Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege contractenrecht 2 - week 4

Algemene voorwaarden en vertegenwoordiging op grond van volmacht

Algemene voorwaarden
Voorbeelden:

‘De directie stelt zich niet aansprakelijk voor zoekgeraakte eigendommen’
‘Bij annulering keuken moet koper schadevergoeding betalen ter hoogte van 50% van de koopprijs’.

Definitie algemene voorwaarden (AV) art. 6:231 sub a BW
Deze definitief valt in drie onderdelen uiteen
1. Bedingen, partij afspraken. Beide partijen moeten de AV overeen zijn gekomen. De AV gelden niet automatisch.
2. Bestemmingscriteria: met bestemming om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt. Dit kan je zien wanneer er het woord ‘algemene voorwaarden’ gebruikt is boven een schriftelijk document of wanneer de gebruiker de AV heeft ‘gedeponeerd te griffie van de Rb. Den Haag onder nr…’
3. Kernbedingen zijn (tenzij ze onduidelijk zijn) geen algemene voorwaarden
Kernbedingen kunnen nooit algemene voorwaarden zijn. Wat je koopt en de prijs waarvoor je iets koop zijn beide kernbedingen bijvoorbeeld een meloen voor €5,-.

Voordeel: Het gebruiken van algemene voorwaarden zorgt ervoor dat contracteren gestandaardiseerd wordt. Dit verminderd de transactiekosten en zorgt dus voor efficiëntie.
Nadeel: De inhoud van de AV is vaak onbekend voor de wederpartij. Daarnaast staan er vaak nadelige dingen in de algemene voorwaarden voor de wederpartij, want het is eenzijdig opgesteld en dus in voordeel van de opsteller.

Hoofdlijnen afd. 6.5.3 BW
Een van de hoofdlijnen van deze afdeling is dat er snelle gebondenheid van de wederpartij is aan de algemene voorwaarden art. 6:231. Maar de wederpartij wordt wel tegen gebondenheid beschermd met behulp van vernietigingsgronden:
- Bescherming tegen de inhoudelijke onbekendheid, de gebruiker moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om van de AV kennis te nemen (art. 6:233 onder b)
- Toetsing van de inhoud van de AV op onredelijke bezwarendheid (art. 6:23 onder a)
- Wederpartij die een consument is wordt extra beschermd (art. 6:236-238 BW)

Snelle gebondenheid van de wederpartij
De wederpartij van een gebruiker van AV raakt snel aan diens AV gebonden. Dit is het geval in de twee onderstaande gevallen:
- Een wederpartij is gebonden wanneer de gebruiker van AV in zijn aanbod mededeelt te contracteren ‘onder toepasselijkheid van zijn algemene voorwaarden gedeponeerd te griffie van de Rb. Den Haag onder nr…
- Een wederpartij is ook gebonden aan een AV die voor haar zo bezwaarlijk is dat de gebruiker begreep dat de wederpartij er bij kennis van deze voorwaarde nooit mee zou hebben ingestemd. Maar deze gebondenheid neemt niet weg dat de wederpartij de AV waarschijnlijk kan vernietigen.

Battle of forms (art. 6:225 lid 3 BW)
Soms komt het voor dat elk van beiden partijen mededeelt te contracteren onder toepasselijkheid van haar eigen AV. Wanneer de algemene voorwaarden van beide partijen verschillen van elkaar is er sprake van de zogenaamde ‘battle of forms’. In de regel zullen de AV gelden van de partij die als eerst (in de tijd) hun AV hebben geuit. Die AV zijn van toepassing waarnaar als eerst is verwezen zie art. 6:226 lid 3 BW. Dit wordt de ‘first shot-rule’ genoemd. Het contract komt dus gewoon tot stand.

Vernietigingsbevoegdheden

Informatieplicht (art. 6:223 sub b BW)
Deze plicht is geschonden wanneer de gebruiker van de AV aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om kennis te nemen van de AV. Dit is een mogelijkheid om het contract te vernietigen. De gebruiker moet dus aan de wederpartij op straffe van vernietigbaarheid een redelijke mogelijkheid bieden tot kennisneming van de AV. Dit is de basisnorm inzake informatieplicht. Dit kan hij doen door uiterlijk bij contractsluiting de AV ter hand te stellen art. 6:234 lid 1 BW. Op een gebruikers van AV die diensten verricht, rust een aparte informatieplicht die soepeler is dan art. 6:234 BW.

Uit HR Geurtzen/Kampstaal volgt dat ook aan de informatieplicht is voldaan wanneer de AV al eerder ter hand gesteld waren aan de wederpartij. Tevens heeft de HR besloten dat het plaatsen van een bord met de AV bijvoorbeeld bij de kassa van een winkel ook voldoende is, de AV hoeven dus niet letterlijk ter hand gesteld worden aan de wederpartij.

Aparte informatieplicht voor dienstverleners
De informatieplicht is soepeler geregeld voor dienstverleners.
Een dienstverlener kan kiezen uit de volgende manieren om zijn afnemer omtrent zijn AV in te lichten (art. 6:230b sub c jo b onder 6 BW).
- Op zijn initiatief verstrekken
- Toegankelijk voor de afnemer maken op de plaats van de uitvoering van de dienst/plaats van de contractsluiting
- Elektronisch toegankelijk maken van de AV op een medegedeeld adres. Dit is het belangrijkste verschil in vergelijking met de normale informatieplicht.
- Opnemen in contractdocumenten
Wel dient de dienstverlener de wederpartij tijdig te informeren net als bij de normale informatieplicht.

Inhoudstoetsing AV op onredelijke bezwarendheid
Als de inhoud van een AV onredelijk bezwarend is, is dat ook een grond om een AV te vernietigen. Een algemene voorwaarde is ook vernietigbaar indien zij, gelet op de:
- Aard en de overige inhoud van de overeenkomst
- Wijze van de totstandkoming van de voorwaarden
- Wederzijds kenbare belangen
- Overige omstandigheden van het geval
voor de wederpartij onredelijk bezwarend is (art. 6:233 sub a BW). Een voorbeeld van een onredelijk bezwarende AV is een AV waarin staat vastgesteld dat de gebruiker nooit aansprakelijk is en bijvoorbeeld een verjaringstermijn van één dag heeft.

Alleen omstandigheden die zich al ten tijde van de sluiting van het contract voordeden kunnen voor de toetsing van AV op hun onredelijke bezwarendheid meetellen.

Consument wordt extra tegen onredelijke bezwarendheid van AV beschermd
Een wederpartij die consument is wordt extra tegen onredelijke bezwarendheid van AV beschermd. Normaal moet de wederpartij bewijzen dat het beding onredelijk bezwarend is, maar voor consumenten bestaat er een zwarte lijst van bedingen die zonder meer bezwarend zijn. Ook is er een grijze lijst waarop bedingen staan die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. De verkoper (gebruiker) moet in dit geval aantonen dat het beding wel redelijk is. Er is dus sprake van een bewijslastvoordeel voor de wederpartij. Als een beding dus niet op een van deze lijsten staat dan moet de consument gewoon zelf bewijzen dat het beding onredelijk bezwarend is. Dit volgt onder andere uit het arrest HR Van Marrum BV/Wolff.

Onze algemene voorwaarden afdeling berust op een richtlijn van de EU inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten zijn niet bindend volgens art. 6 uit deze richtlijnen. Uit het arrest HvJEU Pannon volgt de verplichting van de rechter tot ambtshalve toetsing. De nationale rechter moet een oneerlijk beding buiten toepassing laten, tenzij de consument zich hiertegen verzet. HvJEU Asbeek/Brusse heeft betrekking op het boetebeding. Een boetebeding houdt in dat de huurder een boete moet betalen aan de verhuurder als hij zich niet aan de AV houdt. Uit dit arrest blijkt dat indien de rechter vaststelt dat een boetebeding oneerlijk is, hij de boete niet mag matigen, maar dat hij het beding geheel buiten toepassing moet laten.

Conclusie: De nationale rechter moet ambtshalve toetsen, ook buiten grieven om en een oneerlijk beding buiten toepassing laten, tenzij de consument zich hiertegen verzet. Indien de rechter vaststelt dat een boetebeding oneerlijk is, mag hij de boete niet matigen, maar moet hij beding geheel buiten toepassing laten.

Plicht ambtshalve te toetsen prevaleert boven Nederlands recht
Deze verplichting van de rechter tot ambtshalve toetsing van jegens consument-wederpartij gebruikte oneerlijke AV prevaleert boven het – hiervan afwijkende - Nederlands recht dat veronderstelt dat:
- De wederpartij de onredelijk bezwarende AV zelf kan vernietigen (art. 6:233 sub a BW);
- Partijen in civiele procedures inclusief hoger beroep zelf de omvang van de rechtsstrijd mogen bepalen (art. 24 Wetboek Burg. Rv.)

Reflexwerking zwarte en grijze lijst
De zwarte en grijze lijst zijn eigenlijk voor consumenten bedoeld maar als er partijen zijn die lijken op een consument gaan deze lijsten in sommige gevallen ook op voor deze partijen. Bijvoorbeeld een kleine school die stelt dat zij net zo weinig verstand heeft van rioleringen als een consument. Óf het tot deze reflexwerking komt, zal afhangen van ‘omstandigheden van het geval’ en is zeker geen automatisme.

Er bestaat ook met betrekking tot de vernietiging van AV partiele nietigheid, alleen de desbetreffende AV worden vernietigd, de overige voorwaarden en de kernbedingen blijven bestaan. Pas wanneer deze AV in onverbrekelijk verband staat met de rest van de AV zal het gehele AV vernietigd worden. Conversie, waarbij de AV aangepast worden tot een redelijke AV is echter niet mogelijk.

Soms geen beroep op vernietigingsgronden afd. 6.5.3 BW
Een beroep op de vernietigingsgronden uit afd. 6.5.3 BW staat niet ten diensten aan (art. 6:235 BW):
- Grote wederpartijen (lid 1): deze partijen kunnen voor zichzelf zorgen dus er bestaat slechts mondjesmaat bescherming van grote wederpartijen via art. 6:248 lid 2 BW.
- Wederpartijen die meermalig dezelfde AV jegens hun wederpartijen hebben gebruikt (lid 3)

Kernbedingen zijn zoals hierboven beschreven per definitie geen algemene voorwaarden (art. 6:231 sub a slot) en kunnen dus niet op hun onredelijke bezwarendheid (afd. 6.5.3 BW) getoetst worden.
Voorbeelden van kernbedingen:
- Consument koopt op de markt een meloen voor € 5, de prijs die op het reclamebord staat vermeld.
- Arbeidsbemiddelingsbureau bedingt in zijn AV een provisie van de werkgever ten bedrage van de helft van het jaarsalaris van de ter beschikking te stellen werknemers, dit terwijl deze slechts één jaar zullen gaan werken.

Vertegenwoordiging op grond van volmacht
Er is sprake van vertegenwoordiging op grond van volmacht wanneer:
Ad 1) Er sprake is van een rechtshandeling bijv. het verkopen van parfum door De Bijenkorf
Ad 2) Uit de locatie/wijze van de verkoop volgt al dat er ‘in naam van’ iemand verkocht wordt. De verkoopster van de parfum verkoopt ‘in naam’ van De Bijenkorf.
Ad 3) Er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Bijenkorf-verkoopster impliceert dat De Bijenkorf aan de verkoopster volmacht heeft verleend om de parfum namens De Bijenkorf te verkopen. Dit is de bevoegdheid om op te treden namens een ander.

Vertegenwoordiging: dat De Bijenkorf in dit geval de verkoper is en de verkoopster er tussen uitvalt (art. 3:66 lid 1)
Volmacht: bevoegdheid dat De Bijenkorf aan de verkoopster heeft verleend om namens De Bijenkorf te verkopen (art. 3:60 lid 1)
De Bijenkorf is in dit geval dus de ‘vertegenwoordigde/volmachtgever/principaal /achterman’. De parfumverkoopster is de ‘vertegenwoordiger/gevolmachtigde /tussenpersoon’ en de parfumkoper is de ‘wederpartij/derde’.

Titel ‘Volmacht’ (3.3 BW) vaak van overeenkomstige toepassing
Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever bij rechtshandeling aan een gevolmachtigde verleent om in zijn naam rechtshandelingen te gaan verrichten (art. 3:60 BW). In sommige gevallen hoeft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging niet te berusten op volmacht, maar wat uit de wet voortvloeit in geval van:
- De ouder van een minderjarige (1:245 BW)
- Bestuur(der) BV (2:130 BW)
- Chirurg opereert in bewusteloze staat aangevoerd verkeerslachtoffer (6:198 jo 6:201 BW) Dit is dus eigenlijk zaakwaarneming en berust op de wet in plaats van op volmacht. Dit is dus een bevoegdheid tot vertegenwoordiging buiten volmacht om.

Derde op grond van ‘toedoen’ tegen ontbreken volmacht beschermd (3:61 lid 2)
Een BV kan ondanks het ontbreken van volmacht van een werknemer tóch gebonden zijn en wel op grond van art. 3:61 lid 2 BW, indien de verkoper (derde/wederpartij) op grond van een verklaring/gedraging (‘toedoen’) van een wel bevoegde mocht vertrouwen dat de werknemer volmacht had (HR Kuijpers/Wijnveen).

Derde op grond van risicotoedeling tegen ontbreken volmacht beschermd.
Uit het arrest HR ING/Bera Holding blijkt dat in sommige situaties ook zonder toedoen van de welbevoegde (het bestuur van Bera holding) het vertrouwen van de derde voor bescherming in aanmerking kan komen. De ING mocht vertrouwen dat aan de directeur van de dochtervennootschap volmacht was verleend.

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 4

 

Algemene voorwaarden afdeling 6.5.3
Wanneer is er sprake van een av?
-is er voldaan aan het bestemmingscriteria
-geen kernbeding

Art. 6:232 BW
Ook al heb je de AV niet gelezen, toch ben je er aan gebonden. Je moet echter wel weten of hebben moeten weten dat er AV zijn.

Grond voor vernietiging art. 6:233 BW
Twee vernietigingsgronden
Sub a: is er sprake van een onredelijk bezwarend beding? Dit is een open norm, er is dus een concrete toetsing die afhangt van de situatie van het geval. HR Van Marum/Wolff
Sub b: is er sprake van een schending van de informatie plicht?
Terhandstelling is verplicht tenzij:

HR Geurtzen/Kampstaal
Uit dit arrest volgend twee regels met betrekking tot de informatieplicht. Als er al eerder gebruik is gemaakt van de av is aan de informatieplicht voldaan, ook wanneer er een bord is opgehangen met de AV bij de kassa is er voldaan aan de informatieplicht. De AV hoeven dus niet letterlijk ter hand gesteld worden.

Extra bescherming voor consumenten
Staat een beding op de zwarte lijst dan is het beding onredelijk bezwarend, dit hoeft de consument niet te bewijzen. Staat een beding op de grijze lijst, dan wordt het beding vermoed onredelijk bezwarend te zijn. De gebruiker (verkoper) kan in geval van de grijze lijst proberen te bewijzen dat de AV toch niet onredelijk bezwarend zijn. Voorbeeld: Als iets op de grijze lijst staat bijv. 6:237 sub f dan moet de garderobe van het café waar je je jas op hebt gehangen bewijzen dat het niet onredelijk bezwarend is om als AV te stellen dat ze niet aansprakelijk zijn voor jouw jas.

Deze lijsten zijn dus speciaal opgesteld om consumenten te beschermen, ze zijn direct van toepassing op consumenten. Toch hebben deze lijsten in sommige gevallen een indirecte werking voor kleine bedrijfjes die heel erg lijken op een consument.

