenen, want de onrechtmatige gedraging is te wijten aan een oorzaak die krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

    B. Ja, de spierziekte is geen beletsel om de gedraging van Geert als onrechtmatige gedraging aan hem toe te rekenen, want de onrechtmatige gedraging is te wijten aan een oorzaak die krachtens de wet voor zijn rekening komt.

    C. Nee, de spierziekte is een beletsel om de gedraging van Geert als onrechtmatige gedraging aan hem toe te rekenen, want hij heeft geen schuld.

     

    8. Petra heeft als hobby vuurwerk afsteken. Als Petra op een dag aan haar vriendin Josefien een 1000-klapper wil demonstreren, laat Petra het zware pakket waarin de 1000-klapper is verpakt op de voet van Josefien vallen. Bij de dokter blijkt dat Josefien een forse kneuzing aan haar voet heeft opgelopen. Zij kan een week lang niet werken waardoor zij inkomsten derft. Welke vordering tot vergoeding van schade van Josefien op Petra heeft kans van slagen?

    A. Een vordering gebaseerd op artikel 6:162 BW.

    B. Een vordering gebaseerd op artikel 6:173 lid 1 BW.

    C. Een vordering gebaseerd op artikel 6:175 lid 1 BW.

     

    9. Tuindersbedrijf Fleurtje laat zijn tomatenplanten bespuiten met het bestrijdingsmiddel nomaanzuur. Fleurtje geeft daartoe opdracht aan tuindersbedrijf Sproei die haar werknemer Kees het werk feitelijk laat uitvoeren. Door een fout van Kees komt er een te hoge dosis nomaanzuur op de tomatenplanten terecht en gaan zij dood. De naastgelegen frambozenstruiken van tuindersbedrijf Mooi worden ook door de overdosis nomaanzuur

    getroffen en gaan eveneens dood. Mooi wil tuindersbedrijf Fleurtje aansprakelijk stellen voor de schade. Welk antwoord is juist?

    A. Fleurtje is tegenover Mooi aansprakelijk op grond van een fout van een ondergeschikte (6:170 BW).

    B. Als Mooi weet of kan weten dat Sproei niet-ondergeschikt is aan Fleurtje, is Fleurtje tegenover Mooi niet aansprakelijk.

    C. Voor aansprakelijkheid van Fleurtje is van belang dat de werkzaamheden van Sproei behoren tot de werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van Fleurtje.

     

    10.Willem verhuurt zijn witte paard aan het bedrijf Petterson Gelegenheidsvervoer B.V. De B.V. gebruikt het paard om de trouwkoets van het echtpaar Vries te trekken.

    Onderweg naar het gemeentehuis slaat de schimmel op hol waardoor de auto van Anne schade oploopt. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Anne?

    A. alleen Petterson Gelegenheidsvervoer B.V.

    B. alleen Willem als bezitter van het paard.

    C. zowel Petterson Gelegenheidsvervoer als Anne.

     

    11.Wat wordt bedoeld met “ander nadeel” in art. 6:95 BW?

    A. Bereddingskosten, administratie- en expertisekosten en incassokosten.

    B. Immateriële schade.

    C. Schade als bedoeld in art. 6:107 en 6:108 BW.

     

    12.De apothekersassistente plakt een etiket met de verkeerde informatie op een doosje medicijnen. Doordat de patiënt in overeenstemming met dat etiket een veel te hoge dosis pillen slikt, komt hij te overlijden. Uit nadien uitgevoerd onderzoek staat medisch vast dat deze patiënt ook heel spoedig door een ernstige hartkwaal zou zijn overleden. De apothekersassistente verweert zich tegen aansprakelijkheid met de stelling dat zij niet aansprakelijk is omdat de schade ook zou zijn opgetreden indien zij het juiste etiket had opgeplakt. Dit verweer:

    A. stelt de relativiteit van de geschonden norm ter discussie.

    B. stelt de vraag aan de orde of deze schade in redelijkheid aan de apothekersassistente kan worden toegerekend.

    C. stelt het condicio sine qua non verband ter discussie.

     

    13.Een beroep op artikel 185 WVW door de schadelijdende partij tot vergoeding van zijn schade heeft kans van slagen in het volgende geval:

    A. een auto rijdt tegen een op straat rijdende fiets aan, waardoor het voorwiel van

    de fiets moet worden vervangen.

    B. een fietser schampt de buitenspiegel van een rijdende auto die daardoor afbreekt.

    C. twee auto’s botsen op een kruispunt tegen elkaar en hebben allebei blikschade.

     

     

    14. Sophie (13 jaar oud) wordt terwijl zij op de openbare weg fietst, aangereden door motorrijder Marnix die net op dat moment op zijn navigatiesysteem aan het kijken was. De verzekeraar van Sophie vergoedt al haar medische kosten en zoekt hiervoor verhaal op Marnix. Welke stelling is juist? De verzekeraar krijgt:

    A. een bedrag dat in overeenstemming is met de causale verdeling en de billijksheidscorrectie.

    B. tenminste 50% van de kosten vergoed van M.

    C. 100% van de kosten vergoed van M.

    * De 50% en de 100% regel geldt niet voor regresnemers.

     

    15.A overlijdt ten gevolge van een ongeval waarvoor B aansprakelijk is. Het dochtertje van A vordert van B materiele schadevergoeding. De grondslag voor deze vordering kan zijn:

    A. art. 6:106 lid 1 sub c BW.

    B. art. 6:107 lid 1 BW.

    C. art. 6:108 lid 1 sub a BW.

     

    16.Terwijl Paulien op Tenerife van een vakantie geniet, wordt er bij haar ingebroken. De voordeur is geforceerd en sluit niet goed meer. Omdat Paulien onbereikbaar is en pas een week later zal terugkeren van vakantie, geeft buurvrouw Lianne een  aannemer opdracht de voordeur te repareren. Lianne betaalt aan de aannemer de reparatiekosten en zij vordert bij terugkeer van Femke vergoeding van deze

    kosten. Volgens Paulien heeft Lianne echter alleen recht op schadevergoeding als zij - Paulien - de zaakwaarneming achteraf goedkeurt. Heeft Paulien gelijk?

     

    A. Ja, Paulien moet achteraf goedkeuring verlenen, anders is zij niet gehouden tot schadevergoeding aan Lianne.

    B. Ja, tenzij Lianne al rekening en verantwoording aan Paulien als belanghebbende heeft afgelegd.

    C. Nee, indien de belangen van Paulien naar behoren zijn behartigd, dient Paulien de kosten te vergoeden zonder goedkeuring van de zaakwaarneming achteraf.

     

    17. Bij vergelijking van het systeem van de Onrechtmatige Daad in het Nederlandse BW en in het Draft Common Frame of Reference blijkt het onrechtmatigheidsvereiste:

    A. In het DCFR op te gaan in het relativiteitsvereiste.

    B. In het DCFR te ontbreken.

    C. In het DCFR vermengd met het toerekeningsvereiste.

     

    18.Peter Cane formuleert in zijn tekst ‘An appraisal of the fault principle’ de opvatting dat het schuldbeginsel (‘fault principle’) geen uitgangspunt vormt van het aansprakelijkheidsrecht. Dit leidt hij onder andere af uit het volgende kenmerk van het aansprakelijkheidsrecht:

    A. De wijze waarop dit recht de positie van slachtoffers onderscheidt, valt niet goed te rechtvaardigen op basis van het schuldbeginsel.

    B. Het aansprakelijkheidsrecht is theoretisch gefundeerd op risicoaansprakelijkheid in plaats van een op het schuldbeginsel gefundeerde aansprakelijkheid.

    C. Het aansprakelijkheidsrecht verlangt van de aansprakelijk gestelde personen/instanties dat zij bewijzen dat zij niet schuldig zijn, hetgeen in feite neerkomt op risicoaansprakelijkheid.

     

    19.Een rechtseconomisch bezwaar tegen de Learned Hand Formule is 

    A. dat deze geen rekening houdt met de stelling van Coase.

    B. dat totale bedragen en niet marginale bedragen worden vergeleken.

    C. dat immateriële schade daarin onvoldoende tot uitdrukking komt.

     

    20.Vanuit rechtseconomisch perspectief is een belangrijk verschil tussen schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid

    A. dat bij een risicoaansprakelijkheid geen prikkel bestaat om zorg te betrachten.

    B. dat bij een schuldaansprakelijkheid het activiteitenniveau wordt aangepast.

    C. dat bij een risicoaansprakelijkheid het activiteitenniveau wordt aangepast.

     

    21.Het grote belang van het arrest Lindenbaum/Cohen is

    A. de introductie van risicoaansprakelijkheid.

    B. de uitbreiding van het toerekeningsbegrip.

    C. de uitbreiding van het onrechtmatigheidsbegrip.

     

    Antwoorden 2011

     

    Sleutel Aansprakelijkheidsrecht 2011

     

    1 B

    2 C (Zie Spier ea, H2, par. 1, nr 18, p. 25)

    3 A (Zie Spier ea, H2, par. 3, nr 37, p. 41)

    4 B

    5 C (HR Jetblast Zie ook Spier ea, H2, par. 4.2, nr 47, p. 52)

    6 A (Zie Spier ea, H3A, par. 3, nr 83ev, p. 94, 95)

    7 B (Zie Spier ea, H2, par. 1, nr 15, p. 21ev)

    8 A (Zie Spier H2, p.21ev)

    9 C (Zie Spier ea, H3, par. 5, nr 93, p. 103)

    10 A (Zie Spier ea, H3, par. 13, nr 123, p. 128ev)

    11 B (Zie Spier ea H9, par 2 nr 199(zie ook nr 197 en 203), p. 241ev)

    12 C

    13 A (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174)

    14 A (Spier ea H5, par 1 nr 162, p. 174 ev)

    15 C (Spier H9, par. 8, nr 256, p. 317)

    16 C

    17 C, toelichting:

    Het relativiteitsvereiste speelt in het DCFR maar een beperkte

    rol, alleen bij aansprakelijkheid op grond van de wet. Daarin zit het

    onrechtmatigheidsvereiste dus niet (antwoord A is fout). Aansprakelijkheidsrecht

    zonder onrechtmatigheidseis is niet goed voorstelbaar (antwoord B is fout). Dat is

    het DCFR dan ook niet, de onrechtmatigheid gaat grotendeels op in het begrip

    ‘accountability’.

    18 A

    19 B, toelichting:

    De stelling van Coase gaat over een geheel ander onderwerp dan de Learned Hand formule (antwoord A is fout). Immateriële schade wordt in het recht weliswaar onvoldoende vergoed, en is daarmee een externaliteit, maar daar kan de Learned Hand formule niets aan doen. Dat is een kwestie van hoe je de variabelen in die formule uitlegt (antwoord C is fout). Zoals op het verdiepingscollege uitgebreid is uitgelegd, gaat het er in de rechtseconomie om de totale kosten van aansprakelijkheid zo laag mogelijk te houden. Dat gebeurt door te stoppen met investeren in preventie als de extra (marginale) opbrengsten van een extra (marginale) euro investering in preventie, lager zijn dan die euro. In dat geval kost het meer om schade te voorkomen dan de schade zelf, en is het goedkoper de schade te laten ontstaan. De formule brengt dit niet tot uitdrukking, hoewel Learned Hand hem vermoedelijk wel zo heeft bedoeld.

     

    20 C (Spier H1, par. 4, nr 8, p. 5)

    21 C (Spier H2, par. 1, nr 22, p. 29)

     

     

    Tentamen 2012

     

    1. Voltooiing van de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot schadevergoeding is een:

    1. Andere handeling.

    2. Bloot rechtsfeit.

    3. Eenzijdige ongerichte rechtshandeling.

     

    2. Maggie (15 jaar oud) gaat met haar vriendinnen karten bij Snelle Cart B.V. (hierna: “SC”). Voordat ze gaan karten, wijst een medewerker van SC op een kast met helmen en zegt dat iedereen een helm kan pakken. Maggie pakt geen helm, want “dat is niet chill”. Maggie loopt een zware hersenschudding op omdat een vriendin tijdens het karten tegen haar aanbotst. Vast staat dat Maggie haar letsel had kunnen voorkomen als ze een helm had opgezet. Wat geldt in deze situatie?

    1. SC is niet aansprakelijk, zij had gezorgd dat er helmen aanwezig waren.

    2. SC is aansprakelijk, ook al had zij gezorgd dat er helmen aanwezig waren.

    3. SC is niet aansprakelijk, aangezien het om een sport- en spelsituatie gaat.

     

    3. Advocatenkantoor De Vries heeft met Clean B.V. een overeenkomst gesloten op grond waarvan Clean B.V. dagelijks het advocatenkantoor schoonmaakt. Schoonmaker Hans, in dienst van Clean B.V., besluit tijdens zijn schoonmaakwerkzaamheden bij het Advocatenkantoor op eigen initiatief de schoorsteen van de vergaderzaal te vegen, hoewel hij daarmee geen ervaring heeft. Hans klimt op het dak. Bij het schoonmaken van de schoorsteen glipt de veger uit de handen van Hans en deze valt op voorbijganger Joost, die daardoor gewond raakt. Wat geldt ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van Hans, Clean B.V. en Advocatenkantoor De Vries jegens Joost?

    1. Als er zogenaamd “functioneel verband”tussen taak en schade wordt aangenomen, is Hans als enige aansprakelijk.

    2. Ingeval van een fout van Hans is ook Advocatenkantoor De Vries aansprakelijk, omdat er sprake is van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van De Vries.

    3. Ook ingeval van een fout van Hans is Advocatenkantoor De Vries niet aansprakelijk, omdat er geen sprake is van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van De Vries.

