Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
….
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken, is de aanbieder vrij het desbetreffende appartementsrecht aan de onder 2 bedoelde met name genoemde koper over te dragen voor de prijs en onder de condities als bedoeld.'
(iii) Bij brief van 4 maart 1999 heeft notaris [de notaris] (hierna: [notaris]) aan [betrokkene 1] het volgende bericht:
'Betreft: voorkeursrecht (…)
[Verweerder 2] heeft het voornemen het appartement met indexnummer 3 aan de te verkopen voor een vraagprijs van f 1.280.000,-.
Conform de koopakte van 1 juli 1992 heeft u een voorkeursrecht tot koop, uit te oefenen gedurende twee weken na ontvangst van dit bericht. Graag zou ik van u vernemen of u van uw rechten gebruik wilt maken.'
(iv) Bij brief van 31 maart 1999 heeft [betrokkene 1] aan [notaris] geschreven:
'inzake voorkeursrecht (…)
Met referte aan onze sinds 4 maart jl. gevoerde correspondentie en telefoongesprekken bericht ik u dat ik van mijn in uw brief dd 4 maart bedoelde rechten gebruik maak. Met het oog op het vrijmaken van de benodigde fondsen zal ik het op prijs stellen indien de overdracht over twee maanden kan plaatsvinden. Gaarne verneem ik daarover van u.'
(v) Per brief van 15 april 1999 heeft [betrokkene 1] vervolgens aan [notaris] meegedeeld:
'inzake: Voorkeursrecht (…)
Onder verwijzing naar mijn brief aan u van 31 maart jl., naar aanleiding waarvan ik nog niet vernam, bericht ik u dat de benodigde fondsen inmiddels zijn vrijgemaakt. Volgende week ben ik buitenlands en bij terugkeer hoop ik uw nader bericht aan te treffen.'
(vi)Bij brief van 27 april 1999 heeft [notaris] [betrokkene 1] het volgende bericht:
'Betreft: voorkeursrecht (…)

Op 4 maart jongstleden berichtte ik je dat [verweerder 2] het voornemen had het appartement met indexnummer 3 te verkopen. En vroeg ik je of je van het je toegekende voorkeursrecht gebruik wilde maken. Ik heb je in de week voor Pasen, vlak voor je paasreces, nog bericht dat er een gerede kans zou bestaan dat de verkoop niet zou doorgaan. Toen in de week van 21 april duidelijk werd dat de kans steeds groter werd dat zij niet tot verkoop wilden overgaan, maar tot een onderlinge verdeling wilden komen, heb ik je dat meteen bericht, teneinde te voorkomen dat je nog meer actie zou ondernemen, inmiddels is het zover dat beiden besloten hebben niet te verkopen, maar dat de gemeenschap tussen beide wordt opgeheven en dat de flat wordt toegescheiden aan [verweerster 1].
De boodschapper van deze berichten kan jou niet meer mededelen dan wat hierboven staat. Ik kan me voorstellen dat je teleurgesteld bent, maar de door mij op 4 maart geschreven brief hield de mededeling in dat het voornemen bestond om tot verkoop over te gaan. (...)'.
(vii) Bij akte van 9 juli 1999 zijn [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling per 1 januari 1999 overeengekomen van de hun in gezamenlijk eigendom toebehorende appartementsrechten. De appartementsrechten met de indexnummers 1 en 3 zijn toegedeeld en geleverd aan [verweerster 1], waarbij aan die appartementsrechten een waarde is toegekend van ƒ 2.680.000,--. Uit hoofde van overbedeling heeft [verweerster 1] zich bij deze akte tegenover [verweerder 2] schuldig erkend voor een bedrag van NLG 1.380.000,-, voor welk bedrag een geldlening ten behoeve van [verweerder 2] als schuldeiser is overeengekomen.
 