Is er sprake van een onredelijk beding?
-wederpartij is consument                           -> 6:234 BW
-wederpartij is klein bedrijf                          -> 6:236 BW
-wederpartij is groot bedrijf (6:248)                        -> 6:235 BW

Art. 6:248 BW heeft betrekking op de redelijkheid & billijkheid van een overeenkomst en is geen vernietiging grond. Toch kan dit artikel wel gebruikt worden om de AV te vernietigen.

Exoneratie
Een exoneratiebeding is een vrijwaring op grond waarvan een wettelijke verplichting tot schadevergoeding wordt uitgesloten of beperkt. Dit staat op de grijze lijst art. 6:237 sub f. Dus in het geval dat de wederpartij een consument is zal dit beding als onredelijk bezwarend gezien worden.

Volmacht

Wanneer er sprake is van volmacht zijn er altijd drie partijen
- een achterman
- tussenpersoon
- derde/wederpartij

Art. 3:60 BW
Volmacht = directe/eigenlijk/onmiddelijke vertegenwoordiging
Wanneer er sprake is van volmacht handelt een tussenpersoon in naam van een achterman.
Volmacht is een bevoegdheid.
Art. 7:414 BW
Lastgeving = indirecte/middelijke vertegenwoordiging
Er is sprake van een overeenkomst tussen de achterman en de tussenpersoon. De tussenpersoon handelt in eigen naam of in naam van de achterman (lid 2).
Lastgeving is een verplichting.

Geen/beperkte volmacht
Hoofdregel bij geen of beperkte volmacht: geen overeenkomst tussen A en X art. 3:66 lid 1
Toch zijn er uitzonderingen waarbij er wel een overeenkomst tot stand komt tussen A en X:
- bekrachtiging op grond van art. 3:69 BW
- derden bescherming voor X vanwege de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van art. 3:61 lid 2 BW
            1.in naam van A
            2. gerechtvaardigd vertrouwen X dat er een toereikende volmacht was
            3. toedoen A:
                -verklaring
                -gedraging
               - niet doen
            4. of risico HR ING/Bera Holding

Instaan voor volmacht
Indien er geen bekrachtiging is door A of bescherming voor X, dan is er geen overeenkomst tussen A en X.
Volgens art. 3:70 BW moet T instaan voor volmacht. Instaan is een verplichting tot betaling van schadevergoeding en wel tot vergoeding van het zogenaamde positieve contractsbelang. Je krijgt alles vergoed, zoals in de situatie wanneer het contract wel tot stand zou zijn gekomen.


Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 4

Perspectieven op het Recht

Er zijn externe perspectieven mogelijk op het juridisch perspectief. In deze colleges wordt er gekeken naar het historisch, economisch en sociologisch perspectief op het juridisch perspectief.

Historisch perspectief: Een rechtvaardige Prijs
Iumstum pretium versus Laesio enormis

Iustum Pretium: Thomas van Aquino (1225 – 1274)
Er moet niet meer of minder worden betaald voor iets dan dat het waard is. Dus wanneer er toentertijd de helft voor het land betaald werd dan dat het waar werd, was die overeenkomst vernietigbaar.
Laesia enormis: Glossatoren (11e/12e eeuw)
Deze leer heeft betrekking op bovenmatige benadeling, als er iets bovenmatig benadelend is moet het niet in stand blijven.

Iustum Pretium geeft inhoud aan de Laesio enormis. Iustum Pretium dient als maatstaf voor wanneer je juridisch vast wil stellen wat bovenmatige benadeling is.

Hoe is een Iustum Pretium vast te stellen?

James Gordley (1991) vroeg zich af welke prijs volgens laat-scholastici de rechtvaardige prijs was in het Corpus Iuris Civilis.
Volgens Thomasius (1655-1728) werd de prijs gebaseerd op de intrinsieke waarde. Magnus (1200-1280) meende daarentegen dat de rechtvaardige prijs gebaseerd was op de productie-/arbeidskosten. Gordley zelf meende dat de marktwaarde en vraag/aanbod doorslaggevend waren. Thomas Hobbes (1588-1679) was van mening dat de rechtvaardige prijs is wat partijen overeenkomen.

Voorbeelden van Iustum pretium in het contractenrecht
- Geestelijke stoornis art. 3:34 BW nadelig
- Beperkende werking redelijkheid & billijkheid art. 6:248 NW
- Minimumloon
- Huurprijs, Huurcommissie
- Redelijke prijs, aannemingsovereenkomst. Prijs die een redelijke verkoper normaal bedingt.
- Topinkomens, moet er niet een limiet op topinkomens komen.

Voor of tegen een Iustum Pretium
Er bestaat veel discussie over de iustum pretium leer. Verschillende personen hebben zich hierover uitgesproken.
Pieter W. Kamphuisen (1897 – 1961) was voor een Iustum Pretium. Hij stelde dat een overeenkomst die niet voldoet aan de eisen van Iustum pretium in strijd is met het doel van ruilverkeer. Ruilverkeer is het mogelijk maken van een goed werkende samenleving. Wanneer een overeenkomst dus niet voldoet aan de eisen van Iustum pretium is deze overeenkomst niet houdbaar. Iustum pretium wordt veelvuldig en veelzijdig toegepast; in de toekomst zou dit volgens Kamphuisen één van de grondbeginselen van het contractenrecht zijn. Dit is echter nooit het grondbeginsel geworden zoals Kamphuisen dus voorspelde.

De tegenstanders van de algemene Iustum pretium hebben dus gewonnen.

Wetgever Oud Burgerlijk Wetboek (1838)
‘Het strijdt tegen alle gezonde beginselen, om eenen koop en verkoop voor enkele benadeeling te kunnen vernietigen, zonder dat die met bedrog is gepaard gegaan’. Uit het oud BW volgt dus dat louter onevenredigheid van prestaties niet genoeg kan zijn om een overeenkomst te vernietigen, er moet iets anders zijn bijv. een gebrek aan hoe overeenkomsten tot stand komen. Dan is er misschien ruimte om iemand te helpen die daardoor benadeeld wordt, maar niet slechts vanwege een onevenwichtigheid.

Uit het arrest HR 13 november 1936, NJ 1936, 433 volgde dat er geen rede is om een overeenkomst waar de prestaties niet in evenwicht zijn, tegen de goede zeden te achten. Hier is geen steun voor te vinden in de wet. Eduard M. Meijers (1880 – 1954) de schrijver van de noot bij dit arrest was het hier mee eens. Onredelijkheid kan er wel zijn maar moet dus op andere omstandigheden gebaseerd zijn (misleiding, misbruik ‘zedelijk overwicht’ of ‘nood wederpartij’), maar niet louter op onevenwichtigheid.
Ook heden ten dage gaat de discussie nog door. F.W. Grosheide is voorstander en vindt dat het overeenkomstenrecht gebaseerd is op evenredigheid. Hij stelt dat er weliswaar drie tegenargumenten zijn (ideologisch, praktisch, instrumenteel), maar het
overeenkomstenrecht is volgens hem toch gebaseerd op evenredigheid. Dit houdt in dat evenredigheid van prestaties het uitgangspunt is voor de geldigheid van een overeenkomst.
T. Hartlief daarentegen stelt dat de rechter niet mag toetsen aan de redelijkheid van de prijs, hij moet hier vanaf blijven. Het is aan partijen om dat in vrijheid te bepalen. Partijen moet je in vrijheid contractuele evenwicht laten kiezen. De rechter mag het onderhandelingsproces toetsen, niet het onderhandelingsresultaat.

Het einde van deze discussie lijkt nog niet inzicht.
DEEL TWEE

In Nederland is er geen toetsing van kernbedingen maar in andere landen wel. Over sommige onderdelen kunnen andere regels opgesteld worden binnen de verschillende lidstaten van de EU.

Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging is het inschakelen van een tussenpersoon om voor jou een rechtshandeling te verricht. B sluit een overeenkomst in naam van A.

Overeenkomst sluiten namen een ander

 

A: volmachtgever
B: gevolmachtigde
C: wederpartij/derde
Vertegenwoordiger B ‘valt er tussen uit’
Uit artikel art. 3:60 BW volmacht volgt:

1. Bevoegdheid om
- uitdrukkelijk/stilzwijgend uit aanstelling
- eventueel beperkte volmacht: art. 3:62 BW
 - soms ook plicht tot vertegenwoordiging op grond van een arbeidsovereenkomst, opdracht, lastgeving
- volmacht werkt niet privatief -> volmachtgever mag zelf handelen
2. In naam van ander
Een rechtshandeling te verrichten

‘In naam van’
Het is de bedoeling om de principaal te binden. De tussenpersoon wil de achterman binden, niet zichzelf.
1. Handelen in hoedanigheid van de vertegenwoordiger
            Wil om niet zelf gebonden te zijn
2. Zich gedragen als vertegenwoordiger
            Presentatie
3. Kenbaarheid van vertegenwoordiging voor derde
            Duidelijk voor derde dat vertegenwoordiger niet zelf gebonden wil worden

De criteria zijn te vinden in arrest HR Kribbenbijter: Wat hebben partijen verklaard en wat hebben zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen mogen afleiden.

Gevolg art. 3:66 lid 1 BW
1. Binnen grenzen bevoegdheid
2. In naam van volmachtgever gehandeld
Zo ja, bevoegde vertegenwoordiging. In dit geval is de volmachtgever partij art. 3:66 BW en de gevolmachtigde geen partij. Zie ook art. II. -6.105 DCFR.
Zo nee, onbevoegde vertegenwoordiging. De volmachtgever is niet gebonden. Tenzij er sprake is van derdenbescherming (art. 3:61 lid 2 BW) of bekrachtiging (art. 3:69 BW). Wanneer de volmachtgever niet gebonden is dan staat B in voor het bestaan en de omvang van de volmacht art. 3:70 BW. Dit is alleen het geval indien er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen van C.

Derdenbescherming art. 3:61 lid 2 BW
In dit artikel is de bescherming van derde tegen ontbreken (toereikende) van volmacht geregeld.
1. In naam van ander
2. Vertrouwen op volmacht, hij moest gedacht hebben dat de persoon bevoegd was
3. Gerechtvaardigd vertrouwen, vertrouwen dient gebaseerd te worden op de situatie
4. Toedoen of risico principaal (HR Felix/Aruba, SBR 3, 104

Zo ja: toch binding principaal, art 3:61 lid 2 BW
Zo nee: geen geldige overeenkomst -> art. 3:70 BW

Toedoen en risico
Je kan er uit de aanstelling van iemand al vanuit gaan dat hij bevoegd is, bijv. een caissière bij de AH. Het gerechtvaardigd vertrouwen is terug te voeren op de verklaring/gedraging van de principaal.
-soms door enkele aanstelling
- soms door stilzijgen: HR Molukse Kerk
- soms door niet-doen: HR Kuijpers/Wijnveer

Gerechtvaardigd vertrouwen op grond van omstandigheden die voor risico van principaal komen
-positie functionaris binnen overheid
-onduidelijke bevoegdheidsverdeling
-door laten sturen van post naar tussenpersoon
-nalaten waarschuwen/protesteren door principaal

Hoofdlijnen afdeling 6.5.3 BW Algemene Voorwaarden
De afdeling algemene voorwaarden bestaat uit verschillende hoofdlijnen:
-snelle gebondenheid (art. 6:231 sub c, 3:33, 3:35, 6:232 BW)
 Maar er is:
            -inhoudstoetsing (art. 6:233 sub a BW)
            -informatieplicht (art. 6:233 sub b BW)
-extra bescherming voor consumenten (art. 6:236-238 BW)
-geen bescherming voor grote bedrijven (kunnen voor zichzelf zorgen) (art. 6:235 BW)
-abstracte toetsing voor collectieve actie (art. 6:240 e.v. BW)

Middelijke vertegenwoordiging
A: lastgever
B: lasthebber
C: derde/wederpartij

Wanneer hebben we te maken met middelijke vertegenwoordiging op directe vertegenwoordiging? Dit wordt bepaald aan de hand van of er gehandeld wordt in eigen naam of op naam van de achterman. Er is sprake van middelijke vertegenwoordiging wanneer er een overeenkomst gesloten is tussen B en C door de lasthebber in eigen naam. Er is dan geen sprake van ‘echte’ vertegenwoordiging, er is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen A en C. B moet de prestatie van C doorleveren aan A.
Lastgeving is de overeenkomst waarbinnen de tussenpersoon zich verplicht een rechtshandeling te sluiten voor iemand anders. Hij kan zowel in zijn eigen naam handelen of in naam van de achterman dus er kan zowel sprake zijn van middelijke- als directe vertegenwoordiging.

Belangenconflicten bij lastgeving
Art. 7:416 BW: Selbsteintritt.
Lasthebber is tevens ook de derde. Lasthebber (B) = wederpartij (C) dit leidt tot een overeenkomst tussen A en B. Dit is alleen mogelijk als er geen belangenconflict is.

Dienen van 2 heren art. 7:417 BW
Er is sprake van twee lastgevers. B is zowel lasthebber van A als van C. Dit is het geval wanneer bijvoorbeeld een makelaar van twee walletjes eet. De tussenpersoon mag alleen handelen indien er geen belangenconflict is. De inhoud en omvang van de last van A en C mogen niet in conflict zijn

Andere belangen lasthebber art. 7:418 BW
De lasthebber heeft een ander belang bij de overeenkomst met C. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer bij bevriend is met of familie is van C.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 5

 

Uitleg/aanvulling contracten; recht op nakoming en op verrekening

Wat zijn de gevolgen van een goed tot stand gekomen contract?

Uitleg van contracten en aanvulling ervan (art. 6:248 lid 1 BW)
De rechtsgevolgen van een overeenkomst worden bepaald door (art. 6:248 lid 1 BW) wat partijen hebben afgesproken (express terms) bijvoorbeeld kernbedingen of algemene voorwaarden. Partijen regelen maar een heel klein deel van het gehele contract. Dit kleine gedeelte wordt aangevuld met de wet, gewoonte en eisen vanuit de redelijkheid en billijkheid. Dit is dus een aanvulling  van de leemten in de gemaakte partijafspraken.

Uitleg van contracten
In het Haviltex arrest heeft de HR besloten dat een zuiver taalkundige uitleg van een contract ontoelaatbaar is. Het gaat dus om de bedoeling van partijen die zij hadden bij het sluiten van het contract. Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.  De bewoordingen waarin de overeenkomst zijn verat, zijn dus op zichzelf nooit beslissend. Het gaat erom wat partijen in de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen mogen afleiden. Van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
Deze algemen uitlegregel is ook te vinden in de DCFR. Art. II. – 8:101 DCFR on General Rules on Interpretation of Contracts. Het tweede lid van dit artikel komt overeen met het Haviltexarrest.

Aangezien de Haviltex-uitleg nog al vaag is (de bedoeling van de partijen is inherent vaag waarbij komt dat lagere rechters in feite beslissen), wordt er soms op de Haviltex-uitleg gevarieerd. Er bestaan twee afwijkingen van het Haviltexarrest. In dat geval worden contracten in de regel voorshands taalkundig uitgelegd wanneer professionals na onderhandelingen schriftelijk contract hebben gesloten dat door weer andere professionals is geredigeerd. Tevens is de Haviltex-uitleg aan de hand van de bedoeling van partijen is ongepast wanneer een contract wordt tegengeworpen aan derde bijvoorbeeld een cao. In dit geval is den objectieve uitleg maatgevend. De derde kan namelijk niet meer weten dan de tekst van de cao, hij was niet bij de onderhandelingen aanwezig.