     

    4. Een onverschuldigde betaling door Sofie aan Geert is:

    1. Een bloot rechtsfeit.

    2. Een rechtsfeit.

    3. Een rechtshandeling.

     

    5. Peter en Sandra bezitten samen een huis. Het ophangsysteem van de dakgoot blijkt volledig verroest te zijn, waardoor de dakgoot op een dag op het hoofd van Peter valt, als die in de tuin aan het werk is. Dit veroorzaakt een nare wond waardoor Peter schade lijdt. Uit het arrest HR Hangmat kan worden afgeleid dat:

    1. Sandra jegens Peter aansprakelijk is, met dien verstande dat hij zelf dat gedeelte van zijn schade moet dragen dat overeenkomt met zijn aandeel in de opstal.

    2. Sandra jegens Peter niet aansprakelijk is voor zijn schade, omdat art. 6:174 BW uitsluitend een risicoaansprakelijkheid vestigt jegens personen die niet de hoedanigheid van medebezitter van de opstal hebben.

    3. Sandra jegens Peter aansprakelijk is voor zijn schade.

     

    6. Jochem rijdt met zijn scooter in volle vaart over de stoep en botst tegen een fietsenrek waarop poes Gijsje ligt te slapen. Gijsje wordt met een boog door het raam van een naastgelegen woning geslingerd waarbij het raam wordt beschadigd. Wie is aansprakelijk voor deze schade?

    1. Alleen de bezitter van de poes is aansprakelijk op grond van art 6:179 BW.

    2. Alleen Jochem is aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW.

    3. De bezitter van de poes en Jochem zijn beiden aansprakelijk op grond van art 6:162 BW.

     

    7. Hans komt thuis van een feestje. Als hij zijn fiets wegzet in zijn schuurtje, wordt hij aangevallen door een gevaarlijk uitziende man met een groot mes. Hoewel Hans doodsbang is, kijkt hij snel om zich heen. Hij grijpt een rubberen tuinhamer en zwaait ermee in het rond om de man af te schrikken. De kop schiet van de steel van de hamer af en raakt de man in zijn gezicht. Later blijkt dat de neus van de man gebroken is. Wat is juist?

    1. Hans is aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat de gebrekkigheid van de rubberen tuinhamer voor zijn risico komt.

    2. Hans is niet aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat hij niet wist dat de rubberen tuinhamer gebrekkig was.

    3. Hans is niet aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat hij een beroep kan doen de tenzij clausule.

     

    8. Benedicte logeert bij haar vriendin Manon. Benedicte heeft haar eigen – net nieuwe – haardroger meegenomen. Bij het föhnen wordt de haardroger zo warm dat Benedicte deze uit haar handen moet laten vallen. De haardroger valt op het vloerkleed van Manon, waardoor een forse schroeiplek ontstaat. De haardroger, zo blijkt later uit onderzoek, behoort tot een partij haardrogers die dit gebrek al hadden bij het verlaten van de fabriek. De schade van Manon bedraagt € 300. Wat is juist?

    1. Benedicte is aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. Daarnaast is ook de producent van de haardroger aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

    2. Benedicte is aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. De producent van de haardroger is niet aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

    3. Benedicte is niet aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. De producent van de haardroger is aansprakelijk voor de schade van Manon op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

     

    9. Johnny (16) heeft zijn kappersopleiding net voltooid en werkt sinds een week bij kapperswinkel Modern Hair B.V. Bij het mixen van haarverf gebruikt Johnny door zijn gebrek aan ervaring te veel blonderingsvloeistof waardoor het haar van soapster Jantien ernstig wordt beschadigd. Jantien moet een dure pruik laten maken, om de televisieopnames van de soapserie voort te kunnen zetten. Kan de handelswijze van Johnny aan hem worden toegerekend?

    1. Ja, op grond van de in het verkeer geldende opvattingen.

    2. Ja, want er is sprake van verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.

    3. Nee, want er is geen sprake van verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.

     

    10. Jeltsje is een zeer ondernemend kind van 14 jaar met de verstandelijke vermogens van een kleuter. Jeltsje woont thuis. Op een dag hebben de ouders van Jeltsje het tuinhek, dat zij normaal altijd afsluiten omdat zij weten dat Jeltsje er anders vandoor kan gaan, open laten staan. Jeltsje rijdt met haar fiets met zijwielen de tuin uit en steekt plotseling de weg over. Fietser Hugo kan Jeltsje nog net op tijd ontwijken door zijn stuur om te gooien. Door deze manoeuvre komt hij lelijk ten val en breekt zijn arm. Hij kan een week niet naar zijn werk. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Hugo?

    1. Alleen de ouders van Jeltsje.

    2. Alleen Jeltsje.

    3. Zowel Jeltsje als haar ouders.

     

    11. Ab en Bas zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor een schade van € 1000 aan de motorfiets van Cor. De rechter rekent de schade voor gelijke delen toe aan Ab en Bas. Wanneer Bas € 600 van de schade vergoedt aan Cor, dan

    1. Is Cor verplicht aan Bas € 100 terug te betalen, en kan hij Ab aanspreken tot betaling van € 500.

    2. Kan Cor slechts Ab aanspraken tot voldoening van de resterende € 400.

    3. Kan Cor zowel Ab als Bas aanspreken tot betaling van de resterende € 400.

     

    12. Uit het arrest HR Baby Kelly valt af te leiden dat de ouders van baby Kelly recht hebben op immateriële schadevergoeding:

    1. Omdat er sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW.

    2. Omdat zij aanspraak kunnen maken op vergoeding van verplaatste schade, op grond van art. 6:107 lid 1 BW.

    3. Omdat er sprake is van schade die zij lijden door verdriet om het leed van Kelly, op grond van art 6:106 lid 1, aanheft en onder b BW.

     

    13. Henk stapt in de trein. Net als Henk de laatste traptrede van de trein wil nemen, roept Isa, die op het perron staat, naar Henk dat ze van hem houdt. Henk die tot over zijn oren verliefd is op Isa, draait zich om zodat hij Isa kan zien. Door deze plotselinge beweging van Henk komt Jan, die vlak achter hem staat en ook in de trein wil stappen, ten val. Jan breekt daarbij zijn pols. Heeft Henk onrechtmatig gehandeld jegens Jan?

    1. Ja, Henk maakt een inbreuk op een recht zoals bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en handelt tevens maatschappelijk onzorgvuldig door zijn plotselinge beweging.

    2. Nee, Henk maakt een inbreuk op een recht zoals bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en handelt tevens maatschappelijk onzorgvuldig door zijn plotselinge beweging maar hij kan zich beroepen op een rechtvaardigingsgrond.

    3. Nee, Henk handelt niet onrechtmatig.

     

    14. In de Waterlandduinen, eigendom van de gemeente Amsterdam, worden de herten sinds twee jaar door de gemeente Amsterdam flink bijgevoerd zodat de populatie ieder jaar groeit. Boer Tulp kweekt al tien jaar bloembollen op een akker die grenst aan de Waterlandduinen. Diverse keren heeft boer Tulp overleg gepleegd met de gemeente Amsterdam over de schade die hij lijdt nu de herten zijn bloembollen opeten. Boer Tulp heeft voorgesteld dat de gemeente Amsterdam hem financieel tegemoet komt dan wel dat zij ervoor zorgt dat er hekken rondom zijn akker worden geplaatste om zo de overlast van de herten tegen te gaan. Het overleg mondt niet ui in concrete beslissingen, de overlast duurt voort. Is de gemeente Amsterdam aansprakelijk voor de schade van boer Tulp?

    1. Ja, zie HR Aalscholvers.

    2. Nee, zie HR Aalscholvers.

    3. Nee, het staat de gemeente Amsterdam vrij om de groei van de hertenpopulatie te stimuleren. Dit is geen onrechtmatige daad.

     

    15. bij Schiphol wordt “valet parking” aangeboden door het bedrijf Valet Parking B.V. Men kan de sleutels van zijn auto afgeven aan een medewerker van het parkeerbedrijf, waarop de medewerker de auto voor de passagier parkeert. Werknemer Harry van Valet Parking B.V. verkoopt de nieuwe Audi die hij voor de heer Kerstens zou moeten parkeren aan Hans. Hans betaalt contant en rijdt meteen weg met de Audi. De heer Kerstens lijdt daardoor schade. Wie is draagplichtig voor deze schade?

    1. Zowel Harry als Valet Parking B.V., op grond van HR Partycentrum.

    2. Alleen Harry, omdat er sprake is van opzet.

    3.. Alleen Valet Parking B.V., op grond van HR Partycentrum.

     

    16. De ouders van Willem (2) hebben oppas aan huis. Claudia zorgt tegen een vast uurloon drie dagen per week voor Joost als de ouders moeten werken. Op een dag ziet Claudia dat een dakpan van het huis van de ouders van Willem scheef op het dak ligt. Zij besluit dit te herstellen, terwijl de ouders aan het werk zijn. daarbij laat Claudia de dakpan vallen op de auto van buurman Jansen. Zijn de ouders van Willem als werkgever van Claudia aansprakelijk voor de schade van buurman Jansen?

    1. Ja, de ouders van Willem zijn immers als werkgever van Claudia risicoaansprakelijk voor het gedrag van Claudia.

    2. Nee, het laten vallen van de dakpan is geen fout die is begaan bij het vervullen van de aan Claudia opgedragen oppastaak.

    3. Nee, hier is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

     

    17. Op 6 december lijdt Erik schade omdat de broodrooster vlam vat als hij er een boterham uit wil halen. Zijn splinternieuwe trui van het exclusieve merk BorBorry is onbruikbaar geworden omdat de rechtermouw is verschroeid. Hij loopt ernstige brandwonden op aan zijn rechterpols. De broodrooster is eveneens totaal onbruikbaar geworden. Erik had de broodrooster met Sinterklaas gekregen van zijn schoonmoeder, die de broodrooster op 4 december had gekocht bij De Vlokker B.V. De schade van Erik bedraagt in totaal € 604,98: de waarde van de trui a € 199,99, medische kosten a € 375 en de waarde van de broodrooster a € 29,99. Van welke schadeposten kan Erik vergoeding vorderen van de producent?

    1. Alleen van de medische kosten.

    2. Van de medische kosten en van de waarde van de trui.

    3. Van de medische kosten, van de waarde van de tui en van de waarde van de broodrooster.

     

    18. Schwitters (zie zijn artikel Aansprekend Aansprakelijkheidsrecht) vindt een zuiver op corrigerende rechtvaardigheid gefundeerde aansprakelijkheid gedateerd en onwenselijk. Dit vindt hij onder andere op basis van de redenering dat:

    1. Aansprakelijkheid op grond van rechtseconomische inzichten in het teken moet komen te staan van preventie.

    2. Aansprakelijke schadeveroorzakers optimaal moeten bijdragen aan de vergoeding van de slachtoffers.

    3. In de perceptie van de veroorzaking van ongevallen, mede door de opkomst van verzekeringen, de publieke dimensie een grotere betekenis heeft gekregen.

     

    19. Welke stelling is juist:

    1. Bij een risicoaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken, bij een schuldaansprakelijkheid niet.

    2. Bij een schuldaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken, bij een risicoaansprakelijkheid niet.

    3. Noch bij een risicoaansprakelijkheid, noch bij een schuldaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken.

     

    20. Welke stelling is juist:

    1. Kenmerkend voor een sociale veekering is dat deze volledige vergoeding van de vermogensschade van het directe slachtoffer biedt.

    2. Kenmerkend voor het aansprakelijkheidsrecht is dat het volledige vergoeding van vermogensschade van het directe slachtoffer biedt.

    3. Kenmerkend voor het aansprakelijkheidsrecht en een sociale verzekering is dat zij volledige vergoeding van vermogensschade van het directe slachtoffer bieden.

     

    21. In de Europese rechtsontwikkeling:

    1. Is de aansprakelijkheidsgrond steeds meer van risico naar schuld verschoven.

    2. Is het aansprakelijkheidsrecht vooral in de 20e eeuw in wetboeken vastgelegd.

    3. Is niet in alle landen een algemene onrechtmatige daad ontwikkeld.

     

    Casus

     

    I De “Oliebollenschaatswedstrijd”

     

    Jan (13) en Kees (14) fanatieke wedstrijdschaatsers, doen mee aan de Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd. Deze wedstrijd wordt elk jaar op 30 december georganiseerd door “Schaatshal Almaar B.V.”. Jan en Kees starten vlak naast elkaar in het startvak. In een poging te versnellen, raakt Jan met zijn schaats de schaats van Kees. Kees en Jan komen daardoor allebei ten val. Tot overmaat van ramp raakt de schaats van Jan ook nog eens het dijbeen van Kees. Kees loopt daardoor een snee in zijn dijbeen op, zijn splinternieuwe professionele wedstrijdschaatspak is door de grote scheur onbruikbaar geworden.

    Kees spreekt Jan en diens ouders aan tot vergoeding van de schade.

     

    1. Geef gemotiveerd aan hoe Jan en zijn ouders zich het beste tegen deze vordering kunnen verweren. Bespreek achtereenvolgens het verweer van Jan en daarna dat van de ouders. (5 punten)

    2. Zouden Jan en/of zijn ouders voor de schade van Kees aansprakelijk zijn als de Draft Common Frame of Reference geldend recht zou zijn? (4 punten)

     

    Vervolg van de casus

     

    Er gebeuren nog meer ongelukken. De ervaren schaatser Sven kiest onverwachts een binnenbocht en rijdt daardoor tegen Ard aan. Ard loopt daardoor schade op, zowel aan zijn schouders als aan zijn schaatsbril waarvan een poot afbreekt. De bril is onherstelbaar beschadigd. Ard heeft lange tijd pijn aan zijn schouder omdat zijn arm uit de kom is geschoten. Na terugplaatsen van de arm moet Ard twaalf behandelingen ondergaan bij een fysiotherapeut. Zijn verzekering dekt slechts tien behandelingen. Ard weet niet hoe hij zijn schade vergoed moet krijgen en hij schakelt noodgedwongen een juridisch advieskantoor in om hem bij te staan. Het advieskantoor stuurt Ard een rekening van € 175.