(viii) Op 26 mei 1999 heeft [betrokkene 1] conservatoir beslag laten leggen op het appartementsrecht [a-straat 1c] te Amsterdam.
(ix) [Betrokkene 1] is op 24 mei 2009 overleden.
3.2.1 [Betrokkene 1] heeft in deze procedure gevorderd dat [verweerster 1] en [verweerder 2] worden veroordeeld tot (i) levering van het appartementsrecht met indexnummer 3 te Amsterdam aan [betrokkene 1] tegen betaling door [betrokkene 1] van een koopsom van ƒ 1.280.000,- en (ii) vergoeding van de schade die [betrokkene 1] als gevolg van hun handelen en nalaten heeft geleden en zal lijden, nader op te maken bij staat, met nevenvorderingen.
Aan die vorderingen heeft [betrokkene 1] het volgende, kort gezegd, ten grondslag gelegd. [Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben overeenkomstig het hem verleende voorkeursrecht bij brief van 4 maart 1999 het appartementsrecht aan hem te koop aangeboden voor ƒ 1.280.000,-- en hij heeft dit aanbod op 31 maart 1999 aanvaard, waardoor een onherroepelijke koopovereenkomst is tot stand gekomen en hij recht heeft op levering van het appartementsrecht. Voor zover hij geen recht op levering van het appartementsrecht heeft, zijn [verweerster 1] en [verweerder 2] tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen die voortvloeien uit het voorkeursrecht van koop, althans handelen zij onrechtmatig jegens hem door zonder nadere explicatie van verkoop aan [betrokkene 1] af te zien en het appartementsrecht toe te scheiden aan [verweerster 1].
3.2.2 De rechtbank heeft [verweerster 1] veroordeeld om mee te werken aan de levering van het appartementsrecht het appartement met indexnummer 3 aan [betrokkene 1], alsmede [verweerster 1] en [verweerder 2] hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de schade die [betrokkene 1] als gevolg van hun handelen en nalaten heeft geleden.
3.2.3 Op het door [verweerster 1] en [verweerder 2] ingestelde hoger beroep heeft het hof de vorderingen van [betrokkene 1] alsnog afgewezen. Daartoe heeft het hof het volgende, samengevat weergegeven, overwogen.
Vooropgesteld wordt dat uit de bewoordingen van de brief van 4 maart 1999 van [notaris] aan [betrokkene 1] blijkt dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop en dat [betrokkene 1] ervan op de hoogte was dat het betrokken appartementsrecht aan [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk toebehoorde (rov. 3.5). [Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben gemotiveerd betwist dat het appartementsrecht door hen gezamenlijk en ongeclausuleerd in de verkoop is gedaan en, meer concreet, dat door hen aan [notaris] een (toereikende) volmacht was verleend tot het bij brief van 4 maart 1999 doen van een aanbod tot verkoop van het appartementsrecht overeenkomstig het voorkeursrecht. [betrokkene 1] heeft onvoldoende (nadere) feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat aan [notaris] wel een toereikende volmacht was verleend, terwijl het bestaan van die volmacht ook niet uit de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen kan worden afgeleid. Derhalve is geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen (rov. 3.12).
[Betrokkene 1] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot de slotsom kunnen voeren dat [betrokkene 1] op grond van een verklaring of gedraging van [verweerster 1] en [verweerder 2] heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen aannemen dat aan [notaris] een toereikende volmacht was verleend. [Betrokkene 1] was ervan op de hoogte dat het appartementsrecht aan [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk toebehoorde. De mededeling in de brief van 4 maart 1999, dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop van het appartementsrecht, heeft [betrokkene 1] blijkens zijn eigen verklaring ook niet als een bevoegd gedaan aanbod opgevat, zodat hij bij [notaris] op dit punt navraag heeft gedaan. [De notaris] heeft hem meegedeeld dat [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling waren overeengekomen op grond waarvan [verweerder 2] het appartementsrecht zou verkrijgen, dat deze vervolgens wilde verkopen. Uit de verklaring van [betrokkene 1] kan niet worden afgeleid dat [verweerster 1] en [verweerder 2] bij hem het bedoelde vertrouwen hebben opgewekt. (rov. 3.14). De door [betrokkene 1] aangevoerde bijkomende omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat deze evenmin betrekking hebben op verklaringen en gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2] ten aanzien van de volmachtverlening aan [notaris] en ook niet anderszins feiten en omstandigheden betreffen die voor rekening van [verweerster 1] en [verweerder 2] komen. Zo is de enkele veronderstelling van [betrokkene 1] dat een (huis)notaris in de regel geen aanbod doet zonder overleg of medeweten van zijn cliënten voor het aannemen van het vereiste vertrouwen onvoldoende. (rov. 3.15).
