Proeftentamens Buik

Let op, bij het tentamen uit 2008 sluiten de vragen en de antwoorden niet bij elkaar aan, vraag 13 en 14 komen twee keer voor. Weet jij de juiste antwoorden? Help je medestudenten en voeg ze toe bij de commentaren / feedback onderaan deze pagina (alleen zichtbaar voor ingelogde gebruikers).

 

 


Proeftentamen 1 - 2008

De volgende twee vragen over onderstaande casus:

Een 58-jarige man bij wie twee maanden geleden diabetes mellitus is vastgesteld, is -  ondanks goede instelling van zijn diabetes - al enkele weken moe en lusteloos. Hij heeft geen eetlust meer. Hij is 5 kilo afgevallen. Sedert enkele dagen is hij geel geworden, is de urine donker en de ontlasting licht van kleur geworden. Hij klaagt over een onaangenaam vol gevoel in het epigastrium en heeft jeuk gekregen.

1.         U verricht een volledig lichamelijk onderzoek. Waar let u daarbij speciaal op?

            A)        is de galblaas palpabel?

            B)        zijn er krabeffecten?

            C)        is de milt palpabel?

            D)        zijn er spider naevi?

           

Gesteld, het laboratoriumonderzoek levert de volgende resultaten op: bilirubine totaal 250 mumol/l (

2.         Wat wordt uw waarschijnlijkheidsdiagnose?

            A)        primaire biliaire cirrose

            B)        pankreaskopcarcinoom

            C)        hemochromatose

            D)        obstructief galsteenlijden

 

3.         Een patiënte van 50 jaar met een lang bestaande matig gereguleerde diabetes mellitus bezoekt uw polikliniek. Zij heeft klachten van misselijkheid, opgeblazen gevoel en zuurbranden. Het lukt alleen nog kleine hoeveelheden te eten. Zij is hierdoor enkele kilo’s afgevallen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

            A)        functionele dyspepsie

            B)        gastro-oesofageale reflux bij een maagontledigingsstoornis

            C)        een maagtumor

            D)        een Barret oesofagus

 

4.         Stagering van een oesofagus tumor vindt meestal, naast CT thorax en bovenbuik, plaats middels:

A)        proximale endoscopie en abdominale echografie

B)        proximale endoscopie en echo-endoscopie

C)        een Bariumfoto en echo-endoscopie

 

5.         Welke zelf gerapporteerde klachten in de bovenbuik komen in de algemene bevolking het minst voor?

A)        buikkrampen/pijn

B)        maagpijn

C)        braken of langdurige darmstoornissen

D)        misselijkheid

           

6.         Welke van de volgende klachten is geen “red flag” of “alarm” symptoom?

            A)        zwarte ontlasting

            B)        leeftijd boven 55 jaar en recent ontstane klachten

            C)        dysfagie en afvallen

            D)        langer bestaande, niet onderzochte buikpijnklachten

           

 

7.         Behandeling van Helicobacter Pylori geschiedt in de eerste lijn bij voorkeur met de volgende combinatie van antibiotica:

            A)        PPI – metronidazol – clarithromycine

            B)        PPI – amoxycilline – clarithromycine

            C)        PPI – bismut – metronidazol – clarithromycine

            D)        PPI – amoxycilline – levofloxacinne

 

8.         Mevrouw van Leiden is een patiënte met chronische nierinsufficiëntie die de laatste tijd braakt. Haar labwaarden, met uitzondering van ureum en Kreatinine, zijn normaal. Welke klacht verwacht u bij haar?

A)        retentiebraken

            B)        feculent braken

            C)        ochtendbraken

            D)        regurgitatie

E)        rumineren

 

9.         Welke van onderstaande behandelingen wordt bij een acute oesofagus varices bloeding niet toegepast?

A)        antibiotica

B)        octreotide

C)        sengstaken-Blackmore tube

D)        β-blokkers

E)        ligeren varices

 

10.       Wat is geen bekende oorzaak van een gastroparese:

A)        Billroth II maagresectie

B)        vagotomie

C)        ziekte van Crohn

D)        diabetes mellitus

 

Een 68-jarige dame heeft behoudens arthrose van de heupen, waarvoor zij een NSAID gebruikt, een blanco voorgeschiedenis. De laatste maand heeft ze bij inspanning pijn op de borst. Ook heeft ze minder trek in eten en pijn in epigastrio vooral op een volle, maar ook op een lege maag. Het Hb is 4,5 mmol/L en het ferritine is verlaagd.

11.       Wat is de meest waarschijnlijk diagnose?

            A)        maagulcus

            B)        oesofagusvarices      

C)        oesofagitis

            D)        gastritis

 

12.       De kans op bloeden in de eerste dagen is verhoogd als bij gastroscopie gezien wordt:

            A)        een ulcus groter dan 1 cm

            B)        een visible vessel of adhaerent stolsel

            C)        atrofische gastritis

            D)        Helicobacter pylori

 

Een 45-jarige onderwijzeres heeft slechts 2x/week ontlasting voorafgegaan door krampen in de onderbuik met opluchting na defaecatie. Patiënte voldoet aan de Rome II criteria.

13.       We verwachten dan:

            A)        een normale colon transit tijd

B)        een normale X-colon/colonoscopie

            C)        een verhoogde visceroperceptie

            D)        alle antwoorden zijn goed

 

14.       Als patiënte aan Rome II criteria voldoet is er waarschijnlijk sprake van:

A)         slow transit obstipatie

B)        “irritable bowel syndrome”

C)        outlet obstructie

            D)        “inflammatory bowel disease”

 

13.       Bij deze patiënten is er vrijwel altijd:

            A)        afgenomen aandrang tot defaecatie

            B)        beide

            C)        incomplete lediging

            D)        geen van beide

 

14:       Bij een patiënt met odynofagie is er sprake van:

A)        vertraagde passage van voedsel

            B)        lucht inslikken en opboeren

            C)        pijnlijke voedselpassage

D)        verslikken

 

De volgende drie vragen gaan over onderstaande casus:

Een 57-jarige man, die in Nederland is geboren uit Nederlandse ouders en die altijd gezond is geweest behalve een operatie op 20-jarige leeftijd, heeft thans lichte klachten van een onaangenaam gevoel in de rechter bovenbuik. Het lichamelijk onderzoek levert geen afwijkingen op. De patiënt heeft geen overgewicht.

De huisarts verrichtte laboratoriumonderzoek hetgeen de volgende leverfuncties op- leverde (referentiewaarden tussen haakjes): bilirubine totaal 22 mumol/l (

 

15.       Bij welk soort leverafwijking passen deze afwijkingen het best?

A)        prehepatisch

B)        posthepatisch

C)        intrahepatisch

 

16.       Welke diagnose vindt u het meest waarschijnlijk?

A)        autoïmmuun hepatitis

B)        chronische virale hepatitis

C)        acute virale hepatitis

D)        primair scleroserende cholangitis

 

Stel dat het aanvullend onderzoek de volgende resultaten zou opleveren: HbsAg positief, anti-HBc positief, anti-HBs negatief, HBeAg positief, antiHBe negatief. Zes maanden later blijken de resultaten van het virologisch onderzoek ongewijzigd te zijn.

17.       Wat wordt nu uw diagnose?

            A)        acute hepatitis B

            B)         inactieve, chronische hepatitis B (carrier)

            C)        actieve, chronische hepatitis B

            D)        cirrose door hepatitis B

 

18.       Een 12-jarig meisje in India wordt in het ziekenhuis opgenomen met ernstige verschijnselen van dehydratie. Zij heeft sedert een dag diarree. Zij verliest grote hoeveelheden waterdunne ontlasting zonder bloed- of slijmbijmenging.

            Wat voor type diarree heeft zij meest waarschijnlijk?

            A)        secretoire diarree

            B)        exsudatieve (inflammatoire diarree)

            C)        osmotische diarree

            D)        diarree door verhoogde darmmotiliteit

 

19.       Een 30-jarige Nederlandse man heeft sedert twee dagen diarree. De ontlasting is waterdun en er zit een kleine hoeveelheid bloed bij.

            Wat is de meest waarschijnlijke verwekker?

A)        norovirus

            B)        Giardia lamblia

C)        enterotoxine-producerende Escherichia coli

            D)        Campylobacter jejuni

 

20.       Op een kindercrèche hebben zeven van de twintig kinderen in de afgelopen 3 dagen diarree gekregen. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak hiervan?

            A)        rotavirus

            B)        shigella dysenteriae

            C)        Giardia lamblia

            D)        voedselvergiftiging

 

21.       Een patiënt van 18 jaar komt op uw spreekuur met chronische diarree. Bij onderzoek:

<

p style='margin-left:36pt;'>anti-endomysium is positief, een colono/ileoscopie normaal. Faeces op vet 5 g/24h (n

            A)        een corticosteroid

            B)        een glutenvrij dieet

            C)        mesalazine

            D)        een lactosevrij dieet

 

22.       De diarree bij patiënt (uit vraag 26) is vooral het gevolg van:

            A)        lactosedeficiëntie

            B)        maldigestie

            C)        malabsorptie

            D)        een combinatie A, B en C

 

23.       Bij een 50-jarige patiënt wordt colonoscopie verricht waarbij een adenomateuze poliep met een grootte van 20 mm wordt verwijderd. Hoe groot acht u de kans op aanwezigheid van een maligniteit in deze adenomateuze poliep?

            A)        60%

            B)        10%

            C)        30%

            D)        1%

 

25.       Welke van onderstaande ziektebeelden presenteert zich gewoonlijk NIET met rectaal bloedverlies:

            A)        colitis ulcerosa

            B)        colon divertikels

            C)        colon carcinoom

            D)        anaal fissuur

 

26.       In welke van de volgende genen treden mutaties op die verantwoordelijk zijn voor familiaire adenomateuze polyposis (FAP)?

A)        APC, SMAD

            B)        ENG, MUTYH

            C)        MUTYH, APC

            D)        SMAD, ENG

           

27.       De behandeling van bloedverlies uit haemorroiden gaat bij voorkeur door middel van:

            A)        coaguleren

            B)        rubberbandligatie

            C)        scleroseren

            D)        excideren

 

28.       Welke aandoening die gepaard gaat met rectaal bloedverlies kenmerkt zich in het algemeen door afwezigheid van pijn:

            A)        haemorrhoiden

            B)        anale fissuren

            C)        peri-anale abcessen

            D)        rectum carcinomen

 

29.       Behandelingvan spontane bacteriële peritonitis bestaat uit:

            A)        albumine iv, terlipressine iv, cefofaxim iv, lactulose

            B)        spironolacton, furosemide, zoutbeperkt diet, vochtbeperking, lactulose

            C)        TIPS, lactulose

            D)        spoed levertransplantatie

 

30.       Vanwege een serum natrium van 119 mmol/l (n>140) bij een patiënt met SBP en levercirrose (vraag 31) is tevens nodig:

            A)        een zoutbeperking

            B)        hydrochlorothiazide

            C)        een vochtbeperking

            D)        een TIPS

 

31.       Alle onderstaande medicatie speelt een rol in de behandeling van de ziekte van Crohn, behalve:

A)        intraveneuze steroïden

B)        azathioprine

C)        oraal vancomycine

D)        metronidazole

E)        infliximab

 

32.       Wat is geen risicofactor voor het ontstaan van cholelithiasis:

A)        chronisch hemolytische anemie

B)        obesitas

C)        zwangerschap

D)        eiwitrijk dieet

E)        vrouwelijk geslacht

 

33.       Een 22-jaar oude vrouw klaagt over buikpijn, opgezet gevoel, diarree en rectaal bloedverlies. De klachten zijn 4 maanden geleden begonnen. Bij lichamelijk onderzoek geeft zij drukpijn in de linker onderbuik aan. Bij sigmoidoscopie wordt een erythemateuze mucosa gezien in het rectum en sigmoid. Het vaatpatroon is afwezig en er zijn focaal bloedingen en ulceraties. Biopsieën laten een abnormale architectuur van de crypten zien met crypt abcessen. Er is acute en chronische ontsteking van de mucosa. De meest waarschijnlijke diagnose is:

A)        colitis ulcerosa

B)        coeliakie

C)        ziekte van Crohn

D)        prikkelbare darm syndroom

 

34.       Parietale pijn in de buik kenmerkt zich door:

A)        aanvalsgewijze presentatie (koliekpijn)

            B)        begeleid zijn door reflectoire spierspasmen van de buikmusculatuur        

            C)        een niet gelokaliseerd karakter

            D)        een oorsprong in een hol of solide orgaan

           

Op zaterdagavond wordt u in consult geroepen op het Centrum Eerste Hulp bij een vrouw van 72 jaar met sinds vier dagen toenemende pijn in haar buik. Zij heeft gedurende die periode alleen vloeibaar voedsel tot zich genomen. Zij komt nu naar de eerste hulp omdat zij ook is gaan braken.

Vraag 37, 38 en 39 hebben betrekking op bovenstaande casus.

35.       Op basis van bovenstaande gegevens is het meest waarschijnlijk dat haar ziekte beeld pathofysiologisch valt onder:

            A)        vasculaire pathologie van de mesenteriale bloedvaten

            B)        perforatie van het maag/darmstelsel

            C)        obstructie in het maag/darmstelsel

 

36.       Ter analyse vraagt u bloedonderzoek aan. Hieruit blijkt een forse leucocytose, laag normaal hemoglobine gehalte, gestegen warden van ureum en creatinine. Hieruit postuleert u dat patiënt waarschijnlijk:

            A)        gedehydreerd is zonder anemie

            B)        een anemie heeft

            C)        gedehydreerd is en mogelijk een anemie heeft

 

37.       Aanvullend vraagt u een buikoverzichtsfoto aan. Hiermee kunt u aantonen of er bij deze patient sprake is van een:

A)        intra-abdominale bloeding

B)        een dikke en/of dunne darm ileus

C)        ischaemie van dikke en/of dunne darm

D)        een tumor in het maag/darmstelsel

 

38.    Welke structuur begrenst het omentum minus NIET?

            A)        maag

            B)        pancreas

            C)        lever

            D)        duodenum

 

39.       Organen die topografisch anatomisch samenhangen met de papil van Vater (papilla major duodeni) worden arterieel gevoed door de:

           

            A)        A. mesenterica superior en de a. mesenterica inferior

            B)        truncus coelicus (Halleri) en de a. mesenterica superior

            C)        A. colica dextra en de a. mesenterica inferior

            D)        truncus coelicus (Halleri) en de a. colica dextra

 

De volgende drie vragen gaan over onderstaande casus:

Een 76-jarige vrouw die u kent als alcoholiste wordt door haar echtgenoot naar uw spreekuur gebracht vanwege het feit dat ze sedert enkele weken een toenemend opgezette buik heeft. Ze is 5 kilo aangekomen, maar heeft geen perifeer oedeem. Ze is wat verward geworden en haar adem ruikt abnormaal. Ze heeft geen buikpijn gehad.

Bij lichamelijk onderzoek valt op dat ze erythema palmare en spider naevi heeft. De buik is opgezet en er is demping in de flanken die zich verplaatst wanneer ze op haar zij gaat liggen. De navel puilt uit. De lever is niet palpabel, de milt tikt aan bij palpatie.

 

40.       Waar let u speciaal op bij het verdere lichamelijk onderzoek?

            A)        links-rechts-verschillen in de reflexen

            B)        de aanwezigheid van een flapping tremor

            C)        de aanwezigheid van een palpabele galblaas

            D)        de hoogte van de centraal veneuze druk

 

41.       Welke laboratoriumwaarden zou u – behalve de leverfuncties – nog meer willen laten bepalen?

            A)        INR-ammoniak-albumine

            B)        alfafoetoproteïne-cholesterol-gammaglobuline

            C)        vitamine B12- kreatinine-alcoholspiegel

 

Gesteld dat de leverfuncties als volgt zijn (referentiewaarden tussen haakjes): bilirubine totaal 25 mumol/l (

 

42.       Welke combinatie van behandelingen stelt u dan voor, naast zoutbeperking?

            A)        stollingsfactoren, een lisdiureticum, eiwitrijk dieet

            B)        vitamine K, lactulose, spironolacton

            C)        vitamine B12, vitamine B1, eiwitbeperkt dieet

            D)        eiwitbeperkt dieet, vochtbeperking, vitamine B1

 

43.       Een oudere patiënte (65 jaar) komt met vage bovenbuiksklachten en enkele kilo’s gewichtsverlies. De klachten zijn recent (enkele weken geleden) ontstaan. Wat is uw beleid?

            A)        ik stel patiënte gerust en doe niets

            B)        ik vraag een endoscopie aan

            C)        ik volg een test en treat strategie (H. pylori)

            D)        ik geef een PPI en vraag haar na 4 weken terug te komen

           

 

44.       Ter voorkoming van passieve gal-lekkage naar het duodenum, is de galblaas in functioneel-anatomische zin afgesloten. Welk anatomisch substraat zorgt voor deze functionele afsluiting?

            A)        de nauwe diameter van de galblaashals

            B)        de plica spiralis (valvula Heisteri) in de galblaashals

            C)        de crypten Aschoff langs de binnenwand

            D)        de dikke wand van de galblaashals

 

45.       Een patiënte heeft colitis ulcerosa. De darmziekte verkeert in een rustige niet actieve fase. Er wordt een coloscopie gedaan, waarbij zogenaamde pseudo-poliepen worden gezien.

            Welke bewering over pseudo-poliepen is correct:

A)        pseudo-poliepen kunnen een oorzaak van bloedverlies zijn
B)        pseudo-poliepen worden vaak gezien als uiting van een genezingstendens bij colitis ulcerosa

            C)        pseudo-poliepen duiden op een actieve ontsteking

            D)        pseudo-poliepen kunnen op lange termijn maligne ontaarden

 

46.       Bij een 60-jarige man die zich presenteert met icterus, vindt u bij onderzoek het teken van Courvoisier.

U verricht een echografisch onderzoek van de buik. Wat zult u meest waarschijnlijk aantreffen?

A)        verdikte galblaaswand passend bij cholecystitis

B)        massa in pancreaskop, verdacht voor carcinoom

C)        verwijde galwegen met een obstruerende steen in de ductus choledochus

D)        groot hepatocellulair carcinoom in de lever

 

47.       Een 55-jarige vrouw bezoekt de Spoedeisende Hulp wegens acuut ontstane pijn in de bovenbuik met uitstraling naar de rug.

Zij heeft deze klachten nooit eerder gehad. Het serum-amylase gehalte is sterk verhoogd. In verband met verdenking op pancreatitis wordt een echo gemaakt.

Welke bevinding is onwaarschijnlijk bij deze patiënte?

A)        verwijding van de ductus pancreaticus

B)        galstenen in de galblaas

            C)        pancreas pseudocyste

D)        oedeem van het pancreas

 

48.       Bij een 20-jarige vrouw wordt bij toeval een scherp begrensde hyper-echogene afwijking in de lever gezien bij echografisch onderzoek.

Waarschijnlijk betreft dit een:

A)        leveradenoom

B)        focale nodulaire hyperplasie

            C)        hemangioom

            D)        hepatocellulair carcinoom

 

49.       Een belangrijk medicijn bij de therapie van portale systemische encephalopathie is

           

A)        loperamide

B)        lactulose

C)        octreotide

D)        propranolol

 

50.       De primaire farmacologische werking van omeprazol is het reduceren van

A)        de motiliteit van de maag

B)        de secretie van pepsine

            C)        de secretie van maagzuur

D)        de secretie van de intrinsieke factor

 

51.       Een patiënt wordt behandeld voor longkanker met het zwaar emetogene geneesmiddel cisplatine. Om de misselijkheid te bestrijden kreeg de patiënt bij de eerste kuur dexamethason en ondansetron. De respons was toen minimaal: de patiënt moest veel overgeven en was constant misselijk. Welk geneesmiddel voegt u toe bij de tweede kuur?