Aanvulling partijafspraak door wet
Art. 6:41 BW vult de leemte van partijafspraken in. Art. 6:41 is onderdeel van afd. 6.1.6 BW inzake ‘Nakoming van verbintenissen’ en geeft diverse regels ter aanvulling van leemten in de partijafspraak, bijvoorbeeld inzake:
- tijd nakoming (6:38 en 39)
- inhoud/omvang verbintenis (6:28 en 45)
- nakoming verbintenis door derde (6:30)
- vraag of nakoming jegens crediteur (schuldeiser) debiteur (schuldenaar) steeds bevrijdt (6:31)
- vraag of nakoming jegens ander dan crediteur debiteur kan bevrijden (6:32-34)
Afd. 6.1.11 BW bevat soortgelijke bepalingen inzake verbintenissen tot betaling van een geldsom. Bijvoorbeeld de bevoegdheid in de wet om giraal te betalen.

Regelend versus dwingend recht
Bepalingen van de afd. 6.1.6  en 11 BW zijn, zoals het overgrote deel van bepalingen van verbintenissenrecht (Boek 6 e.v. BW), van ‘regelend’ recht (ius dispositivum, default rules). Er mag dus van afgeweken worden. Soms zijn verbintenisrechtelijke bepalingen echter van ‘dwingend’ recht (ius cogens, mandatory rules). Bijvoorbeeld de regeling met betrekking tot Algemene voorwaarden in afdeling 6.5.3 BW (vgl. art. 6:246) of regels ter bescherming van één van de partijen bij sommige bijzondere overeenkomsten in boek 7 BW. Dit is het geval wanneer huurders, werknemers op bepaalde consumenten beschermt moeten worden.

Gewoonte als bron ter aanvulling partijafspraken
De wet vult de kale partijafspraak aan. De tweede heteronome bron is de gewoonte, echter is het belang van deze bron minimaal. De rol van de gewoonte is aangevuld met de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Aanvulling partijafspraak door eisen redelijkheid en billijkheid
Eisen van redelijkheid en billijkheid (r&b) vullen leemten in partijafspraak aan met drie soorten verplichtingen:

1) Informatieplichten
            Deel mee, geef raad, waarschuw

2) Samen- en medewerkingsplichten
            Verricht geen handelingen die het doel van de overeenkomst frustreren.
            Firmant doet eigen vennootschap concurrentie aan, hetgeen vennootschapscontract    niet verbiedt (HR 19 oktober 1990, NJ 1991, 21)

3) Beschermings- en zorgplichten
            Dit is de meest vergaande consequentie die is afgeleid uit de eisen van r&b. Een bank is verplicht haar klant de deur te wijzen wanneer het niet goed gaat met die klant. De bank dient de cliënt tegen zichzelf te beschermen. De omvang van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.

Crediteur heeft in beginsel recht op nakoming verbintenis uit overeenkomst
Een crediteur heeft in Nederlands recht in beginsel recht op nakoming van de verbintenis. In zoverre de verbintenis uit een overeenkomst voortvloeit, plegen juristen dit recht als volgt te onderstrepen: ‘Pacta sunt servanda’  (6:248 lid 1 jo 3:296 lid 1). Echter in Engeland is dit niet mogelijk, er is geen recht op nakoming, maar recht op schadevergoeding.

Ook in Nederland is er geen recht op nakoming indien nakoming onmogelijk is. Een nakoming is al onmogelijk indien zij onredelijke offers van de schuldenaar zou vergen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de door jou gekochte Mingvaas tijdens het verschepen uit China is gestolen of naar de bodem van de zee is gezonken.
 

Drie gevallen waarin het recht op nakoming niet bestaat
In totaal zijn er drie gevallen waarin crediteur geen recht heeft op nakoming, namelijk als:
- nakoming onmogelijk is, hetgeen zich ook voordoet als nakoming onredelijke offers van de schuldenaar zou vergen (HR Oosterhuis/Unigro; zie hiervoor)
- nakoming schuldenaar op kosten zou jagen, terwijl goedkopere schadevergoedingsremedie schuldeiser evenzeer uit de brand zou helpen (HR Multi Vastgoed/Nethou)
- aard van verbintenis zich verzet tegen veroordeling tot nakoming ervan (3:296 lid 1) (Vb.: auteur die zich had verbonden boek te schrijven, weigert het te schrijven)
In grote lijnen is dit ook terug te vinden in de DCFR.
Art. III.-3:302 DCFR: Specific performance cannot be enforced where performance would be:
- impossible
- unreasonably burdensome or expensive
- of such a personal character that it would be unreasonable to enforce it

Is recht op nakoming ook afdwingbaar?
Stel, de crediteur heeft wél recht op nakoming, maar de debiteur weigert. De crediteur zal dan om zijn recht te effectueren in de regel veroordeling van de debiteur tot nakoming door de rechter moeten uitlokken. Máár wat als de debiteur dan nog niet wil nakomen? In zo’n geval kan een rechterlijke veroordeling vaak buiten de schuldenaar om worden gerealiseerd, zogenaamde ‘reële executie’:

-overdracht roerende zaak: deurwaarder neemt zaak onder zich (491 Rv. jo 3:297 BW)
-overdracht registergoed: inschrijving van tot levering veroordelend vonnis in openbare registers (3:300 en 301)
-(niet) verrichten niet-persoonsgebonden prestatie: crediteur verkrijgt machtiging rechter om prestatie zelf te (laten) realiseren op kosten debiteur (3:299)
-betaling geldschuld: crediteur geldsom, legt voor zijn vorderingsrecht beslag op goederen debiteur en laat deze executeren teneinde zich uit opbrengst te voldoen

Als reële executie onmogelijk is, kan dwangsom crediteur soms uitkomst bieden (611a Rv.) Afdwingen van nakoming is dus mogelijk maar vaak omslachtig.
Soms recht op verrekening: dan alternatief voor aanspraak crediteur op nakoming
Stel dat garage Jansen die recht heeft op betaling van € 1.700 voor de aan Pietersen BV geleverde auto, van zijn kant tevens debiteur van deze BV is, bijv. omdat de non-conformiteit van de vorige auto die garage Jansen die aan Pietersen BV had geleverd, deze BV een schade van € 2.000 heeft berokkend. Garage Jansen kan er in dit geval voor kiezen niét aanspraak te maken op betaling van de € 1.700, maar zijn recht op nakoming in plaats daarvan te hanteren als middel om er zijn eigen verbintenis jegens Pietersen BV uit wanprestatie (deels) mee weg te verklaren, zodat hij nog slechts € 300 zal hoeven terugbetalen; dit heet ‘verrekening’ (6:127)
Beide partijen zijn dus zowel crediteur als debiteur.

Voordelen verrekening
Voordelen verrekening voor garage Jansen: Garage Jansen bespaart zich moeite om zijn recht op nakoming te effectueren.

Rechterlijke veroordeling van koper tot betaling van de koopprijs en mogelijk ook beslaglegging op/executie van goederen koper Pietersen BV zijn nu overbodig; voorts kan garage Jansen (eventuele) faillissement Pietersen BV dat aan de effectuering van haar recht op nakoming in de weg zou staan, omzeilen

Wanneer Pietersen BV van garage Jansen op grond van wanprestatie schadevergoeding eist, heeft deze een effectief verweermiddel.

Tevens heeft verrekening een voordeel voor de maatschappij. Dit leidt tot besparing van kosten, aangezien betalen ook geld kost en deze betaling nu teniet is gegaan (i.c. verbintenis Pietersen BV).

Vereisten verrekening art. 6:127 e.v.
1)  Garage Jansen heeft een vorderingsrecht op dezelfde persoon jegens wie zij ook schuld (verbintenis) heeft, namelijk Pietersen BV

2)  Vorderingsrecht en schuld beantwoorden aan elkaar: beide strekken tot de betaling van een geldsom

3) Garage Jansen is bevoegd haar schuld te betalen.
Door te verrekenen delgt Jansen haar schuld uit wanprestatie (gedeeltelijk, namelijk voor € 1.700 van de totale € 2.000)

4) Garage Jansen is bevoegd nakoming van haar vorderingsrecht af te dwingen

5) Vorderingsrecht garage Jansen is niet moeilijk vast te stellen (art. 6:136)
6) Garage Jansen verklaart dat zij haar schuld aan Pietersen BV met haar vorderingsrecht verrekent (6:127 lid 1). De verrekeningverklaring is een eenzijdige, gerichte (art. 3:37 lid 3), vormvrije (art. 3:37 lid 1) rechtshandeling.

Gevolgen verrekening
Gevolgen verrekening:

  • Beide vorderingen gaan tot hun gemeenschappelijk beloop teniet, dus voor € 1.700 (Pietersen BV hoeft € 1.700 niet meer te betalen, garage Jansen nog slechts € 300 van de € 2.000)
  • En wel met terugwerkende kracht tot dag ontstaan bevoegdheid garage Jansen tot verrekening (6:129 lid 1)

Wanneer garage Jansen de € 2.000 van Pietersen BV tegen rente had geleend en zij pas op 1 december verrekeningsverklaring aflegt, terwijl zij hiertoe al sinds 1 januari bevoegd was, is zij dus al vanaf 1 januari geen rente meer verschuldigd over € 1.700 van haar schuld.

Verrekening heeft dus terugwerkende kracht.
In geval van een rekening-courant, hoeft de bank geen verklaring tot verrekening uiten tegenover zijn klant en de klant niet tegenover de bank. Er is sprake van verrekening van rechtswege, verrekening gaat vanzelf.
In geval er sprake is van een nieuwe crediteur die recht heeft op betaling van de €200 kan er soms verrekenbaarheid zijn. Wanneer vorderingsrecht van Pietersen BV op nieuwe schuldeiser Klaasen overgaat, kan garage Jansen haar vorderingsrecht misschien jegens Klaasen verrekenen (art. 6:130 BW). Dit is het geval indien haar vorderingsrecht voortvloeit uit de rechtsverhouding waaruit ook vorderingsrecht van Pietersen BW (thans: Klaasen) voortspruit. Of indien haar vorderingsrecht reeds voor de overgang van vorderingsrecht Pietersen BV op Klaasen opeisbaar was geworden.

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 5

 

Arrest Bunde/Haviltex
Kern: De bewoordingen waarin de overeenkomst zijn vervat, zijn op zichzelf nooit beslissend. Het gaat erom wat partijen in de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen mogen afleiden. Van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

Arrest van Zuilen/Rabobank
Het aanvullen van leemtes van contracten aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid. De kern van dit arrest is dat er een bijzondere zorgplicht uitgelegd worden. Banken moeten hun klanten beschermen.

Arrest Mexx/lundiform
In dit arrest wordt taalkundige uitleg van het Haviltex arrest uitgewerkt. Wanneer partijen feitelijk onderhandeld hebben over een bepaald beding, dan ligt bij dit beding meer nadruk op de taalkundige betekenis. Kern: Een taalkundige uitleg is dus alleen zwaarwegend voor bedingen waarover feitelijk onderhandeld is.

Uitleg en aanvulling van overeenkomsten
Art. 6:248 lid 1 BW
Een overeenkomst heeft de gevolgen die de partijen hebben afgesproken, maar ook die de wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (r&b) meebrengen.

Bij de aanvullende werking van de r&b is er ‘niks’ geregeld door de partijen en vullen de r&b de overeenkomst aan. Om te kijken of partijen iets ongeregeld hebben gelaten moet allereerst de vraag gesteld worden of de partijen überhaupt iets geregeld hebben. Hierbij is de hoofdregel de Haviltexnorm. Als er iets ongeregeld is gelaten moet dit aangevuld worden met de wet, gewoonte en redelijkheid & billijkheid.

Nakoming
Hoofdregel = recht op nakoming bijvoorbeeld de levering van een fiets. Dit vloeit voort uit art. 3:296 BW.
Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Soms is nakoming onmogelijk Er kan sprake zijn van:
- Absolute onmogelijkheid: bijvoorbeeld wanneer je een postzegel hebt verkocht maar deze verbrandt is, waardoor het absoluut onmogelijk wordt om die postzegel nog te leveren aan de koper.
- Relatief onmogelijk: Wanneer de ring die je verkocht hebt naar de bodem van de zee is gezonken nog voor dat je hem geleverd hebt aan de koper. Nakoming is in dit geval niet absoluut onmogelijk maar wel heel erg moeilijk. Tevens is er sprake van relatieve onmogelijkheid wanneer de postzegel aan een tweede koper is verkocht en geleverd.
Recht op nakoming is tevens in de DCFR geregeld in de artikelen III. - 3:301 - 303

Art. 6:41 BW
Uit dit artikel vloeit voort dat wanneer je bijvoorbeeld een fiets koopt, de koper over het algemeen de fiets op moet halen bij de verkoper. Behalve wanneer anders is overeengekomen bijvoorbeeld wanneer je de fiets online hebt besteld en er overeengekomen is dat de fiets bij jou thuis geleverd wordt.

Verrekening
Verrekening is geregeld in art. 6:127 en verder.

Vereisten voor verrekening
1. Partijen moeten elkaars schuldeiser zijn
2. Prestatie moet beantwoorden aan de schuld, dus geld voor geld
3. De schuldenaar die wil verrekenen moet bevoegd zijn tot betaling van zijn schuld. In principe ben je altijd bevoegd als je meerderjarig bent en niet onder curatele staat. Mag je ook eerder betalen dan de afgesproken datum? Ja, art. 6:39 BW
4. De vordering die hij heeft op de wederpartij moet afdwingbaar zijn. De vordering mag dus niet verjaard zijn.
5. De vordering moet vaststaan of eenvoudig vast te stellen zijn art. 6:136 BW
6. Verrekeningsverklaring. Verrekening is nooit van rechtswege en moet een verklaring voor zijn afgelegd. De verrekeningsverklaring is vormvrij.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 5

Hoofdlijnen algemene voorwaarden (av)
- Snelle gebondenheid, je bent zelfs gebonden als je de av niet hebt gelezen art. 6:232 BW maar:
            -inhoudstoetsing
            -informatieplicht

- Extra bescherming voor consumenten (art. 6:236-238 BW)
Aan de hand van de zwarte en de grijze lijst.

- Geen bescherming voor grote bedrijven (art. 6:235 BW)
Deze partijen kunnen voor zichzelf zorgen
Bescherming alleen via beperkende werking redelijkheid en billijkheid

- Abstracte toetsing voor collectieve actie art. 6:240 e.v. BW

Battle of the forms
In geval van battle of the forms maken beide partijen gebruiken van av. De vraag hierbij is dus: wie zijn av gelden? Het antwoord hierop is te vinden in art. 6:225 lid 3 BW: Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden, dan komt aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. Het gaat hierbij om de eerste simpele verwijzing, dus de av gelden van degene die als eerst zijn av aanbied.
In de DCFR is dit anders geregeld. Art. II. -4:209 (1) DCFR: verzachte knock-out :beide sets av gelden voor zover ze aan elkaar gelijk zijn. Ze gelden beide niet als de inhoud verschilt. In de DCFR geldt dus niet de first shot rule. De leemte die door de knock-out rule uit de DCFR kan ontstaan wordt vervolgens opgevuld door de wet.

Informatieplicht
Deze plicht is geregeld in art. 6:223 sub b BW. De gebruiker van de av moet een redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de av aan de wederpartij bieden.
Uitwerking in art. 6:234 BW:
Lid 1: in beginsel terhandstelling, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. Dan mededeling ter inzageligging bij de griffie van het gerecht of de KvK en kosteloze toezending op verzoek.
Lid 2: ook elektronische toezending is mogelijk
Lid 3: indien de overeenkomst niet elektronisch tot stand is gekomen dan is elektronische toezending alleen toegestaan met uitdrukkelijke instemming van de wederpartij.