De stelling van [betrokkene 1], dat onder het begrip 'vervreemding', dat bij de formulering van het voorkeursrecht is gebezigd, mede valt de toedeling van het aandeel van [verweerder 2] in het in geschil zijnde appartementsrecht aan [verweerster 1] wordt verworpen (rov. 3.17 t/m 3.20).
3.3 (…)
3.4.1 De middelen II onder a. tot en met f. en III, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, richten zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof in rov. 3.14-3.15 dat [betrokkene 1] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij redelijkerwijze mocht aannemen dat door [verweerster 1] en [verweerder 2] aan [notaris] een toereikende volmacht was verleend. Daartoe wordt aangevoerd, kort gezegd, dat het hof ten onrechte of ontoereikend gemotiveerd is voorbijgegaan aan verschillende in feitelijke aanleg aangevoerde en in de toelichting op de middelen opgesomde omstandigheden, dan wel aan die omstandigheden onvoldoende gewicht heeft toegekend. Daarbij geldt in het bijzonder, aldus de toelichting, dat het hof heeft miskend dat voor gebondenheid van [verweerster 1] en [verweerder 2] aan het aanbod van [notaris] voldoende is dat sprake is van feiten en omstandigheden die zich binnen de risicosfeer van [verweerster 1] en [verweerder 2] bevinden. Wanneer een notaris handelt namens een opdrachtgever, bevindt een overschrijding van de aan een notaris gegeven volmacht zich, gelet op de (vertrouwens)positie die een van overheidswege benoemde notaris inneemt, in beginsel binnen de risicosfeer van zijn opdrachtgever.
3.4.2 De klachten falen. Het oordeel van het hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk en is niet ontoereikend gemotiveerd. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat het van de concrete omstandigheden afhangt of de door het optreden van [notaris] bij [betrokkene 1] gewekte schijn dat hij bevoegd was namens [verweerster 1] en [verweerder 2] het appartementsrecht te koop aan te bieden, kan worden toegerekend aan [verweerster 1] en [verweerder 2].
Daarbij geldt dat aan het optreden van een notaris namens zijn opdrachtgever niet reeds in het algemeen het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een toereikende volmacht was verleend. Naast het geval dat de schijn van toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid stoelt op verklaringen of gedragingen van de opdrachtgever, gaat het erom of in de gegeven omstandigheden het optreden van de notaris voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde opdrachtgever komt en daaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Het hof heeft feitelijk vastgesteld dat [betrokkene 1] de mededeling in de (hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde) brief van 4 maart 1999, dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop van het appartementsrecht, niet heeft opgevat als een door [notaris] namens [verweerster 1] en [verweerder 2] bevoegd gedaan aanbod en dat, toen hij daarnaar navraag deed bij [notaris], deze hem heeft meegedeeld dat [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling waren overeengekomen op grond waarvan [verweerder 2] het appartementsrecht zou verkrijgen, dat deze vervolgens wilde verkopen. Het hof heeft voorts, niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat de door [betrokkene 1] ten gunste van zijn standpunt dat de schijn van volmachtverlening aan [verweerster 1] en [verweerder 2] kan worden toegerekend in hoger beroep aangevoerde omstandigheden geen betrekking hebben op verklaringen of gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2]. Daarvan uitgaande, heeft het hof geoordeeld dat de door [betrokkene 1] daarnaast aangevoerde, niet op verklaringen of gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2] terug te voeren, omstandigheden op grond waarvan bij hem de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt niet omstandigheden betreffen die voor rekening van [verweerster 1] en [verweerder 2] komen. Naar de kern genomen behelzen die nadere, naar buiten blijkende omstandigheden dat [notaris] in zijn functie van 'huisnotaris' van [verweerster 1] en [verweerder 2] door dezen was ingeschakeld om de communicatie met [betrokkene 1] te verzorgen inzake de verkoop van het appartementsrecht. Daaraan behoefde het hof niet de betekenis toe te kennen dat bij [betrokkene 1] naar verkeersopvattingen de schijn werd gewekt dat [notaris] bevoegd was namens [verweerster 1] en [verweerder 2] een (ongeclausuleerd) aanbod te doen tot verkoop van het appartementsrecht.
3.5 De in middel II onder g. en middel IV aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
(…)
 