           

A)        domperidon

B)        aprepitant

C)        granisetron

D)        loperamide

 

52.       Door welk van de onderstaande mechanismen werkt azathioprine immuunsuppressief bij de ziekte van Crohn?

 

            A)        het remt de purinesynthese

B)        het remt de prostaglandinesynthese

C)        het remt de IL-2 secretie

            D)        het remt de cytokinenproductie

 

53.       Welk van onderstaande beweringen is juist?

De schadelijke invloed van alcohol op het hart wordt mede veroorzaakt door:

            A)        hypertensie

            B)        een direct toxisch effect op het hart

            C)        thiaminedeficiëntie

            D)        antwoord A), B) en C) zijn alle drie juist

 

54.       Profylactisch toedienen van antibiotica bij een acute pancreatitis

            A)        is zinvol omdat het de mortaliteit vermindert

            B)        is niet zinvol omdat het geen invloed heeft op mortaliteit en morbiditeit

            C)        is zinvol omdat het de ziekenhuis opnameduur vermindert

            D)        is niet zinvol omdat het resistentie van bacterien veroorzaakt

           

55.       Een ERCP heeft: (kies het juist antwoord)

A)         geen therapeutische waarde en is alleen bruikbaar voor het stellen van een diagnose   

B)        een mortaliteit van 5%

C)        zijn nut bewezen bij een biliaire pancreatitis wanneer er spake is van cholangitis

B)        een indicatie bij ieder acute pancreatitis mits uitgevoerd binnen 48 uur

 

56.       De chirurgische behandeling van acute necrotiserende pancreatitis betreft het verwijderen van:

A)        necrose

B)        geïnfecteerde necrose

C)        geïnfecteerde pancreas

D)        de galblaas

 

57.       Colitis ulcerosa kenmerkt zich door:

            A)        een proximale naar distale gradient van ontsteking

B)        skip lesies

C)        een granulomateuze ontsteking met centrale necrose

D)        A t/m C zijn juist

 

58.       Een polycysteuze lever:

A)        is het uiteindelijke gevolg van een hepatitis B infectie

B)        kan onderdeel zijn van een erfelijk syndroom

C)        is het uiteindelijke gevolg van een hepatitis C infectie

 

59.       Vergrote plaques van Peijer in een dundarm resectie:

A)        kunnen wijzen op een lymfoom

B)        kunnen wijzen op een leucaemische uitbreiding van een CLL

C)        kunnen wijzen op ontsteking

  1. A t/m C zijn juist

 

60.       Kenmerkend bij PBC is:

A)        galgang atresie

B)        galgang verlies bij ontsteking

C)        deficient transport van gal

            D)        B en C zijn juist

 

61.       Kenmerkend voor intestinale metaplasie in de oesophagus is de aanwezigheid van:

A)        gamma/delta T-cellen

B)        Helicobacter pylori

C)        goblett cellen in het plaveiselepitheel

            D)        goblett cellen in het maagtype slijmvlies

 

62.       Hoeveel mensen sterven jaarlijks aan dikkedarm kanker in Nederland?

A)        4.000

B)        20.000

C)        50.000

D)        100.000

 

63.       Een 60-jarige vrouw heeft sedert 5 jaar klachten van obstipatie. Zij heeft frequente aandrang en gaat wel 10 x per dag naar toilet, maar zonder resultaat. Naast deze klacht is er een prolapsgevoel, en patiënt moet de vagina achterwand ondersteunen om de ontlasting te kunnen evacueren.

            Uw vermoedelijke diagnose is:

            A)        rectocèle

            B)        spastische bekken bodem syndroom

            C)        anale fissuur

            D)        ziekte van Hirschprung

 

64.       Welke van de navolgende aandoeningen komt in de praktijk van de MDL-arts het meest frequent voor als oorzaak van dyspepsie?

            A)         NSAID enteropathie

            B)        pathologische zure reflux

            C)        galwegstenen

            D)        ziekte van Crohn

           

 

65.       Om bij een patiënt met scleroserende cholangitis de afwijkingen zo goed mogelijk in beeld te brengen moet men het volgende onderzoek aanvragen:

            A)        magnetische resonantie cholangiografie

            B)        endoscopische retrograde cholangiografie en pancreatografie                                          (ERCP)

            C)        hoge-resolutie computer tomografie

            D)        HIDA-scintigrafie

 

Uw spreekuur wordt bezocht door een 37 jarige huisvrouw met passageklachten voor vast en vloeibaar voedsel. De klachten zijn zeer geleidelijk progressief, in circa 2 jaar tijd. Patiënte is 2 kg afgevallen. Als zij haastig eet is er regurgitatie van voedsel (onverteerd) met hoestbuien. De passage van voedsel geeft veel minder problemen als zij rechtop zit tijdens de maaltijd en ruim water drinkt.

 

66.       Welke vorm van dysfagie is hier het meest waarschijnlijk aanwezig?

            A)        oropharyngeale dysfagie met mechanische obstructie

            B)        oropharyngeale dysfagie met neuromusculaire oorzaak

            C)        oesofageale dysfagie met mechanische obstructie

            D)        oesofageale dysfagie met neuromusculaire oorzaak

 

67.       Welke strategie helpt u om de diagnose te stellen indien er bij een patiënt verdenking is op diffuse oesofageale spasmen (NB dit hoeft niet het correcte antwoord op de vorige vraag te zijn!):

A)        oesofagoscopie tijdens klachten

B)        endo-echografie van de slokdarm

C)        goede reactie op proefbehandeling met spasmolytica

  1. manometrie van de slokdarm, eventueel met provocatie

 

68        Bij een patiënt wordt tijdens een gastroscopie bij toeval een kleine uitstulping distaal in de oesofagus gevonden. Het gaat hier waarschijnlijk om een:

            A)        Zenkers divertikel

            B)        een epifrenisch divertikel

            C)        een tractie divertikel

 

 

Proeftentamen 2 - 2005

 

1.      Bij een patiënte die klachten heeft van braken ten gevolge van een neurologische aandoening verwacht u:

 

               A)      Retentie braken

               B)     Ochtendbraken

               C)     Braken gerelateerd aan voedselinname

               D)     Projectiel braken

              

2.            Welke onderstaande factor geeft aanleiding tot gastro-oesofageale reflux?

 

               A)      Lage intra-abdominale druk

               B)     Trage maaglediging

               C)     Hoge rustdruk onderste slokdarmsfincter

               D)     Slokdarmspasmen

 

3.      Een klassiek histologisch kenmerk van een Barrett oesophagus is:

 

               A)      Ulceratie

               B)     Aanwezigheid van Helicobacter pylori

               C)     Intestinale metaplasie

               D)     Toename van bindweefsel

              

4.     De ductus choledochus projecteert bij antero-posteriore   rontgenopnamen:

               A)     Parallel langs de buitenbocht van pars descendens duodeni

               B)     Parallel langs de onderrand van de rechter 9de rib

               C)     Parallel links naast de wervelkolom

               D)     Parallel langs de binnenbocht van pars descendens duodeni

 

5.      Een 49 jarige man meldt zich op uw spreekuur met klachten van obstipatie. De ontlasting is hard, komt 1-2 x per week. Drie maanden geleden had patiënt nog een normaal defecatiepatroon van 1 x daags. Patiënt is niet afgevallen, heeft géén rectaal bloedverlies of andere alarmsymptomen. Hoewel patiënt al jaren tot uw praktijk behoort ziet u hem zelden of nooit.

 

         Uw strategie bij deze patiënt is:

               A)      Dieetadvies (vezelrijk) + controle over 4 weken

               B)     Colonfoto (barium)

               C)     Feces onderzoek op occult bloed

               D)     CT-scan

 

6.      Wat is een typisch kenmerk van chronische pancreatitis?

  1. Hongerpijn in bovenbuik
  2. Pijn in bovenbuik met regurgiteren van duodenum inhoud (gal en

          pancreassap)

              C) Bandvormige pijn in bovenbuik waarbij patiënt voorovergebogen zit

                  of ligt

              D) Pijn in rugstreek doortrekkend naar flanken

              

 

7     In gebieden waar hepatitis B frequent voorkomt vindt besmetting van kinderen voornamelijk plaats via:

               A)      Bloedcontact tijdens de geboorte

               B)     Borstvoeding

               C)     Placentaire overdracht van het virus van moeder op kind in utero

               D)     Faeco-orale transmissie

 

8    U verricht een diagnostische ascites punctie bij een patiënt met ascites waarbij 20 ml ascitesvocht wordt opzogen.

Het laboratorium geeft de volgende uitslagen van het ascitesvocht:

               eiwitgehalte             15g/L

<

p>               amylase                             25 u/L                          (n

<

p>               leucocyten               200 cellen/microliter         (n

Er is volgens u sprake van:

              

               A)     Pancreatogene ascites (bij pancreatitis)

               B)     Transudaat (bv cirrhose)

               C)     Bacteriële peritonitis (geïnfecteerde ascites)

               D)     Exsudaat (bv maligniteit)

 

Vraag 9-12 zijn aan elkaar gerelateerd

 

9       De 85-jarige mevrouw M. wordt op het toilet onwel: ze wordt duizelig, gaat fors transpireren, voelt hartkloppingen en braakt een grote hoeveelheid rood bloed op. Welk van de volgende anamnestische gegevens is het minste van belang bij het maken van uw diagnostisch en therapeutisch beleid?

              A)      Een broer van patiënte heeft bloederziekte (hemofilie)

              B)      Patiënte gebruikt orale anticoagulantia

              C)     Patiënte gebruikt NSAID’s

              D)     Patiënte is bekend met een leverziekte.

 

10     Welke diagnose acht u het meest waarschijnlijk er van uitgaande dat de voorgeschiedenis van mevrouw M. blanco is, ze géén buikklachten heeft en nóóit medicatie gebruikt:

              A)      Arterio veneuze malformatie

              B)      Refluxoesofagitis

              C)     Peptisch ulcus lijden (UD, UV)

              D)     Mallory-Weisslesie.

 

11.    Welk fysisch-diagnostisch gegeven is op dit moment (huisarts met spoed gekomen) het meest belangrijk?

                 A)    De bloeddruk

                 B)   Bleekheid van de conjunctiven

                 C)   Stigmata van leverlijden

                 D)   Melaena bij rectaal toucher.

 

12     Patiënte wordt vervoerd naar de afdeling Acute Opname van het LUMC. Er wordt o.a. bloedonderzoek verricht. U vindt een Hb concentratie van 8.2 mmol/L (7.5 – 10.0) en een MCV van 85 fl (80-100). Hoe verklaart u het normale Hb?

             

              A)      Er is minder bloed verloren dan oorspronkelijk het geval leek te zijn

              B)      Er heeft nog geen verdunning van het bloedvolume      

                      plaatsgevonden.

              C)     Patiënte had tevoren een verhoogd Hb (polycytemia)

              D)     Een groot deel van het bloed is door patiënte weer ingeslikt

 

13     Een 26 jarige man, bekend met hepatitis C (HCV-RNA positief), bezoekt uw spreekuur.

Hij heeft een nieuwe partner en wil het risico op besmetting van de partner met hepatitis C virus uitschakelen.

 

U adviseert:

 

               A)     Beschermde seksuele contacten (condooms)

  1. Vaccinatie van partner
  2. Sanitaire maatregelen (eigen toilet , tandenborstel etc.)

D)     Zowel A) als B) als C)

 

14     Thrombopenie bij alcoholmisbruik kan het gevolg zijn van:

 

               A)      Beenmergtoxiciteit

               B)     Hepatomegalie

               C)     Ascites

               D)     Oesophagusvarices

 

15.    Een 32 jarige vrouw heeft bij een zwangerschapsduur van 20 weken klachten van zuurbranden ten gevolge van gastroesophageale reflux.

         Haar klachten van reflux berusten op:

              A)      Toegenomen zuurproductie in de zwangerschap

              B)      Afname van rustdruk in de onderste slokdarm sfincter in de zwangerschap

              C)     Afgenomen intra-abdominale druk in de zwangerschap

              D)     Zowel A) als B) als C)

 

16     Een 50 jarige vrouw heeft vanaf haar 10de jaar klachten van obstipatie. Bij onderzoek blijkt de colon passagetijd sterk verlengd (120 uur, normaal

             

              A)      Afgenomen aandrang, bij toucher wordt een prolaps gevoeld

              B)      Afgenomen aandrang, bij toucher is de rectum ampul vol feces

              C)      Toegenomen aandrang, bij toucher is de rectum ampul vol feces

              D)      Toegenomen aandrang, bij toucher wordt een prolaps gevoeld

 

 17    Bij een 32-jarige vrouw wordt bij echografie van de bovenbuik bij toeval een solitaire haard in de lever gevonden van 4 cm in diameter. De laesie is scherp afgrensbaar ten opzichte van de omgeving en heeft een homogeen aspect en is hyperechogeen. Op grond van deze bevinding:

  1.      Laat u een biopsie verrichten uit de laesie 

               B)     Dient resectie van de laesie verricht te worden

               C)     Stelt u patiënte gerust, het gaat om een benigne aandoening

               D)     Ontraadt u patiënte verder pilgebruik en is zwangerschap een gróót risico

 

18.    U laat bij een 50 jarige man virologisch onderzoek doen vanwege icterus en krijgt de volgende uitslagen:

 

Hepatitis A antistoffen (IgM)                                     +

HBsAg                                                                      +

Anti HBc (IgM)                                                          +

Anti HBs                                                                   -

HBeAg                                                                      +

Anti HBe                                                                   -

Hepatitis C antistoffen                                              -

 

Geef uw interpretatie van deze uitslagen.

              

               A)      Acute hepatitis A, chronische hepatitis B

               B)     Acute hepatitis A, acute hepatitis B

               C)     Acute hepatitis B, chronische hepatitis C

               D)     Acute hepatitis C, chronische hepatitis A

 

19.    Bij milde klachten van pyrosis en regurgitatie is nader onderzoek noodzakelijk indien:

 

               A)      De leeftijd boven de 40 jaar is

               B)     Er tevens sprake is van dysfagie

               C)     Er na twee weken een matige reactie op therapie is

               D)     Er tevens sprake is van ructus

              

20.    U verricht een colonoscopie bij een patiënt bij wie u vermoedt dat hij een colitis ulcerosa heeft. U verwacht bij endoscopie de volgende bevindingen aan te treffen:

              A)      Het gehele colon en rectum is diffuus ontstoken

              B)      Het colon is aangedaan maar het rectum is vrij van ontsteking (niet aangedaan)

              C)     Diffuus gezwollen slijmvlies, gemakkelijk bloedend, met beslag                                           (pseudomembranen)

              D)     Diepe fissurale ulcera die conflueren

             

Vraag 21 t/m 23 zijn aan elkaar gerelateerd.

 

Een 51 jarige man met een psychiatrische voorgeschiedenis eet al langere tijd slecht en is nu gaan braken. De laatste weken is hij geleidelijk icterisch geworden.

Bij lichamelijk onderzoek is zijn bewustzijn verminderd en zijn voedingstoestand is slecht. Pols, bloeddruk, temperatuur en centraal veneuze druk zijn normaal; er is geen oedeem. Aan de handen wordt erythema palmare gezien, aan de huid vallen spider naevi op. De buik is opgezet; er is een toegenomen venentekening naar de navel toe; er is demping in de flanken die zich verplaatst bij op de zij gaan liggen. De lever heeft een kleine percussiefiguur, de milt wordt juist gevoeld.

Bij laboratoriumonderzoek van het serum worden de volgende uitslagen verkregen (referentiewaarden tussen haakjes):

 

Hb

6.2 mmol/L

(8.5-11.0)

ALAT

111 U/L

(5-45)

MCV

124 fL

(80-100)

γGT

350 U/L

(5-50)

bilirubine totaal

285 μmol/L

(

LDH

720 U/L

(200-450)

geconjugeerd

219 μmol/L

(

albumine

16 g/L

(40-50)

alkalische fosfatase

180 U/L

(40-120)

INR

2.4 (verhoogd)

 

ASAT

152 U/L

(5-40)

 

 

 

 

 

21.    U vermoedt de diagnose levercirrose. Geef argumenten hiervoor.

 

22.    Welk oorzaken van levercirrose overweegt u bij patiënt? Geef er tenminste 3 in volgorde van waarschijnlijkheid.

 

23.    Hoe gaat u de onder 2 genoemde diagnosen bevestigen / uitsluiten?

 

24.     Welke complicaties van levercirrose heeft patiënt?

 

25.    Welke behandeling zou u bij deze patiënt instellen om de 'sufheid' te bestrijden?

 

 

Vraag 26 en 27 zijn aan elkaar gerelateerd

 

Een 28 jarige patiënte, mevrouw Cornelisse, heeft de ziekte van Crohn gelokaliseerd in de laatste 60 cm van het terminale ileum. Vanwege forse ontsteking onderging ze een ileocoecaal resectie. Na de operatie is ze goed opgeknapt. U (gastroenteroloog) ziet haar 6 weken na de operatie op uw spreekuur.

 

26. Mevrouw Cornelisse vraagt u welke gevolgen het weghalen van 1 meter distale dunne darm heeft voor de vertering en opname van bouwstoffen. Geef uitleg.

 

27. Mevrouw Cornelisse wil weten of ze definitief van de ziekte van Crohn is genezen nu de zieke darm is weggehaald. Geef uitleg.

 

 

Proeftentamen 3 - 2003

 

Casus vraag 1 en 2

Een man van 60 jaar presenteert zich met fors retrosternaal zuurbranden. Bij doorvragen blijkt deze klacht al zeker 20 jaar te bestaan. De reden om nu medische hulp te zoeken is het feit dat hij sinds kort het gevoel heeft dat het eten soms achter het borstbeen blijft steken.

 

1) Patiënt dient direct te worden geadviseerd 's avonds laat geen alcohol te gebruiken.

a - Juist

b - Onjuist

 

2) Differentiaal diagnostisch dient bij deze patiënt eerder gedacht te worden aan een plaveiselcelcarcinoom dan aan een adenocarcinoom van de slokdarm.

a - Juist

b - Onjuist

 

 

Casus vraag 3 en 4

Een man van 55 jaar bezoekt de huisarts in verband met pijn in epigastrio. Er wordt een endoscopie bij hem verricht, daarbij wordt een ulcus duodeni vastgesteld.

 

3) De kans dat er bij deze patiënt sprake is van een H. pylori infectie is kleiner dan 50%.

a - Juist

b - Onjuist

 

4) Een behandeling met een protonpompremmer gedurende vier weken zal bij deze patiënt vrijwel zeker het ulcus doen genezen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 5 en 6

Een vrouw van 70 jaar wordt met spoed verwezen vanwege bloedbraken. Direct na binnenkomst in het ziekenhuis zal informatie worden verzameld ter bepaling van de ernst van de bloeding, zoals:

 

5) de kleur van de ontlasting.

a - Juist

b - Onjuist

 

6) de mate van bleekheid van huid en slijmvliezen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man van 65 jaar is vijf jaar geleden behandeld voor een mondbodemcarcinoom met radiotherapie. Nu meldt hij zich bij de huisarts vanwege een droge mond. Patiënt is bekend met hypertensie en een stabiele angina pectoris, waarvoor hij diverse medicamenten gebruikt.

 

7) Ter evaluatie van de klachten van de patiënt dient gevraagd te worden naar het aanwezig zijn van oogklachten.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een patiënt met multiple sclerose klaagt er over dat bij het slikken het vaste voedsel blijft hangen en geregeld weer terug in de mond komt. Vloeibaar voedsel geeft geen problemen.

 

8) De klachten van de patiënt wijzen sterk in de richting van een Zenker's divertikel.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een kind van drie jaar komt met zijn ouders naar de spoedpoli van het ziekenhuis omdat hij heeft gedronken van een sterk alkalisch huishoudelijk product voor de vaatwasmachine. Het kind geeft forse pijn aan.

 

9) Ook indien er nauwelijks tot geen slijmvlieslaesies in de mond worden gezien is er een indicatie voor een endoscopie van de slokdarm en de maag bij dit kind.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man van 75 jaar presenteert zich met progressieve klachten van gestoorde voedselpassage na slikken, afvallen en algemene malaise. Bij aanvullend onderzoek blijkt er sprake te zijn van een stenoserend adenocarcinoom van de cardia van de maag. Bij verder onderzoek blijkt er sprake te zijn van een supraclaviculaire metastase.