     

    3. Stel dat Sven de schade van Ard moet vergoeden. Welke schadeposten van Ard komen voor vergoeding in aanmerking en hoe wordt de omvang van de schade berekend? Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan. (5 punten)

     

    Vervolg van de casus

     

    Na afloop van de schaatswedstrijd zet “Schaatshal Alkmaar B.V.” (de schaatshal) zoals elk jaar voor alle deelnemers een kom erwtensoep met rookworst klaar in de kantine van de schaatshal. De soep is inbegrepen in het inschrijfgeld voor de wedstrijd. De soep wordt opgewarmd door het kantinepersoneel van de schaatshal in elektrische pannen die al jarenlang goed functioneren. Tijdens het opwarmen van de soep brandt de zekering van een van de pannen door zonder dat het personeel van de schaatshal daar iets aan kan doen. De soep wordt daardoor kokend heet en spettert over de rand heen. Janny, een van de schaatsers, loopt brandwonden op aan haar onderarm.

     

    4. Janny stelt de schaatshal aansprakelijk voor al haar schade. De schaatshal wijst aansprakelijkheid af, stellende dat haar niets te verwijten valt. Bespreek de kans van slagen van dit verweer.

    (5 punten)

     

    Vervolg van de casus

     

    Janny ontdekt dat de elektrische pannen zijn geproduceerd door Flopski S.p.A. , gevestigd in Italië. Zij stelt ook Flopski S.p.A. aansprakelijk.

     

    5. Geef gemotiveerd aan welk(e) verweer/verweren u zou aanvoeren als u de belangen van Flopski S.p.A. zou mogen behartigen (1 punt)

     

    II Op de fiets

     

    Gehaast rijdt Albert met zijn fiets de kruising op. Zijn zoon Bart (10 jaar) zit achterop de bagagedrager. In zijn haast maakt Albert een inschattingsfout. Hij denkt dat hij nog snel kan oversteken. Hij verleent geen voorrang aan Coen, die met zijn auto van rechts komt. Coen had de fiets wel gezien, maar hij had er geen rekening mee gehouden dat de fietser hem geen voorrang zou verlenen.

    Automobilist Coen kan de fiets niet meer ontwijken. Albert en Bart komen ten val en lijden daardoor letselschade.

     

    6. Is Coen aansprakelijk voor de schade van 1) Albert en 2) Bart?

    Geen aan welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn en wat voorts rechtens relevant is in dit geval met betrekking tot de schadevergoeding (5 punten)

     

    Antwoorden 2012

     

    Vraag 1: Geef gemotiveerd aan hoe Jan en zijn ouders zich het beste tegen deze vordering kunnen verweren. Bespreek achtereenvolgens het verweer van Jan en daarna dat van de ouders. (5 punten)

     

    Jan: (1 pt)

    • Jan kan zich het beste verweren tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad ex 6:162 BW door zich te beroepen op zijn jeugdige leeftijd. Als hij al een onrechtmatige daad gepleegd zou hebben (hetgeen niet het geval is, zie hieronder) dan is deze hem in ieder geval niet toe te rekenen gezien zijn jeugdige leeftijd. Zie art. 6:164 BW. Met andere woorden: Jan is niet aansprakelijk o.g.v. art. 6:162 jo. 6:164 BW.

    De ouders: (4pt)

    • De ouders van Jan kunnen zich met succes verweren tegen risicoaansprakelijkheid voor de gedraging van Jan o.g.v. art. 6:169 lid 1. NB: het juiste lid dient genoemd te worden.

    • Zij betogen dat de gedraging van Jan hem, zelfs als hij volwassen was geweest, niet als onrechtmatige daad toegerekend zou kunnen worden.

    • Hier dient getoetst te worden of de gedraging in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid in de zin van 6:162 lid 2. Het gaat om een gedraging in het kader van een ‘’sport en spel” situatie. Zie HR Natrappen.

    • Uit HR Natrappen blijkt dat in een sport en spelsituatie een gedraging minder snel als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt dan buiten de sport en spelsituatie. Uit de casus blijkt niet dat door Jan een spelregel geschonden is en als er al een spelregel geschonden zou zijn, zou dit in ieder geval geen grove schending van de spelregels zijn/geen sprake is van een abnormaal gevaarlijke gedraging. Uit vorenstaande mag geconcludeerd worden dat Jan niet in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid gehandeld heeft.

       

    Conclusie: Nu deze gedraging niet onrechtmatig zou zijn geweest, zelfs als zij door een volwassene was verricht, is aan de vereisten van art. 6:169 lid 1 niet voldaan en zijn de ouders van Jan niet aansprakelijk voor de schade van Kees.

    • Aansprakelijkheid voor kinderen tot 14 jaar: SBR 5, nr. 83-85

    • Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

    • Sport en spel situaties: SBR 5, p. 53-54, nr. 48

    • Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 28 juni 1991 (natrappen), p. 169-173

     

    Vraag 2: Zouden Jan en/of zijn ouders voor de schade van Kees aansprakelijk zijn als de Draft Common Frame of Reference geldend recht zou zijn? (4 punten)

     

    • De relevante norm is art. VI 1:101 DCFR. Kees lijdt legally relevant damage: hij heeft een snee in zijn dijbeen, dit is letselschade, zie art. 2:201. Bovendien heeft hij een scheur in zijn pak, dit is zaakschade, zie art. 2:206.

    • De vraag is of de schade toerekenbaar is (accountability). Van opzet is geen sprake en voor negligence, zie art. 3:102, zou analogie met de sportrechtspraak voor de hand liggen.

    • Voor Jan geldt als kind bovendien een lichtere norm (art. 3:103), tenzij de uitzondering van lid 3 van toepassing is.

    • De ouders zijn aansprakelijk als Jans handelen een onrechtmatige daad zou zijn geweest als hij volwassen was geweest (art. 3:104). Ook hier kan de analogie met de sportrechtspraak worden gezocht. Conclusie: vermoedelijk geen aansprakelijkheid, maar dat hangt af van de invulling van de open normen.

     

    Draft common frame of reference

     

    Vraag 3: Stel dat Sven de schade van Ard moet vergoeden. Welke schadeposten van Ard komen voor vergoeding in aanmerking en hoe wordt de omvang van de schade berekend? Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan. (5 punten)

     

    In de casus is gegeven dat sprake is van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Ard heeft daarom recht op vergoeding van de volgende schadeposten:

    • Schaatsbril. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 1 voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 abstract berekend worden: Ard heeft recht op de dagwaarde/vervangingswaarde van de bril.

    • Niet door de verzekering gedekte fysiotherapiekosten/medische kosten. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 1 voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 concreet berekend worden, Ard heeft recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

    • Kosten juridisch advieskantoor. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 2 sub b voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 concreet berekend worden, Ard heeft recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

    • Smartengeld (pijn aan schouder). Dit is ander nadeel en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:106 lid 1 sub b voor vergoeding in aanmerking.

    • Het betreft hier namelijk pijn als gevolg van lichamelijk letsel: vaststelling naar billijkheid.

     

    • Vermogensschade: SBR 5, p. 248-249, nr. 202-203

    • wijze van begroting (abstract en concreet): SBR 5, p. 254-256, nr. 206-208

    • Ander nadeel: SBR 5, p. 248-249, nr. 202-203

       

    4. Janny stelt de schaatshal aansprakelijk voor al haar schade. De schaatshal wijst aansprakelijkheid af, stellende dat haar niets te verwijten valt. Bespreek de kans van slagen van dit verweer. (5 punten)

    Er zijn twee mogelijke grondslagen voor aansprakelijkheid van de schaatshal:

     

    • Janny kan de schaatshal, als bezitter van de pan, aanspreken op grond van 173 lid 1.

    • Art. 173 lid 1 is een risico-aansprakelijkheid en het feit dat de schaatshal niets te verwijten valt is daarom een verweer dat geen kans van slagen heeft.

    • Aan de vereisten van artikel 6:173 lid 1 is voldaan:

      Er is sprake van een roerende zaak: een elektrische pan.

    • De pan voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, want: als een pan worden gebruikt om daarmee te koken, mag men verwachten dat deze niet in brand vliegt. Deze pan heeft een gebrek.

    • Doordat deze pan een gebrek heeft levert de pan een bijzonder gevaar op voor personen of zaken: de pan kan letselschade en zaakschade veroorzaken.

    • Bekendheidsvereiste: het is een feit van algemene bekendheid dat een gebrekkige pan een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert.

    • Dit bijzondere gevaar heeft zich verwezenlijkt, er is daadwerkelijk schade geleden.

    • Een beroep op de tenzij-clausule gaat niet op: stel dat de schaatshal het gebrek had gekend op het moment van het ontstaan daarvan en het was toch met de pannen gaan koken, dan zou de schaatshandel zonder meer onzorgvuldig hebben gehandeld (HR Kelderluik) en dit zou aan de schaatshal toe te rekenen zijn op grond van schuld, de schaatshal zou dan verwijtbaar hebben gehandeld. Ook aan het csqn-verband en het relativiteitsvereiste zou dan voldaan zijn.

     

    Alternatief: Als gemotiveerd beargumenteerd wordt dat het gebrek in de pan veroorzaakt kan zijn door een fabricagefout in de zin van art. 6:186 lid 1, in welk geval artikel 173 lid 1 ingevolge artikel 173 lid 2 toepassing mist, worden hiervoor punten toegekend mits art. 6:185 correct is uitgewerkt.

     

    • Janny kan de schaatshal ook aansprakelijk stellen op grond van art. 6:162 BW. In dat geval zal Janny onder meer aannemelijk moeten maken dat de schaatshal heeft gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en dat dit de schaatshal valt toe te rekenen.

    • De schaatshal verweert zich door te stellen dat haar niets te verwijten valt. Ze voert daartoe aan dat ze niet wist dat de pan gebrekkig was en dat ze daarom niet onzorgvuldig gehandeld heeft door de pan te laten gebruiken. Het is de vraag of dit verweer opgaat.

    • Als de schaatshal op de hoogte was van het feit dat de pan gebrekkig was, zou de schaatshal onzorgvuldig gehandeld hebben door de pan vervolgens toch te gebruiken (HR Kelderluik) en zou dit haar toe te rekenen zijn op grond van schuld, de schaatshal zou dan verwijtbaar hebben gehandeld. In dat geval gaat het verweer niet op.

     

    NB: De B.V. kan niet in zijn hoedanigheid van werkgever worden aangesproken, daartoe biedt de casus geen aanleiding.

    Gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-112, nr. 96-103 (art. 173 lid 1)

     

    Vervolg van de casus

     

    Vraag 5: Geef gemotiveerd aan welk(e) verweer/verweren u zou aanvoeren als u de belangen van Flopski S.p.A. zou mogen behartigen. (1 pt)

     

    • In de casus is gegeven dat de pannen jarenlang probleemloos zijn gebruikt. Flopski zou zich daarom kunnen verweren tegen aansprakelijkheid door te stellen dat het veiligheidsgebrek in de pannen niet bestond toen de producent de pannen in het verkeer bracht. Als dit verweer opgaat, zou de producent zich kunnen beroepen op art. 185 lid 1 sub b.

     

    Risicoaansprakelijkheid van de producent: SBR 5, p. 139-145, nr. 134-138a

     

    Vraag 6: Is Coen aansprakelijk voor de schade van 1) Albert en 2) Bart? Geef aan welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn en wat voorts rechtens relevant is in dit geval met betrekking tot de schadevergoeding. (5 punten)

     

    • Art. 185 WVW is van toepassing, want het gaat hier om een botsing van een gemotoriseerde (Coen) met ongemotoriseerden (Albert en Bart), waarbij de ongemotoriseerden schadevergoeding eisen.

    • Ingevolge art 185 WVW is de gemotoriseerde aansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht.

      Voor zover het de schade van Albert betreft: aangezien Albert volwassen is, is er sprake van overmacht als aan Coen rechtens geen enkel verwijt gemaakt kan worden.

    • Coen dient rekening te houden met zeker onvoorzichtig rijgedrag van andere weggebruikers en zijn eigen rijgedrag daarop aan te passen. In casu is Coen rechtens wel een verwijt te maken, omdat hij de fietsers reeds had waargenomen en zijn rijgedrag daarop niet heeft aangepast.

    • Wat betreft de omvang van de schadevergoeding, zal Coen zich beroepen op de eigen schuld van Albert (6:101). Op grond van de 50% regel, zal Albert echter tenminste 50% van zijn schade vergoed krijgen, er is namelijk geen sprake van opzet/aan opzet grenzende roekeloosheid van zijn kant. Mogelijk heeft hij recht op meer dan 50% als de causale verdeling en billijkheid daartoe aanleiding geven. Zie art. 6:101.

    • Voor zover het de schade van Bart betreft: nu Bart 10 jaar is en achterop zit, slaagt een beroep op overmacht van Coen niet. Dit beroep zou alleen opgaan als Bart handelde met opzet of daaraan grenzende roekeloosheid. Nu dat niet het geval is, is er geen sprake van overmacht en is Coen aansprakelijk. Bart heeft recht hebben op vergoeding van 100% van zijn schade.

      HR Chan a Hung.

     

    • Ongemotoriseerden: art. 185 WVW

    • Eigen schuld in het verkeer: SBR 5, p. 290, nr. 230

     

    Antwoorden MC vragen december 2012

     

    1 2

    2 2

    3 3

    4 2

    5 1

    6 2

    7 3

    8 2

    9 1

    10 3

    11 3

    12 1

    13 3

    14 1

    15 2

    16 2

    17 1

    18 3

    19 1

    20 2

    21 3

     

    Tentamen 2013

     

    Meerkeuze vragen

     

    1. Jan leent zijn heggenschaar uit aan zijn buurman Piet. De overeenkomst tot het uitlenen van een heggenschaar is:

    1. een eenzijdige gerichte rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

    2. een meerzijdige rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

    3. een meerzijdige rechtshandeling en een wederkerige overeenkomst.