  1. Welke rechten heeft een schuldeiser in het algemeen wanneer een schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt?
     

  2. Welke van bovengenoemde rechten wil eiser in deze procedure uitoefenen en is voor de uitoefening van deze rechten verzuim vereist?
     

  3. In deze zaak speelt het leerstuk uitleg een bescheiden rol. Geef aan ten aanzien van welk(e) woord(en) dit het geval is.
    Welke norm zal bij deze uitleg het uitgangspunt zijn geweest?
     

  4. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht de vorderingen afgewezen. Op welk(e) wetsartikel(en) zijn de overwegingen van de Hoge Raad gebaseerd?
     

  5. Zou de eiser in cassatie de notaris aan kunnen spreken op grond van art. 3:70 BW?
     

  6. Strookt de positie van de notaris inzake volmachtverlening met die van de makelaars?

 

 

 

Vraag 4

 

Lees de volgende casus en beantwoord de vragen onder de tekst.

 

1.1 Zowel van Dinter Giftbox als Ompak Pluimen heeft als bedrijfsactiviteit het (laten) ontwerpen en produceren alsmede verkopen van luxe verpakkingsmaterialen. Zij doen onderling al jaren zaken.

 

1.2 Ompak Pluimen heeft op verzoek van van Dinter Giftbox op 27 juni 2006 een offerte gestuurd voor de productie van fluwelen tasjes met opdruk. Deze tasjes waren bestemd voor een klant van van Dinter Giftbox, te weten Savier Boetiek. Savier Boetiek verkoopt luxe bijouterieën en de tasjes waren bestemd als cadeauverpakking voor de producten van Savier Boetiek.

 

1.3 Nadat tussen van Dinter Giftbox en Ompak Pluimen een geschil was gerezen over de (door Ompak Pluimen in eerste instantie foutief) geoffreerde prijs van de fluwelen tasjes, heeft van Dinter Giftbox op 7 juli 2006 opdracht gegeven aan Ompak Pluimen om 15.000 tasjes te produceren à € 0,33 per stuk. De tasjes moesten worden bedrukt met de tekst “Savier Boetiek”, waarbij het woord “Boetiek” was gedrukt in een verticale streep die over de gehele lengte van het tasje liep.

 

1.4 Bij brief van 8 augustus 2006 heeft Ompak Pluimen een monstertasje aan van Dinter Giftbox gestuurd en vermeld dat Ompak Pluimen zal starten met de productie zodra de zakjes door van Dinter Giftbox en Savier Boetiek zijn goedgekeurd.

 

1.5 Op 29 augustus 2006 heeft een medewerkster van van Dinter Giftbox aan Pamela, binnendienst-medewerker bij Ompak Pluimen, een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende is vermeld:

Ik heb zojuist met de klant gesproken over de monsters en deze zijn door haar niet akkoord bevonden. Ze informeerde mij dat de bedrukking niet overal even dik is en dat het er niet recht op staat. (…) Eigenlijk niet zo’n positief bericht. Ze noemde het zelf een b-keuze…

Ik weet niet of de volledige productie al gereed is, ik hoop het niet, want dan denk ik dat we een probleem hebben. (…)”

 

1.6 Op 9 september 2006 heeft Pamela een interne e-mail verstuurd aan enkele andere medewerkers van Ompak Pluimen, met de volgende inhoud:

Ik heb van van Dinter Giftbox te horen gekregen dat de zakjes voor Savier Boetiek zijn goedgekeurd als ze geproduceerd worden conform het door ons geleverde monster. De enige voorwaarde welke men stelde is dat onderstaande aanpassing wordt doorgevoerd, dwz dat de print recht op het zakje zit. (…)”

 

1.7 Ompak Pluimen heeft de zakjes op 8 november 2006 rechtstreeks afgeleverd bij Savier Boetiek en op 9 november 2006 aan van Dinter Giftbox een factuur gestuurd ten bedrage van € 5.890,50.