 

10) Plaatsing van een slokdarm endoprothese is bij deze patiënt een correcte vorm van behandeling.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een kind van 3 weken (ongecompliceerde zwangerschap en geboorte) braakt in toenemende mate.

 

11) Men moet extra bedacht zijn op congenitale pylorushypertrofie, indien:

a - er een vast elastische tumor palpabel is in de bovenbuik

b - er sprake blijkt te zijn van een hypokaliëmische acidose.

c - het kind een meisje is.

d - het kind grote hoeveelheden gallig braaksel overgeeft.

 

Een man van 45 jaar maakt een ernstige arteriële bloeding door uit een ulcus duodeni. De bloeding wordt in eerste instantie tot staan gebracht door endoscopische injectietherapie. Na de endoscopie wordt serologie ingezet ter detectie van antilichamen tegen H. pylori, deze blijken aanwezig te zijn.

 

12) Ter genezing van het ulcus en ter preventie van recidief bloedingen in de toekomst kan het beste:

a - een hoogselectieve vagotomie worden verricht

b - een onderhoudsbehandeling met een protonpompremmer worden gegeven

c - eradicatie van H. pylori worden verricht

d - een combinatie van b en c

 

Een 40-jarige man bezoekt zijn huisarts in verband met klachten van retrosternaal zuurbranden, welke vooral optreden na het eten en bij bukken. Hij is verder goed gezond, is matig adipeus en rookt 20 sigaretten daags.

 

13) Ter verlichting van zijn klachten dient deze patiënt in ieder geval te worden geadviseerd:

a - een vezelrijk dieet te gebruiken

b - het eten van vlees te beperken

c - het roken te staken

d - te slapen met een extra kussen

 

Een man van 55 jaar presenteert zich met passageklachten in het traject van de slokdarm. Bij endoscopie is er sprake van stenose door een polypeuze tumor.

 

14) Welke van de onderstaande is geen risicofactor voor het ontwikkelen van een oesofaguscarcinoom?

a - overmatig alcoholgebruik

b - overmatig zoutgebruik

c - pathologische mate van gastro-oesofageale reflux

d - roken

 

Een man van 50 jaar heeft een eradicatiekuur gehad voor een H. pylori infectie nadat hij een bloeding uit een ulcus duodeni heeft gehad.

 

15) De meest geschikte manier om bij deze patiënt het resultaat van de eradicatiekuur te controleren is:

a - 13C-ureum ademtest

b - endoscopie met biopten voor histologie

c - endoscopie met biopt voor een snelle ureasetest

d - serologie op antilichamen tegen H. pylori

 

 

Een 25-jarige man presenteert zich met klachten van gestoorde voedselpassage retrosternaal. Vooral vast eten geeft problemen, vloeibaar gaat nog wel. Te voren was hij altijd gezond. Bij lichamelijk onderzoek blijkt de milt vergroot te zijn.

 

16) Op grond van bovenstaande dient vooral gedacht te worden aan:

a - Achalasie

b - Cardicarcinoom

c - Maligne lymfoom

d - Peptische slokdarmstenose

 

Een man van 70 jaar blijkt een maagcarcinoom te hebben. Histologisch onderzoek toont aan dat het een adenocarcinoom van het diffuse type is.

 

17) Het diffuse type adenocarcinoom onderscheidt zich van het intestinale type adenocarcinoom door:

a - de veel betere prognose met betrekking tot overleving voor patiënten met het diffuse type adenocarcinoom.

b - het feit dat het diffuse type adenocarcinoom in tegenstelling tot het intestinale type adenocarcinoom niet in buisjes groeit.

c - het feit dat het diffuse type adenocarcinoom niet geassocieerd is met H. pylori infectie.

d - het feit dat het diffuse type adenocarcinoom op gemiddeld tien jaar hogere leeftijd wordt vastgesteld dan het intestinale type adenocarcinoom.

 

Een man van 45 jaar bezoekt zijn huisarts vanwege pijnklachten in epigastrio. De pijn is zeurend, soms knagend van kaarakter en wrodt verlicht door wat te eten of melk te drinken; patiënt wordt geregeld 's nachts wakker van de pijn, ook dan helpt het drinken van een glas melk. Patiënt is niet afgevallen, eerder wat aangekomen.

 

18) Het verhaal van deze patiënt doet het meest denken aan:

a - Functionele dyspepsie

b - Gastro-oesofageale refluxziekte

c - Ulcus duodeni

d - Ulcus ventriculi

 

Casus vraag 19 en 20

Bij een man van 45 jaar wordt een colitis vastgesteld. Het is waarschijnlijk dat het een colitis ulcerosa is en niet de ziekte van Crohn (Crohnse colitis) wanneer:

 

19) de ontsteking beperkt is tot de mucosa.

a - Juist

b - Onjuist

 

20) de patiënt een half jaar geleden is gestopt met roken.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man van 55 jaar presenteert zich met bloedverlies per anum. Bij denoscopie blijkt er sprake te zijn van een sigmoïdcarcinoom.

 

21) In het geval van een sigmoïdcarcinoom kan pre-operatieve radiotherapie er aan bijdragen dat er een curatieve resectie kan worden verricht.

a - Juist

b - Onjuist

 

Vervolg casus

Bij nadere familie anamnese blijkt dat de broer van de vader van patiënt op 75 jaar ook een coloncarcinoom had.

 

22) Dit familiaire voorkomen rechtvaardigt het driejaarlijks verrichten van een colonoscopie bij de broers, zussen en kinderen van de patiënt vanaf een leeftijd van 35 jaar.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 23 en 24

Een vrouw van 25 jaar presenteert zich met volumineuze stinkende diarree en gewichtsverlies. Er blijkt sprake te zijn van steatorroe.

 

23) De gelijktijdige aanwezigheid van dermatitis herpetiformis wijst sterk in de richting van coeliakie als oorzaak van de steatorroe.

a - Juist

b - Onjuist

 

24) Bij een patiënt met steatorroe dient men bedacht te zijn op stollingsstoornissen en ernstige hypocalciëie.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man van 50 jaar presenteert zich met pijn in de rechter onderbuik, temperatuursverhoging tot 38,5oC en algemene malaise. Bij lichamelijk onderzoek wordt een pijnlijke, moeilijk afgrensbare zwelling gepalpeerd in de rechter onderbuik.

 

25) Op grond van bovenstaande gegevens dient tuberculose als oorzaak van de klachten te worden overwogen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man wordt geopereerd vanwege een coecumcarcinoom. Een hemicolectomie wordt verricht, waarbij coecum, colon ascendens en flexura hepatica worden verwijderd. Een ileocolostomie wordt aangelegd.

 

26) De uitgebreidheid van de darmresectie wordt in een belangrijke mate bepaald door het verloop van de lymfevaten die het tumorgebied draineren.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een kind van zes maanden wordt ziek met koorts en diarree. Na enkele dagen treedt verbetering op, de temperatuur normaliseert en het kind krijgt weer zin in eten. De diarree persisteert echter, hoewel niet zo ernstig. Voor deze episode was het kind altijd goed gezond.

 

27) De kans is aanzienlijk dat het beeld bij deze patiënt het gevolg is van een secundaire lactase deficiëntie.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een jongen van 18 maanden heeft sinds een halve dag acute recidiverende en kortdurende aanvallen van hevige buikpijn, gepaard met braken. Ongeveer tien uur na het begin van de klachten loosde de patiënt bloederige, slijmerige ontlasting.

Een invaginatie als oorzaak van de klachten wordt overwogen.

 

28) Een invaginatie is meestal secundair aan een virale darminfectie.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een man van 30 jaar met de ziekte van Crohn heeft recent een ileocoecaal resectie ondergaan, waarbij 40 cm ileum is verwijderd. Na de operatie is hij vlot hersteld, maar hij heeft nu wel steeds last van diarree. Bij nader onderzoek zijn er geen aanwijzingen dat de ziekte van van Crohn nog actief is.

 

29) Op grond van deze gegevens is er hoogst waarschijnlijk sprake van

a - exsudatieve diarree

b - motorische diarree

c - osmotische diarree

d - secretoire diarree

 

Een vrouw van 25 jaar heeft haar hele leven al last van obstipatie. Met een vezelverrijkt dieet kon zij zich tot een jaar geleden aardig redden, maar het afgelopen jaar defeceert ze ondanks dat dieet slechts eenmaal per vijf dagen en dan nog met moeite. De indicatie tot chronisch gebruik van een laxans wordt gesteld.

 

30) BIj een keuze uit onderstaande middelen gaat de voorkeur uit naar

a - lactulose

b - natriumdocusaat

c - psylliumzaad

d - sennosiden

 

Een man van 75 jaar presenteert zich met diarree en afvallen. Bij onderzoek van de ontlasting blijkt er sprake te zijn van steatorroe. Bij aanvullend onderzoek blijkt er sprake te zijn van diverticulose van de dunne darm.

Er is tevens sprake van een macrocytaire anemie.

 

31) Op grond van bovenstaande gegevens kan patiënt het beste behandeld worden met

a - antibiotica

b - cholestyramine

c - een vetbeperkt dieet

d - multivitamine preparaat

 

Een man van 60 jaar presenteert zich met klachten van bloed bij de ontlasting en valse aandrang voor ontlasting.

 

32) Een dergelijke anamnese past het beste bij

a - diverticulose

b - interne rectale intussusceptie

c - inwendige hemorroïden

d - rectumcarcinoom

 

Een kind van twee jaar heeft last van ernstige obstipatie. De ziekte van Hirschsprung wordt vermoed.

 

33) Zekerheid omtrent de diagnose wordt verkregen door middel van

a - anorectale manometrie

b - colon inloopfoto

c - rectaal toucher

d - rectumbiopsie

 

34) Belangrijke risicofactoren voor het krijgen van dikkedarmkanker zijn de volgende, behalve

a - adipositas

b - positieve familieanamnese voor dikkedarmkanker

c - regelmatig aspirinegebruik

d - weinig lichaamsbeweging

 

Een vrouw van 40 jaar presenteert zich met buikpijn en een wisselend defecatiepatroon. Een prikkelbaredarmsyndroom wordt vermoed.

 

35) Deze diagnose wordt minder waarschijnlijk indien

a - er regelmatig bloed bij de ontlasting zit

b - er sprake is van imperatieve aandrang voor de ontlasting

c - er sprake is van afwisselend obstipatie en diarree

d - patiënte klaagt over een opgezette buik

 

Een man van 75 jaar presenteert zich met sinds anderhalve dag bestaande forse pijn in de linker onderbuik, algemene malaise en koorts. De afgelopen 24 uur heeft patiënt geen ontlasting gehad, wel nog een enkel windje. Tevoren was patiënt redelijk gezond, de ontlasting kwam wel altijd wat moeizaam.

 

36) Bovenstaande beschrijving past het beste bij

a - acute diverticulitis

b - infectieuze gastro-enteritis

c - ischemische colitis

d - stenoserend sigmoïdcarcinoom

 

U diagnosticeert acute hepatitis B bij een student geneeskunde. Op grond van recente regelgeving ten aanzien van dragerschap van hepatitis B virus adviseert u de student om een andere studie te kiezen, gezien het risico van besmetting van patiënten bij het uitoefenen van het vak.

 

37) Uw advies is juist.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij een patiënt met hepatitis B-dragerschap wordt op gezette tijden het alfa-1-foetoproteïnegehalte in het serum bepaald.

 

38) Dit wordt gedaan om een cirrose uit te sluiten.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 39 t/m 43

Op een avond ziet u op de Spoedopvang een patiënt met haematemesis. Uit de ziektegeschiedenis blijkt, dat de patiënt bekend is met slokdarmvarices bij cirrose. U geeft de patiënt een infuus, bestelt bloed en belt vervolgens de maag-darm-leverarts met de vraag om dezelfde avond nog een oesofagogastroscopie te verrichten. De maag-darm-leverarts belooft u zo spoedig mogelijk te komen, maar adviseert om ook reeds behandeling te starten met octreotide intraveneus.

 

39) Dit advies is juist.

a - Juist

b - Onjuist

 

40) Omdat een varicesbloeding encefalopathie kan uitlokken, kijkt u of er bij patiënt sprake is van een flapping tremor.

a - Juist

b - Onjuist

 

41) De Childklassificatie met betrekking tot de ernst van leverziekte bij cirrose omvat o.a. de parameters ascites en bilirubine.

a - Juist

b - Onjuist

 

42) Nadat patiënt is opgeknapt van zijn bloeding, is er een indicatie voor het geven van een nonselectieve betablocker, zoals propanlol.

a - Juist

b - Onjuist

 

43) Bij orthotope levertransplantatie wordt een donorlever naast de zieke lever geplaatst.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een 75-jarige vrouw meldt zich met jeuk en geelzucht. Er zijn geen pijnklachten. U voelt in de rechter bovenbuik een gladde zwelling met een diameter van ongeveer 8 cm.

 

44) De meest waarschijnlijke diagnose is een pancreaskoptumor.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een patiënt presenteert zich met geelzucht. Het serumbilirubine van deze gele patiënt is voor 90% van het direct-reagerende type.

 

45) Waarschijnlijk is bij deze patiënt hemolyse de oorzaak van de hyperbilirubinemie.

a - Juist

b - Onjuist

 

De patholoog beschrijft een leverbiopt van een patiënt met hepatitis C virusinfectie als volgt: er is een matige portale en een geringe intralobulaire ontstekingsactiviteit, de portale velden tonen een duidelijke toename van bindweefsel.

 

46) Deze patiënt heeft hoogstwaarschijnlijk een cirrose.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een patiënt heeft chronische encefalopathie ten gevolge van cirrose en heeft een dieet nodig.

 

47) Welk dieet is het beste in deze situatie?

a - eiwitbeperkt

b - eiwitverrijkt

c - normaal

d - zoutarm en vochtbeperkt

 

Casus vragen 48 t/m 50

Een 42-jarige vrouw presenteert zich met moeheid en geelzucht. Ze leidt verder een rustig bestaan. Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen, behoudens icterus en een palpabele milt. Laboratoriumonderzoek toont AF 100 U/l (normaal

 

48) Bovenaan in de differentiaal diagnose staat:

a - autoimmuun hepatitis

b - primaire biliaire cirrose

c - primaire scleroserende cholangitis

d - ziekte van Wilson

 

49) De functie van de lever is sterk verminderd gezien:

a - moeheid

b - vergrote milt

c - verhoogde ASAT en ALAT

d - verlaagde albumine

 

50) Er lijkt reeds sprake te zijn van cirrose, gezien:

a - moeheid

b - vergrote milt

c - verhoogde ASAT en ALAT

d - verlaagde albumine

 

Een jonge man, bekend met colitis ulcerosa, komt bij u langs i.v.m. jeukklachten. Bij onderzoek merkt u een lichte icterus op.

 

51) Welke bloeduitslagen passen het beste bij de vermoedelijke diagnose?

(normaal waarden: AF

a - AF 85, ASAT 300 ALAT 400, GGT 100, Bilirubine totaal 70, direct 60

b - AF 85, ASAT 25, ALAT 20, GGT 40, bilirubine totaal 70, direct 5

c - AF 85, ASAT 150, ALAT 80, GGT 200, bilirubine totaal 70, direct 60

d - AF 350, ASAT 80, ALAT 60, GGT 400, bilirubine 70, direct 60

 

Een patiënt is bekend met een chronische pancreatitis. Hij bezoekt zijn arts in verband met zes kg gewichtsverlies in enkele maanden tijd. Hij voelt zich verder wel goed goed en gebruikt geen medicatie.

 

52) De meest waarschijnlijke oorzaak van het gewichtsverlies is:

a - coloncarcinoom

b - diabetes mellitus

c - hyperthyreoidie

d - steatorrhoe

 

Een vijftigjarige man komt net terug van drie weken vakantie op Vlieland, alwaar hij een nieuwe vriendin heeft ontmoet die afkomstig is uit de Filippijnen. Hij klaagt sinds enkele dagen over bestaande jeuk en gelige ogen. Hij heeft op Vlieland van de huisarts een antibioticakuur gehad i.v.m. een luchtweginfectie. Verder was hij tevoren goed gezond.

 

53) Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?

a - acute hepatitis B

b - medicamenteuze hepatitis

c - carcinoom van het corpus van het pancreas

d - voedselvergiftiging

 

Foto: De koningin met een paar dagen oude Amalia in de armen. Een wonderschone, maar duidelijk wat gele baby.

 

54) Welke diagnose wordt het meest waarschijnlijk door de geraadpleegde kinderarts gesteld?

a - fysiologische neonatale icterus

b - galgangatresie

c - neonatale hepatitis

d - reeds doorbrekende Argentijnse zon

 

55) Een onbehandelde, niet spontaan overgaande, mechanische ileus gaat over in een paralytische ileus

a - Juist

b - Onjuist

 

56) De eerste stap in de behandeling van een ileus is een infuus.

a - Juist

b - Onjuist

 

57) Bij de behandeling van een dikkedarmileus moet een laxerend clysma worden afgeraden.

a - Juist

b - Onjuist

 

58) Het opwekken van loslaatpijn bij het onderzoek van de buik is overbodig als de patiënt vervoerspijn in zijn buik aangeeft.

a - Juist

b - Onjuist

 

59) Een bloeding in de vrije buikholte geeft geen peritoneale prikkelingsverschijnselen.

a - Juist

b - Onjuist

 

60) Een patiënt met een acute galblaasontsteking dient binnen 24 uur na het stellen van de diagnose te worden geopereerd.

a - Juist

b - Onjuist

 

61) Een patiënt met een geperforeerd ulcus van maag of duodenum gaat snel na het ontstaan van de perforatie in shock.

a - Juist

b - Onjuist

 

62) De behandeling van een geperforeerd ulcus van maag of duodenum is primair chirurgisch.

a - Juist

b - Onjuist

 

63) Op een buikoverzicht Röntgenfoto is een mechanische ileus meestal van een paralytische ileus te onderscheiden.

a - Juist

b - Onjuist

 

64) Acute pancreatitis heeft vrijwel altijd diabetes mellitus tot gevolg.

a - Juist

b - Onjuist

 

Perforatie van een hol orgaan is voornamelijk een diagnose die gesteld wordt met behulp van anamnese en lichamelijk onderzoek.

 

65) Welk hulponderzoek kan de diagnose bevestigen?

a - Buikoverzicht röntgenfoto

b - Leukocytenscan

c - Serumbilirubinebepaling

d - Urinesediment

 

66) Appendicitis acuta begint vaak met

a - Defenese Musculaire

b - De neiging tot flatuleren

c - Pijn in de rechter onderbuik

d - Pijn rond de navel

 

67) Wat is de meest frequente oorzaak van acute pancreatitis naast alcohol?

a - Galstenen

b - Maagulcus

c - Medicatie

d - Virale infectie

 

68) Strangulatie van een darmlis wordt het meest frequent veroorzaakt door:

a - diverticulitis

b - invaginatie

c - kanker

d - liesbreuk

 

69) Wat is geen bekende oorzaak van een pseudo-obstructie van het colon?

a - bloeding in de buik

b - medicatie

c - ontsteking in de buik

d - psychische stress

 

Bij sommige groepen patiënten wordt het stellen van de diagnose appendicitis bemoeilijkt.

 

70) Welke groep hoort daar niet bij?

a - adolescenten

b - bejaarden

c - kinderen jonger dan twee jaar

d - zwangeren

 

71) De pijn rond de navel bij een appendicitis is te duiden als

a - inbeelding

b - maagspasme

c - parietale pijn

d - viscerale pijn

 

72) Welke bewerking over een intra-abdominaal abces is niet juist?

a - Darmmotiliteitsstoornissen kunnen er door veroorzaakt worden.

b - Een intra-abdominaal abces gaat meestal gepaard met een leucocytose.

c - Het kan optreden na een darmperforatie.

d - Het wordt behandeld met een antibioticum.