     

    2. Frits moet de rekening van zijn huisarts betalen. Hij let niet goed op en typt een verkeerd rekeningnummer in. Daardoor belandt het geld op de rekening van Sophie, die er meteen fijn mee gaat shoppen. Frits ontdekt zijn vergissing en vordert het geld terug van Sophie op grond van onverschuldigde betaling. Sophie vindt dat zij niet alles hoeft terug te betalen en voert de volgende verweren aan: Frits heeft zelf niet gecontroleerd of hij wel het juiste rekeningnummer had ingevuld en Frits is uitsluiten in zijn vermogen benadeeld.

    1. De rechter zal de verweren van Sophie verwerpen en de vordering van Frits geheel toewijzen, omdat het hier gaat om een vordering uit onverschuldigde betaling.

    2. De rechter zal op grond van artikel 6:98 BW de vordering van Frits niet geheel toewijzen omdat de schade slechts uit zuivere vermogensschade bestaat.

    3. De rechter zal op grond van artikel 6:101 lid 1 BW de vordering van Frits niet geheel toewijzen wegens eigen schuld.

     

    3. Tijdens de pauze van een honkbalwedstrijd gooien de cheerleaders van het thuisteam als reclame voor en in opdracht van een fastfoodrestaurant in aluminium verpakte kippenpoten naar het publiek in het stadion. Arthur wordt door een kippenpoot in zijn gezicht getroffen en loopt daardoor oogletsel op.

    Is het fastfoodrestaurant aansprakelijk jegens Arthur?

    1. Dat hangt af van de toetsing aan de gevaarzettingscriteria, waarbij mee moet wegen dat het om een sport-en-spelsituatie gaat.

    2. Dat hangt af van toetsing aan de gevaarzettingscriteria, waarbij niet mee moet wegen dat het om een sport-en-spelsituatie gaat.

    3. Nee, want de cheerleaders zijn niet in dienst van het restaurant.

     

    4. Lena, een keurig meisje van 15 jaar, gooit in een boze bui opzettelijk een steen door de ruit van het huis van haar ex-vriendje Victor (16 jaar). Wat is juist?

    1. Alleen de ouders van Lena zijn aansprakelijk tenzij zij bewijzen dat hen niet kan worden verweten dat zij de gedraging van Lena niet hebben belet.

    2. Alleen Lena is aansprakelijk.

    3. Lena en haar ouders zijn zonder meer beiden aansprakelijk.

     

     

     

    5. Een voorbeeld van een gedraging die als een onrechtmatige daad aan Piet kan worden toegerekend terwijl Piet geen schuld heeft is:

    1. Piet (45 jaar) krijgt een hartaanval terwijl hij in zijn auto over de Dam rijdt. Hij rijdt de etalage van De Bijenkorf binnen. De daardoor ontstane zaaksschade is enorm.

    2. Piet (45 jaar) ontwijkt met zijn auto een fietser die net daarvoor is aangereden door een andere auto. Piet rijdt met zijn auto de etalage van De Bijenkorf binnen. De daardoor ontstane zaakschade is enorm.

    3. Piet (10 jaar) rijdt om 8 uur ’s morgens op zijn fiets op de stoep langs de etalage van De Bijenkorf. Terwijl hij naar de etalage kijkt, wordt hij gestoken door een bij. Hij verliest zijn evenwicht en valt tegen de glasruit aan. De ruit breekt daardoor en de ontstane schade is enorm.

     

    6. Aard vervalst schilderijen van de bekende kunstenaar Cornelius. Aar d heeft in januari 2013 tien schilderijen klaar. Zijn partner Bert is voornemens deze schilderijen vanaf maart 2013 te koop aan te bieden op beurzen. Half februari 2013 ziet Cornelius een advertentie in een landelijk dagblad met daarin de aankondiging dat “schilderijen van Cornelius” te koop zullen worden aangeboden op de Krokusbeurs in de stad H. Voordat er ook maar één schilderij is verkocht kan Cornelius in rechte:

    1. Alleen een verbodsactie vorderen om te verhinderen dat de schilderijen te koop worden aangeboden. Een verklaring voor recht is niet mogelijk tot het moment van daadwerkelijke verkoop.

    2. Alleen een verklaring voor recht vorderen dat de gedragingen van Aard en Bert onrechtmatig zijn. Een verbodsactie is niet mogelijk tot het moment van daadwerkelijke verkoop.

    3. Zowel de verbodsactie als ook de verklaring voor recht vorderen.

     

    7. De straatarme Mirjam rijdt al sinds jaar en dag op haar racefiets, waarvan de remmen defect zijn. Mirjam heeft geen geld voor de reparatie. Op een dag rijdt Mirjam, niet in staat om tijdig te remmen, de hoogbejaarde heer Haas van de sokken. Welke van de volgende stellingen is juist?

    1. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade enkel op grond van art. 6:162 BW op Mirjam verhalen.

    2. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade enkel op grond van art. 6:173 BW op Mirjam verhalen.

    3. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade zowel op grond van art. 6:162 BW als op grond van art 6:173 BW op Mirjam verhalen.

     

    8. De lichtverstandelijk gehandicapte Joke (42) wordt getreiterd door haar overburen. Robert, haar 13-jarige zoon, is het getreiter beu. Joke ziet dat haar zoon woedend de deur uitloopt met een klauwhamer. Robert is al eerder in aanraking geweest met de politie wegens geweldpleging. Joke laat haar zoon de deur uitlopen zonder iets te zeggen. Robert ramt vervolgens met de klauwhamer de voordeur van de overburen in elkaar. De overburen kunnen:

    1. De schade op Joke verhalen op grond van artikel 6:169 lid 1 jo. 6:165 BW.

    2. De schade op Joke verhalen op grond van artikel 6:169 lid 1 jo. 6:183 lid 1 BW.

    3. De schade niet op Joke verhalen, omdat zij geestelijk gehandicapt is en geestelijke gehandicapten wel schuldaansprakelijk kunnen zijn maar niet risicoaansprakelijk.

     

    9. Antje gaat op bezoek bij haar nieuwe buurvrouw Marie. Marie en haar echtgenoot Marius hebben het huist kort geleden samen gekocht, ze zijn ieder voor de helft eigenaar. Op het moment dat zij in de achtertuin staan, gaat het steeds harder waaien. Plots waait de nieuwe schutting in de achtertuin om. Antje loopt daardoor schade op aan haar kleding. De schutting was drie dagen eerder geplaatst door Marius. Hij had daarbij zonder het te weten een montagefout gemaakt. Antje kan aar schade:

    1. Niet verhalen op Marie omdat Marie, hoewel ze als medebezitter van de gebrekkige opstal risicoaansprakelijk is voor de schade van Antje, een beroep kan doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

    2. Geheel verhalen op Marie omdat Marie als medebezitter van de gebrekkige opstal hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade van Antje. Marie kan geen beroep doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

    3. Voor 50% verhalen op Marie omdat Marie voor 50% medebezitter is van de gebrekkige opstal. Zij si voor 50% risicoaansprakelijk voor de schade van Antje en kan geen beroep doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

     

    10. Kenza fietst op een voorrangsweg. Zij wordt op 15 april 2010 geschept door een bromfietser die te hard rijdt en haar geen voorrang geeft. Kenza overlijdt op 20 april 2010. De echtgenoot van Kenza verneemt op 10 mei 2010 dat politieonderzoek heeft uitgewezen dat Joris K. de dader is. De echtgenoot vordert schadevergoeding van Joris K. Wat is de laatste datum dat kan echtgenoot de vordering kan indienen?

    1. 15 april 2015.

    2. 20 april 2015.

    3. 10 mei 2015.

     

    11. Als gevolg van een storm is er een boom op de weg gevallen. Thijmen en Siemen, beiden 6 jaar oud, zien de boom liggen. Ook zien Thijmen en Siemen dat Natasja aan komt fietsen terwijl zij aan het sms-en is. Natasja ziet de boom niet liggen en komt ten val. Daardoor breekt zij haar arm en raakt haar fiets beschadigd. Thijmen en Siemen hebben Natasja niet gewaarschuwd voor de omgevallen boom. Wie is aansprakelijk voor de schade van Natasja?

    1. Alleen de ouders van Thijmen en Siemen zijn aansprakelijk.

    2. Alleen Thijmen en Siemen zijn aansprakelijk.

    3. Thijmen en Siemen noch hun ouders zijn aansprakelijk.

     

    12. Gerard heeft haast. Hij rijdt door een rood verkeerslicht en botst midden op het kruispunt met zijn auto tegen de auto van de familie Pollewop aan. De familie Pollewop reed door groen. De 11-jarige Annique zit op de achterbank van die auto en raakt gewond.

    1. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop en voor de schade van Annique op grond van art. 6:162 BW.

    2. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop op grond van art. 185 WVW en voor de schade van Annique op grond van art. 6:162 BW.

    3. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop en voor de schade van Annique op grond van ar. 185 WVW.

     

    13. Indien aan alle eisen is voldaan die de Hoge Raad heeft gesteld in HR 22 februari 2002, NJ 200, 240, Woudsend/V (Kindertaxi, Shockschade), heeft degene die het ongeval heeft waargenomen of direct met de ernstige gevolgen ervan is geconfronteerd recht op:

    1. Vergoeding van affectieschade o grond van artikel 6:108 BW en vergoeding van ander nadeel po grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW.

    2. Vergoeding van affectieschade op grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW en vergoeding van letselschade op grond van artikel 6:107 lid 1 BW.

    3. Vergoeding va vermogensschade op grond van artikel 6:95 jo. 6:96 lid 1 BW en vergoeding van ander nadeel op grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW.

     

    14. Albert lijdt schade door een aan de gemeente B toe te rekenen nalatigheid. Hij is ten val gekomen met zijn motor. Hij loopt daardoor lichamelijk letsel op met een dure operatie tot gevolg en hij heeft schade aan zijn motor. Wat is juist ten aanzien van de twee schadeposten?

    1. De operatiekosten en de schade aan de motor worden vergoed op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De schadeposten worden abstract begroot op grond van 6:97 BW.

    2. De operatiekosten en de schade aan de motor worden vergoed op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De operatiekosten worden concreet begroot, de schade aan de motor wordt abstract begroot.

    3. De operatiekosten worden vergoed op grond van art. 6:106 lid 1 sub b BW, de schade aan de motor op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De operatiekosten worden naar billijkheid begroot, de schade aan de motor wordt abstract begroot.

     

    15. In het arrest HR 1 april 2011, NJ 2011, 45 (Belering paard) oordeelde de Hoge Raad als volgt over de aansprakelijkheid voor de schade van de tienjarige Marloes:

    1. De bezitter van het paard is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:179 BW. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, was slechts houder van het paard.

    2. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:179 BW omdat zij voor de duur van het africhten en zadelmak maken bezitter is van het aard.

    3. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:181 lid 1 jl. 6:179 BW. De bezitter van het paard is niet aansprakelijk voor de schade.

     

    16. In HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564 (Losser/Kruidhof) oordeelde de Hoge Raad:

    1. Dat de rechter verplaatste schade abstract mag begroten voor zover het de kosten betreft van de verpleging en verzorging.

    2. Dat de rechter verplaatste schade concreet mag begroten voor zover het de kosten betreft van de verpleging en verzorging.

    3. Dat de rechter verplaatste schade concreet mag begroten voor zover het de kosten betreft van verpleging en verzorging en abstract mag begroten voor zover het de vergoeding betreft van opgenomen vakantiedagen.

     

    17. De juiste omschrijving van de opvatting van Cane, zoals terug te vinden in de tekst ‘An appraisal of the fault principle’, is:

    1. Dat schuld een grote rol speelt binnen het aansprakelijkheidsrecht, maar dat dat onwenselijk is.

    2. Dat schuld maar een beperkte rol speelt in het aansprakelijkheidsrecht en dat dat ook wenselijk is.

    3. Dat schuld een beperkte rol speelt binnen het aansprakelijkheidsrecht, maar dat het een grotere rol zou moeten spelen.

     

    18. De kern van het Talio-beginsel is:

    1. Schadevergoeding.

    2. Wraak.

    3. Wraak en schadevergoeding.

     

    19. De verdeling van rechten is niet van belang voor een uitkomst van een geschil indien partijen onbelemmerd kunnen onderhandelen. Deze stelling past bij het theorema van:

    1. Coase.

    2. Dari Mattiacci.

    3. Learned Hand.

     

    20. Een sociale verzekering:

    1. Dekt in beginsel alle persoonsschade en zaakschade van de verzekerde.

    2. Dekt in beginsel alle persoonsschade van de verzekerde.

    3. Kent in beginsel slechts beperkte uitkeringsrechten voor de verzekerde.

     

    21. Het eigen schuldverweer heeft bij een risicoaansprakelijkheid:

    1. Doorgaans alleen een morele grondslag.

    2. Doorgaans alleen een rechtseconomische grondslag.

    3. Doorgaans zowel een morele als een rechtseconomische grondslag.

     

    Casus 1 De onfortuinlijke wandelaar, de brief en het hek

     

    Kees van Spijk (50 jaar)is donderdagavond zwaar gewond geraakt nadat hij was gespiest op het op een betonnen voet geplaatste gietijzeren tuinhek van een huis in Vlissingen. Buurtbewoners zagen de man vast zitten aan het hek in de Trompstraat en wisten net op tijd de hulpdiensten te waarschuwen.