 

1.8 Als productie 8 bij de dagvaarding is een fax van Savier Boetiek aan van Dinter Giftbox d.d. 13 november 2006 overgelegd waarin is vermeld:

Hallo [Mevrouw], Krijg ik eindelijk dan toch vanmorgen de voile zakjes binnen. Maar de teleurstelling is groot als wij ze uitpakken… Ziet er niet goed uit! Streep van Savier Boetiek is nog steeds niet recht en het is echt een 2e keus zakje! Dit kunnen wij zo niet accepteren. (…)”

 

1.9 Bij faxbericht van 14 november 2006 heeft de medewerkster van van Dinter Giftbox deze fax van Savier Boetiek doorgestuurd aan Ompak Pluimen en in de begeleidende brief haar onvrede geuit over de gang van zaken bij de bestelling en de trage levering en voorts – onder meer – geschreven:

Op het moment dat ik de heer S. aan de lijn heb om mijn verbazing en boosheid te uiten belt Savier Boetiek op de andere lijn met het bericht: goederen binnen! Maar kwaliteit duidelijk onder de maat. Haar uitspraak: “Als je het niet kunt, zeg het dan gewoon !” Bij controle van twee monsterzakjes welke ons zijn toegestuurd kan ik niet anders dan dit beamen.”

 

1.10 In een reactie op deze brief heeft Ompak Pluimen bij brief van 7 december 2006 aan van Dinter Giftbox onder meer geschreven:

In uw brief vergroot u de zaak buitenproportioneel.

Laten we het theater voor wat het is en ons tot de relevante feiten beperken.

(…)

Ten aanzien van de kwaliteit, zien wij dat de druk goed is en de plaatsing niet afwijkt van de norm bij gebruik. Het iets weglopen van de streep aan de bovenkant is een gevolg van het zich verplaatsen van de opdekkende zijnaden en is slechts vóór gebruik waar te nemen, maar staat als zodanig niet scheef.

U kunt zelf constateren dat de bedrukking, na vulling en sluiting van het zakje, perfect geplaatst is. Wij kunnen derhalve uw afkeuring niet accepteren en houden u aan uw afnameverplichting.”

 

1.11 Savier Boetiek weigert de factuur van van Dinter Giftbox te betalen en heeft alle zakjes bij van Dinter Giftbox afgeleverd. Van Dinter Giftbox heeft de factuur van Ompak Pluimen, naar eigen zeggen door een fout van de boekhouder, betaald op 18 november 2006. Ondanks herhaalde sommatie van van Dinter Giftbox om tot terugbetaling van de factuur over te gaan, heeft Ompak Pluimen dit niet gedaan.

 

 

  1. Kan van Dinter Gitfbox bewerkstelligen dat zij recht krijgt op teruggave van het door haar betaalde bedrag, omdat Ompak Pluimen niet aan haar verplichtingen heeft voldaan? Bespreek alle vereisten, alsmede de gevolgen, van de door u genoemde rechtsgrond.
     

Veronderstel dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van Ompak Pluimen van toepassing zijn. In artikel 13 van deze voorwaarden is – voor zover van belang - bepaald:

 

Wij zijn nimmer aansprakelijk voor gebreken van onze producten, daaronder begrepen beschadigingen of tenietgaan van onze producten tijdens het vervoer, tenzij aan de navolgende voorwaarden voldaan is:

1. (…)

2. De goederen zijn nog in de oorspronkelijke staat van levering aanwezig, anders gezegd, zij zijn nog niet verwerkt of bewerkt.

3. Onze contractspartij houdt de gebrekkige goederen te onzer beschikking en staat deze op eerste verzoek aan ons af.

4. Onze contractspartij toont aan dat de gebreken te wijten zijn aan door ons gepleegde opzet of grove nalatigheid, daaronder niet begrepen opzet of grove nalatigheid van onze ondergeschikten en/of de door ons ingeschakelde vervoerders.

Indien aan alle genoemde voorwaarden is voldaan zijn wij gehouden, met uitsluiting van iedere verdere aansprakelijkheid, om de gebrekkige goederen door deugdelijke te vervangen. Onze contractspartij heeft derhalve nooit het recht om indien aan genoemde voorwaarden voldaan is, de overeenkomst aan te tasten en evenmin zijn wij aansprakelijk voor eventuele bedrijfsschade van onze contractspartij.

Wij zijn voorts in geen geval aansprakelijk voor geringe kleur- kwaliteit- model, design-, en/of maatverschillen tussen de monstergoederen en de eigenlijk geleverde goederen.”