Deze informatieplicht geldt echter niet voor diensten. Hierbij geldt de informatieplicht voor dienstverleners (art. 6:230a-230f BW)
Het geven van informatie over algemene voorwaarden is verplicht (art. 6:230b sub 6 BW). Nakoming kan geschieden naar keuze van de dienstverlener (art. 6:230c BW):
- Op initiatief van de dienstverlener verstrekt
- Toegankelijk voor de afnemer op de plaats van de uitvoering van de dienst of op de plaats van de contractsluiting
- Elektronisch toegankelijk op een meegedeeld adres
- Opgenomen in contractdocumenten
Correct, helder en ondubbelzinnig (art. 6:230e BW)

Tijdstip terhandstelling (art. 6:230e BW):
Uit dit artikel blijkt dat de terhandstelling van schriftelijke overeenkomsten tijdig voor contractsluiting moet geschieden. Dit is echter anders voor uitvoerders van diensten zij, moeten de informatie voor de verrichting van de dienst mededelen of beschikbaar stellen.

Tevens is ook de informatieplicht in de DCFR te vinden: art. II. – 9:103 DCFR: Terms not individually negotiated. De DCFR is wat minder vriendelijk voor de dienstverlener.

Inhoudstoetsing (art. 6:233 sub a BW
Een beding uit av is vernietigbaar indien het beding onredelijk bezwarend is gelet op:

  • Aard en de overige inhoud overeenkomst
  • Wijze totstandkoming voorwaarden
  • Wederzijds kenbare belangen
  • Overige omstandigheden van het geval

De wederpartij is degene die moet bewijzen dat het beding niet door de beugel kan alleen dan kan er vernietigd worden.

Consumentenbescherming
Alles wat op de zwarte lijst (art. 6:236 BW) staat is onredelijk bezwarend en mag dus niet opgenomen worden in de av. De grijze lijst (art. 6:237 BW) is minder streng, een beding wat op de grijze lijst staat wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. De gebruiker van de av moet bewijzen dat het beding wel acceptabel is. Er is dus sprake van omkering van bewijslast.

Als er twijfel is over de bezwaarlijkheid, dan geldt er een gunstige uitleg voor de consument. Dit is de contra proferentem-regel art. 6:238 lid 2 BW.

Reflexwerking
Is de partij geen consument dan kan er eventueel sprake zijn van de reflexwerking art. 6:233 a BW. Dit is vooral het geval bij consument-achtige wederpartijen en bij consument-achtige overeenkomsten. Bijvoorbeeld een kleine vereniging, zoals een voetbal clubje die een barkruk koopt, in zo’n geval ligt de reflexwerking voor de hand. Er is nauwelijks een kans om de reflexwerking te gebruiken bij grote wederpartijen (via art. 6:248 lid 2 BW).

Vernietigbaar
Is een beding onredelijk bezwarend of is er sprake van een schending van de informatieplicht?
Zo ja, dan vernietiging (art. 3:49 BW). Dit kan zowel buitengerechtelijk of via een rechtelijke uitspraak. Het betreffende beding zal vernietigd worden, niet de gehele overeenkomst. De rest van de overeenkomst blijft in stand (partiele nietigheid) art. 3:41 BW. Vervolgens zal het recht of de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid de leemte opvullen.
Zo nee, dan is het beding geldig.

Consumentenkoop art. 7:5 jo art. 7:6
De regeling van de consumentenkoop beoogt alleen de consument te beschermen.

Onredelijk bezwarendheid in de DCFR
Art. II. – 9:403 DCFR: Meaning of “unfair” in contracts between a business and a consumer:
Not individually negotiated?
Unfair if it it significantly disadvantages the consumer
Contrary to good faith and fair dealing.

Art. II. – 9:404 DCFR: Meaning of “unfair” in contracts between non-business parties
Standard term
Unfair if it it significantly disadvantages the other party
Contrary to good faith and fair dealing.

 

Art. II. – 9:405 DCFR: Meaning of “unfair” in contracts between businesses
Standard terms
Unfair if its use grossly deviates from good commercial practice
Contrary to good faith and fair dealing.

Art. II. – 9:408 DCFR: Effects of unfair terms
(1) A term which is unfair under this Section is not binding on the party who did not supply it.
(2) If the contract can reasonably be maintained without the unfair term, the other terms remain binding on the parties.

Uitleg van bedingen
HR Ermes/Haviltex
Uit dit arrest blijkt dat een zuiver taalkundige uitleg niet voldoende is. Kern: ‘Komt aan op de zin die partijen in gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten’

Van belang kan zijn:
Maatschappelijke kringen van partijen
Rechtskennis die van hen kan worden verwacht

HR Lundiform/Mexx
Wanneer partijen feitelijk onderhandeld hebben over een bepaald beding, dan ligt bij dit beding meer nadruk op de taalkundige betekenis. Kern: Een taalkundige uitleg is dus alleen zwaarwegend voor bedingen waarover feitelijk onderhandeld is.

Uitleg is tevens te vinden in de DCFR
Art. II. - 8:101 DCFR: General rules
Art. II. - 8:102 DCFR: Relevant matters
Art. II.-8:103 DCFR: Contra proferentem
Art. II.-8:104 DCFR: Preference to negotiated terms
Art. II.-8:105 DCFR : Reference to contract as a whole
Art. II.-8:106 DCFR : Terms to be given effect
Art. II.-8:107 DCFR : Linguistic discrepancies

Aanvullende/bijkomende plichten art. 6:248 lid 1 BW
Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst voortvloeien uit de wet, gewoonte en de eisen van redelijkheid en billijkheid.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 6

Recht op schadevergoeding op grond van niet-nakoming

Wanneer er niet nagekomen wordt aan een overeenkomst is er sprake van wanprestatie.

Vereisten recht op schadevergoeding
Uit artikel 6:74 BW volgen de vereisten voor het recht op schadevergoeding. Wanprestatie bestaat dus uit meerdere vereisten
1) Tekortkoming van de debiteur in de nakoming van zijn verbintenis
2) Tekortkoming is aan debiteur toerekenbaar
3) Er is sprake van debiteursverzuim, tenzij nakoming al blijvend onmogelijk is geworden
4) Schade waarvan crediteur vergoeding vordert, is door een tekortkoming veroorzaakt. Er moet sprake zijn van een causaal verband.
Als aan deze vier eisen is voldaan dan heeft de schuldeiser recht op schadevergoeding op grond van wanprestatie.

1) Tekortkoming van de debiteur in nakoming van zijn verbintenis
Tekortkoming kan gezien worden als ‘elk ten achterblijven bij wat een opeisbare verbintenis vergt.’ De verbintenis vergt van haar debiteur een bepaald resultaat of slechts dat een debiteur zich hiertoe inspant. Dit verschil is te zien als je kijkt naar een aannemer en een advocaat. Op de aannemer rust in de regel een resultaatsverbintenis. Wanneer hij een vloer oplevert met scheuren, staat zijn tekortkoming daarmee vast. Op een advocaat rust evenals op een arts in de regel slechts inspanningsverbintenis. Wanneer hij de procedure verliest, staat daarmee niet vast dat hij tekort is geschoten als hij zich maar heeft ingespannen om het resultaat te behalen.
Tekortkoming is een neutraal begrip, hier valt dus elk ten achterblijven bij wat de opeisbare verbintenis vergt onder. Dit betekend dat de aannemer zelfs tekort is geschoten in zijn verbintenis wanneer de vloer gebrekkig is doordat hij de ondeugdelijke aanwijzingen van de opdrachtgever heeft gevolgd of zelfs wanneer hij een bordjes plaats bij de nog natte vloer met ‘niet betreden’ en het personeel van de opdrachtgever de vloer toch betreed.
Tekortkoming is een tekortkoming in de nakoming van een (opeisbare) verbintenis. Dus zonder verbintenis kan er geen sprake zijn van een tekortkoming. De algemene verplichting om op de openbare weg rechts te rijden is geen verbintenis, dus is links rijden géén ‘tekortkoming’ jegens het slachtoffer. Is er geen verbintenis, dan ook geen tekortkoming.

2) Tekortkoming is aan debiteur toerekenbaar
Om een geslaagde aanspraak te doen op schadevergoeding door de crediteur is ook vereist dat tekortkoming aan de debiteur kan worden toegerekend (art. 6:74). Wanneer de debiteur tekort schiet, wordt deze tekortkoming vermoed aan hem toerekenbaar te zijn (art. 6:74 lid 1 slot). De debiteur moet zelf aantonen dat het niet zijn schuld is en dat het ook niet voor zijn risico komt.

Een niet toerekenbare tekortkoming is overmacht.
De debiteur moet zelf overmacht bewijzen door aannemelijk te maken dat zijn tekortkoming:
nóch aan zijn schuld is te wijten (= subjectief criterium)
nóch voor zijn risico komt een tekortkoming komt voor risico van de debiteur op grond van (art. 6:75):
a) wet
b) verkeersopvattingen
c) rechtshandeling (m.n. partijafspraak)

Wet brengt fout ingeschakelde hulppersoon voor risico debiteur (6:76)
De fout van een hulppersoon die door de debiteur ingeschakeld is komt voor risico van de debiteur als ware het zijn eigen fout.

Wet brengt ongeschiktheid hulpzaak in de regel voor risico debiteur (art. 6:77)
Ongeschiktheid van bij uitvoering van een verbintenis gebruikte hulpzaak (bijv. hijskraan om vliegtuigvleugel te lossen) komt voor risico van de debiteur, tenzij deze risicotoedeling onredelijk zou zijn, gelet op:
a) inhoud en strekking van de rechtshandeling
 - crediteur had gebruik hulpzaak voorgeschreven (HR Moffenkit)
 - loon betaald door de debiteur is gering, dit terwijl diens eventuele aansprakelijkheid fors kan uitpakken (HR Fokker/Zentveld)
b) verkeersopvattingen
 - rechter kan uit de omstandigheid dat de crediteur zich tegen de ingetreden schade had verzekerd afleiden dat deze naar verkeersopvattingen een risico ongeschiktheid van de hulpzaak droeg (HR Fokker/Zentveld)
c) overige omstandigheden van het geval

Toerekenbaar volgens verkeersopvattingen (art. 6:75)
Krachtens verkeersopvattingen komen de sommige tekortkomingen voor risico van de schuldenaar. Van een aantal oorzaken van verhindering staat vast dat zij bij de toepassing van art. 6:75 voor risico van de schuldenaar komen. Het gaat daarbij om de volgende factoren:
a. Voorzienbare verhindering. De tekortkoming was al ten tijde van de contractsluiting voorzienbaar
b. Geldelijk onvermogen. De debiteur heeft niet de mogelijkheid om de prestatie te verrichten
c. Onervarenheid van de debiteur, bijvoorbeeld een fout tijdens de allereerste operatie van een kersverse chirurg.
d. Ziekte. Wanneer de debiteur vervangbaar is (dus geen bekende zanger is of iets dergelijks) kan hij geen beroep doen op overmacht. Hij dient vervanging te regelen om de prestatie alsnog uit te laten voeren.
Tevens komt non-conformiteit (ondeugdelijkheid) (art. 7:17) van het aan de koper afgeleverd product voor rekening van de schuldenaar (HR Oerlemans/Driessen).

Niet toerekenbaar volgens verkeersopvattingen (art. 6:75)
Krachtens verkeersopvattingen komen niét voor risico van de debiteur (= overmacht):
-ten tijde van contractsluiting onvoorzienbare overheidsmaatregel/brand/natuurramp verhindert nakoming
-diefstal gehuurde auto verhindert teruggave (HR Spruijt/Tigchelaar)
-nakoming slechts mogelijk wanneer schuldenaar zich hiertoe aan gevaar voor eigen leven zou moeten blootstellen
-ziekte debiteur van een door hem persoonlijk te verrichten prestatie, de debiteur moet dan wel onvervangbaar zijn bijvoorbeeld een bekende opera zangeres.

Garantie (beding): overeenkomst creëert aansprakelijkheid
Het wijzigen van wettelijke regels met betrekking tot aansprakelijkheid van de debiteur is mogelijk bij een overeenkomst (rechtshandeling). Garantie (beding) is in de regel een uitbreiding van de toerekenbaarheid van de tekortkoming. Zelfs als de levering aan een buitenlandse koper door een volstrekt onverwacht uitvoerverbod onmogelijk is geworden, wordt deze tekortkoming aan de koper toegerekend wanneer hij uitvoer had gegarandeerd.

Exoneratie (beding): overeenkomst beperkt aansprakelijkheid
Een exoneratie of vrijtekenings beding strekt in tegenstelling tot garantie tot beperking van de aansprakelijkheid van de debiteur. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de verkoper van een machine haar aansprakelijkheid voor elke gevolgschade uitsluit.

Aan exoneratiebedingen worden echter wel grenzen gesteld:
-openbare orde/goede zeden (3:40 lid 1)
-onredelijk bezwarendheidstoets (6:233a)
-beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 lid 2)
-specifieke wetbepalingen (7:6 en 7:463)

Debiteursverzuim versus situatie dat nakoming blijvend onmogelijk is
Ratio verzuimeis: mogelijkheid om vóór het ontstaan van het recht op schadevergoeding een extra-eis in te bouwen in de vorm van een laatste kans voor de debiteur om binnen redelijke termijn alsnog de verbintenis na te komen op straffe van aansprakelijkheid als nakoming ook dan zal uitblijven (= ingebrekestelling). Deze ingebrekestelling staat alleen open bij debiteursverzuim en niet in de situatie dat nakoming blijvend onmogelijk is. Aangezien de nakoming al niet meer nagekomen kan worden heeft het ook geen zin om de debiteur nog een extra kans te geven. Soms is het lastig om te bepalen of een nakoming blijvend onmogelijk is. Wanneer de te leveren Mingvaas aan diggelen ligt is het natuurlijk blijvend onmogelijk om deze te leveren. Echter nakoming is ook blijvend onmogelijk wanneer de debiteur zijn hoofdverbintenis wel kan nakomen, maar deze nakoming niet de schadepost zou wegnemen waarvan de crediteur vordert. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een uit door de garage geleverde auto olie op de garagevloer van de koper gelekt is waardoor de vloer verpest is.

Nakoming soms deels blijvend onmogelijk deels nog mogelijk
Dit hangt af van de schadepost. Neemt het leveren van een nieuwe auto de schadepost weg waarvan de koper vergoeding vordert, dan is nakoming gewoon mogelijk.

Stel: nakoming mogelijk; dan 2 hoofdroutes naar vereiste debiteursverzuim
Wanneer nakoming mogelijk is, zodat debiteursverzuim vereist is, zijn er twee hoofdwegen die leiden naar dit verzuim.
a. De debiteur laat de hem in gebrekestelling gestelde termijn om alsnog na te komen ongebruikt verstrijken (art. 6:82 lid 1). In gebrekestelling is een geschrift van de crediteur aan de debiteur dat een laatste aanmaning bevat om binnen redelijke termijn alsnog na te komen op straffe van aansprakelijkheid. Het is dus de laatste kans die de crediteur aan de debiteur biedt om alsnog na te komen.
b. De debiteur laat de termijn verstrijken die partijen voor nakoming hadden afgesproken (art. 6:83 sub a). Zo’n afgesproken termijn heet dan ook (voor de debiteur) ‘fatale’ termijn.