    De politie liet weten dat de man over het tuinhek wilde klimmen van het huis van zijn kennis, Michiel de Ruyter, die niet thuis was, maar bij wie hij een brief in de bus wilde doen. Op onduidelijke wijze is dat mislukt en is een pin van het hek in zijn lies gekomen. Deze pin heeft een slagader geraakt.

    Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen daarvan weliswaar scherp waren, maar niet scherper dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is.

     

    Vraag 1: Is Michiel de Ruyter in dat geval aansprakelijk voor de schade van Kees van Spijk? (4 punten)

     

    Vervolg van en variant op de casus

     

    Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen wel zeer scherp zijn en dat werknemer Karel Doorman, van het bedrijf Barentz B.V. dat het hek heeft geplaatst, een paar koperen beschermdoppen die op de zeer scherpe pinnen geplaatst hadden moeten worden, mee naar huis heeft genomen om ze te verkopen. Van Spijk is op een van de onbeschermde pinnen terecht gekomen.

    Kees van Spijk spreekt Karel Doorman aan tot vergoeding van zijn schade. Hij stelt dat de verduistering van de koperen beschermdoppen door Karel Doorman de oorzaak is van zijn schade. Karel Doorman voert daartegen als verweer aan dat – als dat al zo zou zijn – de verduistering desalniettemin niet onrechtmatig is jegens Van Spijk.

     

    Vraag 2. Gaat het verweer van Karel Doorman op? (5 punten)

     

    Vervolg van de casus

     

    Kees van Spijk spreekt Barentz B.V. aan voor zijn schade. Barentz B.V. voert als verweer aan dat zij niet aansprakelijk is aangezien Karel Doorman zich niet heeft gehouden aan de regels en werkinstructies van Barentz B.V. Karel Doorman heeft tegen alle regels en werkinstructies in opzettelijk bedrijfsmiddelen mee naar huis genomen.

     

    Vraag 3: Gaat het verweer op? (3 punten)

     

    Vervolg van de casus

     

    Kees van Spijk spreekt ook Michiel de Ruyter aan voor zijn schade. Michiel de Ruyter verweert zich tegen aansprakelijkheid met een beroep op zijn onbekendheid met de scherpe pinnen. Hij was met vakantie toen het hek werd geplaatst en opgeleverd. Hij is pas terug gekeerd nadat het ongeluk al was geschied.

     

    Vraag 4: Hoe beoordeelt u de kans van slagen van dit verweer? (4 punten)

     

    Casus II De Noord-Hollandse Olliebollenschaatswedstrijd

     

    Charles van der Stoep is de winnaar van de jaarlijkse Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd in de categorie senioren. Hij neemt de prijzen in ontvangst: de “Noord-Hollandse Oliebollenstaatswedstrijd-wisselbokaal” en een geldbedrag van € 500. Als Charles daarna naar zijn fiets loopt, wordt hij opgewacht door Geert Blondeau die het voorzien heeft op het geldbedrag. Geert dreigt Charles met een mes. Met een welgemikte vuistslag slaat Charles het mes uit de handen van Geert. Geert loopt daarbij ook een snee op in zijn kin. De trouwe viervoeter van Charles, die al die tijd bij de fiets heeft gewacht, bemerkt dat zijn baas in gevaar is en bijt dwars door een broekspijp in de kuit van Geert.

     

    Vraag 5: Kan Geert schadevergoeding vorderen van Charles voor de toegebrachte letselschade aan zijn kin en aan zijn kuit?

     

    Casus III Arachnophobia

     

    Peter Vulpen (24) houdt als hobby spinnen. Doordat hij op een dag het terrarium niet goed afsluit, doet een van zijn uiterste giftige (maar niet verboden) Braziliaanse zwerfspinnen zijn soortnaam eer aan, en verhuist naar de naastgelegen supermarkt die eigendom is van Albert Fijn. De supermarkt van Fijn moet drie dagen worden gesloten, totdat een spinnendokter de spin weet op te sporen en gevangen te nemen. Fijn lijkt hierdoor € 300.000 omzetschade.

     

    Vraag 6: Stel dat de DCFR geldend recht zou zijn. Welke mogelijkheden heeft Fijn dan om Vulpen onder de DCFR aan te spreken tot vergoeding van zijn omzetschade? (5 punten)

     

    Antwoorden 2013

     

    De onfortuinlijke wandelaar, de brief en het hek

    Kees van Spijk (50 jaar) is donderdagavond zwaar gewond geraakt nadat hij was gespietst op het op een betonnen voet geplaatste gietijzeren tuinhek van een huis in Vlissingen. Buurtbewoners zagen de man vast zitten aan het hek in de Trompstraat en wisten net op tijd de hulpdiensten te waarschuwen.

    De politie liet weten dat de man over het tuinhek wilde klimmen van het huis van zijn kennis, Michiel de Ruyter, die niet thuis was, maar bij wie hij een brief in de bus wilde doen. Op onduidelijke wijze is dat mislukt en is een pin van het hek in zijn lies gekomen. Deze pin heeft een slagader geraakt.

    Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen daarvan weliswaar scherp waren, maar niet scherper dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is.

     

    Vraag 1: Is Michiel de Ruyter in dat geval aansprakelijk voor de schade van Kees van Spijk? (4 punten)

     

    Antwoord:
     

    • Er moet gekeken worden naar de (risico)aansprakelijkheid van art. 6:174 lid 1 BW. Dit artikel zou van toepassing kunnen zijn omdat het gaat om een in een betonnen voet geplaatst tuinhek (uitdrukkelijk cursief omdat de conclusie kan zijn dat niet aan de voorwaarden van artikel 6:174 BW is voldaan).

    • Artikel 6:174 lid 1 BW luidt: “De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken, indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan gekend zou hebben.” De vraag die hier gesteld dient te worden, is of de opstal aan de eisen voldoet die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen.

    • Nu de pinnen van het hek niet scherper waren dan gebruikelijk, én De Ruyter niet behoefde te verwachten dat er iemand over het hek zou klimmen, voldoet het hek aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, zodat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW ontbreekt.

    • Tot slot dient nog bekeken te worden of er (nu er geen sprake is van een bijzondere aansprakelijkheid ex artikel 6:174 BW) mogelijk nog ruimte is voor de vestiging van een algemene aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:162 BW. Nu er geen onzorgvuldigheid aan de kant van Michiel de Ruyter kan worden geconstateerd, is er dus ook geen aanleiding om uit te gaan van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW.

     

    Fout antwoord: Een antwoord dat in gaat op artikel 6:101 BW. Men kijkt pas naar de “eigen-schuld-regeling” zodra er aansprakelijkheid is vastgesteld. Immers, de eerste stap betreft de vestiging van de aansprakelijkheid en de tweede stap de omvang van de aansprakelijkheid (de hoogte van de schadevergoeding). Indien de conclusie luidt dat er – zoals in casu het geval is – geen aansprakelijkheid is gevestigd, komt men dus ook niet toe aan artikel 6:101 BW.

     

    Vervolg van en variant op de casus

    Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen wel zeer scherp zijn en dat werknemer Karel Doorman, van het bedrijf Barentz B.V. dat het hek heeft geplaatst, een paar koperen beschermdoppen die op de zeer scherpe pinnen geplaatst hadden moeten worden, mee naar huis heeft genomen om ze te verkopen. Van Spijk is op een van de onbeschermde pinnen terecht gekomen.

    Kees van Spijk spreekt Karel Doorman aan tot vergoeding van zijn schade. Hij stelt dat de verduistering van de koperen beschermdoppen door Karel Doorman de oorzaak is van zijn schade. Karel Doorman voert daartegen als verweer aan dat – als dat al zo zou zijn - de verduistering desalniettemin niet onrechtmatig is jegens Van Spijk.

     

    Aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112. Van belang is vooral nr. 110 Gebrek vereist (art. 174 lid 1 BW)

     

    Vraag 2: Gaat het verweer van Karel Doorman op? (5 punten)

     

    Antwoord:

    Algemeen: Allereerst dient men op te merken dat Karel hier een relativiteitsverweer opwerpt (geen punt) en dat het hier niet gaat om werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 6:170 BW.

     

    • Karel Doorman: toets aan artikel 6:162. Karel Doorman handelt in strijd met een wettelijke plicht: hij heeft koperen doppen verduisterd.

    • Het is de vraag of deze gedraging onrechtmatig is jegens Kees van Spijk: strekt de geschonden norm wel tot bescherming van de schade zoals Kees die heeft geleden als bedoeld in artikel 6:163 BW? De geschonden norm volgt uit het Wetboek van Strafrecht: verduistering (artikel 322 WvSr; de doppen zijn tijdens werktijd verduisterd). Deze norm strekt ter bescherming van het vermogen van personen. Michiel de Ruyter heeft immers betaald voor het hek inclusief doppen en hoeft niet toe te staan dat deze doppen wederrechtelijk worden toegeëigend door Karel Doorman. In deze casus staat het relativiteitsvereiste aldus in de weg aan aansprakelijkheid o.g.v. de schending van de wettelijke norm. Immers, met de hiervoor uitgewerkte norm wordt niet beoogd bescherming te bieden aan Van Spijk, doch enkel aan Michiel de Ruyter (de eigenaar van de doppen). Zie ook HR 17 januari 1958: Beukers-Dorenbos (Tandarts-arrest).

    • De gedraging van Karel Doorman is echter wel maatschappelijk onbetamelijk / onzorgvuldig en daardoor onrechtmatig jegens een ieder die schade lijdt.

    • Noemen HR 17 januari 1958, Beukers / Dorenbos (Tandarts-arrest) OF HR 5 november 1965, Coca Cola / Duchateau (Kelderluik-arrest).

    • Correct uitwerken van de criteria van een van de hiervoor genoemde arresten op de casus.

     

    -> Kelderluik; gevaarzettingscriteria: de mate van waarschijnlijkheid, de hoegrootheid van de kans op ongevallen, de ernst van de gevolgen en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van voorzorgsmaatregelen, etc. Karel Doorman weet, althans behoort als vakman te weten, hoe scherp de onbeschermde punten van het hek zijn en dat hij in zijn algemeenheid rekening moet houden met voorbijgangers die zich kunnen bezeren aan het hek. Conclusie: Karel Doorman heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen waarvoor hij aansprakelijk is indien de schade zich – zoals in casu het geval is – zich heeft voorgedaan.

    -> Tandarts; in casu had Karel Doorman kunnen weten dat het overtreden van een wettelijke norm (die weliswaar niet beoogt Van Spijk te beschermen) niettemin een gedraging kan zijn die tevens maatschappelijk onzorgvuldig genoemd kan worden. Op het moment dat er getoetst wordt aan de maatschappelijke zorgvuldigheid, is het relativiteitsvereiste reeds “ingebakken”; immers de norm die dan gecreëerd wordt, is dat een ‘normaal’ mens begrijpt dat het aanbrengen van doppen een veiligheidsbelang van iedereen dient, en dat het wegnemen van doppen aldus beschouwd kan worden als een maatschappelijk onzorgvuldige gedraging.
     

    Vervolg van de casus

    Kees van Spijk spreekt Barentz B.V. aan voor zijn schade. Barentz B.V. voert als verweer aan dat zij niet aansprakelijk is aangezien Karel Doorman zich niet heeft gehouden aan de regels en werkinstructies van Barentz B.V. Hij heeft tegen alle regels en werkinstructies in opzettelijk bedrijfsmiddelen mee naar huis genomen.

    • Relativiteit: SBR 5, p.71-80, nr. 59-65

    • Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

    • Strijd met een wettelijke plicht: p. 29-31, nr. 23-25

    • Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt: SBR 5, p. 44-45, nr. 42-43

    • Kelderluik-criteria: SBR 5, p. 49-52, nr. 47

    • Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 17 januari 1958 (Tandarts), p. 30-35

     

    Vraag 3: Gaat het verweer op? (3 punten)

     

    Antwoord:

    • Nee, aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 lid 1 BW (zonder lid geen punt) is een risicoaansprakelijkheid van de werkgever en het feit dat de werkgever “niets te verwijten” valt is daarom een verweer dat geen kans van slagen heeft.

    • Er is een ‘’fout’’ van de werknemer, te weten een toerekenbare onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW en er is hier sprake van dienstverband, zeggenschap en kansvergroting (zie voor een uitgebreide bespreking van het “functioneel verband” ook HR 9 november 2007, Partycentrum Groot Kievitsdal; p. 400 e.v. van de arrestenbundel; zie ook de noot bij dit arrest van S.D. Lindenbergh). In deze casus is het duidelijk dat de onrechtmatige daad voldoende verband houdt met het werk

    • Het feit dat Karel Doorman opzettelijk handelde en de werkinstructies overschreed, staat niet in de weg aan aansprakelijkheid van Barentz B.V. als werkgever.

     

    Volledigheidshalve (en niet vereist om het volledige aantal punten te behalen): Hooguit kan de werkgever – nadat hij de schade aan Van Spijk heeft vergoed – op grond van artikel 6:170 lid 3 BW verhaal nemen op de werknemer (aangezien dit artikel ziet op de onderlinge draagplicht).
     

    Vervolg van de casus
    Kees van Spijk spreekt ook Michiel de Ruyter aan voor zijn schade. Michiel de Ruyter verweert zich tegen aansprakelijkheid met een beroep op zijn onbekendheid met de scherpe pinnen. Hij was met vakantie toen het hek werd geplaatst en opgeleverd. Hij is pas terug gekeerd nadat het ongeluk al was geschied.