 

  1. Verandert het gegeven dat voornoemde algemene voorwaarden van toepassing zijn uw antwoord op vraag a?

 

 

Vraag 5

Meneer de Wit is 87 jaar en moet wegens beginnende lichamelijke en geestelijke gebreken naar een verzorgingstehuis verhuizen. De Wit heeft van zijn ouders ooit een aantal mooie kunstvoorwerpen geërfd, die hij tot zijn spijt niet zal kunnen meenemen naar de krappe kamer die hij in het tehuis zal krijgen. Als zijn kinderen hun ouderlijk huis gaan opruimen, merken zij dat een antieke vaas en vier ertsen van Dimitri Dolores zijn verdwenen. Hun vader vertelt hen dat hij de antieke vaas (met een geschatte waarde van €7000) aan zijn trouwe hulp Adriaan heeft geschonken en dat hij vier ertsen (met een geschatte waarde van 10.000 voor € 8.000 heeft verkocht aan zijn goede vriend, de heer Pietersen, die hem de laatste jaren met raad en daad terzijde heeft gestaan.

De kinderen zijn onthutst; het gaat hen niet eens zozeer om het geld, als wel om de emotionele waarde die de voorwerpen voor hen altijd hebben gehad. Zij raden hun vader aan om de overeenkomsten op grond van haar beginnende dementie te vernietigen.
Welke vernietigingsgrond komt hier in aanmerking en wat moet de Wit in het kader van deze vernietigingsgrond stellen en bewijzen?
Hoe groot acht U de kans dat de Wit slaagt in het vernietigen van de overeenkomst met achtereenvolgens Adriaan en Pietersen?

 

 

 

Antwoord vraag 1

  1. De bank is zijn volmacht te buiten gegaan. Er komt dus in beginsel geen koopovereenkomst tussen Karel en Anton tot stand (3:66 lid 1 a contrario), tenzij Karel ten opzichte van Anton de schijn heeft gewekt dat er wel een toereikende volmacht zou zijn geweest (3:61 lid 2). Dat heeft Karel niet gedaan (in de schriftelijk volmacht wordt gesproken over een marktconforme prijs). Karel is dus niet gehouden om tot levering van het huis aan Anton over te gaan.

  2. Het gaat in casu om een volmacht die voortvloeit uit de bankovereenkomst die is gesloten tussen Karel en de bank. Als Karel schade lijdt, omdat de bank zich niet aan zijn afspraak met betrekking tot marktconform verkopen houdt, is er aan de zijde van de bank een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die aan de bank kan worden toegerekend krachtens schuld. De bank zal derhalve aansprakelijk zijn op grond van art. 6:74.

  3. De bank staat jegens Anton in voor een toereikende volmacht (3:70). In casu is derhalve sprake van wanprestatie van de zijde van de bank en kan Anton schadevergoeding van de bank vorderen.
    NB: Z had om inzage in de schriftelijke volmacht kunnen vragen. Dat hij dat niet heeft gedaan, heeft echter niet tot gevolg dat aan zijn recht op schadevergoeding afbreuk wordt gedaan. Hij mocht erop vertrouwen dat de bank zijn volmacht correct zou uitvoeren en was niet gehouden om inzage in de schriftelijke volmacht te verlangen.
     

Antwoord vraag 2

Ja, want als van deze overeenkomst een exoneratiebeding deel uitmaakt, dan zal ook de werknemer daarvan kunnen profiteren, indien hij aansprakelijk wordt gesteld; zie art. 6:257. Als van zijn kant echter sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid gaat de ‘blokkering van de paardensprong’ niet op, want een beroep op het exoneratiebeding is in dat geval in strijd met de goede zeden.
 

Antwoord vraag 3

  1. De schuldeiser kan nakoming vragen (3:296 BW) en/of schadevergoeding vorderen (6:74). Bij een wederkerige overeenkomst kan hij bovendien nakoming van zijn verbintenis opschorten (6:262 of 6:52) en/of de overeenkomst ontbinden (6:265).