 

73) Het verhoogde operatierisico bij rokers kan verminderd worden door de dag voor de ingreep niet meer te roken.

a - Juist

b - Onjuist

 

74) 'Informed consent' met betrekking tot een operatieve ingreep houdt in dat de patiënt van de meest voorkomende complicaties op de hoogte is.

a - Juist

b - Onjuist

 

75) Het bloedverlies verhogende effect houdt ongeveer 10 dagen aan.

a - Juist

b - Onjuist

 

76) Het komt vaak voor dat bij optimale post-operatieve pijnstilling complicaties niet herkend worden.

a - Juist

b - Onjuist

 

Patiënt heeft drie dagen na een laparotomie 39,5 oC. Hij hoest niet, heeft matige wondpijn, die is toegenomen.

 

77) Het is het meest waarschijnlijk dat een wondinfektie de oorzaak van de koorts is.

a - Juist

b - Onjuist

 

78) Met 1 liter 'fysiologisch zout' oplossing wordt in de gangbare dagelijkse natriumbehoefte van een volwassen patiënt voorzien.

a - Juist

b - Onjuist

 

 

Casus vraag 79 t/m 81

Meneer Sjouwstra, 80 jaar oud, gepensioneerd fabrieksarbeider, stevige roker, heeft moeilijke ontlasting. Vanwege zijn klagen overbuikpijn heeft zijn vrouw hem naar het spreekuur van de huisarts gebracht. De huisarts komt tot de conclusie dat er sprake is van ernstige obstipatie, langer bestaand, niet reagerend op de laxerende middelen die de echtgenote op hem losgelaten heeft. Hij denkt aan een stenoserende colontumor. Na een bezoek aan de internist die bij colonoscopie de verdenking bevestigde, wordt meneer Sjouwstra naar de chirurg doorverwezen. Deze besluit tot hemicolectomie. De patiënt wordt naar de pre-operatieve kliniek gestuurd.

 

79) Het onderzoek op de pre-operatieve polikliniek is geen volledig intern onderzoek.

a - Juist

b - Onjuist

 

80) Vanwege de rookgewoonte van patiënt wordt er naast algehele ook regionale anesthesie toegediend.

a - Juist

b - Onjuist

 

Vervolg casus

Post-operatieve pijnbestrijding geschiedt alleen met paracetamol 1 G. 4 maal daags. Vanwege het reële gevaar van ademdepressie t.g.v. opioiden worden deze niet gegeven.

 

81) Dit is een juist beleid.

a - Juist

b - Onjuist

 

De narcose voor een electieve ingreep wordt ingeleid door heel voorzichtig een hypnoticum in te spuiten, steeds lettend op de bloeddruk, daarna de spierverslapping, dan worden de endotracheale tube, de maagsonde en de blaascatheter geplaatst.

 

82) Dit is de juiste volgorde.

a - Juist

b - Onjuist

 

83) Bij de differentiaal diagnose van postoperatieve koorst hoeft niet te worden gedacht aan:

a - hypovolemisch shock

b - malaria

c - trombose

d - urineweginfectie

 

84) Pathofysiologisch kan shock het best beschreven worden op grond van:

a - de pompfunctie van het hart

b - de tachycardie en de bloeddruk

c - de vochtbalans

d - a, b en c

 

85) Ten gevolge van ernstige sepsis zal de orgaanfunktie achtereenvolgens verstoord raken in de volgorde:

a - cardiaal, pulmonaal, renaal

b - pulmonaal, renaal, cardiaal

c - renaal, cardiaal, pulmonaal

d - allen tegelijk

 

86) Tijdens de intratracheale intubatie treedt er mogelijk een gevaarlijke stimulatie en respons op van:

a - parasympaticus

b - sympaticus

c - beide

d - geen van beide

 

87) Endotracheale intubatie wordt vaak toegepast bij algehele anesthesie vanwege:

a - toediening dampvormige anesthetica

b - voldoende ventilatie

c - voorkoming aspiratie maaginhoud

d - geen van bovenstaande

 

88) Bij verdenking op een trombose van de kuitvene dient onderzoek te volgen met:

a - Doppler ultrasound

b - Er is geen verder onderzoek nodig

c - MRI

d - Radioactief gelabeld heparine

 

89) De behandeling van diepveneuze trombose bestaat niet uit:

a - Antithrombine III

b - Coumarine

c - Heparine

d - Laag moleculair gewicht heparine

 

90) Bij de standaard voorbereiding van een operatie horen tenminste:

a - anamnese en lichamelijk onderzoek

b - anamnese, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek naar hemoglobineconcentratie (Hb) en nierfunctie.

c - anamnese, lichamelijk onderzoek, lab en ECG

d - anamnese, lichamelijk onderzoek, lab, ECG en X-thorax

Casus vragen 91 en 92

Een man van 52 jaar heeft pijn bij het plassen.

Bij rectaal toucher wordt een vergrote, pijnlijke prostaat gevoeld

 

91) Deze patiënt heeft waarschijnlijk een prostatitis?

a - Juist

b - Onjuist

 

92) Bij een prostatitis is een urine kweek aangewezen?

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 93 t/m 96

Een vrouw van 42 jaar, is bekend met levercirrhose van onbekende origine. Bij lichamelijk onderzoek worden de volgende bevindingen vastgesteld:

 

93) In geval van ascites is bij wisselligging van rug naar de linker zij de grens van de demping die met percussie wordt vastgesteld ongewijzigd.

a - Juist

b - Onjuist

 

De leverrand voelt bij diepe palpatie scherp en vast-elastisch aan.

 

94) Dit is pathologisch en zou bij levercirrhose kunnen passen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij de percussie worden vooral tympanische tonen gehoord.

 

95) Dit bevestigt het vermoeden op ascites in de buik.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij percussie worden de boven- en ondergrens van de lever vastgesteld. De afstand tussen de boven- en de ondergrens wordt de leverspanwijdte genoemd.

 

96) Deze is normaal ongeveer 10 cm.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 97 t/m 99

Een jonge vrouw van 16 jaar heeft koorts en acute buikpijn. Tijdens de autorit naar de huisarts klaagt ze over pijn in de buik bij iedere hobbel in de weg.

 

97) Omdat de huisarts denkt aan een geperforeerde appendicitis begint hij het buikonderzoek met percussie om eventueel opgeheven leverdemping (passend bij vrije lucht onder het rechter diafragma) aan te tonen.

a - Juist

b - Onjuist

 

98) Defense musculair wijst in dit geval op actief spierverzet om dat patiënte palpatie van de buik zeer pijnlijk vindt.

a - Juist

b - Onjuist

 

99) Bij auscultatie van de buik zal waarschijnlijk zeer levendige persistaltiek te horen zijn.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 100 en 101

Onder bezinking (BSE) wordt de snelheid (in mm/uur) verstaan waarmee erythrocyten in ontstold bloed in één uur naar beneden zakken.

 

100) De BSE is een goede parameter voor het vervolgen van een ontstekingsproces omdat de veranderingen in de bezinking binnen enkele uren kunnen worden waargenomen.

a - Juist

b - Onjuist

 

101) De bezinking (BSE) is bij zwangeren verhoogd zonder dat er sprake hoeft te zijn van een ontstekingsproces.

a - Juist

b – Onjuist

 

Proeftentamen 4 - 2004

 

Casus vragen 1 en 2

Een man van 47 jaar presenteert zich met retrosternaal zuurbranden, vooral na de hoofdmaaltijden, de rest van de dag heeft hij weinig tot geen last.

 

1) Op grond van deze gegevens is er zonder meer een indicatie om zuurremmende medicatie voor te schrijven.

a - Juist

b - Onjuist

 

Patiënt vertelt verder dat hij de laatste weken merkt dat het eten niet goed wil zakken, vooral vast voedsel blijft achter het borstbeen steken.

 

2) Er is nu een harde indicatie om bij patiënt een endoscopie te verrichten.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 3 en 4

Een man van 60 jaar bezoekt de huisarts in verband met pijn in epigastro. Hij wordt verwezen voor een endoscopie. Bij endoscopie wordt een ulcus ventriculi vastgesteld.

 

3) Er moeten biopten worden genomen uit de rand van het ulcus om een maligniteit uit te sluiten.

a - Juist

b - Onjuist

 

4) Bij patiënten met een ulcus ventriculi kan in meer dan 90% van de gevallen een Helicobacter pylori infectie als oorzaak van het ulcus worden aangewezen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 5 en 6

Een man van 35 jaar wordt vanwege bloedbraken met spoed verwezen naar het ziekenhuis.

De man vertelt dat de ontlasting de afgelopen dagen teerzwart was.

 

5) Dit gegeven sluit een Mallory-Weiss lesie als oorzaak van de hematemesis vrijwel zeker uit.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij het lichamelijk onderzoek worden spider naevi en atrofie van de testikels gevonden.

 

6) Deze gegevens doen de verdenking op slokdarmvarices als oorzaak van de bloeding sterk stijgen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 7

Een vrouw van 75 jaar bezoekt haar huisarts vanwege nachtelijke hoestbuien. Daarnaast heeft ze last bij het slikken, vooral van vast voedsel.

 

7) Deze klachten passen goed bij een Zenkers divertikel.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 8

Een kind van 6 maanden regurgiteert geregeld wat voeding.

 

8) Het is waarschijnlijk dat dit probleem rond de leeftijd van 12 maanden zonder ingrijpen vanzelf overgaat.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 9

Een kind van twee jaar wordt door zijn ouders naar de eerste hulp van een ziekenhuis gebracht; hij heeft zojuist een beker afwasmachinemiddel opgedronken.

 

9) De aanwezigheid van slijmvlieslesies in de mond heeft een hoge voorspellende waarde voor de aanwezigheid van slokdarmlesies.

a - Juist

b - Onjuist

 

 

Casus vraag 10

Een man van 70 jaar heeft een maagcarcinoom. Histologisch is het een diffuus-type maagcarcinoom.

 

10) Het diffuus-type maagcarcinoom kenmerkt zich histologisch door diffuus groeiende neoplastische klierbuizen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 11

Een kind van 3 weken (ongecompliceerde zwangerschap en geboorte) braakt in toenemende mate.

 

11) Men moet extra bedacht zijn op congenitale pylorushypertrofie indien

a - er bij auscultatie van de buik gootsteengeruizen worden gehoord.

b - er sprake blijkt te zijn van hypochloremische acidose.

c - er sprake is van projectielbraken.

d - het kind grote hoeveelheden gallig braaksel overgeeft.

 

Casus vraag 12

Een vrouw van 60 jaar met het syndroom van Sjögren heeft erge last van droge mond.

 

12) Patiënte wordt in eerste instantie geadviseerd

a - een speekselstimulerend middel, zoals pilocarpine te gebruiken.

b - geregeld kauwgom te gebruiken.

c - kunstspeeksel te gebruiken.

d - veel te drinken.

 

Casus vraag 13

Een vrouw van 50 jaar komt op de spoedpoli met hematemesis. Naar haar zeggen had zij tevoren geen buikklachten.

 

13) Welke van de onderstaande vragen zal het eerste worden gesteld?

a - Hebt u recent aspirine of soortgelijke pijnstillers gebruikt?

b - Komen er maagzweren in de familie voor?

c - Rookt u?

d - Wat heeft u de afgelopen dagen gegeten?

 

Casus vraag 14

Een man van 45 jaar heeft retrosternale passageklachten, vooral vast voedsel passeert moeizaam. Bij lichamelijk onderzoek wordt ascites evonden.

 

14) De meest waarschijnlijke diagnose is:

a - cardiacarcinoom

b - non-Hodgkin lymfoom

c - plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm

d - slokdarmvarices

 

Casus vraag 15

Een vrouw van 35 jaar komt bij de huisarts met zeurende pijn in epigastro, veelal beginnend tijdens de maaltijd, en gepaard gaande met misselijkheid. 's Nachts heeft ze geen last. Ze is niet afgevallen.

 

15) De meest waarschijnlijke diagnose is:

a - chronische gastritis

b - functionele dyspepsie

c - ulcus duodeni

d - ulcus ventriculi

 

 

Casus vraag 16

Bij een vrouw van 75 jaar wordt een macrocytaire anemie vastgesteld. Een autoimmuungastritis wordt vermoed.

 

16) Met welke bepaling wordt deze diagnose bevestigd?

a - Helicobacter pylori serologie

b - Serum-antistoffen tegen parietaalcellen

c - Serum-antistoffen tegen gastrine

d - Serumgastrine

 

Casus vraag 17

Een vrouw van 30 jaar belt, tijdens de vakantie van haar huisarts, de waarnemer voor ernstig retrosternaal zuurbranden.

 

17) Welke van de volgende vragen is in deze situatie het meest relevant?

a - Eet ze veel chocolade?

b - Heeft ze last van obstipatie?

c - Is ze zwanger?

d - Komt refluxlijden in haar familie voor?

 

Casus vraag 18

Bij een 70-jarige man wordt de diagnose slokdarmcarcinoom gesteld. De tumor blijkt irresectabel te zijn.

 

18) Palliatieve behandeling van een dergelijke patiënt houdt meestal in dat

a - er een operatieve bypass van de proximale slokdarm naar de maag wordt aangelegd.

b - er met behulp van een endoscopie een endoprothese wordt geplaatst.

c - gestart wordt met parenterale voeding.

d - patiënt chemotherapie krijgt

 

Casus vragen 19 en 20

Een patiënt met de ziekte van Crohn heeft na operatieve resectie van het terminale ileum persisterende diarree. De ziekte van Crohn lijkt rustig.

 

19) Galzoutmalabsorptie is waarschijnlijk de oorzaak van de diarree.

a - Juist

b - Onjuist

 

20) Resectie van het terminale ileum leidt veelal tot foliumzuurmalabsorptie.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 21 en 22

Bij een man van 25 jaar wordt een colitis vastgesteld. Het is waarschijnlijk dat het een ziekte van Crohn (Crohnse colitis) is en niet een colitis ulcerosa wanneer

 

21) er sprake is van perianale fisteling.

a - Juist

b - Onjuist

 

22) er geen noemenswaardige ontsteking is in het rectum.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 23 en 24

Een vrouw van 45 jaar komt bij de huisarts vanwege bloedverlies per anum. Zij wordt verwezen voor een endoscopie. Bij de scopie blijkt er sprake te zijn van een sigmoïdcarcinoom.

 

23) Preoperatieve radiotherapie maakt bijna altijd deel uit van de behandeling van een patiënt met een sigmoïdcarcinoom.

a - Juist

b - Onjuist

 

Zes jaar eerder is patiënte geopereerd in verband met een endometriumcarcinoom.

 

24) Men moet bij deze patiënte sterk bedacht zijn op een familiaire adenomateuze polyposis (FAP).

a - Juist

b - Onjuist

 

25) Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker door middel van een tweejaarlijkse test op faeces occult bloed reduceert de incidentie van colorectaal carcinoom met ongeveer 30%.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 26 en 27

Een vrouw van 35 jaar presenteert zich met volumineuze stinkende diarree en gewichtsverlies. Er blijkt sprake te zijn van steatorroe.

 

26) Gezien de leeftijd en het geslacht van de patiënt is coeliakie als oorzaak van haar probleem vrijwel zeker uitgesloten.

a - Juist

b - Onjuist

 

27) Onderzoek van de ontlasting op cysten van Giardia lamblia moet vroeg in de evaluatie van deze patiënt plaatsvinden.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 28

Een kind van drie jaar heeft ernstige obstipatie. Eigenlijk speelt het probleem al vanaf de geboorte. Bij lichamelijk onderzoek wordt over het gehele verloop van het colon faeces gevoeld. Bij rectaal toucher blijkt het rectum evenwel leeg te zijn.

 

28) Deze ziektegeschiedenis wijst sterk in de richting van de ziekte van Hirschsprung.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 29

Een vrouw van 30 jaar heeft haar hele leven al last van obstipatie. Met een vezelverrijkt dieet kon zij zich tot een jaar geleden aardig redden, maar het afgelopen jaar defeceert zij ondanks dat dieet slechts een maal per vijf dagen en dan nog met moeite. De indicatie tot chronisch gebruik van een laxans wordt gesteld.

 

29) Bij een keuze uit onderstaande middelen gaat de voorkeur uit naar:

a - bisacodyl

b - magnesiumoxide

c - psylliumzaad

d - sennathee

 

Casus vraag 30

Een man van 75 jaar klaagt over diarree en afvallen. Bij onderzoek van de ontlasting blijkt er sprake te zijn van steatorroe. Bij aanvullend onderzoek worden een macrocytaire anemie en diverticulose van de dunne darm gevonden.

 

30) Deze man kan het beste worden behandeld met

a - antibiotica

b - cholestyramine

c - een multivitamine preparaat

d - een vetbeperkt dieet

 

Casus vraag 31

Een man van 35 jaar presenteert zich met buikpijn en een wisselend defecatiepatroon. Een prikkelbaredarmsyndroom wordt vermoed.

 

31) Deze diagnose wordt minder waarschijnlijk indien

a - er regelmatig slijm bij de ontlasting zit.

b - patiënt de laatste drie maanden ongewild 5 kg

c - patiënt het gevoel heeft van onvolledige lediging na defecatie

d - patiënt klaagt over een opgezette buik

 

Casus vraag 32

Een 75 jarige man van Nederlandse afkomst heeft meerdere malen een episode van pijn in de linker onderbuik, gepaard gaande met algemeen ziek zijn en temperatuursverhoging doorgemaakt. Ook nu heeft hij weer buikpijn en koorts, dit maal hoger dan de vorige keren. Daarbij vertelt hij dat hij sinds een dag merkt dat er lucht mee komt wanneer hij urineert ('pneumaturie').

 

32) Het meest waarschijnlijk is er bij deze man sprake van

a - Meckelse diverticulitis met ileovesicale fisteling

b - peri-diverticulitis van het sigmoïd met sigmoïdovesicale fisteling

c - tuberculose in het sigmoïd met sigmoïdovesicale fisteling

d - ziekte van Crohn van het ileum met ileovesicale fisteling

 

Casus vraag 33

Een man van 55 jaar meldt zich bij zijn huisarts vanwege bloed bij de ontlasting. Het bloed zit om de ontlasting heen. Bij het afvegen ziet hij nauwelijks bloed aan het toiletpapier. Verder vertelt hij dat de ontlasting de laatste weken anders van vorm is, veel dunner in omvang ('potloodfaeces').

 

33) Het vermoeden gaat bij deze patiënt in de eerste plaats uit naar

a - anaal fissuur

b - proctitis

c - rectosigmoïd carcinoom

d - rectosigmoïd poliep

 

Casus vraag 34

Een kind van 4 maanden heeft sinds drie weken flinke diarree. Sinds deze tijd is het ook neusverkouden en de laatste twee weken heeft het eczeem.

 

34) Welke van deze vragen zal het eerst aan de ouders worden gesteld.

a - Bent u kort voor de klachten begonnen overgeschakeld van borstvoeding op flesvoeding?

b - Bent u ten tijde van het begin van de klachten of kort daarvoor begonnen met appelsap?

c - Bent u ten tijde van het begin van de klachten of kort daarvoor begonnen met fruithapjes?

d - Bent u ten tijde van het begin van de klachten of kort daarvoor begonnen met pap (b.v. Brinta, kindermeel).

 

Casus vraag 35

Een kind van drie jaar maakt een acute gastro-enteritis door. Met conservatieve maatregelen knapt het na een aantal dagen vanzelf op.

 

35) Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze gastro-enteritis?

a - Campylobacter jejuni

b - Coronavirus

c - Giardia lamblia

d - Rotavirus

 

Casus vraag 36

Bij een man van 50 jaar wordt een gemetastaseerd carcinoïd gediagnosticeerd met daarbij het carcinoïd syndroom.

 

36) Diarree bij het carcinoïd syndroom is

a - exsudatieve diarree

b - motorische diarree

c - secretoire diarree

d - secretoire diarree

 

Casus vraag 37

Een patiënt komt ter controle in verband met een hepatitis B-virusinfectie. Bij lichamelijk onderzoek zijn er aanwijzingen voor ascites. Men concludeert, dat er waarschijnlijk sprake is van cirrose.