     

    • Risicoaansprakelijkheid van de werkgever: SBR 5, p. 98-103, nr. 87-92

    • Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

    • Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 9 november 2007 (Partycentrum Groot Kievitsdal), p. 341-352

    Vraag 4: Hoe beoordeelt u de kans van slagen van dit verweer? (4 punten)

     

    Antwoord:

    • Er moet wederom gekeken worden naar de (risico)aansprakelijkheid van artikel 6:174 lid 1 BW. In het onderhavige geval is – in tegenstelling tot vraag 1 – thans wel aan de voorwaarden van dit artikel voldaan. De bezitter van een opstal (in casu een hek) die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor een gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij (…). Het hek voldoet aldus niet aan de eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag stellen: namelijk aan de gebruikelijk te verwachten veiligheid.

    • Een volledige uitwerking van de informatie die in de casus is gegeven en het toepassen daarvan op het leerstuk van artikel 6:174 BW: Michiel is bezitter, het is een hek langs de straatkant waar mensen langs lopen, men mag verwachten dat de pinnen niet scherper zullen zijn dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is, Van Spijk heeft een slagaderlijke bloeding en zeer scherpe pinnen zijn hoe dan ook gevaarlijk.

    • De Ruyter verweert zich door te stellen dat hij met vakantie was en dat hem dus geen blaam treft, dat hem niets verweten kan worden, aangezien hij het niet wist. Echter, dit is een verweer dat niet opgaat omdat ‘schuld’ in de zin van verwijtbaarheid geen rol speelt bij de risicoaansprakelijkheid. Er dient enkel nog aan de tenzij-clausule te worden getoetst: als De Ruyter had geweten dat de pinnen zeer scherp waren, was hij dan aansprakelijk geweest? Ja, de hypothetische bekendheid maakt hem risicoaansprakelijk (zie ook SBR nr. 111).

    • Als De Ruyter namelijk direct zou hebben geweten dat de pinnen zeer scherp waren – dat is de toets aan de bekendheid op grond van art. 6:162 BW - had hij onmiddellijk maatregelen kunnen én moeten nemen om de gevaarlijke situatie op te heffen. Het feit dat hij pas is teruggekeerd nadat het ongeluk al was geschied, komt voor zijn rekening en risico.

     

    • Aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112. Van belang is vooral nr. 110 Gebrek vereist (art. 174 lid 1 BW)

    • risicoaansprakelijkheid: SBR 5, p. 5-7, nr. 8

    • tenzij-clausule: SBR 5, p. 117-120, nr. 111

     

    Casus II De Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd

     

    Charles van der Stoep is de winnaar van de jaarlijkse Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd in de categorie senioren. Hij neemt de prijzen in ontvangst: de ‘’Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd-wisselbokaal’’ en een geldbedrag van € 500. Als Charles daarna naar zijn fiets loopt, wordt hij opgewacht door Geert Blondeau die het voorzien heeft op het geldbedrag. Geert dreigt Charles met een mes. Met een welgemikte vuistslag slaat Charles het mes uit de handen van Geert. Geert loopt daarbij ook een snee op in zijn kin. De trouwe viervoeter van Charles, die al die tijd bij de fiets heeft gewacht, bemerkt dat zijn baas in gevaar is en bijt dwars door een broekspijp in de kuit van Geert.

     

    Vraag 5. Kan Geert schadevergoeding vorderen van Charles voor de toegebrachte letselschade aan zijn kin en aan zijn kuit? (4 punten)

     

    Antwoord:

    1) Wat betreft de kin:

    • Nee, de gedraging van Charles zou weliswaar een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW kunnen zijn: een inbreuk op het recht op lichamelijke integriteit van Geert, maar hier is sprake van een rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW, te weten noodweer. Charles mag zich verdedigen.

    • Noodweer is een rechtvaardigingsgrond die de onrechtmatigheid opheft. Dus geen OD en geen recht op schadevergoeding.

       

    Alternatief via strijd met de wet, mishandeling. Verder idem.

     

    2) Wat betreft de kuit:

    • Als bezitter van de hond, artikel 6:179 BW: nee, omdat tenzij-clausule opgaat.

    • Immers, als Charles de hond in zijn macht had gehad, had hij de hond het commando mogen geven om Geert in de broekspijpen te bijten.

    OF
    Het is de vraag of Geert dat nog mag als hij zijn belager al heeft ontwapend. Maar dan is er wellicht sprake van noodweerexces.

     

    • Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

    • Rechtvaardigingsgronden: SBR 5, p. 25-26, nr. 18

    • Aansprakelijkheid voor dieren: SBR 5, p. 128-133, nr. 123-126 (in het bijzonder is nr. 126 van belang)

     

    Casus III Arachnophobia

    Peter Vulpen (24) houdt als hobby spinnen. Doordat hij op een dag het terrarium niet goed afsluit, doet een van zijn uiterste giftige (maar niet verboden) Braziliaanse zwerfspinnen zijn soortnaam eer aan, en verhuist naar de naastgelegen supermarkt die eigendom is van Albert Fijn. De supermarkt van Fijn moet drie dagen worden gesloten, totdat een spinnendokter de spin weet op te sporen en gevangen te nemen. Fijn lijdt hierdoor 300.000 euro omzetschade.

    Stel dat de DCFR geldend recht zijn. Welke mogelijkheden heeft Fijn dan om Vulpen onder de DCFR aan te spreken tot vergoeding van zijn omzetschade? (5 punten)

     

    Antwoord:

    • Onder de DCFR moeten men kijken naar de Basic Rule van artikel VI:1:101: legally relevant damage.

    Elementen:

    • Legally relevant damage wordt nader uitgewerkt in artikel VI:2:101 juncto VI:2:206 onder 2 (a): Fijn wordt het gebruik van zijn zaak ontnomen.

    • Een andere mogelijkheid bestaat op grond van artikel VI:2:208 Impairment of business.

    • Intent/negligence/accountability: artikel VI:3:102 (b)

    • Uitwerken dat het gedrag van Peter ‘negligent’ is: hij is gehouden tot extra zorgvuldigheid om zijn terrarium te allen tijde goed af te sluiten aangezien hij uiterst giftige zwerfspinnen houdt.

    ( * ) Alternatief: artikel VI:3:203, schade door dieren (zonder negligence). Die bepaling beschermt echter alleen tegen persoonschade (is hier geen sprake van) en ‘property damage’. Om voor dit alternatief een punt te krijgen, moet de student daarom opmerken dat hier sprake is van property damage (via artikel VI:2:206 onder 2(a)).

    ( *) Eventueel: Causation, is aan voldaan, artikel VI:4:101.

     

    Draft common frame of reference

     

    Antwoorden meerkeuze-deel oefententamen januari 2013

     

    1 3

    2 1

    3 2

    4 2

    5 1

    6 3

    7 3

    8 2

    9 2

    10 3

    11 3

    12 1

    13 3

    14 2

    15 3

    16 1

    17 2

    18 2

    19 1

    20 3

    21 3

     

    Verwijzingen MC-vragen oefententamen 2013

    1. - Meerzijdige rechtshandeling: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 177, nr. 341(opgenomen in de studieleidraad, p. 48).
    - Wederkerige overeenkomst: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 178, nr. 344 (opgenomen in de studieleidraad, p. 49).
    2. – onverschuldigde betaling: SBR 5, p. 349, nr. 291 Vereisten voor onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) & p. 356, onderdeel 12.2 van nr. 294 Gevolgen onverschuldigde betaling.
    3. – gevaarzetting: SBR 5, p. 49, nr. 47 Kelderluikfactoren voor gevaarzettende situaties
    - Sport- en spelsituaties: SBR 5, p. 53, nr. 48 Sport en spel: contextgebonden gedragsnormen
    4. – aansprakelijkheid voor kinderen van 14 en 15 jaar: SBR 5, p. 96-97, nr. 86 Maatstaf voor aansprakelijkheid
    5. – toerekening zonder schuld: SBR 5, p. 84-85, nr. 70 Het ontbreken van schuld (art. 6:165 BW)
    6. – verbodsactie: SBR 5, p. 91-92, nr. 80 Afwijzing verbodsactie (art. 6:168 BW); p. 394 nr. 331 Rechterlijk verbod (art. 3:2960
    - vorm van schadevergoeding: art. 6:103 BW
    - Vordering tot nakoming: art. 3:296 BW
    - verklaring voor recht dan onrechtmatig is gehandeld: SBR 5, p. 393, nr. 330 Verklaring voor recht.
    7. - Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
    - gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-112, nr. 96-103 (art. 173 lid 1)
    8. - Aansprakelijkheid ouders voor kinderen: SBR 5, p. 94-96, nr. 83-85 (art. 6:169 lid 1)
    - risicoaansprakelijkheid en geestelijke tekortkoming: SBR 5, p.136, nr. 132 Jeugdige leeftijd of geestelijke of lichamelijke tekortkoming (art 6:183 lid 1)
    9. – aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112
    - Tenzij-clausule van art. 6:173 BW: SBR 5, p. 117-119, nr. 111 Tenzij …
    - hoofdelijke aansprakelijkheid: SBR 5, p. 133, nr. 128 Medebezitters hoofdelijk aansprakelijk (medebezitters: art. 6:180)
    10. - Verjaring: SBR 5, p. 398, nr. 335 De korte (vijf jaar) termijn (art. 3:310 lid 1)
    11. – aansprakelijkheid voor kinderen tot 14 jaar: SBR 5, nr. 83-85
    12. - Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW) (NOOT: de WVW is onderdeel van het strafrecht. Hierop kan geen aansprakelijkheid worden gebaseerd)
    13. – Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 22 februari 2002 (Kindertaxi,Shockschade), p. 281-282 Algemene gezichtspunten
    14. – wijze van begroting (abstract en concreet): SBR 5, p. 254-256, nr. 206-208
    15. - Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 1 april 2011 (Belering paard), p. 405-407
    16. - Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 28 mei 1999 (Johanna Kruidhof), p. 232 & 234, onderdeel 3.2 & 3.3.3.
    17. – Peter Cane, An appraisal of the fault principle (opgenomen in de studieleidraad p.101), chapter 7, p. 198
    18. – Talio-beginsel: Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 3, Edgar du Perron
    19. X
    20. Verzekering en aansprakelijkheid: SBR 5, p. 10-12, nr. 10
    21. X

     

     

    Tentamen 2015

     

    1) Ab werkt als monteur bij garagebedrijf Gas B.V. Ab rijdt in een auto van de garage als hij wordt aangereden door X. X is aansprakelijk voor de schade. De schade aan de auto wordt door een onafhankelijk expert begroot op € 720.

    De auto wordt tussen de bedrijven door in het garagebedrijf gerepareerd door twee monteurs in vaste dienst. De benodigde onderdelen worden grotendeels uit sloopauto's gehaald. Wat is juist?

    1. X is aan Gas B.V. € 720 verschuldigd.

    2. X is slechts de kosten voor de elders aan te schaffen onderdelen verschuldigd omdat voor de monteurs geen arbeidsloon wordt uitgegeven.

    3. X is het bedrag verschuldigd dat volgt uit de urenstaat van de twee monteurs en alle benodigde onderdelen.

     

    2) Jan neemt van een verre buitenlandse reis een kris (scherp mes) mee voor zijn zoon Kees (10 jaar). Jan heeft samen met zijn ex-echtgenote Mia het ouderlijk gezag over Kees. Kees is boos op zijn moeder Mia omdat hij geen nieuwe fiets krijgt. Uit woede gooit hij de kris naar zijn moeder. Zij loopt letselschade op aan haar arm. Voor deze schade is Jan aansprakelijk uit:

    1. alleen art. 6:162 BW.

    2. alleen art. 6:169 lid 1 BW.

    3. zowel art. 6:162 als 169 lid 1 BW.

     

    3) Een algemene regel over de gevolgen van een onrechtmatige daad:

    1. is opgenomen in alle West-Europese wetboeken.

    2. is opgenomen in het wetboek van Zwitserland, Duitsland en Engeland.

    3. kwam in het Romeinse recht niet voor.

     

    4) De gedachte dat een delict of een onrechtmatige handeling een verbintenis tot schadevergoeding in het leven roept, gaat terug op:

    1. Hugo de Groot.

    2. De Franse Code civil.

    3. Uniken Venema.

     

    5) Wat wordt bedoeld met de “gelaagde structuur” van het Burgerlijk Wetboek? De regels in het Burgerlijk Wetboek:

    1. zijn geordend van algemeen naar bijzonder.

    2. zijn geordend van bijzonder naar algemeen.

    3. hebben een dubbele betekenis.

     

    6) De kern van een verbintenis wordt gevormd door:

    1. Een vorderingsrecht en een schuld.

    2. Een rechtsvordering en een schuld.

    3. Schuld en aansprakelijkheid.

     

    7) Welke stelling met betrekking tot de toerekening is juist?

    1. Bij schending van verkeers- en veiligheidsnormen, is een ruime toerekening van letselschade minder snel gerechtvaardigd.

    2. Naarmate het gevolg naar ervaringsregels waarschijnlijker is, is toerekening eerder gerechtvaardigd.

    3. Zaakschade wordt eerder toegerekend dan letselschade en letselschade wordt eerder toegerekend dan zuivere vermogensschade.

     

    8) Welk van de volgende alternatieven is juist?

    1. Het aanvaarden van een aanbod is een meerzijdige rechtshandeling; het opmaken van een testament is een eenzijdig ongerichte rechtshandeling.

    2. Het aanvaarden van een aanbod is een eenzijdige gerichte rechtshandeling; schenking eveneens.

    3. Schenking is een niet-wederkerige overeenkomst; het verwerpen van een erfenis is een ongerichte eenzijdige rechtshandeling.

     

    9) In welke van de onderstaande gevallen wordt de regel omtrent de kansschade toegepast?

    1. In gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending van de aansprakelijk gestelde persoon, dan wel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf valt.

    2. In gevallen waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een vaststaande onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat er niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de mogelijkheid van succes zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd.

    3. In gevallen waarin sprake is van onzekerheid over de causaliteit ten aanzien van aansprakelijkheid in geval van handelen in groepsverband.