Verzuim zónder in gebrekestelling: debiteur kondigt zijn aanstaande tekortkoming alvast aan
Behalve in het geval dat de debiteur het ‘fatale termijn’ ongebruikt laat verstrijken (6:83 onder a), treedt verzuim van de debiteur óók in zonder in gebrekestelling wanneer de debiteur alvast op voorhand mededeelt dat hij in de nakoming  van verbintenis tekort zal gaan schieten (6:83 onder c). Hij kondigt alvast aan dat hij over twee jaar tekort zal gaan schieten en dus is hij onder verzuim geraakt zonder in gebrekestelling door de crediteur.
Ook buiten art. 6:83 BW om kan debiteursverzuim intreden zonder ingebrekestelling. Dit kan via de soepele hantering van de verzuimeis. De rechter kan beslissen dat er ook zonder ingebrekestelling in bepaalde gevallen verzuim in kan treden.

Debiteursverzuim: eindige situatie
De debiteur kan zijn verzuim zuiveren door de crediteur alsnog nakoming en tot vergoeding geleden schade/gemaakte kosten aan te bieden (art. 6:86). Daarnaast kan ook de crediteur vervangende schadevergoeding eisen of het contract ontbinden.
De crediteur kan alleen een vergoeding van schade vorderen die dóór de tekortkoming is veroorzaakt (art. 6:74: ‘daardoor’). Dit is de condicio sine qua non-eis, die inhoudt dat schade zonder tekortkoming zou zijn uitgebleven.

Omkeringsregel
Het uitgangspunt van de omkeringsregel is dat de bewijslast van het condicio sine qua non-verband rust op de crediteur die vergoeding van zijn schade wil. Voor dit vermoeden van het c.s.q.n.-verband is vereist dat de geschonden norm strekt tot bescherming tegen een specifiek schaderisico.

Schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming op basis van positief contractsbelang
Wanneer je een schadevergoeding ontvangt op basis van positief contractsbelang, dan heb je er recht op om financieel geplaatst te worden in de positie waarin je zou zijn geweest wanneer het contract goed was nagekomen.
Abstracte schadebegroting
Rechter zijn in sommige gevallen bevoegd om schade abstract te begroten en dus niet naar de specifieke situatie van het geval te kijken. Er wordt gedacht aan een gemiddelde koper op ‘de markt’ om deze vervolgens als maatstaf te gebruiken om de schade te begroten.

Boetebeding: twee functies
Partijen kunnen op voorhand overeenkomen dat voor het geval één van beiden tekort zal schieten in nakoming verbintenis, deze de ander boete verschuldigd zal zijn. In zo’n geval is er sprake van een boetebeding

Boetebeding kan 2 functies vervullen (art. 6:91 BW):
-Fixatie op voorhand van de schade die de crediteur als gevolg van toekomstige tekortkoming van zijn debiteur kan lijden.
-Prikkel van de debiteur tot correcte nakoming (boetebeding is tevens ‘strafbeding’)
De crediteur moet in dat geval dan wel een boete bedingen die hoger is dan zijn vermoedelijke schade.

 


Werkgroep contractenrecht 2 - week 6

 

Tekortkoming in de nakoming
Tekortkoming in de nakoming kan leiden tot schadevergoeding op grond van wanprestatie. In deze situatie is er dus niet nagekomen aan een verbintenis.

Je kan spreken van een tekortkoming in de nakoming van een opeisbare verbintenis wanneer er niet is nagekomen, niet op tijd is nagekomen of verkeer is nagekomen.

De schuldeiser heeft in dit geval verschillende rechten:
-Nakoming, je kan geen nakoming hebben als nakoming blijvend onmogelijk is.
In twee situaties heb je geen nakoming: als nakoming blijvend onmogelijk is of als nakoming onredelijk is en je ook schadevergoeding zou kunnen vorderen (een schadevergoeding ligt meer voor de hand dan alle tegeltjes weer van de wand te halen).
-schadevergoeding
-ontbinding
-opschorting

Is de schuldenaar schadeplichtig? Is er sprake van schadevergoeding bij tekortkoming in de nakoming? Om dit te beantwoorden moeten deze twee vragen behandeld worden.
1. Is er recht op schadevergoeding? Zie art. 6:74 en verder.
2. Wat is de omvang/hoogte? Zie art. 6:95 en verder.

Art. 6:74 BW uit dit artikel volgen vier vereisten
1. Tekortkoming in de nakoming at. 6:74 lid 1
2. Toerekenbaarheid, art. 6:74 lid 1 jo 6:75. Het kan de schuldenaar worden toegerekend als het zijn schuld is, of het voor zijn risico komt. Het kan voor zijn risico komen op basis van de wet, verkeersopvatting (HR Oerlemans/Driessen) en de rechtshandeling. In dat geval is hij toerekenbaar tekortgeschoten.
3. Verzuim is vereist, tenzij de nakoming blijvend onmogelijk is art. 6:74 lid 2.
Uit HR Kinheim/Pelders blijkt dat nakoming ook blijvend onmogelijk is ten aanzien van gevolgschade.
Verzuim is te vinden in de artikelen 6:81, 6:82, 6:83 BW met of zonder ingebrekestelling. Verzuim kan ingesteld worden door iemand in gebreke te stellen, ook kan verzuim intreden van rechtswege.
4. Er moet een causaal verband zijn tussen de tekortkoming en de schade

Wanneer er in een casus sprake is van gevolgschade, noem dan arrest Kinheim/Pelders

Bij blijvende onmogelijkheid van de nakoming is verzuim dus niet nodig.

Bewijslastverdeling
Schuldeiser
                                               Schuldenaar
-Tekortkoming
-Toerekenbaarheid wordt vermoed                         -Vermoeden dat toerekenbaarheid is ontkracht,
aanwezig te zijn                                              er is dan sprake van overmacht
-Causaliteit tekortkoming en schade                          
(behalve wanneer de omkeringsregel
van toepassing is)

Wanneer recht op schadevergoeding?
Wanneer je wil weten of er recht is op schadevergoeding dien je de volgende vragen te stellen:
Is nakoming nog mogelijk?
-In dit geval is verzuim vereist

Is nakoming blijvend onmogelijk?
-Direct recht op schadevergoeding mits er voldaan is aan alle vereisten van art. 6:74 BW, HR Kinheim/Pelders

Bij iedere casusvraag moet je je dus afvragen of nakoming nog mogelijk is.

Als je nog wel het product wil, bijvoorbeeld de Mingvaas die je gekocht had, doe je een beroep op nakoming + aanvullende schadevergoeding. Wil je het product niet meer hebben dan vraag je ontbinding aan of vervangende schadevergoeding.

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 6

Nakoming is niet altijd mogelijk. Zou je op economische gronden het recht op nakoming moeten afschaffen? Hoe zou het recht moeten luiden op basis van een economisch perspectief?

Is het maatschappelijk wenselijk dat nakoming kan worden gevorderd op basis van de kosten die hiermee gemoeid zijn? Als de maatschappelijke kosten van nakoming groter zijn dan de kosten van schadevergoeding, dan zou schadevergoeding te prefereren zijn omdat dat minder kostbaar is.

Art. 3:296 BW Als iemand iets verplicht is te geven/leveren dan kan dit afgedwongen worden bij de rechter.
In het geval dat het goed verstopt is en de deurwaarder het dus niet op kan halen, kan er een dwangsom gevorderd worden.

Nakoming
Als niet anders is bepaald is een verbintenis terstond opeisbaar art. 6:38 BW. Het is dan ook in rechte afdwingbaar 'reële executie’ art. 3:296 BW. Zo nodig kan er over gegaan worden op een dwangsom art. 611a Rv.
Schadevergoeding
Wanneer een verbintenis niet nagekomen kan worden kan er vervangende schadevergoeding art. 6:87 BW of schade door tekortkoming art. 6:74 BW worden gevorderd. Tevens is ontbinding art. 6:265 BW of ontbindingsschade art. 6:277 BW mogelijk. In geval van schadevergoeding bij vermogensschade wordt zowel het negatief als het positief contractsbelang vergoedt art. 6:96 lid 1 BW.

In het Oud Nederlands verbintenisrecht had men alleen in beginsel recht op schadevergoeding, nakoming bestond niet. In de jaren ‘50 veranderde hier iets aan en werd er een rangorde gesteld. Eerst werd er gekeken naar nakoming daarna pas naar schadevergoeding. In het Romeinse recht was een prestatie tot een ‘doen’ niet afdwingbaar, er kon slechts sprake zijn van een veroordeling tot betaling van geld. In de Common Law (Engeland, VS) gaat het om verspilling van middelen. Als een rechtsmiddel een verspilling van middelen is dan is dit rechtsmiddel niet geprevaleerd. Dit is dus een economisch perspectief.

Law& Economics
Efficient Breach- theorie

Niet nakoming door een schuldenaar is efficiënt indien hij de schade van de schuldeiser kan compenseren en zelf nog iets overhoudt. Dit is het geval wanneer een antiquair zijn mingvaas eerst verkoopt voor 100 000 euro maar nog niet levert en dan de mogelijkheid krijgt dezelfde mingvaas voor 200 000 te verkopen. Wanneer hij dan de vaas aan de tweede koper verkoop voor 200 000 euro en hij de eerste koper compenseert wordt er van efficientie gesproken als de verkoper hier alsnog beter van wordt. Hij heeft uiteindelijk meer verdiend dan wanneer hij de vaas aan de eerste koper had verkocht/geleverd.
Als niet nakoming efficiënter is dan is het maatschappelijk wenselijker dat er dus niet nagekomen zal worden en moet de rechter de vordering tot nakoming kunnen afwijzen.

Jeremy Bentham stond aan de wieg van de normatieve Law & Economics. Volgens hem moeten rechtsmiddelen efficiëntie bevorderen op basis van het ‘utilitarisme’ (het grootste nut voor het grootste aantal mensen). Het recht dient verschillende functies te vervullen:
-efficiënte allocatie van middelen
-het voorkomen van transactiekosten
-welvaartmaximalisatie.
Hieruit voortvloeiend dient de functie van het contractenrecht te zijn:
-incentives (prikkels) door middel van remedies (rechtsmiddelen)
-efficiënte ruil faciliteren

Efficiëntie
Er is sprake van efficiëntie als tenminste één persoon er beter van wordt er niemand er slechter van wordt. In dit geval is er sprake van Pareto-efficiëntie (Vilfredo Pareto 1848-1923). Daarnaast bestaat er Kaldor-Hicks-efficiëntie, dit is de heersende leer. Efficiëntie is een situatie waarin de winnaars de verliezers volledig kunnen compenseren en er nog steeds zelf beter van kunnen worden. Ronald H. Coase stelt in zijn Coase-theorema dat in een wereld zonder transactiekosten elk goed uiteindelijk terecht komt bij degene die het goed het meeste waardeert. Dit betekend niet dat er geen wereld is zonder transactie kosten, maar als uitgangspunt van een model kan je de transactiekosten negeren en buiten het model laten. Je zal dan zien dat goederen terechtkomen bij mensen die er het meest voor over hebben en het goed dus het meest waarderen.

De ‘Efficient breach’-theorie
Cooter & Ulen versus Posner
Niet nakoming is efficiënter dan schadevergoeding.

Overeenkomsten Posner en Cooter & Ulen: wat is efficiënt
Beide richten zich op het utilitarisme en het Coase theorema. De kortste route wordt geprevaleerd, dit leidt tot de minste transactiekosten. Dit is dus de meest efficiënte route (Pareto/Kaldor-Hicks efficiency).

Maar hoe bereik je dit? Hierin verschillen Cooter & Ulen van Posner. De vraag die centraal staat is, welk rechtsmiddel moet je in het BW hebben om de juiste prikkel te geven aan partijen in de maatschappij om die efficiënte situatie te krijgen. Cooter & Ulen zijn het met Posner eens dat het goed zo snel mogelijk moet naar de koper die het goed het meest waardeert aangezien dit leidt tot de minste transactie kosten, maar misschien is het toch beter om het recht op nakoming in het BW op te nemen. Volgens C & U zal het recht op nakoming de partijen prikkelen (incentive) om met elkaar te onderhandelen. Zodanig dat B geen nakoming zal vorderen en het huist direct aan C verkocht kan worden. Dit is voordelig aangezien het voor de rechter moeilijk is om schadevergoeding te bepalen, dit kan leiden tot inefficiëntie. Als partijen met elkaar onderhandelen is dit veel efficiënter en tevens kost dit minder geld en tijd.

Kritiek op deze theorie komt van Daniel Friedmann. Volgens hem ondermijnt ‘Efficiënt-breach’ de verbindende kracht van overeenkomsten en is daarom inefficiënt.

DEEL 2 selectie van de behandelde casus

  1. Casus 1:
    A verkoopt op 1 januari aan B een partij koeienvlees, op 1 december te bezorgen aan B’s bedrijfsadres. Medio november vaardigt de overheid in verband met het plotselinge uitbreken van de gekkekoeienziekte een verbod op het vervoer van alle rundvlees uit ten gevolge waarvan A het vlees niet op 1 december kan leveren aan B. Dientengevolge loopt B de winst mis die hij met het door A te leveren koeienvlees had kunnen maken.

Heeft B jegens A recht op vergoeding van de misgelopen winst?

Tekortkoming is een neutraal begrip dit houdt in dat de verkoper zijn verbintenis om welke reden dan ook niet is nagekomen. Overmacht valt dus ook onder tekortkoming.

A schiet wel tekort maar hij kan zich beroepen op overmacht. Het is niet zijn schuld en het komt ook niet voor zijn risico. Geen recht op schadevergoeding dus.

  1. Casus 2:
    A, een landelijk bekende lampenwinkelketen, en B onderhandelen over een aan B te verlenen franchise m.b.t. een vestiging van A in Assen.

B is wel tevreden over de omzet- en winstcijfers die zijn voorganger in Assen over de afgelopen jaren heeft gemaakt, maar constateert dat de cijfers over de laatste 4 maanden dat zijn voorganger als franchisenemer werkzaam was, ontbreken en vraagt daarop aan A of deze aan zijn accountant wil verzoeken om deze cijfers alsnog te berekenen. A antwoordt hierop dat hij dit verzoek bij zijn accountant zal neerleggen. Aldus geschiedt, de accountant stemt toe, gaat aan het werk en komt snel met de gevraagde cijfers die B tevreden stellen: B sluit het franchisecontract met A. Een jaar later blijken de omzet- en winstcijfers over het eerste jaar dat B franchisenemer is, mager. Nader onderzoek van de eerder door de accountant verstrekte cijfers leert dat deze rooskleurig waren.

  1. Heeft B jegens A recht op vergoeding van de winst die hij zou hebben gemaakt als de cijfers van de accountant hadden geklopt?
  2. Stel dat het antwoord op de vorige vraag negatief is. Kan B  mogelijk een andere vordering instellen?

a. De accountant kan normaliter gezien worden als een hulppersoon art. 6:76 BW van A en dus is A zelf verantwoordelijk. Er moet echter wel een verbintenis zijn van de franchise gever ten opzichte van B. In deze casus is er geen sprake van een verbintenis tussen heb, dus er kan ook geen sprake zijn van een tekortkoming art. 6:74 BW. Een vordering op grond van wanprestatie is dus niet mogelijk

b. Eventueel een beroep op dwaling kan wel slagen. Beide partijen gingen er van uit dat de cijfers van de accountant klopte. Beide partijen zijn dus uitgegaan van een onjuiste veronderstelling.

3)  Casus 3:
A heeft op 1 januari bij garage B een auto gekocht en geleverd gekregen. Eind februari blijkt dat er diverse gebreken aan de auto kleven die A eind maart aanleiding geven de koopovereenkomst die hij met B had gesloten, te vernietigen. Nadat A begin april van C een bod op de auto heeft ontvangen dat A te aantrekkelijk vindt om af te slaan, verkoopt en levert A de auto aan C.