 

37) Deze conclusie is correct.

a - Juist

b - Onjuist

 

38) Encefalopathie kan bij een patiënt met cirrose worden uitgelokt door een eiwitarm dieet.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 39 en 40

Op een avond ziet u op de Spoedopvang een patiënt met hematemesis. Uit de ziektegeschiedenis blijkt, dat de patiënt bekend is met slokdarmvarices bij cirrose. U geeft de patiënt een infuus, bestelt bloed en belt vervolgens de gastro-enteroloog met de vraag om dezelfde avond nog een oesofagogastroscopie te verrichten. De gastro-enteroloog belooft u zo spoedig mogelijk te komen, maar adviseert om ook reeds behandeling te starten met octreotide (een somatostatine-analoog) intraveneus.

 

39) Dit is een correct advies.

a - Juist

b - Onjuist

 

40) Verlaging van de portale druk is het mechanisme waardoor propanolol, ene betablokker, een varicesbloeding kan voorkomen.

a - Juist

b - Onjuist

 

41) De diagnose primaire scleroserende cholangitis (PSC) kan het beste worden gesteld middels een ERCP (endoscopisch retrograad galwegonderzoek).

a - Juist

b - Onjuist

 

42) BIj orthotope levertransplantatie wordt de galweg van de donorlever meestal aangesloten op de galweg van de ontvanger.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 43

Een 54-jarige man heeft vrij plotseling hevige pijn in de bovenbuik ter hoogte van de maagstreek gekregen. De pijn trekt door naar de rug.

 

43) De meest waarschijnlijke diagnose is een acute cholecystitis.

a - Juist

b - Onjuist

 

44) Als het serumbilirubine van een jonge gele patiënt voor 90% van het direct-reagerende (geconjugeerde) type is, dan gaat het waarschijnlijk om Morbus Gilbert.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 45

Bij een chirurg wordt een acute hepatitis-B vastgesteld.

 

45) Deze chirurg zal waarschijnlijk over drie tot vier maanden haar vak weer kunnen uitoefenen zonder risico van besmetting van patiënten.

a - Juist

b - Onjuist

 

46) Hepatitis A-virusinfectie wordt vooral via verticale transmissie overgedragen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een patiënt heeft als gevolg van een cirrose een chronische encefalopathie.

 

47) Welk dieet is het beste in deze situatie?

a - eiwitbeperkt

b - eiwitverrijkt

c - normaal

d - zoutarm en vochtbeperkt

 

Levercirrose kan worden gecompliceerd door ascites en het hepatorenaal syndroom.

 

48) Wat wordt daarbij niet gevonden?

a - afgenomen urineproductie

b - toegenomen zoutuitscheiding in de urine

c - verminderde kreatinineklaring

d - verminderde leverfunctie

 

49) Wat is geen gevolg van chronische pancreatitis?

a - cholecystolithiasis

b - chronische bovenbuikspijn

c - steatorrhoe

d - verkalkingen in de pancreas

 

Een jonge vrouw kotm bij u langs in verband met moeheid en secundaire amenorroe. Bij onderzoek merkt u een lichte icterus op. U vermoedt een auto-immuun hepatitis en laat bloedonderzoek verrichten.

 

50) Welke bloeduitslagen passen het beste bij uw vermoeden? (normaalwaarden: AF

a - AF 85, ASAT 300, ALAT 400, GGT 100, bilirubine totaal 70, direct 60.

b - AF 85, ASAT 25, ALAT 20, GGT 40, bilirubine totaal 70, direct 5.

c - AF 550, ASAT 150, ALAT 80, GGT 350, bilirubine totaal 70, direct 60.

d - AF 350, ASAT 80, ALAT 60, GGT 400, bilirubine 70, direct 60.

 

 

Casus vraag 51 t/m 54

Een 70-jarige Vietnamese vrouw meldt zich met bovenbuikspijn en een dikker wordende buik. Bij onderzoek worden een grote lever en een sterk vergrote milt gevoeld. Bovendien lijkt er ascites aanwezig. Vermoed wordt dat er een cirrose is.

 

51) Door welk virus is deze cirrose hoogstwaarschijnlijk ontstaan?

a - Hepatitis A-Virus

b - Hepatitis B-virus

c - Hepatitis C-virus

d - Hepatitis E-virus

 

Tevens is er een vermoeden op de aanwezigheid van een hepatocellulair carcinoom.

 

52) Welk bloedonderzoek moet in verband met dit vermoeden worden aangevraagd?

a - AF, gamma GT en bilirubine

b - alfa-1-foetoproteine

c - carcino-embryonaal antigeen

d - ceruloplasmine

 

53) Welk beeldvormend onderzoek moet vanwege de in de vorige vraag genoemde verdenking als eerste worden aangevraagd.

a - Buikoverzichtsröntgenfoto

b - ERCP (Endoscopishc Retrograad galwegonderzoek)

c - Echografie

d - MRI (Magnetische Resonantie Imaging)

 

54) Wat mag in dit geval van een vergrote milt worden verwacht?

a - De functie van de circulerende trombocyten is verminderd.

b - Het trombocytenaantal is normaal.

c - Het trombocytenaantal is verlaagd.

d - Het trombocytenaantal is verlaagd.

 

55) Het coecum is de meest waarschijnlijke plaats voor een ruptuur van het colon bij een totale stenose van het rectum.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 56

Bij een patiënt met een mechanische ileus is palpatie van de buik gewoonlijk niet pijnlijk.

 

56) Als de patiënt wel pijn aangeeft bij palpatie duidt dat op strangulatie.

a - Juist

b - Onjuist

 

57) De meeste patiënten die spontaan hersteld zijn van een strengileus zullen later alsnog geopereerd moeten worden wegens verklevingen.

a - Juist

b - Onjuist

 

58) Een pseudo-obstructie van het colon is van een mechanische ileus van het colon te onderscheiden door middel van een colon inloop röntgenfoto.

a - Juist

b - Onjuist

 

59) Een patiënt met een gegeneraliseerde peritonitis heeft een paralytische ileus.

a - Juist

b - Onjuist

 

 

60) Darmischemie geeft binnen enkele uren na het ontstaan ervan verschijnselen van heftige peritoneale prikkeling.

a - Juist

b - Onjuist

 

61) Bij een geperforeerd ulcus duodeni dient bij operatie altijd een biopsie uit de rand van het ulcus te worden genomen om een carcinoom uit te sluiten.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 62

Een patiënt met een geperforeerd ulcus duodeni heeft initieel een chemische peritonitis.

 

62) Binnen 2 tot 4 uur na het ontstaan gaat de chemische peritonitis bij een geperforeerd ulcus duodeni over in een bacteriële peritonitis.

a - Juist

b - Onjuist

 

63) Appendicitis acuta komt bij kinderen onder de leeftijd van twee jaar zelden voor.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij acute pancreatitis kan necrose optreden van (peri) pancreatisch weefsel.

 

64) Infectie van deze necrose treedt vaker wel dan niet op.

a - Juist

b - Onjuist

 

65) Welke diagnose wordt op een acute polikliniek chirurgie bij patiënten met acute buikpijn het meest gesteld?

a - Acute cholecystitis

b - Appendicitis acuta

c - Aspecifieke buikpijn waarvoor geen chirurgie noodzakelijk is

d - Strengileus

 

66) De voorkeursbehandeling van een geperforeerd ulcus van maag of duodenum is een conservatieve (niet operatieve) behandeling.

a - Juist

b - Onjuist

 

67) Wat past niet bij een gegeneraliseerde bacteriële peritonitis?

a - defense musculaire (harde buik)

b - diffuse buikpijn

c - hypovolemie

d - koliekpijn

 

68) Wat is de meest voorkomende oorzaak van strangulatie van een dunnedarmlis?

a - hernia

b - strengileus

c - tumor

d - volvulus

 

69) Welke groep van patiënten heeft bij het vermoeden op een appendicitis acuta de meeste baat bij een laparoscopie?

a - kinderen

b - niemand

c - sporters van alle leeftijden

d - vrouwen in fertiele leeftijd

 

70) Wat is de eerste stap in behandeling van een strengileus?

a - een klysma

b - een operatie

c - pijnstilling

d - vochtsuppletie

 

71) Welke parameter speelt geen rol bij het vaststellen van de ernst van een acute pancreatitis?

a - de bloedglucosespiegel ten tijde van de diagnose

b - de leeftijd van de patiënt

c - de mate van alcoholconsumptie van de patiënt in de dagen voor de diagnose

d - de serumalbumineconcentratie ten tijde van de diagnose

 

72) Welke bewering over een intra-abdominaal abces is waar?

a - de behandeling is bij voorkeur met een percutane drainage

b - de voorkeurslocatie is naast de aorta

c - omdat de infectie goed is afgekapseld heeft de patiënt geen koorts

d - een intra-abdominaal abces gaat gepaard met een leucopenie

 

Casus vragen 73 t/m 76

De heer V., 78 jaar oud, heeft vroeger gevaren en is daarna concierge op een shcool geweest. Hij is een gezellig type, lust wel een borreltje en rookt pij. Zijn huisarts ziet hem zelden, af en toe een 'vastzittende hoest', bronchitis waarvoor hij een antibioticum voorgeschreven wordt. Hij wordt door zijn vrouw naar het spreekuur gestuurd omdat hij al een week geen ontlasting gehad heeft. Hij vertelt dat de ontlasting de laatste tijd moeizamer gaat. Lichamelijk onderzoek toont een wat gespannen buik, geen tekenen van peritoneale prikkeling, palpatie over het colon descendends vindt hij heel vervelend. Bij rectaal toucher vindt u een lege ampulla. De huisarts verwijst de heer Visser met spoed naar de chirurg.

De heer Visser ontwikkelt het beeld van een mechanische ileus.

 

73) Het risico van een spoedlaparotomie is bij goede voorbereiding gelijk aan dat van een electieve ingreep.

a - Juist

b - Onjuist

 

74) De voorbereiding voor een psoedoperatie omvat hetzelfde onderzoek als voor een electieve operatie.

a - Juist

b - Onjuist

 

75) Vanwege de bronchitis zijn opioïde analgetica voor postoperatieve pijnbestrijding gecontraïndiceerd.

a - Juist

b - Onjuist

 

76) De postoperatieve pijnbestrijding geschiedt het beste door het epiduraal toedienen van sufentanil en bupivacaine.

a - Juist

b - Onjuist

 

77) Bij weefselbeschadiging treedt een steriele ontsteking op door het vrijkomen van intracellulaire componenten.

a - Juist

b - Onjuist

 

78) Activatie van adrenerge ß1-receptoren veroorzaakt een positief inotroop effect op het hart.

a - Juist

b - Onjuist

 

79) Verlies van meer dan 30% van het volume lichaamsvocht leidt direct tot shock.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij onvoldoende beademing blaast een patiënt onvoldoende CO2 af.

 

80) Hierdoor ontstaat een respiratoire alkalose.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vraag 81

Jan ligt in het ziekenhuis vanwege een te ondergane herniaoperatie. Hij zegt veel pijn te hebben en kreunt daardoor nogal veel, tot overlast van zijn kamergenoten. Klachten over het gekreun bereiken Jans bereiken Jans behandelend arts dr. De Boer. Deze zoekt Jan op en overlegt met hem over het nut van te nemen pijnstillers, welke Jan tot dan toe steevast heeft geweigerd in te nemen. Wanneer Jan opnieuw pijnmedicatie weigert, besluit Dr. De Boer zowel voor het heil van Jans kamergenoten als voor Jan zelf enige pijnmedicatie in Jans voeding te laten verwerken. Jans echtgenote valt later op dat haar man in tegenstelling tot eerdere dagen veel rustiger is en ook minder alert. Ze besluit om inzage in Jans dossier te vragen om zodoende te kunnen zien welke medicatie Jan krijgt. In het dossier wordt geen melding gemaakt van voorgeschreven sedativa of pijnstillers.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid volgt uit het voldoen van een gedraging aan een delictsomschrijving zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht.

 

81) Het optreden van dr. De Boer levert in beginsel het strafrechtelijke delict 'mishandeling' op (art. 300 Sr. e.v.).

a - Juist

b - Onjuist

 

Glycogenolyse is de afbraak waarbij nieuwe glucose wordt gevormd. De glycogenese is de vorming van glycogeen uit glucose.

 

82) Adrenaline en glucagon stimuleren het enzym phosphorylase waardoor de glycogenese wordt gestimuleerd en de glycogenolyse wordt geremd.

a - Juist

b - Onjuist

 

83) Als endotracheale intubatie niet lukt bij algehele anesthesie voor een laparotomie, dan:

a - vindt er een flexibele intubatie plaats bij een wakkere patient.

b - volstaat een larynxmasker

c - wordt de tube nasaal ingebracht en op geleide van het geluid in de trachea geplaatst

d - wordt er een dikke nasogastrische tube geplaatst

 

84) Welke van onderstaande medicamenten dient een patiënt beslist door te gebruiken voor een operatie?

a - diazepam (benzodiazepine) voor slapeloosheid

b - ibuprofen (NSAID) voor reumatische pijn

c - (kinder)aspirine voor thrombose profylaxe

d - propranolol (betablokker) voor hoge bloeddruk

 

85) Patiënten met diabetes mellitus lopen peri-operatief extra gevaar door een verhoogd risico op:

a - aspiratie van maaginhoud

b - slechte wondgenezing

c - stille hartischemie

d - alle drie bovenstaande

 

86) Risicofactoren voor het optreden van veneuze trombose zijn:

a - gebruik van coumarine derivaten

b - maligniteit

c - roken

d - alle bovenstaande

 

87) Tijdens de intratracheale intubatie bestaat er een risico op een gevaarlijke stimulatie en respons van:

a - parasympaticus

b - sympaticus

c - zowel parasympaticus als sympaticus

d - geen van beide

 

88) Postoperatieve misselijkheid en braken:

a - treden op bij de meerderheid van patiënten die geopereerd zijn onder algehele anesthesie

b - zijn vaak het gevolg van de toediening van opioïden postoperatief

c - a en b zijn beide juist

d - a en b zijn geen van beide juist

 

89) Welke van de onderstaande alternatieven is niet te duiden als een stressverschijnsel?

a - Activatie van de stollingscascade

b - Bronchusdilatatie

c - Verhoging van de cardiac output

d - Verlaging van het basaalmetabolisme

 

90) Stimulatie van de alfa-adrenerge receptoren resulteert niet in:

a - lipolyse

b - vasoconstrictie van de buikarteriën

c - vasoconstrictie van de coronair arteriën

d - verhoogde tonus van de blaassfincter

Bij het schrijven van een verwijsbrief geldt de volgende regel:

 

91) De epicrise mag geen nieuwe informatie bevatten.

a - Juist

b - Onjuist

 

Onder BSE (bezinkingssnelheid van eryghrocyten) wordt de snelheid (in mm/uur) verstaan waarmee erytrocyten in ontstold bloed in één uur naar beneden zakken.

 

92) Anti-inflammatoire geneesmiddelen geven een fout te lage waarde van de BSE.

a - Juist

b - Onjuist

 

De leukocytenconcentratie in het bloed wordt gemeten met automatische celapparatuur.

 

93) Een verlaagde leukocytenconcentratie voor bij sepsis.

a - Juist

b - Onjuist

 

94) De directe antiglobulinetest (Coombs-test) wordt gebruikt om antistoffen gebonden aan erythrocyten aan te tonen.

a - Juist

b - Onjuist

 

Casus vragen 95 en 96

Een 55 jarige man belt de huisarts omdat hij bloed verliest via de anus.

 

95) Rood bloedverlies via de anus kan optreden bij een heftige hoge tractus digestivus bloeding.

a - Juist

b - Onjuist

 

96) Van alle patiënten die zich met bloedverlies via de anus bij de huisarts melden heeft slechts zo'n 2% een coloncarcinoom.

a - Juist

b - Onjuist

 

Onder BSE (bezinkingssnelheid van erythrocyten) wordt de snelheid (in mm/uur) verstaan waarmee erytrocyten in ontstold bloed in één uur naar beneden zakken.

 

97) De BSE (bezinkingssnelheid van erythrocyten) is een goede parameter vor het vervolgen van een ontstekingsproces omdat veranderingen in de mate van ontsteking binnen enkele uren effect hebben op de BSE.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een patiënt gaat naar de huisarts in verband met obstipatieklachten.

 

98) Obstipatie wordt gedefinieerd (Rome II criteria) door twee of meer symptomen, zoals harde faeces, minder dan drie defecaties per week, die gedurende tenminste twee weken bestaan.

a - Juist

b - Onjuist

 

Bij een patiënt met obstipatie wordt bij auscultatie van de buik zeer levendige peristaltiek (borborygmi) gehoord.

 

99) De bevinding wijst op een mechanische ileus.

a - Juist

b - Onjuist

 

Een 55 jarige man belt de huisarts omdat hij bloed verliest via de anus.

 

100) Bij acuut bloedverlies vai de anus is een dubbelcontrastonderzoek van het colon (X-colon) meestal geïndiceerd.

a - Juist

b – Onjuist

 

Antwoorden Proeftentamens

 

Proeftentamen 1 - 2008

 

  1. A
  2. B
  3. B
  4. B
  5. C
  6. D
  7. B
  8. C
  9. D
  10. C
  11. A
  12. B
  13. D
  14. B
  15. C
  16. C
  17. C
  18. B
  19. C
  20. A
  21. B
  22. A
  23. B
  24. D
  25. B
  26. B
  27. C
  28. B
  29. A
  30. A
  31. C
  32. C
  33. D
  34. A
  35. C
  36. C
  37. C
  38. B
  39. B
  40. B
  41. B
  42. A
  43. B
  44. B
  45. B
  46. B
  47. B
  48. C
  49. C
  50. B
  51. C
  52. B
  53. A
  54. D
  55. B
  56. C
  57. B
  58. A
  59. B
  60. D
  61. D
  62. D
  63. A
  64. A
  65. B
  66. B
  67. D
  68. D
  69. B

 

Proeftentamen 2 - 2005

  1. B
  2. B
  3. C
  4. D
  5. B
  6. C
  7. A
  8. B
  9. A
  10. C
  11. A
  12. B
  13. A
  14. A
  15. B
  16. B
  17. C
  18. B
  19. B
  20. A
  21. Argumenten pleitend vóór levercirrhose
  22. tekenen chronisch leverlijden bij lichamelijk onderzoek:
  23. erythema palmare
  24. spider naevi
  25. caput medusae
  26. ascites
  27. icterus
  28. tekenen leverinsufficiëntie
  29. synthese gestoord: albumine ↓

   INR ↑ (synthese stollingsfactoren ↓)

  • bilirubine ↑
  • leverenzymwaarden ↑
  • bewustzijn ↓
  • kleine lever (cirrhose) en grote milt

      (portale hypertensie)

 

22. 51-jarige man met levercirrhose, portale hypertensie, leverinsufficiëntie

 

Mogelijke oorzaken cirrhose:

  1. alcohol
  2. virale hepatitis (B, C)
  3. stapelingsziekte / metabool

 

23. Alcohol  →      anamnese, heteroanamnese

                              MCV ↑ (macrocytose)!.   evt. leverbiopsie

      hepatitis →      serologie of PCR

      metabool →    SeFe, LYBC

                              transferrine

                              serum koper

                              urine koperuitscheiding

                              ceruloplasmine

 

24. Complicaties van levercirrhose

  • ascites
  • portale hypertensie
  • gestoorde synthese: insufficiëntie

 

25. Behandeling encefalopathie

  • voeding (eiwitbeperking)
  • lactulose (Laxans): colon pH ↓: productie  ammoniak ↓
  • neomycine 4 x daags, als antibioticum

productie ammoniak ↓ door bacteriën ↓

 

26. Terminale ileum: actieve resorptie van galzouten en vitamine B12

Na ileum resectie kans op :

  1. vitamine B12 deficiëntie; suppletie geven
  2. overloop galzouten naar colon: galzoutdiarree
  3. verlies galzouten → lichte stoornis in vet opname (steatorrhoea)

Na resectie van 1 meter dunne darm resteert er nog minstens 3 meter darm: ruim voldoende om alle macronutriënten en alle andere micronutriënten te resorberen.