     

    10) In het arrest Hangmat van 8 oktober 2010 heeft de Hoge Raad beslist dat:

    1. in de tekst van art. 6:174 BW de reikwijdte van de risicoaansprakelijkheid van de bezitter van een gebrekkige opstal beperkt is tot derden.

    2. in hun onderlinge verhouding medebezitters in beginsel niet verplicht zijn in de kosten bij te dragen voor het gedeelte dat overeenkomt met ieders aandeel in de opstal.

    3. onderlinge risicoaansprakelijkheid van medebezitters van een gebrekkige opstal mogelijk is.

     

    11) Marco koopt voor zijn nieuwe huis een espressomachine van € 650,-. Na een week ontploft de machine vanwege te hoog opgelopen druk. Marco heeft de machine volgens de gebruiksaanwijzing gebruikt. Wat is juist op grond van Boek 6 titel 3 BW?

    1. Marco kan € 650,- vorderen van de producent van de machine.

    2. Marco kan € 150,- vorderen van de producent van de machine.

    3. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

     

    12) Anne parkeert haar auto op 16 juli 2006 ‘s middags voor haar huis. Die avond hoort ze een harde knal. Even later kijkt ze naar buiten. Ze ziet dat er een grote deuk in haar auto zit. Tijdens de jaarlijkse buren-BBQ op 21 mei 2012 bekent een van haar buurmannen in een dronken bui dat hij destijds per ongeluk haar auto heeft geramd. De volgende dag zegt de buurman tegen Anne dat hij weliswaar heeft bekend maar dat Anne toch niets meer kan doen. Kan Anne alsnog met succes een vordering tot schadevergoeding instellen?

    1. Nee.

    2. Ja, tot 22 mei 2017.

    3. Ja, tot 16 juli 2026.

     

    13) Na een feestje rijdt bromfietser Bob met een glaasje te veel op naar huis. In een smalle straat veroorzaakt Bob vervolgens een ongeval waarbij de auto van Ab, die Bob tegemoet reed, grote schade oploopt. Uit deskundigenonderzoek blijkt dat Ab onvoldoende heeft opgelet en dat het gedrag van Ab voor 20% en van Bob voor 80% heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Wat is juist?

    1. Bob moet 80% van de schade van Ab vergoeden.

    2. Bob behoeft niet meer dan 50% van de schade van Ab te vergoeden, vanwege de reflexwerking van art. 185 WVW.

    3. Bob behoeft niet meer dan 20% van de schade van Ab te vergoeden, vanwege de reflexwerking van art. 185 WVW.

     

    14) De Hoge Raad oordeelde in het arrest HR Beukers/Dorenbos (Tandarts):

    1. dat Beukers c.s. zich ook zelf niet hadden gehouden aan de norm waarvoor zij Dorenbos aansprakelijk hielden.

    2. dat de schending van het wettelijk voorschrift door Dorenbos niet in causaal verband stond met de schade van Beukers c.s.

    3. dat schending van een wettelijk voorschrift door Dorenbos een factor was bij de beoordeling of de betreffende gedraging onrechtmatig was jegens Beukers c.s.

     

    15) Nathalie ruilt – met de instemming van Grace - een designer jurk van haarzelf met een leren handtas die aan Grace toebehoort. Dit wordt juridisch gekwalificeerd als een:

    1. gerichte eenzijdige rechtshandeling.

    2. niet-wederkerige meerzijdige rechtshandeling.

    3. wederkerige meerzijdige rechtshandeling.

     

    16) Automobilist Karel nadert een kruispunt met gepaste snelheid en komt in aanrijding met fietser Lodewijk, die door het rode verkeerslicht rijdt. Karel had Lodewijk niet gezien omdat deze geen verlichting op zijn fiets had en het ten tijde van het ongeluk al donker was. De auto van Karel is behoorlijk beschadigd. Karel spreekt Lodewijk aan tot vergoeding van zijn schade. Welke stelling is juist?

    1. Karel zal zijn eigen schade moeten dragen vanwege het Betriebsgefahr.

    2. Karel krijgt zijn schade slechts volledig vergoed door Lodewijk wanneer hem rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt.

    3. Karel krijgt in ieder geval niet meer dan 50% van zijn schade vergoed door Lodewijk.

     

    17) Door een aardschok midden in de nacht raakt de deurvergrendeling van een lift in warenhuis de Beijenhof beschadigd. Hierdoor werken de deuren van de lift niet goed. De volgende ochtend loopt een bezoeker, zodra de deuren van de lift openen, het gat in en stort naar beneden. Hij loopt ernstig letsel op. Is de Beijenhof aansprakelijk voor zijn schade?

    1. Ja.

    2. Nee, want de tenzij-clausule van art. 6:174 BW staat aan aansprakelijkheid van de Bijenhof in de weg.

    3. Nee, want het valt de bezoeker op grond van art. 6:101 lid 1 BW toe te rekenen dat hij niet beter heeft opgelet.

     

    18) Door een onrechtmatige daad van Bob lijdt Chris schade. De schade bestaat uit hoge medische kosten vanwege opgelopen letsel en flinke schade aan de fiets van Chris. Wat is juist ten aanzien van deze schadeposten?

    1. De medische kosten en de schade aan de fiets worden vergoed op grond van art. 6:95 jo 6:96 lid 1 BW en de schade zal abstract worden begroot.

    2. De medische kosten en de schade aan de fiets worden vergoed op grond van art. 6:95 jo 6:96 lid 1 BW. De medische kosten worden concreet begroot en de schade aan de fiets wordt abstract begroot.

    3. De medische kosten worden vergoed op grond van art. 6:95 jo 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW, de schade aan de fiets wordt op grond van art 6:95 jo 6:96 lid 1 BW vergoed. De medische kosten worden begroot naar billijkheid en de schade aan de fiets abstract.

     

    19) In een loods is een gevaarlijke stof opgeslagen. Door de combinatie van enerzijds de aanwezigheid van de gevaarlijke stof en anderzijds een ondeugdelijkheid in de loods ontstaat er een ontploffing. Door de ontploffing wordt het naastgelegen pand dat toebehoort aan Jans B.V. flink beschadigd.

    Waarop kan Jans B.V. zijn vordering baseren?

    1. Alleen op grond van art 6:173 BW en 6:174 BW.

    2. Alleen op grond van art 6:174 BW en 6:175 BW.

    3. Op grond van art 6:173 BW, 6:174 BW en 6:175 BW.

     

    20) Floor (13 jaar) ziet dat er rookpluimen opstijgen uit de schuur van Bert. Zij laat na hulp te halen of iemand te waarschuwen. Uiteindelijk gaat de schuur van Bert in vlammen op. Zijn Floor en/of haar ouders aansprakelijk voor de schade van Bert?

    1. Nee.

    2. Floor is wel aansprakelijk, haar ouders zijn niet aansprakelijk.

    3. Floor is niet aansprakelijk, haar ouders zijn wel aansprakelijk.

     

    21) Mw. Flier fietst over de fietsstrook op het Rokin als zij van achteren wordt aangereden door Micha (16 jaar) die voor het eerst op zijn nieuwe brommer rijdt. De ziektekostenverzekeraar vergoedt de schade aan mw. Flier en zoekt vervolgens verhaal bij Micha. Waar heeft de verzekeraar recht op?

    1. 100% van het bedrag dat hij aan mw. Flier heeft vergoed.

    2. Gezien de jeugdige leeftijd van Micha heeft hij recht op 50% van het bedrag dat hij aan mw. Flier heeft vergoed.

    3. De verzekeraar heeft recht op 50% van het bedrag dat hij aan mw. Flier heeft vergoed omdat een verzekeraar niet subrogeert in zieligheid.

     

    22) De moeder van Anje (13 jaar) is gestorven. Anje woont bij haar vader. Vader ontmoet een vriendin die bij hen intrekt. Als de vader voor zijn werk gedurende twee maanden in het buitenland verkeert, raakt Anje bevriend met B en C (17 jaar). Op een maandagmiddag in januari spijbelen Anje, B en C van school. B en C doen dat wel vaker, voor Anje is het de eerste keer. Het drietal begeeft zich naar het clubhuis van de golfvereniging. B weet dat het clubhuis op maandag gesloten is. C forceert de achterdeur van het clubhuis en gaat samen met B naar binnen. Anje krijgt als taak op de uitkijk te staan. B en C ontvreemden twee laptops. Wie is aansprakelijk voor de schade die de golfvereniging heeft geleden?

    1. Alleen Anje, B en C.

    2. Alleen B en C en de vader.

    3. Alleen B en C, de vader en de vriendin.

     

    23) Aannemer B.V. geeft opdracht aan Schilder B.V. om de kozijnen van het pand van Otto te schilderen. Schilder B.V. stuurt een werknemer naar het pand. De werknemer laat vanaf de ladder een pot verf vallen op het hoofd van Bas, die toevallig langs loopt. Aannemer B.V. is alleen aansprakelijk voor de schade van Bas als:

    1. de kwantitatieve inbreng van Schilder B.V. in de commerciële activiteiten van Aannemer B.V. groot genoeg is om beide bedrijven te kunnen beschouwen als een zekere eenheid.

    2. er een zodanige verwevenheid van het handelen van Aannemer B.V. En Schilder B.V. is, dat het werk dat Schilder B.V. verrichtte, gezien moet worden als werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van Aannemer B.V.

    3. het voor Bas ten tijde van het ongeluk niet duidelijk was dat (i) de schade is veroorzaakt door een fout van Schilder B.V. en dat (ii) Schilder B.V. En Aannemer B.V. Twee verschillende rechtspersonen zijn en niet beschouwd kunnen worden als een zekere eenheid.

     

    24) Mw. Willems (80 jaar) is aan het fietsen als zij plotseling een hartaanval krijgt, waardoor zij naar links stuurt en op de andere weghelft in aanrijding komt met de fietsende Sabine. Sabine raakt gewond. Kan Sabine mw. Willems met succes aanspreken tot vergoeding van haar schade?

    1. Ja, de aanrijding valt mw. Willems toe te rekenen op grond van de wet.

    2. Nee, mw. Willems kan rechtens geen enkel verwijt worden gemaakt van deze stuurfout nu zij op het moment dat het gebeurde een hartaanval kreeg.

    3. Nee, de hartaanval levert een rechtvaardigingsgrond op die de onrechtmatigheid opheft.

     

    25) YogaStudio B.V. exploiteert al meer dan drie jaar een yogastudio annex meditatiecentrum aan de rand van het dorp Amstel. Sinds kort is naast de studio een grote loods in gebruik genomen door fanfare- en showband K&O. De gemeente Amstel heeft een vergunning afgegeven voor het gebruik van de loods voor de activiteiten van K&O. Vooral in de avonden en in het weekend is het rondom de loods een drukte van belang en wordt er vooral veel geoefend.

    YogaStudio lijdt hierdoor omzetschade: er komen veel opzeggingen omdat het gedaan is met de rust. Het lukt YogaStudio niet tot afspraken te komen met K&O. Wat is juist:

    1. Doordat K&O een vergunning heeft, kan zij niet aansprakelijk zijn wegens hinder.

    2. Hoewel YogaStudio een zekere mate van hinder heeft te dulden, kan K&O onder omstandigheden aansprakelijk zijn.

    3. K&O is niet aansprakelijk. YogaStudio exploiteert de yogastudio nog maar drie jaar, dit is te kort om rechten aan te ontlenen.

     

    26) In sport- en spelsituaties:

    1. geldt dat een grove overtreding van de spelregels niet steeds hoeft te leiden tot het aannemen van onrechtmatig handelen.

    2. geldt dat een grove overtreding van de spelregels steeds leidt tot het aannemen van onrechtmatig handelen.

    3. worden minder strenge eisen gesteld aan deelnemers en organisatoren als het gaat om voorzorgsmaatregelen die van belang zijn voor de veiligheid van deelnemers.

     

    27) Het wetsvoorstel Cörüz/Oskam wijzigt dat:

    1. ouders aansprakelijk zijn voor een onrechtmatige daad van een achttienjarige indien hun verweten kan worden dat zij de gedraging niet hebben belet.

    2. ouders zich kunnen disculperen voor hun aansprakelijkheid indien een dertienjarige een onrechtmatige daad heeft gepleegd.

    3. ouders zich kunnen disculperen voor hun aansprakelijkheid indien een vijftienjarige een onrechtmatige daad heeft gepleegd.

     

    28) Marije is schoonmaakster in dienst van het HN Hotel in Amsterdam. Zoals elke week dweilt Marije de marmeren vloer van de lobby van het HN Hotel. Zij vergeet echter het waarschuwingsbord voor een gladde vloer te plaatsen. Madonna en haar gevolg lopen de lobby binnen, dan glijdt Madonna plotsklaps uit doordat de vloer glad is. Zij loopt hierbij een hersenschudding op en moet hierdoor haar concert in Amsterdam afzeggen. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Madonna?

    1. HN Hotel.

    2. Marije.

    3. Zowel Marije als het HN Hotel.

       

    29) Mimi (4 jaar) bezoekt met haar ouders het pretpark Harenslag B.V. Het pretpark biedt de mogelijkheid paard te rijden. De paarden heeft Harenslag B.V. in bruikleen van boer Krelis. Mimi rent naar de paarden en trekt keihard aan de staart van het paard dat op dat moment wordt bereden door Els. Het paard schrikt en slaat daardoor op hol. Els wordt op de grond geworpen. Wie is aansprakelijk voor de schade van Els?

    1. Alleen boer Krelis, Harenslag B.V. en de ouders van Mimi.

    2. Alleen de ouders van Mimi.

    3. Alleen Harenslag B.V. en de ouders van Mimi.

     

    30) Welke stelling is juist ten aanzien van het Kindertaxi-arrest? De moeder had recht op vergoeding van immateriële schade ter zake van:

    1. het feit dat zij op andere wijze in haar persoon is aangetast op grond van artikel 6:106 BW.