Welk juridisch gevolg heeft dit gedrag van A in diens relatie tot B?
Grondslag: dwaling
Vernietiging heeft terugwerkende kracht en heeft dus nooit een rechtsgevolg gehad. Er is dus sprake van een onverschuldigde betaling. In deze casus is er dus een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis aangezien A de auto niet teruggeeft aan garage B. Dit is dus een wanprestatie van A jegens B aangezien B altijd eigenaar van de auto gebleven is. Tevens is dit ook een onrechtmatige daad, hij verkoopt een auto die niet van hem is en doet alsof hij de eigenaar is.

4)  Casus 4:
A, een fabrikant van schroefpennen, levert al jaren op bestelling van B, een fabrikant van wasmachines, partijen schroefpennen. In juni krijgt B diverse boze telefoontjes en e-mails van zijn afnemers die klagen dat de recentelijk door B geleverde wasmachines niet werken, vergoeding van de dientengevolge door hen geleden schade eisen of betaling van de door hem met B overeengekomen boetes en deels ook hun contracten met B ontbinden. Oorzaak van deze klachten blijkt de partij schroefpennen die B in februari bij A had besteld en had verwerkt in de wasmachines die hij aan deze afnemers had geleverd.

B eist op zijn beurt van A vergoeding van genoemde schadeposten. A betoogt echter dat B hem dan toch eerst in gebreke had moeten stellen.

  1. Heeft A gelijk?
  2. Beantwoord de vorige vraag voor het geval B louter een vergoeding had geëist voor die schroefpennen die nog over zijn van de partij ondeugdelijke schroefpennen die B in februari bij A had besteld.

Als nakoming nog mogelijk is, dan is debiteursverzuim vereist. Wanneer nakoming niet meer mogelijk is dit niet het geval.
Er is in deze casus sprake van gevolgschade. De machines kunnen wel gerepareerd worden door nieuwe schroefpennen te plaatsen, maar daardoor wordt de overige schade niet vergoed (boze klanten met als gevolg boetes en ontbinding van contracten) Nakoming is dus blijvend onmogelijk.

Verzuim kan intreden via een ingebrekestelling of van rechtswege wanneer er een termijn gesteld is voor de levering van de pennen. Het kan dus van de schadepost afhangen of een ingebrekestelling vereist is.
 

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 7

Opschorting (uitstel van je eigen nakoming)

Ontbinding ovk. versus opschorting nakoming verbintenis
Stel: jouw debiteur uit overeenkomst komt zijn verbintenis niet na en daarom wil je van jouw kant evenmin jouw eigen verbintenis nakomen. Je kunt dan ervoor kiezen jezelf definitief van je eigen verbintenis te bevrijden dan wel slechts de nakoming hiervan uit te stellen totdat je debiteur zijn verbintenis alsnog zal nakomen

Om jezelf definitief van je eigen verbintenis jegens jouw debiteur te bevrijden, moet je je overeenkomst met hem op grond van diens tekortkoming ontbinden. Om de nakoming van je eigen verbintenis enkel uit te stellen totdat jouw debiteur alsnog zal nakomen, kun je de nakoming hiervan opschorten. Dit is dus een uitstel bevoegdheid.

Maar het is niet in elk geval mogelijk definitief van je debiteur af te komen door een overeenkomst op basis van zijn tekortkoming te ontbinden. Hiervoor zijn een aantal eisen gesteld aan ontbinding op grond van een tekortkoming. Dit vloeit voort uit artikel 6:265 BW en verder.

1) Er moet sprake zijn van een tekortkoming van de debiteur in de nakoming van de verbintenis uit een wederkerige overeenkomst.
-Wederkerige ovk. is een obligatoire ovk. waarbij elk van beide partijen verbintenissen op zich heeft genomen teneinde een tegenprestatie te krijgen (6:261 lid 1)
-Daaraan verwante rechtsbetrekking (6:261 lid 2)

2) Debiteur is in verzuim, tenzij nakoming al blijvend of tijdelijk onmogelijk is geworden
-‘Debiteursverzuim’ veronderstelt dat de tekortkoming aan de debiteur kan worden toegerekend (6:81). Bij ‘blijvende onmogelijkheid’ en ‘tijdelijke onmogelijkheid’ is dit niet het geval. Nakoming is tijdelijk onmogelijk in geval van bijvoorbeeld een vervoersverbod van rundvlees. Nadat het verbod is opgeheven kan er alsnog geleverd worden.

3) De teleurgestelde crediteur moet een schriftelijke ontbindingsverklaring uitbrengen, dan wel rechterlijke ontbinding aanvragen (6:267).

Overeenkomst kan in geval van een tekortkoming in de regel ontbonden worden
Het is in de praktijk niet erg moeilijk om een contract te ontbinden, dit volgt uit de volgende voorbeelden gebaseerd op de rechtspraak:
- Rechter mag ontbinding niet afwijzen op grond dat de overeenkomst al is uitgevoerd (HR Mol/Meijer)
-Rechter mag ontbinding niet afwijzen op de grond dat een andere remedie dan ontbinding de schuldeiser óók soelaas zou bieden (bijvoorbeeld schadevergoeding), minder bezwarend is voor debiteur (HR Mol/Meijer).
- Wettelijk vermoeden dat tekortkoming van voldoende gewicht is om ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen (art. 6:265 lid 1 slot). Het is aan de tekortschietende partij om te stellen/bewijzen dat de tekortkoming ontbinding niet rechtvaardigt (HR Fisser/Tycho). Je kan een contract niet ontbinden wanneer jij stelt dat het rammelende asbakje in jou nieuwe auto rammelt. De verkoper moet dan stellen dat deze tekortkoming niet van voldoende gewicht is. De verkoper moet dus opwerpen dat de tekortkoming van hem niks voorstelt.
- Rechter mag verbintenissen niet op voorhand kwalificeren als atypisch (raar) en ontbinding op grond van tekortkoming in de nakoming van zo’n verbintenis afwijzen (HR Twickler/R.)

Soms ontbinding overeenkomst op grond van toekomstige tekortkoming
In sommige gevallen is het mogelijk een overeenkomst te ontbinden op grond van een toekomstige tekortkoming. De koper kan in dit geval op de aanstaande tekortkoming van de verkoper anticiperen en de overeenkomst nu al ontbinden (art. 6:80 lid 1 onder a jo art. 6:265)

Ontbinding leidt tot bevrijding verbintenissen
Gevolgen van een ontbinding van een contract: een ontbinding bevrijdt partijen van de desbetreffende verbintenissen (6:271) en wel per moment van de ontbinding. Er is geen terugwerkende kracht (6:269). Pas op het moment van de ontbinding van de koop hoeft de koper dus niet meer te betalen en hoeft de verkoper niet meer eigendom over te dragen. Toch blijkt uit het arrest Tyco/Delata dat een bevrijding per moment van de ontbinding niet betekent dat voordien ontstane verbintenissen hier niet onder vallen. Dit houdt dus in dat verbintenissen afgesproken nog voor de ontbinding niet meer nagekomen hoeven te worden en voor zover ze al zijn nagekomen de verrichte prestaties ongedaan zullen moeten worden gemaakt. Je bent echter niet altijd van al je verbintenissen af, sommige gevolgen van de overeenkomst blijven echter ook na ontbinding ervan in stand. Dit is bijvoorbeeld het geval met het recht op schadevergoeding (art. 6:227) of boete jegens toerekenbaar tekortschietende debiteur, exoneratie- en arbitragebeding.

Al vóór ontbinding gepresteerd? Verbintenis tot ongedaanmaking
Dit is het geval wanneer partijen hun verbintenis waarvan zij nu door ontbinding worden bevrijd, al zijn nagekomen: dan leidt ontbinding tot verbintenissen tot ongedaanmaking van al verrichte prestaties  (6:271). Het hele contract wordt ongedaan gemaakt. Wanneer de ontbonden koop van een auto al was uitgevoerd, komt per moment van de ontbinding op de verkoper een ongedaanmakingsverbintenis te rusten de koopprijs terug te betalen en op de koper eigendom afgeleverde auto weer terug over te dragen aan de verkoper.

Wanneer ongedaanmaking onmogelijk is kan er een waardevergoeding gevorderd worden.

Een ontbinding van een contract betekend niet dat het hele contract weg is, sommige onderdelen van het contract blijven gewoon bestaan zoals hierboven uitgewerkt.

Toerekenbare tekortkoming: ontbinding overeenkomst en schadevergoeding op basis van ‘positief’ contractsbelang
Voorbeeld: wanneer de verkoper van een pand toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis, kan de koper op grond van deze toerekenbare tekortkoming niet alleen de koopovereenkomst ontbinden, maar heeft hij ook recht op schadevergoeding en wel aldus dat hij financieel wordt geplaatst in de positie alsof het contract ware nagekomen ( ‘positief’ contractsbelang (6:277)). De koper die een koop ontbindt heeft dus naast recht op vergoeding van geleden verlies (vergeefse kosten van transport pand en verhuizing; eventueel expertisekosten) ook recht op vergoeding van gederfde winst (misgelopen waardestijging huis).

Gedeeltelijke ontbinding (art. 6:270)
Naast algehele ontbinding van een overeenkomst is ook gedeeltelijke ontbinding hiervan mogelijk, hetgeen evenredige vermindering van wederzijdse prestaties meebrengt (6:270). Gedeeltelijke ontbinding kan zijn naar kwantiteit: verkoper heeft in plaats van 3 toegezegde coniferen maar 2 geleverd, in dat geval zal de koper maar € 200 in plaats van de toegezegde € 300 betalen. Of naar kwaliteit: verkoper heeft in plaats van coniferen van toegezegde kwaliteit-A slechts coniferen kwaliteit-B geleverd, in dat geval kan de koper misschien ook € 200 in plaats van de toegezegde € 300 betalen.

Ontbinding van een overeenkomst volgens de DCFR (Termination of Contract)
Er is met betrekking tot ontbinding één verschil te vinden in de DCFR in vergelijking met het Nederlands recht. Voor ontbinding is namelijk ‘fundamental non-performance’ vereist, zie art. Art. III.-3:502 DCFR. Onder de DCFR is ontbinding dus veel moeilijker dan onder het Nederlands recht.

Opschorting nakoming o.g.v. niet-nakoming door wederpartij
Een koper kan gebruik maken van een opschortingsbevoegdheid. Hij is bevoegd om de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van de koopprijs op de schorten.
Hij schiet dus niet tekort omdat hij niet betaald. Dit is vaak het geval wanneer de koper nog niet weet of hij de auto wil laten repareren of de verbintenis wil ontbinden.

Twee soorten opschortingsbevoegdheid
Op welke grondslag is de koper van een  bedrijfsauto tot deze opschorting bevoegd? Twee grondslagen dienen zich aan:
1. Algemene opschortingsbevoegdheid (6:52 e.v.)
2.Speciale opschortingsbevoegdheid: de exceptio non adimpleti contractus (6:262)

De algemene opschortingsbevoegdheid is aan beperkingen onderhevig: zo bestaat deze bevoegdheid niet ingeval nakoming door de verkoper al blijvend onmogelijk is geworden (6:54 onder b) of door verkoper zekerheid is gesteld voor de nakoming van diens verbintenis (6:55). Aangezien de koper van de bedrijfsauto ook in deze gevallen bevoegd is de overeenkomst te ontbinden (art. 6:265), moet hij op de daaruit voorvloeiende definitieve bevrijding van zijn betalingsverbintenis kunnen anticiperen door nakoming van deze verbintenis alleen maar op te schorten.

Daarom staat de koper exceptio non adimpleti contractus (e.n.a.c) ten dienste: hij kan dan óók in genoemde gevallen opschorten (6:264). E.n.a.c is een opschortingsbevoegdheid die het de koper mogelijk maakt vooruit te lopen op de toekomstige bevrijding van zijn verbintenis als gevolg van ontbinding. De wetgever heeft het ontbreken van terugwerkende kracht gecompenseerd door aan de koper een extra sterke opschortingsbevoegdheid gegeven.

Eisen aan e.n.a.c.
1. Opeisbare verbintenis van A jegens wederpartij B
2. Wederpartij B komt haar opeisbare verbintenis jegens A niet na
Opeisbaarheid van B’s verbintenis volstaat, B hoeft niet in debiteursverzuim te zijn. A hoeft om de nakoming van zijn verbintenis te kunnen opschorten, dus niet B eerst (vergeefs) ingebreke te hebben gesteld (HR Peters/Meubelfabriek Limburg) en hoeft in de regel zelfs niet aan B op te geven dát en waarom hij opschort (HR Van Mierlo/Onder de groene pannen)
Het niet betalen is dus al een uitoefening van een opschortingsbevoegdheid.
3. Niet-nagekomen verbintenis en de op te schorten verbintenis vloeien uit zelfde wederkerige overeenkomst voort en staan tegenover elkaar. De verbintenis een auto over te dragen/leveren en de verbintenis een auto te betalen vloeien voort uit dezelfde overeenkomst en staan tegenover elkaar. Hieraan is niet voldaan wanneer schoenmaker gerepareerde schoen niet aan eigenaar teruggeeft op grond dat deze het reparatieloon niet betaalt. Want als het contract ontbonden wordt moet de schoenmaken sowieso de schoen teruggeven. Hij kan zich hier niet definitief van verwijderen.
4. Niet-nakoming door wederpartij B rechtvaardigt de mate van opschorting door A. Wanneer een lek in het dak van een huurhuis slechts deels aan bewoning in de weg staat, kan de huurder die huurverlaging wil, de betaling van de huurprijs niet geheel opschorten. Het lek is niet proportioneel dus staat niet in verhouding met de gehele huurprijs.
 

Onzekerheidsexceptie o.g.v. toekomstige niet-nakoming (6:263)
E.n.ac. biedt niet altijd genoeg bescherming. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de koper

van een oldtimer nu al moet betalen voor de oldtimer die hem pas volgende maand geleverd gaat worden. Wanneer de koper hoort dat de oldtimer gestolen is en levering onmogelijk geworden blijkt, heeft het voor de koper geen zin een beroep te doen op e.n.a.c. (6:262) aangezien de verbintenis van de verkoper nog niet opeisbaar is. Wel kan hij een beroep doen op de onzekerheidsexceptie (6:263)

Eisen aan onzekerheidsexceptie (art. 6:263)
1. A wiens eigen verbintenis opeisbaar is, vreest dat B zijn hiertegenover staande, nog niet opeisbare verbintenis uit zelfde wederkerige overeenkomst niet zal nakomen (HR 5 oktober 2012, BW8307 (Tyco/Delata))
2. Deze dreigende niet-nakoming door B rechtvaardigt opschorting door A

Wanneer er uiteindelijk de oldtimer niet geleverd wordt kan de koper alsnog ontbinding op grond van de toekomstige tekortkoming van de verkoper (art. 6:80 lid 1 onder a jo 6:265).

Eisen aan uitoefening algemeen opschortingsrecht
1)  Tussen de op te schorten verbintenis van A en de niet-nagekomen verbintenis van de wederpartij B  moet voldoende samenhang bestaan. Er bestaat voldoende samenhang wanneer partijen vaker zaken hebben gedaan (6:52 lid 2)
2) A kan niet opschorten als:
-nakoming door B blijvend onmogelijk is (art. 6:54 sub b)
-beslag op vordering van B op A onmogelijk is (art. 6:54 sub c)
-voor nakoming door B zekerheid is gesteld (art. 6:55)
Crediteursverzuim: voorbeeld
De verkoper van een stoel staat op afgesproken dag met de stoel de koper op te wachten om deze aan hem over te dragen, maar koper komt niet opdagen. Is er in dit geval sprake van een tekortkoming van de verkoper? Ja, want tekortkoming is neutraal begrip, het betreft elk ten achterblijven bij wat een opeisbare verbintenis vergt (stof week 6). Heeft hierdoor de koper recht op schadevergoeding? Nee, want deze tekortkoming kan verkoper niét worden toegerekend (= overmacht) (6:75). Maar, is niet ook de koper tekortgeschoten? Het was toch juist de afwezigheid van de koper op de afgesproken dag die uitvoering van het contract verhinderde? Antwoord: nee, want op de kopers rust in het algemeen niet de verbintenis een gekochte zaak in ontvangst te nemen. Wel is de koper in dit geval in zijn rol van crediteur in verzuim, dus in crediteursverzuim.