 

27. M. Crohn is een chronische darmziekte. Er is hoge kans op recidief: ongeveer 60 à 70%. Leg de patiënt uit dat de ziekte tijdelijk genezen is maar dat ze in de toekomst rekening moet houden met recidief klachten.

 

Proeftentamen 3 - 2003:

1. A

  1. B
  2. B
  3. A
  4. A
  5. B
  6. A
  7. A
  8. A
  9. A
  10. A
  11. C
  12. C
  13. B
  14. A
  15. C
  16. B
  17. C
  18. A
  19. A
  20. B
  21. B
  22. A
  23. A
  24. A
  25. A
  26. A
  27. B
  28. D
  29. A
  30. A
  31. D
  32. D
  33. C
  34. A
  35. A
  36. B
  37. B
  38. A
  39. A
  40. A
  41. A
  42. B
  43. A
  44. B
  45. B
  46. A
  47. A
  48. D
  49. B
  50. D
  51. D
  52. B
  53. A
  54. A
  55. A
  56. B
  57. A
  58. B
  59. B
  60. B
  61. A
  62. B
  63. B
  64. A
  65. D
  66. A
  67. D
  68. D
  69. A
  70. D
  71. D
  72. B
  73. A
  74. A
  75. B
  76. A
  77. A
  78. A
  79. A
  80. B
  81. A
  82. A
  83. A
  84. B
  85. C
  86. C
  87. A
  88. A
  89. A
  90. A
  91. A
  92. B
  93. B
  94. B
  95. A
  96. B
  97. B
  98. B
  99. A

 

Proeftentamen 4 - 2004

  1. B
  2. A
  3. A
  4. B
  5. A
  6. A
  7. A
  8. A
  9. B
  10. B
  11. C
  12. B
  13. A
  14. A
  15. B
  16. B
  17. C
  18. B
  19. A
  20. B
  21. A
  22. A
  23. B
  24. B
  25. B
  26. B
  27. A
  28. A
  29. B
  30. A
  31. B
  32. B
  33. C
  34. A
  35. D
  36. D
  37. A
  38. B
  39. A
  40. A
  41. A
  42. A
  43. B
  44. B
  45. A
  46. B
  47. A
  48. B
  49. A
  50. A
  51. B
  52. B
  53. C
  54. D
  55. A
  56. A
  57. B
  58. A
  59. A
  60. B
  61. B
  62. B
  63. A
  64. B
  65. C
  66. B
  67. D
  68. A
  69. D
  70. D
  71. C
  72. A
  73. B
  74. A
  75. B
  76. A
  77. A
  78. A
  79. A
  80. B
  81. A
  82. B
  83. A
  84. D
  85. D
  86. B
  87. C
  88. B
  89. D
  90. A
  91. A
  92. B
  93. A
  94. A
  95. A
  96. A
  97. B
  98. B
  99. B
  100. B
Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Borst, Buik en Nier - Geneeskunde - Bundel

Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2013-2014)

Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2013-2014)

Bevat de collegeaantekeningen van het blok 'Vraagstukken Borst en Nier' van 2013-2014.


HC 1 – Opfriscollege Ademhaling

Er is een ‘COPD epidemie’ en deze epidemie zal nog even blijven stijgen. Waarschijnlijk is rond 2030 COPD de 3e doodsoorzaak. COPD speelt dus een heel belangrijke rol......read more

Access: 
Public
Thema: Borst - collegeaantekeningen - Borstpijn, hoest, ECG

Thema: Borst - collegeaantekeningen - Borstpijn, hoest, ECG

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC: Radiologie deel 1 (maandag 25 november 2013, 14.30)

De radiologie voor longziekten bestaat uit de X-thorax, CT-scan, MRI-scan en echo.

Casus 1: Een vrouw van 30 jaar met periodes van dyspneu en piepen. Als kind had ze eczeem. Ze rookt niet. Lichamelijk onderzoek normaal. Welk onderzoek is nu geïndiceerd?

Antwoord: spirometrie. Het verhaal met piepen en eczeem doet denken aan astma. Histamine provocatietest wordt, indien nodig, pas na spirometrie uitgevoerd, omdat je dan de uitgangswaarde van de longfunctie weet. Soms is een histamine provocatietest niet nodig, omdat de diagnose astma al gesteld is door middel van spirometrie met snelwerkend beta-mimeticum.

Casus 2: Een vrouw van 55 jaar met periodes van dyspneu en piepen en als kind eczeem. Passageklachten, afgevallen en rookt. Ze maakt een vermoeide indruk. Welk onderzoek is nu geïndiceerd?

Antwoord: X-thorax. Het verhaal met B-symptomen (afvallen, moe) doet denken aan een maligniteit. Als de foto normaal is kun je uiteindelijk nog spirometrie doen.

CT-thorax geeft de beste beeldvorming, maar wordt nooit gebruikt als eerste diagnosticum. Het is kostbaarder en heeft meer stralenbelasting dan een X-thorax.

De radioloog moet weten waar hij naar moet zoeken, zodat hij het juiste onderzoek voor de juiste indicatie kan kiezen. De eerste beeldvormende stap wordt gekozen door te kijken naar de kwaliteit van de informatie (met welk onderzoek krijg je antwoord op je vraag) en de belasting voor de patiënt. CT-scan en röntgenstralen geven bijvoorbeeld fysische schade, maar een echo geeft waarschijnlijk niet. De tijdsduur of ongemak van het onderzoek kan ook een belemmering zijn. Verder zijn niet alle onderzoeken altijd beschikbaar. Tevens moet rekening worden gehouden met de kosten.

Wanneer gekozen wordt voor een X-thorax moet de foto eerst beoordeeld worden op techniek (hoe is de foto gemaakt?) en kwaliteit (overbelicht, onderbelicht?). Daarna wordt er pas naar de structuren gekeken. De kennis van normale anatomie is hierbij cruciaal. Er moet gekeken worden naar wat abnormaal is. Kijk systematisch van buiten naar binnen, begin met skelet en weke delen, vervolgens de longgrenzen, de longvelden en tot slot het mediastinum.

De foto kan postero-anterior (PA) of antero-posterior (AP) genomen worden. Dit duidt aan in welke richting de röntgenstralen worden geschoten. Bij PA komen de stralen van achter naar voor en bij AP (iemand ligt in bed) andersom. Ook kan er een dwarse foto worden gemaakt.

Casus 3: Een man van 45 jaar knapt niet op.....read more

Access: 
Public
Thema: Borst - collegeaantekeningen - Dyspneu

Thema: Borst - collegeaantekeningen - Dyspneu

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


WC: Dyspneu (maandag 16 december 2013, 13.30-15.30)

Opdracht 1

Een man van 55 jaar presenteert zich op de eerste hulp met progressieve dyspneu. Hij is bekend met COPD en coronairvaatlijden. Een aantal maanden geleden is een gemetastaseerd longcarcinoom vastgesteld. Patiënt ervaart hierdoor ernstige botpijnen, waarvoor hij morfine neemt. Er is sprake van obstipatie, een opgezette buik, oedemen aan de onderbenen, een slechte eetlust en orthopneu. Bij lichamelijk onderzoek ziet men een normale bloeddruk, een versnelde, regulaire pols, verhoogde CVD en pitting oedeem. De buik is opgezet, maar niet pijnlijk. De harttonen zijn verzwakt. Bij auscultatie van de longen valt linksonder verzwakt vesiculair ademgeruis op.

De oedemen en verhoogde CVD passen bij pulmonale hypertensie. Dit

De DD bestaat uit:

  • Pericardeffusie door pericarditis carcinomatosa: verklaring voor de zachte harttonen. Door pericardeffusie kan het hart niet goed pompen, wat stuwingsverschijnselen kan veroorzaken.

  • Pleuravocht door pleuritis carcinomatosa: verklaring voor verzwakte ademgeruis.

  • Hartfalen: onwaarschijnlijker, gezien de afwezigheid van crepitaties.

  • Morfinegebruik kan een rol spelen bij de buikklachten

  • Atelectase door progressie van de tumor: onwaarschijnlijk, aangezien patiënt recentelijk bestraald is

  • Longembolie: verhoogde kans op longembolie door actieve maligniteit. De verhoogde CVD en de oedemen passen bij pulmonale hypertensie.

  • COPD speelt mogelijk een rol, maar is onwaarschijnlijker, gezien de afwezigheid van ronchi. Bloedgassen: pCO2 is normaal, pO2 is verlaagd, pH is normaal. Er is dus een partiële respiratoire insufficiëntie.

Aanvullend onderzoek bestaat uit:

  • Lab: verlaagd Hb

  • ECG: verlaagde voltages.

  • X-thorax. Op de foto voor de radiotherapie is een proces te zien in de linkerlong. Op de foto nu is pleuravocht in de sinus en een vergroting van de hartschaduw te zien. De tumor lijkt niet groter geworden.

De DD wordt bijgesteld. Pericarditis carcinomatosa en pleuritis carcinomatosa zijn het meest waarschijnlijk.

Om pleura- of pericardvocht aan te tonen wordt een echo gemaakt. Op de echo van het hart is een forse pericardeffusie te zien, op de echo van de thorax is een grote hoeveelheid pleuravocht zichtbaar. Bij een pericardeffusie komt de diastolische functie (uitzetten van het hart) in de problemen. De pericardeffusie wordt daarom behandeld door middel van een drain. Ook wordt er een punctie gedaan voor cytologie. Pleuravocht wordt afgenomen voor kweek en cytologie.

In het pericard- en pleuravocht worden maligne cellen gevonden, passend bij het longcarcinoom. Na de drainage van het pericardvocht verbetert de dyspneu.

Nu de dyspneu is verbeterd, worden de behandelopties voor het longcarcinoom besproken. Aangezien er in het verleden palliatieve radiotherapie is gegeven, is er waarschijnlijk sprake van een niet-kleincelling longcarcinoom. Behandeling bestaat dus nu uit chemotherapie,.....read more

Access: 
Public
Thema: Borst - collegeaantekeningen - Hart en long

Thema: Borst - collegeaantekeningen - Hart en long

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


PD Longchirurgie (09-12-2013 16:30 – 17:30)

Meneer A. Is laatst opgenomen geweest, doet dit college al een aantal jaar. Naar omstandigheden gaat het goed, maar meneer was laatst opgenomen geweest voor vocht achter de longen. Hij was heel erg benauwd en had dit nog nooit gehad. Gelukkig herstelde meneer snel.

In 2004 is er bij meneer longkanker geconstateerd. Op dat moment was dat een ziekte die zo ver was doorgegroeid in het mediastinum dat op dat moment een operatie niet aan de orde was. Meneer heeft toen een combinatie therapie gehad van chemo en radiotherapie. Dat was voor meneer heel vervelend, het riep ook herinneringen op van zijn vader die ook chemo en bestraling heeft gehad. De onderzoeken vielen meneer zwaar, vooral de bronchoscopie en de andere onderzoeken. De behandeling vond hij meevallen.

Kleincellig carcinoom in stadium 3. Dat ging een paar jaar goed, tot meneer opeens bloed ging opgeven.

Er werd een nieuwe foto gemaakt en die was veranderd. Er is vastgesteld dat de ziekte aan het terugkomen was. Meneer kwam toen wel in aanmerking voor een operatie. Meneer heeft toen 5 weken in het ziekenhuis gelegen. Dat is veel langer dan normaal, want normaal kunnen mensen na 7 of 8 dagen weer naar huis. De operatie heeft bij meneer nog een lange nasleep gehad, omdat de operatie ook voor de chirurg moeilijk was om te doen.

We zijn inmiddels 5 jaar verder en meneer is gezond verklaard. In ieder geval genezen van longkanker. De overlevingscurve van een longcarcinoom is na 5 jaar vlak. Als de ziekte dan nog niet is teruggekomen, is de kans klein dat dat nog gaat gebeuren. Toch moet meneer jaarlijks terugkomen op controle.

Aan het begin van dit jaar heeft meneer een open hart operatie gehad. Hij had een lekkende hartklep. Hij was benauwd, er werden foto’s gemaakt. De operatie heeft een goed effect gehad, meneer voelt zich weer prima.

De indicatie voor een operatie stellen op het moment dat in de fase daarvoor een lokaal gevorderde vorm van lonkanker is vastgesteld is niet zo gebruikelijk.

Foto’s:
De structuren die beschadigd kunnen raken door de chirurg in de buurt van de tumor zijn de nervus recurrens. De tumor, of een kliermetastasen of de behandeling kan iets met die zenuw doen en dan staat opeens de linkerstemband stil. Dit gebeurde bij meneer en hij heeft toen een jaar lang alleen maar kunnen fluisteren......read more

Access: 
Public
Thema: Borst - collegeaantekeningen - Borstpijn, hartkloppingen, ritmestoornissen

Thema: Borst - collegeaantekeningen - Borstpijn, hartkloppingen, ritmestoornissen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


WG 3: Pijn op de borst

Casus 1:

De man van mw. van Amsterdam (37 jr.) belt u net na het ochtendspreekuur omdat zijn vrouw al 40 minuten pijn op de borst heeft. De pijn is zonder duidelijke aanleiding begonnen. Vorige week is zijn vrouw nog gedotterd en heeft ze een drug eluting stent gekregen. U kent de patiënte goed. Ze heeft diabetes mellitus waarvoor u haar al meer dan 10 jaren behandelt. Ivm bijwerkingen heeft ze alle medicatie gestopt

 

Na dotteren is er een kans dat de stent thrombocyten aantrekt en daardoor opnieuw een vernauwing ontstaat.

 

Bij aankomst stelt u het volgende vast: de patiënte ligt op de bank en ze is goed bij. Ze geeft aan dat de pijn goed te dragen is. Het zweet staat op haar voorhoofd en ze voelt klam aan. De bloeddruk bedraagt 85/60 mmHg. en de pols is 98/min en is regulair aequaal (RA).

  • Inschatten klinische toestand: bloeddruk laag, pols hoog en klam aanvoelen: vegetatieve verschijnselen. De diagnose is waarschijnlijk een MI omdat de pijn al 40 minuten constant is met vegetatieve verschijnselen. Pathofysiologisch is het belangrijkste verschil tussen stabiele AP en acuut coronair syndroom dat er al dan niet thrombusvorming is. Door de vorming van de trombus wordt het vat snel nauwer en gaat het vat uiteindelijk dicht zitten, dit geeft het acute beeld. Bij stabiele AP is er al vernauwing in het bloedvat en bij sporten is er zuurstof disbalans (meer vraag dan aanbod). Bij een instabiele AP is er een combinatie van op korte termijn AP klachten en in rust, maar het vat is dan nog niet helemaal dicht. Vaak is er voorafgaand aan een MI een instabiele AP, maar bij MI sluit het vat helemaal af en ontstaat er schade. De cellen in ischemie gaan kapot en troponine komt vrij, dit is een enzym van afstervende myocyten dat zeer specifiek diagnostisch is voor MI schade. In het LUMC wordt in het lab troponine T gemeten.
    Bij instabiele AP kunnen er wel een beetje vegetatieve verschijnselen zijn, maar er ontstaat geen lage tensie en hoge pols.
    De rechter coronairarterie heeft een tak naar het rechterventrikel, als deze verstopt zit is er altijd een lage tensie, omdat er geen bloed uit de rechterventrikel gepompt wordt, er dus ook niets in links aankomt en de bloeddruk niet gehandhaafd kan blijven.
  • Wat is op dit moment het doel van de behandeling? Causaal is het primaire doel van de behandeling: dus de
  • .....read more
Access: 
Public
Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2015-2016)

Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2015-2016)

Bevat de collegeaantekeningen van het blok 'Vraagstukken Borst en Nier' van 2015-2016


HC: Anatomie en Fysiologie van de Long – I

Wanneer er gekeken wordt naar de meest voorkomende ziekten/aandoeningen in de Nederlandse gezondheidszorg die mortaliteit veroorzaken komen klachten die gerelateerd zijn aan structuren die zich in de thorax holten (onder andere het hart en de longen) het meest voor. De ziekte die relatief de hoogste mortaliteit met zich meebrengt is longkanker, gevolg door coronaire hartziekten, dementie, beroertes, hartfalen en COPD. In 2011 waren 11.000 patienten gediagnosticeerd met longkanker, in 2014 is dit aantal gestegen naar ruim 13.000. De absolute sterfte van longkanker neemt bij vrouwen de laatste jaren toe, bij mannen blijft die vrijwel stabiel. Dit komt doordat er een aantal jaar geleden steeds meer vrouwen begonnen te roken. Deze aanpassing in gedrag is momenteel zichtbaar.

Anatomie van de longen en bovenste luchtwegen

De longen bevinden zich in de thoraxholte boven het diafragma en achter de ribbenkast. De longen zijn omgeven door viscerale pleura. De rechter long heeft drie kwabben en de linker long heeft twee kwabben. De kwabben zijn van elkaar gescheiden door fissuren: viscerale pleura. De rechter long heeft 2 fissuren: de fissura horizontalis en de fissura oblique. De linker long heeft alleen de fissura oblique. De kwabben zijn in segmenten verdeeld. Bij bronchoscopie ziet men de segmenten en die zijn van binnenuit makkelijk te benoemen door vertakkingen van bepaalde structuren. De segmenten.....read more

Access: 
Public
Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2014-2015)

Notes bij het vak Vraagstukken Borst en Nier - Geneeskunde - B2 - UL (2014-2015)

Bevat de collegeaantekeningen van het blok 'Vraagstukken Borst en Nier' van 2014-2015.


Thema 1: Hoest, Hemoptoë en Stemveranderingen

07/04/2015 – 10/04/2015

HC-02: Anatomie en Fysiologie van de Long – I (07/04/2015)

Wanneer er gekeken wordt naar de meest voorkomende ziekten/aandoeningen in de Nederlandse gezondheidszorg die mortaliteit veroorzaken komen klachten die gerelateerd zijn aan structuren die zich in de thorax holten (onder andere het hart en

.....read more
Access: 
Public
Thema: Borst (Hartkloppingen, duizelingen en collaps, deel 2)

Thema: Borst (Hartkloppingen, duizelingen en collaps, deel 2)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Thema 3: Hartkloppingen, duizelingen en collaps

Hartfalen

Hartfalen is een complex syndroom dat ontstaat wanneer het hart niet in staat is om de cardiac output voldoende hoog te houden om te voldoen aan de vraag van het lichaam. Dit ontstaat bijvoorbeeld na een myocardinfarct waarbij een groot deel van het hartspierweefsel beschadigd is. De incidentie neemt toe met de leeftijd. De mortaliteit in 5 jaar bedraagt 50%. Alles dat de arbeid van het hart verhoogd kan hartfalen verergeren of veroorzaken, zoals aritmieën, zwangerschap en anemie. 

Door het hartfalen zullen veranderingen van het hart en het perifere vasculaire systeem optreden, door veranderingen in de hemodynamica. Op de lange termijn treden compensatoire veranderingen in het perifere vasculaire systeem op om de cardiac output (slagvolume x frequentie)  en de perifere perfusie op peil te houden, wanneer het falen erger wordt kan dit echter bijdragen aan de pathologie.

Om de Cardiac Output (CO) op peil te houden neemt onder andere de veneuze return (preload) toe. In een intact hart leidt myocardfalen tot een verminderd ejectie volume per hartslag en dus een toegenomen hoeveelheid bloed dat overblijft na de systole. Hierdoor wordt het diastolisch volume verhoogd, wat de myocardvezels uitrekt en als gevolg hiervan wordt de myocard contractie hersteld. Bij milde myocarddepressie is geen sprake van vermindering van CO, omdat de veneuze druk stijgt. Sinustachycardie is een ander mechanisme om het verminderde stroke volume te compenseren (CO=SV x HR). Wanneer er ernstigere myocard dysfunctie is kan de CO alleen gehandhaafd worden door een verhoogde veneuze druk en/of tachycardie. De verhoogde veneuze druk draagt bij aan het ontwikkelen van dyspneu (accumulatie van interstitiële en alveolaire vloeistof), het optreden van leververgroting en het ontstaan van ascitis en oedeem. Bij inspanning kan de CO vaak niet meer op peil worden gehouden en bij zeer ernstige myocard dysfunctie zelfs niet meer in rust. De inadequate CO wordt zo goed mogelijk verdeeld om de vitale organen van bloed te voorzien (hart, hersenen, nieren).