    2. het letsel van het kind en de in dat verband gemaakte kosten op grond van artikel 6:107 BW.

    3. het overlijden van haar dochter op grond van artikel 6:108 BW.

     

     

    Casus I De ontslagen geldautochauffeur

    Peter de Gier (47) werkt al 23 jaar als bestuurder van een geldauto in dienst van geld- en waardentransportbedrijf Flinks N.V. (Flinks). Omdat de Boerenbank N.V. (Boerenbank) het contract met Flinks voor het transport van geld per 1 april 2015 heeft opgezegd, zal Peter op die datum zijn baan bij Flinks verliezen.

    Peter is daar erg kwaad over, en hij besluit in de laatste maanden van zijn dienstverband een grote slag te slaan. Van zijn voormalige collega Johan Grijpstra (27), die nu als beveiliger werkt bij Digion B.V. (Digion), heeft Peter de tip gekregen dat er bij de eenmanszaak van juwelier De Cock eind januari 2015 een grote hoeveelheid peperdure horloges zal klaarliggen ter uitlevering aan de klanten. Johan weet dat doordat hij regelmatig voor Digion bij De Cock werkt. De Cock laat zijn winkel namelijk door Digion beveiligen. Johan vertelt Peter ook hoe Peter bij de opslag van De Cock kan komen door de gevel van de winkel te rammen met zijn zware geldauto.

    Op vrijdag 23 januari 2015 om 11 uur in de ochtend rijdt Peter met de geldauto van Flinks niet naar de Boerenbank. Hij rijdt naar de winkel van juwelier De Cock en vermorzelt de gepantserde gevel van het pand op de plaats die Johan hem heeft aangeraden. Peter weet een grote hoeveelheid horloges buit te maken.

    Peter vertrekt met de horloges in zijn eigen auto die hij de avond ervoor ter plekke heeft klaargezet. Peter doet er echter te lang over om de horloges in te laden, en de inmiddels gealarmeerde politie achtervolgt op passende wijze de vluchtauto. Bij de achtervolging rijdt Peter veel te hard. Het komt daardoor tot een aanrijding tussen Peter en de auto van Anke Akers (23). De auto van Anke wordt door de aanrijding opzijgeschoven en raakt daarbij fietser Femke Feenstra (13). Peter wordt aangehouden en later veroordeeld tot een lange gevangenisstraf.

    De auto van Anke is door de aanrijding zwaar beschadigd. Volgens de offerte van de garage zou het € 6.500 kosten om de auto te repareren. De waarde van de auto voor de aanrijding was € 5.000, na de aanrijding is de auto nog € 200 waard. Anke zelf raakt niet gewond. De fiets van Femke is geheel vernield. De waarde ervan voor het ongeval was € 350. Femke zelf raakt door het ongeval ernstig gewond, met blijvend letsel tot gevolg. Zij lijdt hierdoor onder meer toekomstige inkomensschade. De ouders van Femke, die samen een advocatenpraktijk hebben, verzorgen Femke een aantal weken. Hierdoor derven zij € 6.000 aan inkomen.

     

    Bespreek achtereenvolgens voor ieder van de in de casus genoemde personen

    die schade heeft geleden:

    1. welke van de in de casus genoemde personen en/of rechtspersonen zij met succes kunnen aanspreken voor hun schade.

    2. op welke grond(en) de aansprakelijkheid berust.

    3. van welke schade het slachtoffer vergoeding kan vorderen, en hoe deze schade wordt berekend.

    4. of de vergoeding geheel of gedeeltelijk is.

    Laat na de bespreking van iedere persoon een regel wit. Mogelijke contractuele aansprakelijkheid moet u buiten beschouwing laten.

     

     

    Essayvraag

    “De minder zware aansprakelijkheid in gevallen van sport-en-spel berust op risico-aanvaarding door de deelnemers”. Bespreek of deze stelling juist is, onjuist, of gedeeltelijk juist. Geef daarbij aan hoe deze stelling past in het leerstuk van de onrechtmatige daad.

     

     

    Antwoorden 2015

     

    Antwoorden meerkeuzevragen

    1 1

    2 1

    3 3

    4 1

    5 1

    6 1

    7 2

    8 3

    9 2

    10 3

    11 3

    12 2

    13 1

    14 3

    15 3

    16 2

    17 1

    18 2

    19 2

    20 1

    21 1

    22 2

    23 2

    24 1

    25 2

    26 1

    27 3

    28 3

    29 3

    30 1

     

     

    Antwoorden open vragen

     

    Casus 1. De ontslagen geldautochauffeur

    Bespreek achtereenvolgens voor ieder van de in de casus genoemde personen die schade heeft geleden:

    1. welke van de in de casus genoemde personen en/of rechtspersonen zij met succes kunnen aanspreken voor hun schade.

    2. op welke grond(en) de aansprakelijkheid berust.

    3. van welke schade het slachtoffer vergoeding kan vorderen, en hoe deze schade wordt berekend.

    4. of de vergoeding geheel of gedeeltelijk is.

     

    Wie kan de Cock aanspreken voor zijn schade?

    1. De Cock kan Peter aanspreken ex 6:162 BW:

    • Peter heeft gehandeld in strijd met de wet, hij heeft gestolen en vernield (WvSr). Hij maakt ook inbreuk op het eigendomsrecht van De Cock: hij vermorzelt de gevel en ontvreemdt de horloges opzettelijk.

    • Dit valt hem toe te rekenen o.g.v. schuld, hij heeft verwijtbaar gehandeld.

    • er is sprake van c.s.q.n. tussen de onrechtmatige gedraging (de diefstal en het rammen van de gevel) en de schade aan de gevel resp. de horloges.

    • Het strafrechtelijk verbod op diefstal en vernieling dient ertoe om potentiële slachtoffers zoals de Cock te beschermen tegen de schade zoals hier geleden. Zie 6:163 BW.

     

    2. Flinks is als werkgever van Peter aansprakelijk voor de volledige gevelschade en de horloges ex

    6:170 lid 1 BW:

    • Uit de casus blijkt dat Peter ondergeschikte is van Flinks;

    • Peters heeft een fout, d.w.z. een toerekenbare o.d. gepleegd (6:162 BW). Zie hierboven;

    • Er is voldoende functioneel verband: aan de vereisten van kansvergroting en zeggenschap is voldaan (motiveer). Peter heeft de braak verricht in de geldauto die hem door Flinks voor werkdoeleinden ter beschikking is gesteld en de braak is tijdens werktijd is verricht.

     

    3. Johan is aansprakelijk ex 6:162, hij is medeplichtig aan de diefstal en handelt daarom ook in strijd met de wet (WvSr). Voor motivering zie hierboven onder Peter.
    Overigens kan ook worden beargumenteerd dat Johan medepleger is, en daardoor inbreuk maakt op het eigendomsrecht van De Cock, hij handelt immers opzettelijk.

     

    4. Digion is, als werkgever van Johan, mogelijk ook aansprakelijk ex 6:170 lid 1 BW. De vraag is of hier sprake is van voldoende functioneel verband? Uw antwoord dient nauwgezet te worden gemotiveerd.

    • NB: Flinks is, als eigenaar van de auto, voor de schade aan de gevel vermoedelijk ook aansprakelijk op grond van 185 WVW, omdat het hier gaat om een op de openbare weg rijdende auto die tegen een langs de weg staand huis (een zaak) rijdt. Er is geen sprake van overmacht , aan de bestuurder valt rechtens wel degelijk een verwijt te maken. Zie 185 WvW lid 1 en 2. Wat betreft de omvang van de schadevergoeding: de Cock heeft schade aan zijn gevel en zijn horloges zijn ontvreemd. Hij heeft recht op volledige schadevergoeding, zie artt. 6:95-96. De schade moet abstract worden berekend, zie 6:97 BW. Uit de casus blijkt niet of de horloges in goede staat door de politie zijn geretourneerd aan de Cock? Zo ja, dan lijdt de Cock in dat opzicht geen schade.

     

    B) Anke

    1. Anke kan voor de schade ter zake van de auto Peter aanspreken op grond van 6:162 BW, Peter handelt i.s.m. de wet (WvW) en aan het relativiteitsvereiste van 6:163 BW is voldaan, want de de strekking van de WvW is om alle verkeersdeelnemers te beschermen tegen verkeersongelukken.

    • NB: Flinks is, als werkgever van Peter, mogelijk ook aansprakelijk ex 6:170 lid 1 BW. De vraag is of hier sprake is van voldoende functioneel verband? Het gaat er in dit geval om dat u uw antwoord nauwgezet motiveert.

    Wat betreft de omvang van de schadevergoeding: De schade aan de auto is € 5000 omdat deze economisch total loss is minus de restwaarde (€200) = € 4800. Abstracte schadebegroting,zie 6:95, 96, 97 BW.

     

    C) Femke

    1. Femke kan Peter aanspreken op grond van 185 WvW, hier is namelijk sprake van een verkeersongeval tussen een gemotoriseerde en een ongemotoriseerde op de openbare weg. Peter kan zich niet beroepen op overmacht, want geen opzet of BR van Femke.

    Ook juist: Femke kan Peter aanspreken op grond van art. 6:162 BW, hij handelt in strijd met de wet door aan de verkeerde kant van de weg te rijden (WvW) en de strekking van de WvW is om alle deelnemers te beschermen tegen verkeersongelukken, zie 6:163.

    • NB: Flinks kan, als werkgever van Peter, ook mogelijk worden aangesproken o.g.v. 6:170 lid 1 BW. De vraag is of hier sprake is van voldoende functioneel verband? Het gaat er in dit geval om dat u uw antwoord nauwgezet motiveert.

     

    2. Femke kan Anke aanspreken op grond van 185 WVW, hier is namelijk sprake van een verkeersongeval tussen een gemotoriseerde en een ongemotoriseerde op de openbare weg. Er is geen sprake van overmacht, want geen opzet of BR van Femke.

    Wat betreft de omvang van de schadevergoeding:

    Femke heeft recht op vergoeding van de volgende schadeposten:

    • haar gehele vermogensschade bestaande uit: vergoeding van de fiets, zie 6:95-96, 97, abstracte begroting;

    • van haar toekomstige inkomensschade, zie 6:95-96 en 6:105, concrete schadebegroting; van vergoeding van de medische kosten, zie 6:95-96, 97, concrete begroting. en

    • ander nadeel voortvloeiend uit haar lichamelijk letsel, zie 6:106 aanhef en lid 1 sub b.

    D) De ouders van Femke

    1. de ouders van Femke kunnen zowel (i) Peter als (ii) Anke aanspreken op grond van 6:107 BW. Aan de voorwaarden van 6:107 BW is hier voldaan:

    • Femke loopt lichamelijk letsel op

    • als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens Femke aansprakelijk is: (i) Peter is jegens Femke aansprakelijk o.g.v. art. 185 WvW/ 6:162 BW, resp. (ii) Anke is jegens Femke aansprakelijk o.g.v. art. 185 WvW (zie hierboven).

     

    NB: De ouders van Femke kunnen mogelijk ook Flinks voor hun eigen kosten aanspreken op grond van 6:107 BW (Flinks is namelijk mogelijk aansprakelijk jegens Femke o.g.v. art. 170 lid 1).

    Wat betreft de omvang van de schadevergoeding:

    De ouders hebben recht op een aan de uitgespaarde kosten van professionele hulp gerelateerde, schadevergoeding (abstracte schadebegroting). HR Theeongeval/Johanna Kruidhof. Waarschijnlijk zal dit minder zijn dan de inkomsten die ze derfden i.v.m. de verzorging van Femke.

     

    E) Flinks

    Flinks kan Peter aanspraken voor de vernielde geldauto; 6:162 en motivering.

     

    Antwoord essayvraag

    "De minder zware aansprakelijkheid in gevallen van sport-en-spel berust op risico-aanvaarding door de deelnemers”

     

    Bespreek of deze stelling juist is, onjuist, of gedeeltelijk juist. Geef daarbij aan hoe deze stelling past in het leerstuk van de onrechtmatige daad.

     

    Elementen

    • Aanvliegroute is de positionering binnen de toets aan de zorgvuldigheid van art. 6:162 lid 1 BW.

    • Kern: welk gedrag mag men van de deelnemers verwachten. In de S&S context kan van deelnemers minder zorgvuldigheid worden verwacht, toelichting aan de hand van minimaal HR Dekker/Van der Heide. Hun gedrag is dus minder snel onrechtmatig dan buiten die context. Reden is dat deelnemers aan een sport tot op een zekere hoogte gevaarlijke gedragingen waartoe het spel uitlokt van elkaar te verwachten hebben.

    • Deelnemers aan een sport nemen daarmee een risico van schade op de koop toe. Dit heeft ten gevolge dat gedragingen binnen het kader van de sportbeoefening minder snel onrechtmatig zullen zijn. Het feit dat de slachtoffers weten waaraan zij beginnen, rechtvaardigt in ieder geval mede het verlichte aansprakelijkheidsregime. In die zin is bovenstaande stelling juist.

     

    Tegelijkertijd verduidelijkt de HR in HR Natrappen dat geen behoefte is aan een zelfstandige rechtsfiguur “risicoaanvaarding” in de zin van een rechtvaardigingsgrond van eigen aard die de onrechtmatigheid van een gedraging en daarmee de aansprakelijkheid opheft.

     

    Aan het begrip risicoaanvaarding komt m.a.w. geen functie toe als een rechtvaardigingsgrond. Zie r.o. 3.4

     

    Access: 
    Public

    Image

    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    wereldstage wereldroute

    Tussenjaar of sta je op het punt op kamers te gaan?

    Wereldroute biedt jou een leerzaam en onvergetelijk Student Prepare Program aan

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Activity abroad, study field of working area:
    Institutions, jobs and organizations:
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1338