Vereisten schuldeisersverzuim (6:58)
1. Schuldenaar wil en kan zijn verbintenis nakomen
2. Hiertoe is medewerking schuldeiser nodig, zoals deze weet, maar deze blijft uit. Tevens is het mogelijk dat een ander beletsel van de kant van de schuldeiser nakoming verhindert. HR Betonstaf/Ballast Nedam: door aannemer opgeleverde vloer vertoont scheuren door een fout van het personeel van de opdrachtgever.
3. Oorzaak verhindering nakoming kan aan de crediteur worden toegerekend op grond van diens schuld of van een oorzaak die voor zijn risico komt

Gevolg crediteursverzuim: crediteur verspeelt rechten o.g.v. niet-nakoming
Het gevolg van crediteursverzuim is dat de crediteur geen enkel  recht op grond van niet-nakoming meer toekomt:
- Geen recht op nakoming
- Nakoming door debiteur is feitelijk onmogelijk tijdens crediteursverzuim en executie is dan ook uitgesloten (6:62)
- Geen recht op schadevergoeding, tekortkoming is niet aan de debiteur toe te rekenen (= overmacht) (6:75)
- Geen recht op ontbinding van de overeenkomst (6:266)
- Geen recht op opschorting (6:54 sub a)

Als gevolg van schuldeisersverzuim verwerft de debiteur ook rechten
- Schuldenaar heeft recht op vergoeding kosten vergeefse aanbod (6:63)
- Schuldenaar mag zaak op kosten schuldeiser in bewaring geven (6:66)
- Ingeval nakoming na crediteursverzuim onmogelijk wordt: minder ruime toerekening van deze tekortkoming aan debiteur (6:64)
- Schuldenaar m.b.t. soortzaken kan zijn aansprakelijkheid beperken: na aanwijzing door debiteur van bepaalde zaken van onderhavige soort en mededeling hiervan aan crediteur, is debiteur alleen nog verplicht tot levering van aangewezen zaken (6:65) 

Opzegging overeenkomst zonder tekortkoming wederpartij
Wanneer een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan is bestaat er een opzeggingsbevoegdheid zodat het contract niet eeuwig kan duren. Een partij kan dan dus een overeenkomst beëindigen zonder dat de wederpartij tekort is geschoten. Het moet dan wel gaan om een duurovereenkomst, dat is een overeenkomst waaruit voortdurende periodieke verplichtingen uit voortvloeien zoals een huur-, bruikleen- of distributie overeenkomst. Hierbij dient de opzeggende partij wel een redelijke opzegtermijn in acht dient te nemen teneinde wederpartij in de gelegenheid te stellen een vervangend contract te sluiten.

 

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 7

Mogelijke rechten bij een tekortkoming in de nakoming die een schuldeiser heeft
1. nakoming
2. schadevergoeding
3. Ontbinding = afstel 6:265
4. Opschorting = uitstel

Ontbinding is een manier om van een overeenkomst af te komen

Ontbinding art. 6:265 BW
Vereisten:
1. Wederkerige overeenkomst art. 6:261
2. Tekortkoming wederpartij (Tekortkoming is een niet nakoming van een opeisbare verbintenis)
                - niet, verkeerd of te laat
                - iedere tekortkoming, tenzij geringe betekenis. Bewijslast ligt bij de schuldenaar dat de tekortkoming ontbinding niet rechtvaardigt. HR Fisser/Tycho
                -toerekenbaarheid is geen vereiste, dus ook bij overmacht kan er ontbonden worden
3. Verzuim vereist, tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is
                -verzuim met of zonder ingebrekestelling art. 6:81, 82, 83 BW
                  of verzuim van rechtswege wanneer er een fataal termijn gesteld was

Vernietiging versus ontbinding
Vernietigen kan zowel via de rechter om, dit is dan een buitengerechtelijke verklaring art. 3:49, 3:50
Vernietiging is vormvrij 3:37 lid 1.Het gevolg van vernietigen is een onverschuldigde betaling omdat er zonder rechtsgrond betaald is, vernietiging heeft namelijk terugwerkende kracht. In het geval van ontbinding is er geen terugwerkende kracht art. 6:271.

Vernietiging

Ontbinding

Art. 3:53 terugwerkende kracht

Art. 6:269 geen terugwerkende kracht

Rechtsgrond vervalt -> art. 6:230 ev.

Rechtsgrond blijft in stand -> art. 6:271

Recht op schadevergoeding indien er sprake is van een onrechtmatige daad -> art. 6:162
Alleen het negatief contractsbelang wordt vergoed

Recht op schadevergoeding indien toerekenbaar tekort is geschoten -> art. 6:74 jo 6:277. Het positief contractsbelang wordt vergoed.

Zorgplicht op grond van 6:204

Zorgplicht op grond van 6:273

Wijzigingsvoorstel bij dwaling en misbruik van omstandigheden slaat de vernietigingsbevoegdheid van de gedupeerde uit de hand

Wanneer er een voorstel gedaan wordt tot prijsverlaging doet dit niet af aan de ontbindingsbevoegdheid

Tabel verschil vernietiging en ontbinding

Gevolgen schuldeisersverzuim
-geen recht op nakoming
-geen recht op ontbinding
-geen recht op schadevergoeding
-geen recht op opschorting

Opschorting
Er zijn twee vormen van opschorting:
-Algemene opschortingsbevoegdheid Art. 6:52 BW
- ENAC Art. 6:262 BW
Wanneer deze twee vormen met elkaar vergeleken worden, kan er geconcludeerd worden dat er meer beperkingen zijn bij de algemene opschortingsbevoegdheid

Als je je afvraagt of je algemene opschortingsbevoegdheid hebt of ENCA kan je de volgende vraag stellen: Kan de verkoper zich van zijn leveringsbevoegdheid bevrijden als hij ontbindt? Is het antwoord ja, dan ENAC. Je zit dus niet in de ENAC als de verplichtingen niet tegenover elkaar staan. Toen moet er om ENAC te gebruiken wel nauwe samenhang zijn. Nauwe samenhang doet zich voor als partijen vaker zaken doen of hebben gedaan. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de verkoper van blauwe bessen en aardbeien pas jouw aardbeien levert als jij het factuur van de blauwe bessen betaald.

Opschorting

Art. 6:52 Alg. opschortingsbevoegdheid

Art. 6:262 ENAC

Niet-nakoming door wederpartij

Niet-nakoming door wederpartij

Opeisbare verbintenis, met uitzondering van art. 6:80

Opeisbare verbintenis, met uitzondering van art. 6:80, 6:263

Nauwe samenhang art. 6:52 lid 1 jo lid 2

Tegenover elkaar staande verbintenissen

Opschorten tenzij
-Disproportioneel
-Art. 6:54 sub a, b, c
-Art. 6:55

Opschorten tenzij
-Disproportioneel
-Art. 6:264 jo 6:54 sub a

Tabel opschorting

Opzegging is niet hetzelfde als ontbinding, er hoeft geen tekortkoming te zijn voor opzegging.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 7

Selectie van de behandelde casus

1.   A verkoopt op 1 januari aan B een partij koeienvlees, op 1 december te bezorgen aan B’s bedrijfsadres. Medio november vaardigt de overheid in verband met de plotselinge uitbraak van de gekkekoeienziekte een verbod uit op het vervoer van alle rundvlees uit, ten gevolge waarvan A het vlees niet op 1 december kan leveren aan B. Onder deze omstandigheden wil B van zijn contract met A af, maar deze laatste beroept zich op overmacht.

Kan B van zijn contract met A af?

Ontbinding art. 6:265 BW
-Er is sprake van een wederkerige overeenkomst
-Er is sprake van een tekortkoming van een nakoming van een verbintenis
-Toerekenbaarheid is geen vereiste dus ook bij overmacht ontbinden
-Geen verzuim vereist, er is sprake van een tijdelijke onmogelijkheid

Koper B heeft geen recht op schadevergoeding, maar kan zich wel bevrijden van de verbintenis de koopprijs te betalen.

2.   A, een autoproducent, stuurt in januari 2012 aan B, zijn vaste dealer voor de hele regio Den Bosch, een brief waarin A aankondigt dat hun in 2008 voor de komende 10 jaren gesloten dealercontract per 1 januari 2015 aldus zal worden gewijzigd dat B een van de subdealers zal worden van C, die dan hoofddealer voor genoemde regio zal worden; tot genoemde datum zal A zijn contract met B echter onverkort gestand doen. Deze aangekondigde wijziging zal, zo realiseert B zich, te zijner tijd een verslechtering van zijn positie meebrengen.

a)B wil daarom nu al van zijn dealercontract met A af, maar vraagt zich af of hij A hiertoe in gebreke moet stellen. Beantwoord deze vraag.

b)Voorts vraagt B zich af of hij nú al van zijn dealercontract met A af kan: tot op heden houdt A zich immers keurig aan zijn dealercontract met B en, afgaande op A’s brief, zal hierin tot 1 januari 2015 ook geen verandering komen.

 

a. Ontbinding art. 6:265 BW
-wederkerige overeenkomst
-tekortkoming wederpartij
-verzuim is vereist, de nakoming is nog mogelijk. Uit Art. 6:83: volgt dat verzuim vanzelf in treed wanneer de debiteur verklaard te kort te gaan schieten. Dus verzuim treed in deze casus vanzelf in.

Er kan geen beroep gedaan worden op vernietiging wegens dwaling aangezien er iets mis gaat in de uitvoering van de overeenkomst. Wanneer B van een onjuiste voorstelling van zaken uit was gegaan voor het sluiten van de overeenkomst dan had een beroep op dwaling wel kunnen slagen.

b. In art. 6:80 staat dat in bepaalde situaties de debiteur zijn aanstaande tekortkoming aankondigt, je nu al de gevolgen van die niet nakoming in kan roepen. Er kan dus nu al ontbonden worden, het maakt niet uit dat er de tekortkoming nu nog niet plaats heeft gevonden.

4.   A heeft 4 jaar geleden, toen hij 68 jaar werd, zijn onderneming verkocht en geleverd aan B. Nu pas blijkt dat een deel van de gegevens die A voorafgaand aan de koop aan B had verstrekt, rooskleurig was. B wil op deze grond van zijn contract met A af, maar deze betoogt dat deze optie aan B niet ten dienste staat, aangezien beëindiging van het overnamecontract veel bezwaarlijker voor A zou uitpakken dan een aanspraak van B op vergoeding van de door hem als gevolg van de rooskleurige cijfers geleden schade: in geval van beëindiging van het contract zou A immers de destijds aan hem voldane koopprijs van € 2.000.000 aan B moeten terugbetalen – welk bedrag A echter al grotendeels heeft opgemaakt – en zou A hiertegenover weliswaar zijn onderneming weer terugkrijgen, maar daarmee kan hij op zijn hoge leeftijd niets meer aanvangen.

Kan B onder deze omstandigheden van zijn contract met A af?

 

Rechter mag ontbinding niet afwijzen op grond dat andere remedie dan ontbinding die schuldeiser óók soelaas zou bieden (bijvoorbeeld schadevergoeding), minder bezwarend is voor debiteur (HR Mol/Meijer)

5.   A die machines produceert, heeft jaren geleden een distributiecontract voor onbepaalde tijd met B gesloten die daarmee exclusief distributeur van A in Egypte werd tegenover de verplichting jaarlijks minimaal 110 machines te verkopen. Zeven jaar geleden heeft de Egyptische overheid echter de invoer verboden van ‘alle gereed product’, zodat A zijn machines nu al 7 jaren niet meer aan B kan leveren. Nu dit verbod zojuist is opgeheven, vraagt B aan A de leveranties te hervatten.

  1. Is het contract tussen A en B nadat dit zoveel jaren niet is uitgevoerd, nog van kracht?
  2. Stel dat het antwoord op vraag a) positief is. Kan A die thans geen trek meer heeft zijn contract met B gestand te doen, dit contract alsnog beëindigen?

a. Ja het contract is nog van kracht, het contract is voor onbepaalde tijd gesloten

b.  B had de verbintenis op zich genomen 110 machines af te nemen. Dit heeft hij niet gedaan dus A kan ontbinden. Er is namelijk sprake van een wederkerige verbintenis en een tekortkoming in de nakoming, overmacht heeft hier geen invloed op.

Ook is het mogelijk een duurcontract (contract voor onbepaalde tijd waaruit voortdurend de verbintenis voortvloeit om periodiek te betalen en te leveren) op te zeggen. Elk van beide partijen kan dit doen, er moet wel een opzegtermijn in acht genomen moet worden door degene die opzegt.

Echter vaak is het handiger om te ontbinden omdat de beëindiging dan sneller intreed.

6.   Notaris A heeft het kantoor van notaris B overgenomen voor € 600.000. Een derde van deze prijs dient ter compensatie van de goodwill die B in de loop der jaren bij zijn clienten had opgebouwd. Een jaar na de levering blijkt dat B in het verleden diverse ontoelaatbare fiscale adviezen aan bepaalde louche clienten heeft gegeven. Nadat dit via krantenpublicaties wijd en zijd gekend is geworden,  vertrekken ook de bona fide clienten van het kantoor.

A pikt dit niet, maar voelt er evenmin voor het kantoor van de hand te doen. Adviseer A wat te doen.

Gedeeltelijke ontbinding wegens een tekortkoming, waardoor A wel het pand houdt maar de betaalde goodwill terugkrijgt.

Tevens kan er een beroep gedaan worden op dwaling zodat het nadeel van de dwalende opgeheven wordt art. 6:230 BW.
Ook kan er schadevergoeding gevorderd worden want de verkoper is toerekenbaar tekort geschoten.

7.         A verkoopt zijn villa aan B voor € 1.000.000. Voordat het tot levering van de villa aan B komt, doet C een bod op de villa van € 1.500.000. Hierop gaat A terstond in en binnen de kortste keren is de villa aan C geleverd.

Wat kan B jegens A ondernemen?

B zal het contract ontbinden op de grond dat A tekort is geschoten.
Tevens kan B schadevergoeding vorderen en wel het voordeel/winst wat hij zou hebben genoten wanneer de koop gewoon door zou zijn gedaan 6:277 BW (positief contractsbelang). In deze casus is dat het verschil tussen € 1.000.000 en € 1.500.000. B zal dus een half miljoen euro aan schadevergoeding krijgen.

Tevens kan dit via de abstracte schadevergoeding waarbij de algemene marktwaarde maatgevend is. Op de markt zal de villa € 1.500.000 waard zijn, B zou er € 1.000.000 voor betalen dus de schadevergoeding zal het verschil hiertussen zijn, namelijk een half miljoen euro.

8.         A, een aannemer, heeft van winkelier B opdracht gekregen voor € 50.000    zowel de voor-  als achterzijde van diens winkelpand te repareren. Wanneer het pand wordt opgeleverd blijkt de voorzijde keurig opgeknapt, maar de achterzijde nog even gebrekkig als voorheen. B ziet zich gedwongen een andere aannemer in de armen te nemen om de achterzijde alsnog te repareren die met een rekening ten bedrage van € 39.000 komt.