De afterload is de weerstand waartegen het ventrikel in moet contraheren. Het wordt gevormd door de pulmonaire en systemische weerstand, de fysische karakteristieken van de vaatwand en van de hoeveelheid bloed die uitgestoten moet worden. Wanneer de afterload ('outflow resistence') toeneemt neemt de cardiac output af. Dit geeft toename van eind diastolisch volume en dilatatie van de ventrikels om cardiac output op peil te houden, echter neemt de afterload  hierdoor nog verder toe en ontstaat er als het ware een vicieuze cirkel die leidt tot ernstig hartfalen.
De inotropische staat van het myocard is ook van belang om de CO te handhaven. Het sympatisch zenuwstelsel wordt geactiveerd door de baroreceptoren.....read more

Access: 
JoHo members
Thema: Borst (Hartkloppingen, duizelingen en collaps, deel 1)

Thema: Borst (Hartkloppingen, duizelingen en collaps, deel 1)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Thema 3: Hartkloppingen, duizelingen en collaps

Inleiding Hartkloppingen

Bij hartkloppingen is er het gevoel dat het hart niet in het normale ritme klopt of dat er abnormale kloppende sensatie optreedt. De stoornissen worden als bedreigend ervaren en zijn makkelijk op te merken voor de patiënt. Hartkloppingen treden bijvoorbeeld op bij inspanning of nervositeit. Ernstige ritme- of geleidingsstoornissen geven echter soms opvallend weinig klachten, tot het fatale moment. Hartkloppingen komen vaker voor naarmate men ouder wordt. Wanneer de patiënt zich presenteert met hartkloppingen moet eerst worden bepaald of dit cardiaal of niet cardiaal is. Overbodige diagnostiek moet echter voorkomen worden, omdat dit kan leiden tot verdere angstinductie.
De klacht kan zijn:
- een gevoel van toegenomen kracht van de hartslag
- een afwijkende frequentie van de hartslag
- een onegelmatigheid of het gevoel dat het hart overslaat
Prikkelvorming vindt in een gezond hart plaats in alle cellen van de sinusknoop, AV-knoop of andere purkinjevezels. Na prikkeling van de myocyten zijn de cellen enige tijd niet prikkelbaar (de refractaire periode). De cellen in de SA-knoop hebben het hoogste interne ritme omdat zij het snelste kunnen repolariseren. De frequentie van de SA-knoop bepaalt het tempo van prikkelvorming. Het autonome zenuwstelsel beïnvloedt deze frequentie. Adrenerge prikkeling (emoties, inspanning, perifeer zuurstof tekort) leiden tot toename in de hartfrequentie. Vagale prikkeling (misselijkheid, sinus caroticus prikkeling) leiden tot vertraging van de hartfrequentie.
Ritmestoornissen kunnen ontstaan door een stoornis in de prikkelvorming, een stoornis in de geleiding of een combinatie.
Stoornissen in prikkelvorming

1.Abnormale automaticiteit: normaal zorgen de cellen in de SA- of de AV-knoop voor automaticiteit. Sympathische stimulatie verhoogt de automaticiteit. Abnormale automaticiteit kan optreden op plekken in bijna het gehele hartweefsel en kan leiden tot aritmieën.

2.Triggered activity: wanneer na een normale repolarisatie spontaan depolariserende stroompjes optreden die de drempelwaarde overschrijden, waarna ontlading ontstaat. Repetitieve ontlading kan leiden tot een extrasystole of een tachycardie. Sommige medicijnen (zoals digoxine) zorgen voor triggered activity, of het kan optreden door congenitale afwijkingen aan de ionkanalen van de hartcellen.

3.Re-entry tachycardie of cirkeltachycardie: de impuls dooft na activering niet uit maar houdt zichzelf instant door een cirkelvormig traject te doorlopen. Premature prikkels kunnen zo’n aanval starten, maar ook weer stoppen, wanneer een premature prikkel een deel van de geleidingsweg refractair maakt. Dit kan ontstaan door een anatomische afwijking of door beschadiging van de hartcellen. Het komt voor op verschillende plekken:

-Atrium: atriumflutter, sommige vormen van atriumtachycardie (regelmatig) en atriumfibrilleren (onregelmatig).

-AV-knoop: AV-nodale re-entry

-Zowel atriaal als ventriculair: atrio-ventriculaire re-entry tachycardie (door tweede verbinding tussen atriums en kamers).

-Ventrikel: kamertachycardie

Stoornissen in prikkelgeleiding

1.Eerstegraads AV blok: vertraging van de geleiding door de AV-knoop.....read more

Access: 
JoHo members
Thema: Borst (Pijn op de borst)

Thema: Borst (Pijn op de borst)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Thema: Pijn op de borst

Fysiologie en anatomie van het hart

Het hart ligt beschermd in het hartzakje, pericard. Dit bestaat uit een viscerale binnenlaag, het epicard, en een pariëtale buitenlaag, waartussen zich vloeistof bevindt. Het epicard ligt direct op de middelste laag van het hart met myocyten. Aan de binnenkant is het hart bekleedt met het endocardium. In dit deel van de samenvatting wordt de impuls geleiding van het hart uitgelegd aan de hand van fysiologie en anatomie van het hart.

Myocardcellen vormen ongeveer 75% van de massa van het hart, maar zijn slechts 25% van het totaal aantal cellen. Een deel van de myocardcellen hebben 2 fundamentele functies: ten eerste de initiatie en geleiding van impulsen en ten tweede de contractie. De meerderheid echter van de myocardcellen heeft enkel de functie van contractiliteit, slechts een beperkt aantal dragen de functie van elektrische cel met zich mee. Zij initiëren een elektrische impuls, welke voortgeleidt wordt naar de myocardcellen, myocyten, wat leidt tot contractie d.m.v. de excitatie-contractie koppeling. Deze cellen bevatten dus niet de contractiele myofibrine componenten zoals in myocyten.

De sinusknoop ligt lateraal in het rechter atrium op de overgang van de vena cava superior en het rechter atrium. Het genereert automatisch elektrische impulsen d.m.v. spontane depolarisatie van zijn membraan, dit gebeurd sneller dan in elke andere hartspierceltype, waarin depolarisatie ook spontaan maar langzaam plaatsvindt. Daarom is de sinusknoop van nature de pacemaker van het hart. De depolarisatiesnelheid van de sinusknoop wordt voornamelijk bepaald door autonome invloed (sympatische en parasympatische input), rek, temperatuur, hypoxie, bloed pH en een aantal hormonen (o.a. serotonine).
De actiepotentialen die worden afgevuurd door de sinusknoop, worden voortgeleid over de atria en de ventrikels, deze cellen hebben een ander actiepotentiaal dan de sinusknoop. Er is een kleine instroom van kaliumionen, de natrium en calcium kanalen zijn gesloten. Bij het arriveren van de actiepotentiaal openen deze kanalen snel, wat voor een scherpe depolarisatiepiek zorgt. Dit wordt gevolgd door een gedeeltelijke repolarisatie door de activatie van uitgaande kaliumionen. Er volgt een plateau-fase die uniek is voor een hartspiercel, er is een hele kleine influx van calcium (veroorzaakt door een verhoogde permeabiliteit van de cel en het sarcolemma voor calcium). Deze plateaufase zorgt ervoor dat er geen vroege reactivatie van de hartspiercel plaats kan vinden, want pas na de herstelfase kan een sterke contractie plaatsvinden. Geleidelijk worden de calciumkanalen geïnactiveerd, wat ervoor zorgt dat de kaliumionen het membraan kunnen repolariseren.
De voortgeleiding gaat als een lopend vuurtje, maar wordt vertraagd in de annulus fibrosus ( tussen atrium en het ventrikel) waar zich de atrioventriculaire knoop bevindt.
De impuls wordt langzaam voortgeleid door.....read more

Access: 
JoHo members
Thema: Borst (Hoest en hemoptoë, deel 2)

Thema: Borst (Hoest en hemoptoë, deel 2)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


THEMA: Hoest en hemoptoë

Longcarcinoom

Primaire longtumoren kunnen ingedeeld worden in bronchuscarcinomen (95%), alveolaire carcinomen (2%) en benigne tumoren (3%).

Maligne tumoren die voorkomen in de tractus respiratorius zijn bronchuscarcinomen, tracheacarcinomen en secundaire tumoren.

Bronchuscarcinomen

Bronchuscarcinomen zijn de meest voorkomende maligne tumoren in het Westen. Op dit moment komt longkanker nog wel vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, maar de incidentie bij mannen neemt af en de incidentie neemt juist toe bij vrouwen. Zo staan longcarcinomen nu ook bij vrouwen op de eerste plek van doodsoorzaak van maligne ziekten, waarmee borstkanker als doodsoorzaak naar een tweede plaats is verschoven. Roken is de grootste risicofactor voor bronchuscarcinomen en zelfs bij passief meeroken neemt de kans op longkanker al toe met een factor 1,5. Andere uitlokkende factoren voor bronchuscarcinoom zijn blootstelling aan asbest ijzeroxide, chromium, petroleum producten, oliën en straling.

Typen bronchuscarcinomen

  • Niet-kleincellig carcinoom.

  • Plaveiselcelcarcinoom (meest voorkomend, 40%): leidt tot obstructie van de bronchus en daardoor tot infecties. Goed gedifferentieerde cellen, vaak lokale verspreiding, metastasering op afstand treedt relatief laat op.

  • Adenocarcinoom: komt voort uit mucuscellen in het epitheel van de bronchiën. Invasie van pleura en mediastinale lymfeklieren en metastase naar hersenen en botten komen vaak voor. Geassocieerd met asbest.

  • Groot-cellig carcinoom : minder gedifferentieerde vorm van de plaveiselcelcarcinoom en de adenocarcinoom, metastaseert snel.

  • Bronchoalveolair carcinoom: perifeer solitaire nodus of diffuse nodulaire laesies. Soms grote productie mucus.

  • Kleincellig carcinoom (20-30% van alle carcinomen): ontstaat uit endocriene cellen (Kulchitsky cellen) en kan polypeptide hormonen secreteren. Groeit en metastaseert zeer snel, waardoor het bijna altijd inoperabel (niet resectabel) is bij presentatie. Reageert juist op chemotherapie maar de prognose blijft slecht omdat het vaak in een laat stadium wordt gediagnostiseerd. Er zijn 2 subgroepen:

Klinische verschijnselen

Symptomen die optreden bij een bronchustumor zijn hoest (41%), pijn/druk op de borst (22%), hemoptoë (7%), infecties, malaise, gewichtsverlies, kortademigheid, heesheid en symptomen metastasen op afstand (<5%). Een bronchuscarcinoom kan ook asymptomatisch zijn. Bij lichamelijk onderzoek worden meestal geen bijzonderheden gevonden (soms vergrote supraclaviculaire lymfklieren, pleura effusie en lobulaire collaps).

Metastasering

De tumor kan zich direct verspreiden tot in de ribben en de pleura. Dit veroorzaakt pijn en pleura-effusie. Een carcinoom in de apex kan de ribben eroderen en ingroeien tot in de plexus brachialis (ernstige pijn in de schouder en de binnenkant van de arm).Dit noemen we een Pancoast tumor. Het syndroom van Horner wordt veroorzaakt door metastase tot in de sympatische ganglia, metastase tot in de n. recurrens veroorzaakt heesheid en van de n. phrenicus een hemilaterale diafragmaparalyse of.....read more

Access: 
JoHo members
Thema: Borst - collegeaantekeningen - Diagnostiek, anatomie en fysiologie

Thema: Borst - collegeaantekeningen - Diagnostiek, anatomie en fysiologie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC Borst Inleiding (11/11, 13:30-14:30)

Het blok borst is een belangrijk blok. Problemen gelokaliseerd in de borst zorgen voor een groot gedeelte van de doodsoorzaken in Nederland. Hartinfarcten komen het meest voor, gevolgd door CVA’s, longcarcinoom en COPD als meest frequente doodsoorzaken. Wereldwijd zijn pneumonie en tuberculose de belangrijkste doodsoorzaken.

Voornamelijk rokers zijn verantwoordelijk voor de hoge mortaliteit, die stijgt voor COPD, terwijl de incidentie van cardiovasculaire oorzaken juist daalt.

In week 1 worden voornamelijk inleidende colleges gegeven. Aan de hand van vier hoofdthema’s worden vervolgens klinische presentaties gegeven. Steeds zijn er inleidende colleges, demonstratie patiënten, zelfstudieopdrachten, werkgroepen/werkcolleges en responsiecolleges. De COO-practica moeten thuis gemaakt worden, alleen voor de CASK-anatomie zal er een docent aanwezig zijn. De werkgroepen en –colleges dienen goed voorbereid te worden!

 

HC Anatomie en fysiologie (11/11, 14:30-16:30)

De mens heeft twee longen, omgeven door het viscerale pleurablad, die weer verder zijn verdeeld in kwabben en segmenten.

De linkerlong heeft twee kwabben, de lobus superior en de lobus inferior. De rechterlong heeft 3 kwabben, de lobus superior, lobus medius en lobus inferior. De kwabben zijn van elkaar gescheiden door fissuren, de viscerale pleura. 10% van de mensen heeft incomplete fissuren, waardoor de kwabben vastgegroeid zijn met het parenchym.

Zowel de linker- als de rechterlong is verder onderverdeeld in tien segmenten. De segmenten zijn van elkaar gescheiden door septa (schotten). In principe is er geen lucht- en bloeduitwisseling tussen de segmenten. Een voordeel is dat in het geval van kanker het proces zich tot één segment kan beperken. Dit is dan resectabel. Maar bij een longembolie zijn er geen collateralen, dit is een nadeel van de segmenten.

De fissura op de linker long loopt schuin. Dit betekent dat als een patiënt van de achterkant onderzocht wordt, dat met name de onderkwab onderzocht wordt. Van voren is dit andersom en wordt met name de bovenkwab onderzocht. Hetzelfde geldt voor de rechter long, alleen wordt vanaf de voorkant zowel de bovenkwab als de middenkwab onderzocht. Van ventraal zijn vooral de bovenkwabben en de middenkwab te zien. Van dorsaal zie je vooral de onderkwabben.

De onderkant van de long reikt tot de 6e rib......read more

Access: 
Public
Thema: Longziekten (Pneunomie/Luchtweginfecties & Longembolie)

Thema: Longziekten (Pneunomie/Luchtweginfecties & Longembolie)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2011-2012.


Neusaandoeningen

Aandoeningen buitenkant neus

Folliculitis is een ontsteking van de haarzakjes en komt voor in het vestibulum nasi. De verwekker is meestal een stafylokok en kan uitgelokt worden door neuspeuteren. De aandoening geeft speldenkop grote pustels rondom een haar, met daarom heen een rode regio. Als de ontsteking zich uitbreidt wordt het perifoculitis genoemd en als necrose optreedt spreken we van een furunkel, ook wel bekend als steenpuist. Symptomen zijn een pijnlijk gevoel van de neus en neusregio, zwelling, koorts en roodheid. De belangrijkste complicatie is een uitbreiding tot ontsteking van de orbita(orbitaflegmone) of hersenen(sinus cavernosustrombose) via de vena angularis nasi en vena opthalmica. De behandeling bestaat uit lokale therapie met antibioticumhoudende zalf. Bij een ernstiger infectie wordt oraal of zelfs intraveneus een hoge dosis antibiotica toegediend.

Eczeem is een diffuse ontsteking met jeuk en een branderig gevoel en kan voorkomen in het vestibulum nasi. Verder geeft de aandoening een droge en schilferige huid met korstjes door het indrogen van secreet. Dit eczeem komt geïsoleerd voor of als gevolg van een rhinosinusitis. De behandeling bestaat uit lokale antibioticazalf of -crème. Als de aandoening niet geneest worden moet uitgesloten worden of het geen symptomen zijn van een beginnend plaveiselcelcarcinoom. Andere ontstekingen van de neusholte zijn Erysipelas en herpes zoster.

Rinitis en sinusitis komen meestal samen voor omdat de mucosa de ruimtes met elkaar verbindt en bij infectie meestal de hele mucosa is aangedaan.

Rinitis is een ontsteking van het neusslijmvlies die vooral in het najaar en wintermaanden voorkomt. De belangrijkste verwekkers zijn rhinovirussen(>50%), coronavirussen(15-20%), parainfluenza virussen en RS-virussen. De infectie ontstaat in de nasofarynx waar rhinovirusreceptoren (ICAM-1) voorkomen en verspreidt zich hier vandaan naar de neusholte, farynx en bronchiën. Symptomen worden niet veroorzaakt door schade aan het slijmvlies maar door mediatoren zoals kininen en prostaglandinen en door stimulatie van het parasympatische reflexmechanisme. Rinitis bestaat uit 2 fasen. De initiële fase duurt enkele uren en geeft als symptomen niezen, malaise en jeukend of pijnlijk gevoel in de neus en nasofarynx. De catarrale fase duurt enkele dagen en geeft als symptomen niezen, waterige secretie, neusverstopping en soms conjuctivitis. Bij infectie met influenza heeft de patiënt meestal ook last van koorts en het gevoel van griep. In de differentiaaldiagnose van rhinitis staan: septumdeviatie, adenoïdhypertrofie, corpus alienum, choanale atresie, neuspoliepen, maligne of benigne tumoren, ziekte van Wegener, sarcoïdose, infectie, ciliaire dyskinesie en nasale liquorlekkage.

De belangrijkste complicaties zijn sinusitis (maxillaris, ethmoidalis of frontalis), otitis media, faryngitis, tonsillitis, laryngitis en bronchitis. Niet al deze infecties zijn letterlijk een complicatie, maar meer een onderdeel van een uitgebreide luchtweginfectie.

Tegen de verwekker bestaat nog geen adequate bestrijding en rhinitis gaat al vanzelf over. Antivirale middelen.....read more

Access: 
Public
Thema: Longziekten (COPD & Pathologie van longfibrose)

Thema: Longziekten (COPD & Pathologie van longfibrose)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2011-2012. Bekijk hier ons huidige aanbod.


COPD

COPD staat voor ‘chronic obstructive pulmonary disease’, oftewel chronisch obstructief longlijden. De definitie hiervan is (volgens de WHO): een aandoening die gekarakteriseerd wordt door een luchtwegobstructie die niet volledig reversibel is. Deze luchtwegobstructie is over het algemeen van progressieve aard en wordt geassocieerd met een abnormale ontstekingsreactie op schadelijke deeltjes en gassen (vooral tabaksrook). In de term COPD zijn twee ziektebeelden samengevoegd: chronische bronchitis en emfyseem. Bij chronische bronchitis zijn er verschijnselen van hoesten en slijm opgeven gedurende twee maanden per jaar in twee opeenvolgende jaren (en daarvan is geen andere oorzaak). Er zijn verschillende pathofysiologische afwijkingen bij COPD. Men ziet afwijkingen van de luchtwegen: er is luchtwegobstructie door afname van de diameter door ophoping van slijm, een verdikte wand en spierweefsel. Ook contraheert het spierweefsel te snel. Daarnaast ziet men inflammatie: er zijn meer macrofagen (met deeltjes van tabaksrook). Er is een verhoogde mucusproductie, die niet goed weggevoerd kan worden doordat het trilhaardragende epitheel is beschadigd. Er is een verhoogd risico op bacteriële kolonisatie. Verder is er anatomische schade aan het longparenchym bij emfyseem. Hierdoor is er minder steun en klappen de luchtwegen dicht. Vernietiging van de alveoli komt het meest voor. Kenmerkend is het vergrote residuale volume, een te hoge totale longcapaciteit en een verlaagde diffusiecapaciteit. De ademhalingsspieren hebben minder kracht, wat negatief wordt beïnvloed door de ongunstige lengte-krachtverhouding door de hyperinflatie van de thorax. Tenslotte treedt er gewichtsverlies op, door de lage voedselinname en energievretende ademhaling.