  2. Hij vordert nakoming (levering van het appartementsrecht) en schadevergoeding; zie r.o. 3.2.1.
    Voor nakoming is verzuim geen vereiste (de vordering behoeft voor nakoming slechts opeisbaar te zijn); voor schadevergoeding is verzuim in casu wel vereist, omdat levering van het appartementsrecht nog mogelijk is (6:74 lid)

  3. De uitleg betreft het begrip ‘vervreemding’ (zie r.o. 3.2.3 onderaan).
    ‘Voornemen tot verkopen’ (of `voornemen tot vervreemden’) is als antwoord ook goed gerekend. Het is deze zin die aanleiding is geweest voor het geschil.
    De rechter zal de Haviltexnorm hanteren, omdat de uitleg speelt in een procedure waarin partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest. De positie van derden speelt bij deze uitleg dus geen rol.

  4. De overwegingen van de Hoge Raad zijn gebaseerd op art. 3:66 lid 1 (a contrario) jo. 3:61 lid 2. De koopovereenkomst tussen verweerders en betrokkene 1 is niet tot stand gekomen, omdat aan de notaris geen volmacht tot verkoop was verleend en er geen verklaringen of gedragingen van verweerders zijn geweest, op grond waarvan de betrokkene anders mocht oordelen. Ook is er niet sprake van feiten of omstandigheden die binnen de risicosfeer van verweerders vallen.

  5. Art. 3:70. Krachtens dat artikel moet de tussenpersoon immers instaan voor het bestaan en de omvang van de volmacht.
    De vraag is of de notaris jegens betrokkene 1 de indruk heeft gewekt dat hij een volmacht tot verkoop had. De kans van slagen is niet groot, nu de Hoge Raad in r.o. 3.4.2 overweegt dat aan het optreden van een notaris namens zijn opdrachtgever niet reeds het gerechtvaardigd vertrouwen mag ontleend dat een toereikende volmacht is verleend. Bovendien overweegt de Hoge Raad dat het hof heeft vastgesteld dat de mededeling in de brief van 4 maart 1999 door betrokkene 1 blijkens zijn eigen verklaring niet als een bevoegd gedaan aanbod is opgevat.

  6. Ja, ook bij makelaars wordt niet aangenomen dat een enkele opdracht tot aan- of verkoop van een onroerende zaak een volmacht impliceert.
     

Antwoord vraag 4

  1. Van Dinter Giftbox kan recht krijgen op teruggave van het door haar betaalde bedrag door de overeenkomst met Ompak Pluimen schriftelijk te ontbinden (6:265 jo. 6:267). Er is sprake van een tekortkoming: de afgeleverde zaken beantwoorden niet aan de overeenkomst en zijn daarmee non-conform (7;17), omdat de kwaliteit onder de maat is, hetgeen zich met name uit in het feit dat de streep op de monsterzakjes niet recht is aangebracht. De tekortkoming is ook niet te gering, want van Dinter Giftbox heeft aangegeven dat het voor haar van groot belang is dat op de zakjes een rechte streep wordt aangebracht. Zij heeft tijdig te kennen gegeven dat er niet behoorlijk is nagekomen (6:89 jo. 7:23).

Behoorlijke nakoming is nog mogelijk, dus Ompak Pluimen moet in verzuim zijn voor tot ontbinding kan worden overgegaan (6:265 lid 2). Voor dit verzuim is een schriftelijke ingebrekestelling ex art. 6:82 nodig.

Wat de gevolgen van ontbinding betreft: nu beiden al gepresteerd hebben, ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen (6:271): van Dinter Giftbox zal alle zakjes moeten retourneren aan Ompak Pluimen en Ompak Pluimen is verplicht het bedrag aan van Dinter Giftbox terug te betalen.

  1. De algemene voorwaarden bevatten onder meer een verbod tot ontbinding. Er kan dus niet worden ontbonden, tenzij de betreffende algemene voorwaarde wordt vernietigd (6:233) of op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten beschouwing wordt gelaten (6:248 lid 2).

Als van Dinter Giftbox geen grote wederpartij is (vgl. 6:235), en daar gaan we vanuit, dan zal zij een beroep kunnen doen op art. 6:233. Wat betreft art. 233 sub b: de feiten zwijgen over de vraag of een redelijke mogelijkheid is geboden aan van Dinter Giftbox om van de voorwaarden kennis te nemen. Of vernietiging op grond van sub b mogelijk is, weten we derhalve niet.