De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van COPD is het roken van sigaretten. Passief roken, luchtverontreiniging binnen, virusinfecties en bronchiale hyperreactiviteit zijn ook risico’s. De oorzaak is waarschijnlijk een verstoring van het evenwicht tussen oxiderende en anti-oxiderende moleculen. COPD op basis van emfyseem wordt in 1-5% van de gevallen veroorzaakt door alfa-1-antiproteasedeficiëntie. Een alfa-1-antitrypsinedeficiëntie kan tot COPD worden gerekend. Dit is een autosomaal recessieve erfelijke aandoening, die al op jonge leeftijd ernstig emfyseem geeft.

De symptomen waarmee patiënten zich meestal presenteren bij de huisarts zijn periodes van luchtweginfecties; en kortademigheid bij (geringe) inspanning. De klachten zijn constant aanwezig, maar wisselen in intensiteit. Doorgaans is het ´s middags erger dan ´s ochtends, en bij vochtig en/of koud weer verergeren de klachten vaak ook.
 

Bij inspectie van de patiënt moet men letten op de mate van dysnoe, de ademhalingsfrequentie, de inspiratiestand van de thorax, en het gebruik van hulpademhalingsspieren. Bij.....read more

Access: 
Public
Thema: Longziekten (Respiratoire insufficiëntie)

Thema: Longziekten (Respiratoire insufficiëntie)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Longfunctieonderzoek

Om longfunctiestoornissen te meten worden er in de klinische praktijk een groot aantal onderzoeksmethoden gebruikt. Dit longfunctieonderzoek kan worden onderverdeeld in het meten van de luchtinhoud van de longen; de maximale luchtstroom bij geforceerde ademhalingsbewegingen; de weerstand die de luchtstroom in de luchtwegen ondervindt; diffusiebepaling; en inspanningsonderzoek. Welke metingen men uitvoert is afhankelijk van de aard van de onderliggende ziekte. Vanwege het uitvoeren van geforceerde ademhalingshandelingen zijn de motivatie van de patiënt en de longfunctieassistent ook van belang. Afwijkingen ten opzichte van referentiewaarden kunnen berusten op longziekten, ras en een abnormale bouw van de borstkas.

Bij spirometrie laat men de patiënt langzaam en zo diep mogelijk uitademen in een spirometer, en daarna moet de patiënt zo diep mogelijk inademen. Zo kan men de inspiratoire vitale capaciteit (IVC) bepalen. Na een maximale inademing moet de patiënt zo diep en snel mogelijk uitademen: de expiratoire vitale capaciteit (EVC) wordt zo bepaald. Zo kan men kijken of er een obstructieve/restrictieve stoornis zou kunnen zijn. Ook kan men zo het effect van medicijnen testen. Een spirometer wordt ook gebruikt om het longvolume te berekenen. Men voegt dan helium (dat niet oplost in bloed) toe aan de lucht in de spirometer, waarna de patiënt na een normale uitademing (FRC-niveau) aangesloten wordt. Als een evenwicht tussen de lucht in de longen en de lucht in de spirometer is bereikt, wordt de heliumconcentratie in de spirometer gemeten, en met behulp van de mate van verdunning kan men de longinhoud – op FRC-niveau – berekenen. Het residuale volume (RV) kan men berekenen met behulp van het expiratoire reservevolume (ERV): de maximale hoeveelheid lucht die na een normale uitademing nog kan worden uitgeademd. RV = FRC – ERV. De totale longcapaciteit (TLC) = RV + VC (vitale capaciteit).

De luchtstroomsnelheid berekent men met een pneumotachograaf. Deze meet het drukverschil over een bekende weerstand, en meet zo de flow, die hij vervolgens integreert naar volume. Ze geven een curve (flow-volumecurve) die de maximale flow tegen het in- of uitgeademde volume weer. De hoogste luchtstroomsnelheid is de piekstroom. Deze wordt vaak gebruikt als maat voor een luchtwegobstructie. De piekstroom kan ook gemeten worden met een eenvoudige handmeter.

Met een lichaamsplethysmograaf, oftewel bodybox, kan men het thoracale gasvolume (TGV) en de luchtwegweerstand (Raw) meten.

De druk in de bodybox, de druk bij het mondstuk (monddruk) en de flow tijdens het ademen worden gemeten. De patiënt ademt door het mondstuk, dat na een normale uitademing wordt afgesloten met een.....read more

Access: 
Public
Thema: Longziekten (Astma)

Thema: Longziekten (Astma)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2011-2012. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Week 1 Studiestof

 

Structuur en functie

De functie van de longen is gaswisseling; zuurstof naar het lichaam voeren en koolstofdioxide afvoeren. Dit gebeurt in de alveoli.

Een optimale gaswisseling wordt bereikt door samenspel tussen pulmonale circulatie en longventilatie.

De pulmonale circulatie bestaat uit de druk in het rechter ventrikel en de weerstand in het longvaatbed. Het wordt gekenmerkt door een lage bloeddruk(uitzondering bij pulmonale hypertensie) en een hoog verplaatst bloedvolume. In de aortaboog bevinden zich receptoren die reageren op hypoxie en in het verlengde merg receptoren die reageren op hypercadnie. Hypoxie en hypercadnie zorgen zo voor een verlaagde longvaatbedweerstand.

De longventilatie kan variëren van zes tot honderd liter per minuut, ook afhankelijk van hypoxie en hypercadnie. Deze factoren stimuleren de contractie van ademhalingsspieren en het diafragma.

 

De trachea is ongeveer 10 cm lang en omringd door kraakbeen. In een punt dat de hoofdcarina heet splitst deze in een verticaler lopende rechter bronchi en een horizontaler lopende linker bronchi. Dit is belangrijk om te weten omdat de rechterlong dus vaker bij aspiratie betrokken is. De rechterlong bestaat uit drie kwabben. De linker uit twee exemplaren.

De bronchi blijfven splitsen zodat de uiteindelijke luchtweg diameter steeds groter wordt terwijl de stroomsnelheid afneemt naar nul in de alveoli. De alveoli zijn bedekt door een laagje surfactans, wat het geheel ontplooid houd.

De longen worden van zuurstofarm bloed voorzien door de linker en rechter arteria pulmonalis. Zuurstofrijk bloed bereikt de longen door arteria bronchiales.

De pulmonale lymfestroom draineert naar de hilus en reinigt als het ware het interstitium en verwijderd antigenen.

 

Het O2 en CO2 transport door de alveolaire wand berust voor een groot deel op diffusie. De netto stromen gaan van een hoge naar een lage concentratie, waarbij de drijvende kracht de gradiënt is. Het grote longoppervlak en de dunne wand van de alveoli zijn ook bevorderend voor de mate van gasuitwisseling.

Hemoglobine, het hoofdbestanddeel van de rode bloedcel is verantwoordelijk voor de O2 opname in bloed. 96% van de O2 die van die alveoli naar de pulmonale cappilairen diffundeert wordt reversibel gebonden.

 

De organisatie van het respiratoire systeem

Het respiratoire systeem heeft een aantal karakteristieken. Het maakt gebruik van zeer effectieve convectiestromen gastransport over langere afstanden. De externe convectiestroom is de circulatie en de interne convectiestroom de circulatie. Voor gastransport over kortere afstanden wordt diffusie gebruikt.

De belangrijkste componenten van het respiratoire systeem zijn:

  1. de ‘luchtpomp’: de longen, luchtwegen en thorax met bijbehorende spieren functioneren als luchtpomp. Ze verversen als het ware de alveolaire ruimte. Dit proces wordt alveolaire ventilatie genoemd.

  2. de O2 en CO2 transportmechanismen in het bloed. Rode bloedcellen bevatten veel hemoglobine dat ervoor zorgt dat O2 en CO2 extra snel kunnen worden opgenomen en afgegevoerd. Hb functioneert tevens als buffer en helpt dus bij het instand houden van de pH.

  3. het gaswisselingsoppervlak bestaande uit de alveoli. Het grote oppervlak van de alveoli in combinatie met de

  4. .....read more
Access: 
Public
Oefenvragen Longheelkunde

Oefenvragen Longheelkunde

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013


Casusvragen Longheelkunde

Vraag 1

Een 28-jarige man is hedenmiddag acuut ziek geworden nadat hij al een paar dagen verkouden was. Tijdens het werk (hij is verkoper in een gereedschapswinkel) zakte hij bijna in elkaar. Hij was niet buiten bewustzijn. Een collega bracht hem naar de Eerste Hulp. Hij blijkt een temperatuur van 39.8 C te hebben en heeft een koude rilling. Hij heeft vooral pijn rechts op de borst die niet uitstraalt. Hij hoest ook wat, maar geeft niet op. Bij onderzoek ziet U een zieke man, ademfrequentie 24/min, pols 120/min regulair. Rechts voor en lateraal is een gebied met verkorte percussie. Het ademgeruis is hier verscherpt en er zijn knetters. De O2-saturatie aan de vinger gemeten is 96% (zonder O2 toediening).

 

Klinische vraag Antwoord

1. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

1. Pneumococcen pneumonie.

2. Vervallen.

2. Vervallen.

3. Welke beeldvormend onderzoek is geïndiceerd om tot een diagnose te komen?

3. Thoraxfoto.

 

Biomedische vraag Antwoord

 

1. De barrière tussen lucht en bloed in respiratoir longweefsel wordt gevormd door twee celtypen. Welke twee?

1. Epitheel alveolaire wand (Pneumocyten I), Endotheel alveolaire capillairen.

2. De dikte van de bloed-lucht barrière is ongeveer: 1nm 1μm 1mm (omcirkel het juiste antwoord.

2. 1 μm

Vraag 2

Als huisarts heeft U zojuist een 67-jarige man onderzocht, die de laatste paar maanden klaagt over een vastzittende hoest en het opgeven van sputum waarin zo nu en dan een spoortje bloed aanwezig is. De anamnese vermeldt verder, dat hij tot zijn vijftigste jaar 20 sigaretten per dag heeft gerookt. De laatste tien jaar wordt patiënt behandeld met bloedverdunnende medicatie wegens claudicatio intermittens. Bij het lichamelijk onderzoek vindt U alleen een verhoogde bloeddruk (180/95 mmHg). Over de longen is beiderzijds ademgeruis te horen met verspreid enkele rhonchi.

 

Klinische vraag Antwoord

.....read more

1. Noem de drie meest waarschijnlijke diagnosen bij deze haemoptoe in volgorde van waarschijnlijkheid

1.

neoplastisch (m.n. longcarcinoom)

cardiovasculair (b.v. longembolie)

ontstekingsprocessen (bronchusboom, longparenchym)

 

Biomedische vraag Antwoord

 

Access: 
JoHo members
Oefenmateriaal Nefrologie & Urologie

Oefenmateriaal Nefrologie & Urologie

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefenvragen

     1. De urine teststrook is niet geschikt voor het screenen op:

a)       Bence-Jones eiwitten

b)       leukocyturie

c)       hematurie

d)       albuminurie

 

  1. Een man van 80 jaar komt op het spreekuur wegens geleidelijk  toenemende zwelling van de enkels, die vooral in de avond aanwezig is. ’s Nachts moet hij een aantal keer het bed uit om te plassen. Een urine dipstick toont een spoor eiwit. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor het oedeem.
    a)   hartfalen
    b)   nefrotisch syndroom
    c)   veneuze stuwing bij spataderen
    d)   zowel a, b en c kan de oorzaak zijn

 

  1. Een 55-jarige man heeft een nefrotisch syndroom. Wat is het immunofluorescentie patroon dat wordt gezien bij patiënten met een membraneuze glomerulopathie?
    a)   granulair, aan de buitenzijde van de glomerulus basaalmembraan
    b)   lineair langs de glomerulus basaal membraan
    c)   granulair, in het mesangium
    d)   pauci-immuun

  

  1. Bij een patiënt worden vetcilinders gevonden in de urine.
    Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

a)   acute tubulus necrose

b)   SLE nefritis
c)   minimal change nefropathie

      d)   IgA nefropathie

 

  1. Bij een 13-jarig meisje wordt diabetes mellitus type 1 vastgesteld.  Het beloop wordt gecompliceerd door slechte regulatie, hypertensie en retinopathie.
    Hoe lang na het manifest worden van de ziekte ontstaat nierfalen?

    a)   < 10 jaar
    b)   10-20 jaar
    c)   20-30 jaar
    d)   > 30 jaar

 

  1. Een patiënt in het ziekenhuis plast minder dan een halve liter per dag en heeft een oplopend serumcreatinine. De fractionele Na+ excretie in de urine is 0.1%.
    Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

    a)   prerenale nierinsufficientie
    b)   postrenale nierinsufficientie
    c)   acute tubulus necrose
    d)   acute interstitiële nefritis

 

  1. Een patiënte heeft een acute glomerulonefrits?
    Welke test vraagt u aan als u denkt aan de ziekte van Wegener?
  1. Anti Nucleaire Antilichamen (ANF)
  2. Anti Glomerulaire Basaal Membraan (anti-GBM)
  3. Anti Neutrofielen Cytoplasmatische Antilichamen (ANCA)
  4. Anti Streptolysine Antilichamen (AST)

 

  1. Een patiënt heeft een chronische nierinsufficiëntie door IgA nefropathie
    Wat is de sterkste
    progressiefactor?
    a)   roken
    b)   hypertensie
    c)   overgewicht
    d)   anemie 
     
  2. Een 30 jarige dialysepatiënt moet lang wachten op een niertransplantatie?
    Met welke factor is de kans op overlijden verhoogd ten opzichte van een gezonde leeftijdsgenoot
    ?
    a)   2
    b)   4
    c)   10
    d)   80
     
  1. Een jonge dialysepatiënte wordt getransplanteerd met een postmortale donornier
    Wat is de belangrijkste oorzaak van transplantaatfalen?

    a)  acute afstoting
    b)  chronische afstoting
    c)  recidief oorspronkelijke ziekte
    d)  CMV (Cytomegalovirus) infectie
  2. .....read more
Access: 
Public
Proeftentamens Buik

Proeftentamens Buik

Let op, bij het tentamen uit 2008 sluiten de vragen en de antwoorden niet bij elkaar aan, vraag 13 en 14 komen twee keer voor. Weet jij de juiste antwoorden? Help je medestudenten en voeg ze toe bij de commentaren / feedback onderaan deze pagina (alleen zichtbaar voor ingelogde gebruikers).

 

 


Proeftentamen 1 - 2008

De volgende twee vragen over onderstaande casus:

Een 58-jarige man bij wie twee maanden geleden diabetes mellitus is vastgesteld, is -  ondanks goede instelling van zijn diabetes - al enkele weken moe en lusteloos. Hij heeft geen eetlust meer. Hij is 5 kilo afgevallen. Sedert enkele dagen is hij geel geworden, is de urine donker en de ontlasting licht van kleur geworden. Hij klaagt over een onaangenaam vol gevoel in het epigastrium en heeft jeuk gekregen.

1.         U verricht een volledig lichamelijk onderzoek. Waar let u daarbij speciaal op?

            A)        is de galblaas palpabel?

            B)        zijn er krabeffecten?

            C)        is de milt palpabel?

            D)        zijn er spider naevi?

           

Gesteld, het laboratoriumonderzoek levert de volgende resultaten op: bilirubine totaal 250 mumol/l (

2.         Wat wordt uw waarschijnlijkheidsdiagnose?

            A)        primaire biliaire cirrose

            B)        pankreaskopcarcinoom

            C)        hemochromatose

            D)        obstructief galsteenlijden

 

3.         Een patiënte van 50 jaar met een lang bestaande matig gereguleerde diabetes mellitus bezoekt uw polikliniek. Zij heeft klachten van misselijkheid, opgeblazen gevoel en zuurbranden. Het lukt alleen nog kleine hoeveelheden te eten. Zij is hierdoor enkele kilo’s afgevallen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

            A)        functionele dyspepsie

            B)        gastro-oesofageale reflux bij een maagontledigingsstoornis

            C)        een maagtumor

            D)        een Barret oesofagus

 

4.         Stagering van een oesofagus tumor vindt meestal, naast CT thorax en bovenbuik, plaats middels:

A)        proximale endoscopie en abdominale echografie

B)        proximale endoscopie en echo-endoscopie

C)        een Bariumfoto en echo-endoscopie

 

5.         Welke zelf gerapporteerde klachten in de bovenbuik komen in de algemene bevolking het minst voor?

A)        buikkrampen/pijn

B)        maagpijn

C)        braken of langdurige darmstoornissen

D)        misselijkheid

           

6.         Welke van de volgende klachten is geen “red flag” of “alarm” symptoom?

            A)        zwarte ontlasting

            B)        leeftijd boven 55 jaar en recent ontstane klachten

            C)        dysfagie en afvallen

            D)        langer bestaande, niet onderzochte buikpijnklachten

           

 

7.         Behandeling van Helicobacter Pylori geschiedt in de eerste lijn bij voorkeur met de volgende combinatie van antibiotica:

            A)        PPI – metronidazol – clarithromycine

            B)        PPI – amoxycilline – clarithromycine

            C)        PPI – bismut – metronidazol – clarithromycine

            D)       .....read more

Access: 
Public
Notes bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL (2015-2016)

Notes bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL (2015-2016)

Bevat collegeaantekeningen bij het blok, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:


Thema 1: Zwellingen van de buik en genitalia

HC: Algemene Inleiding

Een klinische presentatie is een klacht, een symptoom of een symptoomcomplex waarmee een patiënt bij de dokter komt. Er kan hierbij gedacht worden aan een zwelling van de buik, icterus, braken, rectaal bloedverlies enzovoorts. Klinische presentaties helpen je tot het stellen van een diagnose. 

Vocht, zwangerschap, weefsel en lucht kunnen een zwelling in de buik veroorzaken. Lucht in de buik onderscheiden we in twee groepen: lucht in de organen waar fysiologisch ook al lucht aanwezig is (darmen en maag) en lucht buiten de organen. Dit laatste wordt vrije lucht genoemd. Hierbij is er een hele andere klinische presentatie en wijst over het algemeen op een perforatie van een hol orgaan. 

Vrij vocht in de buik noemen we ook wel ascites. Dit kan heel veel verschillende oorzaken hebben. Hepatogeen vocht kan bijvoorbeeld ontstaan door een te hoge druk in het poortader systeem oftewel portale hypertensie. Ook een infectie en een maligniteit kunnen leiden tot ascites. Als het hart niet in staat is om het bloed goed rond te pompen, zal het bloed gaan stuwen en dit kan ook zorgen voor vocht in de buik. Ernstige ondervoeding kan ook een oorzaak zijn vanwege hypo-albumine. Wanneer we een patiënt hebben met verdenking op een ascites, zijn zowel de anamnese al het LO van belang. De analyse van het vocht kan worden gedaan aan de hand van een punctie (paracentese), contralateraal van het punt van McBurney. Op basis van hoe het vocht eruit ziet, kan men al een beetje zien in welke richting men moet denken. Ook een kweek of cytologie kan informatie geven over de oorzaak van het vocht. Bij een paracentese zijn er twee chemiebepalingen die men kan doen. De eiwitconcentratie is van groot belang om een onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende oorzaken van een ascites. Men kan de SAAG (serum albumine – ascites albumine) berekenen. Wanneer men een SAAG heeft hoger dan 11 g/L wijst dit op portale hypertensie en alle oorzaken die hierbij horen. Een SAAG lager dan 11 g/L pleit tegen portale hypertensie en kan bijvoorbeeld komen door een pancreatitis of carcinosis peritonei. Daarnaast is het leukocyten aantal belangrijk. Op basis van dit getal kan men een indruk krijgen of er sprake is van een peritonitis. Zo wijst een neutrofiele granulocyten aantal van boven de 0,25 x 109/L op een spontane bacteriële peritonitis, zelfs als de kweek negatief is.

Weefsel in de buik kan komen door een orgaan.....read more

Access: 
Public
Notes bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL (2014-2015)

Notes bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL (2014-2015)

Bevat collegeaantekeningen bij het blok, gebaseerd op 2014-2015


Thema 1: Zwellingen Buik en Genitalia

HC-01: Algemene Inleiding Vraagstukken Buik (16/02/2015)

Een klinische presentatie is een klacht, een symptoom of

.....read more
Access: 
Public
Follow the author: Medicine Supporter
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1846