Wat betreft art. 6:233 sub a, kan worden opgemerkt dat een verbod tot vernietiging op de zwarte lijst staat (2:236 sub b). van Dinter Giftbox is echter geen consument en kan zich dus niet op deze lijst beroepen. Voor de vraag of reflexwerking kan worden aangenomen is van belang hoe groot van Dinter Giftbox is (hoe kleiner het bedrijf, hoe groter de kans op reflexwerking) en het feit dat de overeenkomst betrekking heeft op haar expertise (dat pleit tegen reflexwerking).

Ook zonder reflexwerking kan de rechter echter beslissen dat de betreffende algemene voorwaarde onredelijk bezwarend is. Het is in ieder geval in het voordeel van van Dinter Giftbox dat Ompak Pluimen de algemene voorwaarden eenzijdig heeft opgesteld (en dus geen gebruik maakt van branche-voorwaarden).

 

Antwoord vraag 5
 

Vernietigingsgrond 1

Vernietiging op grond van art. 3:33 jo. 3:34. De Wit moet dan stellen dat hij op grond van zijn dementie op het moment van de schenking en verkoop niet wist wat hij deed. Hij zal in ieder geval aannemelijk moeten maken dat de dementie zich op het moment van de transacties voordeed. Dat dementie een redelijke waardering van zijn belangen belet, lijkt niet voor betwisting vatbaar. Dat de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan wordt overigens vermoed in geval van de schenking aan Adriaan, omdat deze rechtshandeling voor de Wit nadelig is geweest (3:34 lid 1).

Als de Wit slaagt in het bewijs ten aanzien van zijn dementie op het moment van de litigieuze rechtshandelingen, hangt alles af van de vraag of Adriaan en Pietersen zich op gerechtvaardigd vertrouwen kunnen beroepen (3:35). Wisten zij af van de beginnende dementie van de Wit? Dat is wellicht aannemelijk, aangezien het om een vriend en trouwe hulp van de Wit gaat.

Pietersen heeft echter een volwaardige koopprijs betaald en hoefde zich daarom wellicht niet te realiseren dat de Wit deze verkoop eigenlijk niet wilde. Als hij van zijn verhuisplannen op de hoogte was, kan hij bovendien aanvoeren dat hij ervan uit mocht gaan dat de Wit de ertsen verkocht, omdat hij een kleinere woonruimte zou gaan betrekken. Gerechtvaardigd vertrouwen is er wellicht niet als de Wit aannemelijk kan maken dat Pietertsen wist dat verkoop binnen de familie gevoelig lag en dat de Wit nooit tot verkoop zou zijn overgegaan als hij mentaal in orde was geweest.

Adriaan heeft de antieke vaas geschonken gekregen. Om die reden ligt gerechtvaardigd vertrouwen bij hem misschien minder voor de hand. Als hij echter een hulp is die al jaren bij de Wit werkt, waarom zou een dergelijk cadeau aan hem dan niet werkelijk gemeend zijn? Ook in zijn geval is relevant of hij mocht denken dat de Wit de vaas kwijt wilde in verband met zijn verhuizing en of hij afwist van de emotionele waarde die deze antieke vaas voor de Wit en zijn gezin had.

Vernietiging op grond van 3:33 jo. 3:34 zal in dit geval niet eenvoudig zijn.
 

vernietigingsgrond 2

De grond die vervolgens het meest aannemelijk is, is misbruik van omstandigheden (3:44 lid 1 sub 4). Dat veronderstelt dat zowel Adriaan als Pietersen wetenschap hebben gehad van zijn beginnende dementie en dat deze dementie ook de oorzaak is geweest van de schenking c.q. verkoop. Wisten zij af van de beginnende dementie van de Wit? Dat is wellicht aannemelijk, aangezien het om een vriend en trouwe hulp van de Wit gaat. Was het inderdaad in een vlaag van dementie dat de Wit tot schenking c.q. verkoop is overgegaan?

Een ander vereiste is dat Adriaan en Pietersen de Wit hebben bewogen tot de schenking c.q. verkoop, m.a.w. dat het initiatief daartoe meer van hun kant dan van de Wit zelf is uitgegaan, terwijl zij wisten (of behoorden te weten) dat hij deze transacties in gewone doen niet zou hebben gesloten. Uit de casus blijkt niet dat het initiatief van Pietersen of Adriaan is uitgegaan. Vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden lijkt in dit geval derhalve niet mogelijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
This content is used in:

Privaatrecht bundel

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1883