Wat kan B die met de reparatie aan de voorzijde wel tevreden is, jegens A ondernemen?

Als de winkelier het contract gedeeltelijk heeft ontbonden en dus de aannemer geen geld meer krijgt voor de achterpui en deze ook niet meer hoeft te doen.
Aannemer 1 hoeft echter niet meer de gehele rekening van aannemer 2 betalen voor de achterpui. Hij hoeft slechte het bedrag te betalen waarmee de rekening van aannemer 2 de rekening van aannemer 1 overstijgt.

 

9.   A huurt al sinds 1992 een woning van B. Eind maart 2013 ontstaat een groot lek in de woning dat A noopt zolang in een hotel zijn intrek te nemen. B is inmiddels doende het lek te herstellen, maar dat kan nog maanden duren.

  1. Wat zou u A die tegen de tijd dat het lek hersteld zal zijn graag in de woning wil terugkeren, in het licht van art. 7:207 BW, adviseren in de dagvaarding te eisen?
  2. Wat zou u A adviseren voor het geval de door hem over april 2013 verschuldigde huur al morgen, 1 april , opeisbaar wordt?

a. De huurder kan niet zelf (gedeeltelijk) ontbinden volgens 7:207 BW hij zou dat aan de rechter moeten vragen.

b. Opschorting op grond van ENAC, de ontbinding van de rechter zal namelijk nog even duren.

10. A heeft van B voor € 13.000 een tweedehands auto gekocht en geleverd gekregen die al snel een barrel blijkt, waarop A de koop heeft ontbonden. Voordat A de auto aan B heeft kunnen retourneren, wordt deze uit A’s afgesloten garage gestolen; de auto blijkt onvindbaar.

Moet B onder deze omstandigheden de koopprijs van € 13.000 zonder meer terugbetalen aan A?

Het contract is al ontbonden dus B kan geen beroep doen op de ENAC. Wel kan het mogelijk zijn om een beroep te doen op de algemene opschortingsbevoegdheid wanneer de auto weer gevonden wordt. Maar opschorting is niet mogelijk wanneer B blijvend verhinderd is de ongedaanmakings verbintenis na te komen 6:54 sub b.

 

 

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 8

Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (r&b)
Met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt aan de opgebouwde rechtspositie, die bijvoorbeeld een koper had door een overeenkomst te sluiten met een verkoper, afbreuk gedaan. De rechten die de koper had, heeft hij niet meer.

Beperkende versus aanvullende werking r&b
Al in week 5 kwam aan de orde dat de r&b leemte in partijafspraken aanvullen (art. 6:248 lid 1) met plicht tot:
-informatieverstrekking
-samenwerking
-bescherming en zorg

Naast deze aanvullende werking is er ook een andere toepassing van r&b, dit is de beperkende werking van de r&b. Dit is het geval wanneer er in een casus een bepaalde rechtsregel van toepassing is die niet helemaal correct past bij de casus. Er is sprake van een uitzondering, het toepassen van de rechtsregel zou naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar zijn. Dus wanneer de toepassing van de regel naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar zou zijn is er sprake van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:2 lid 2, 6:248 lid 2 en 6:258 e.v.).

Rechtspraak beperkende werking r&b: uitzonderingen op de regel 
Er zijn bepaalde gevallen waarop de rechtsregel niet past, dit zijn uitzonderlijke situaties. Hieronder worden een paar voorbeelden van de beperkende werking van de r&b uitgezet.
1. Algemene voorwaarden zijn in dít geval niet vernietigbaar (week 4)
AV zijn vernietigbaar op grond van de schending van een regel dat de gebruiker ze uiterlijk bij contractsluiting ter hand moet stellen aan de wederpartij  (6:234 lid 1), maar niet in bepaalde uitzonderlijke gevallen (HR Geurtzen/Kampstaal). In dat geval is het ophangen van een bordje ook voldoende.
2. Debiteur is in dit uitzonderlijke geval niet voor zijn hulppersoon aansprakelijk (week 6)
Debiteur is ex art. 6:76 aansprakelijk voor wangedrag van door hem ingeschakelde hulppersoon, maar niet in het uitzonderlijke geval dat de crediteur inschakeling had bedongen van een hulppersoon die zich vervolgend misdroeg  (HR Verduisterende hulppersoon). De crediteur had dus de hulppersoon uitgekozen waardoor de aansprakelijkheid voor de debiteur vervalt.
3. Bedongen exoneratie in dit uitzonderlijke geval niet van toepassing (week 6)
Bedongen exoneratie is van toepassing (6:248 lid 1), maar niet in het uitzonderlijke geval dat de exonerant (of diens leidinggevende) ten tijde van het verrichten van de prestatie wist van haar gebrekkigheid (HR Pseudovogelpest).

Daarnaast zijn er ook een aantal situaties buiten het contractenrecht waarop de toepasselijke rechtsregel niet past (art. 6:2 lid 2 BW) en dus de beperkende werking van r&b gebruikt wordt.
4. In dit uitzonderlijke geval mag je onderhandelingen over te sluiten contract niet afbreken (Aansprakelijkheidsrecht). Onderhandelingen over een te sluiten contract mag je in het algemeen afbreken, maar niet in het uitzonderlijke geval dat dit in het geval van gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in de aanstaande totstandkoming afbreken van de overeenkomst onaanvaardbaar zou zijn (HR CBB/JPO en HR 1 maart 2013, NJ 2013, 142)
5. In dit uitzonderlijke geval hoeft het onverschuldigde betaalde niet te worden terugbetaald (week2). Wat onverschuldigd is betaald, dient de ontvanger terug te betalen (art. 6:203), maar een ziektekostenverzekeraar die jarenlang declaraties van apothekers betaalt, hoewel hij wéét dat deze niet declarabel zijn, heeft zijn recht verwerkt (rechtsverwerking) om zich jegens de apothekers op onverschuldigdheid van zijn betalingen te beroepen (HR 5 november 1982, NJ 1984, 125)

Beperkende werking geldt ten aanzien van álle rechtsgevolgen van een overeenkomst.
Beperkende werking geldt ten aanzien van álle als gevolg van een overeenkomst geldende regels (6:248 lid 2), dus die uit:
-partijafspraak (bijv. exoneratiebeding)
-wet (bijv.: 6:234; 6:76) Ook regels van dwingend recht kunnen op grond van beperkende werking van de r&b niet van toepassing zijn
-gewoonte
-aanvullende werking r&b
Al deze regels kunnen dus buiten toepassing gelaten worden.

Wel moet de rechter terughoudend zijn bij de toepassing van de beperkende werking van de r&b. Het moet van te voren duidelijk zijn dat het gaat om een uitzonderlijke situatie voordat de beperkende werking gebruikt kan worden.

Moet de door de regel benadeelde partij zich op de beperkende werking beroepen of kan de rechter ambtshalve toetsen? De beperkende werking van de r&b is van rechtswege van toepassing, de rechter kan dus ambtshalve toetsen. Van rechtswege kan dus voortvloeien dat exoneraties gewoon gelden.

Beroep op onvoorziene omstandigheden
Een beroep op een onvoorziene omstandigheid is ook een geval van de beperkende werking van de r&b. Dit is dus een toepassing van de beperkende werking van de r&b. De vereisten van een beroep op onvoorziene omstandigheden zijn te vinden in art. 6:258 BW:
1) Na het sluiten van de overeenkomst treedt een onvoorziene omstandigheid in
‘Onvoorziene omstandigheid’ is een voorval dat zich na het sluiten van een contract voordoet dat partijen ten tijde van het contractsluiting niet hadden voorzien.
2) Onvoorziene omstandigheid maakt de uitvoering van de overeenkomst voor de ene partij zo bezwaarlijk dat het onaanvaardbaar zou zijn als de wederpartij haar aan de overeenkomst zou houden. ‘Onaanvaardbaar’, ook in dit geval van beperkende werking r&b moet rechter dus terughoudend zijn met ontbinding/wijziging overeenkomst (HR Campina/Van Jole)
3) Onvoorziene omstandigheid komt niet voor rekening van partij die erdoor is bezwaard (lid 2). Een normaal bedrijfsrisico komt wel voor rekening van deze partij. Dit is bijvoorbeeld de daling van de waarde van aan de koper afgeleverde zaken of het geval dat er in de voor lange tijd gehuurde nieuwe winkelruimte geen klant komt.
4) Bezwaarde partij verlangt dat rechter overeenkomst ontbindt of wijzigt
Door onvoorziene omstandigheid van de bezwaarde partij kan er dus in dít bijzondere geval van de beperkende werking r&b niet van uit worden gegaan dat de overeenkomst van rechtswege niet of gewijzigd van toepassing is. Soms kan door onvoorziene omstandigheid de bezwaarde partij de overeenkomst op die grond (zelf) opzeggen (HR 25 juni 1999, NJ 1999, 602).

Een geslaagd beroep op een onvoorziene omstandigheden komt in de praktijk bijna nooit voor.

Gevolgen geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheid
- Rechter kan desgevraagd de overeenkomst ontbinden of wijzigen (6:258)
Zo kan hij de koop van sarongs ontbinden of de koopprijs aan de stijging van de grondstofprijzen aanpassen (dit laatste eventueel onder de bepaling dat de koper de koop desgewenst kan ontbinden)
- Rechter kan aan zijn uitspraak voorwaarde verbinden (6:260 lid 1)
Bijvoorbeeld dat de koop ontbonden wordt onder de opschortende voorwaarde dat de verkoper de sarongs aan de koper (deel) kosten vergoedt die uit de rechterlijke ontbinding/wijziging van de overeenkomst voortvloeien.
-Rechter kan aan zijn uitspraak ‘terugwerkende kracht’ toekennen (6:258)

Onvoorziene omstandigheden zijn ook te vinden in de DCFR, dit is de Change of circumstances (Art. III.-1:110 DCFR)
Art. III.-1:110 DCFR versus art. 6:258 BW
Verschillen tussen DCFR en BW:
-DCFR vergt change of circumstances the debtor ‘did not take into account at the time of conclusion of the contract and could not reasonably be expected to have taken into account’ (Art. III.-1:110 (2) sub (b)), terwijl art. 6:258 BW slechts ‘onvoorziene’ omstandigheid eist
-volgens de DCFR moet de bezwaarde partij eerst zelf tot een oplossing proberen te komen alvorens de rechter bevoegd wordt tot Variation/Termination obligation (Art. III.-1:110 (3) (d)); deze ingangseis stelt art. 6:258 BW niet.

Rechtsverwerking
Rechtsverwerking is ook een geval van de beperkende werking van de r&b. Rechtsverwerking houdt in dat uitoefening van een recht naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar is (6:2 lid 2 en 6:248 lid 2), omdat de partij handelt op een wijze die niet overeenstemt met de eventuele uitoefening van deze rechten. Je verspilt als het ware je rechten. Hierbij zijn twee voorbeelden te noemen:
a) De partij heeft de (bewijs)positie van de wederpartij onredelijk benadeeld. De koper van de auto die op grond van een gebrek aan de auto schadevergoeding eist, vervreemdt of vernielt de auto HR Pekingeenden.
of
b) De partij heeft bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de gerechtigde zijn recht niet meer zal uitoefenen. Verzekerde procedeert zo traag tegen verzekeraar dat deze verval van instantie (art. 251 WvBRv.) uitlokt. Hoewel de verzekeraar de verzekerde op voorhand waarschuwt dat hij het niet in zijn hoofd moet halen de vordering andermaal in te stellen waarop verzekerde niet reageert, doet verzekerde dit toch (HR Van den Bos/Provincial).

Rechtsverwerking versus bevrijdende verjaring
In het geval van bevrijdende verjaring (art. 3:306 e.v. BW) leidt enkel tijdsverloop ertoe dat de crediteur zijn bevoegdheid tot rechtsvordering verliest. Terwijl dus voor bevrijdende verjaring rechtsvordering enkel tijdsverloop volstaat, bleek voor rechtsverwerking juist méér dan enkel tijdsverloop nodig.
Daarnaast dienen rechtsverwerking en bevrijdende verjaring rechtsvordering verschillende doeleinden. Rechtsverwerking beschermt contractspartijen in uitzonderingsgevallen waarin zij evident bescherming behoeven. Bevrijdende verjaring rechtsvordering beschermt debiteuren tegen oude schulden en daaruit voortvloeiende bewijsnood en maatschappelijke doeleinden zoals rechtszekerheid en beperking van kosten.

Rechtsverwerking volgens DCFR (Art. I.-1:103 (2) DCFR)
Onder de DCFR is het veel lastiger om je op rechtsverwerking te beroepen. De DCFR is beperkter dan het BW doordat het aan rechtsverwerking zowel de eis stelt dat wederpartij ‘gerechtvaardigd vertrouwde’ als dat haar positie dientengevolge ‘benadeeld’ is.

Klachtplicht
De crediteur dient binnen bekwame tijd bij de debiteur te protesteren tegen een gebrek in diens prestatie, te rekenen vanaf het moment waarop de crediteur het gebrek had moeten ontdekken (of zoveel eerder als hij dit gebrek al had ontdekt) (art. 6:89 en inzake klachtplicht crediteur/koper: art. 7:23). Hoofddoel klachtplicht: debiteur behoeden voor laattijdige klachten die zijn mogelijkheden beperken om te betwisten dat zijn prestatie gebrekkig was.

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 8

 

Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (r&b)
De hoofdregel is altijd afspraak is afspraak, je hebt recht op nakoming. Toch zijn er soms uitzonderingssituaties waarin de geldende rechtsregel buiten toepassing wordt gelaten. In zo’n geval wordt er gebruik gemaakt van de beperkende werking van de r&b. De beperkende werking van de r&b is vaak van toepassing op:
-exoneraties: HR Pseudovogelpest, HR Kuunders/Swinkels
-rechtsverwerking: opgewekt vertrouwen, onredelijke benadeling
-onvoorziene omstandigheden: art. 6:258 BW

De beperkende werking is terug te vinden in het BW art. 6:248 lid 2. Het komt er dus op neer dat een geldende rechtsregel die betrekking heeft op een casus onaanvaardbaar moet zijn, om vervolgens de beperkende werking in te zetten.

Wat is het verschil tussen de aanvullende en de beperkende werking van de r&b?
Dit is het verschil tussen art. 6:248 lid 1 en lid 2. De beperkende werking is geen vernietigingsgrond dus leidt niet tot vernietiging/nietigheid. De hoofdregel is afspraak is afspraak, maar op dit moment wordt de rechtsregel gewoon even niet toegepast omdat dat onaanvaardbaar zou zijn. Wel is er met het gebruik van de beperkende werking van de r&b terughoudendheid vereist. Dit houdt in dat de desbetreffende rechtsregel alleen niet van toepassing is indien het toepassen van de regel in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is.
Toetsing afdeling 6.5.4: na contractsluiting
Toetsmoment algemene voorwaarden, afdeling 6.5.3: moment van contractsluiting

Exoneraties
Een beroep op een exoneratiebeding kan in strijd met de r&b zijn. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval.
Een beroep op een exoneratiebeding voor schade toegebracht door de exonerant zelf of diens leidinggevende in geval van opzet of bewuste roekloosheid is in de regel naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar (HR steijnDriessen).
In het arrest HR Kuunders/Swinkels was er sprake van een grove fout van de elektricien zelf, gezien de omstandigheden van het geval was een beroep op een exoneratie onaanvaardbaar, art. 6:248 lid 2, r.o. 3.6 en 3.7.

Rechtsverwerking en klachtplicht kunnen beide gebruikt worden om nakoming te vorderen
Rechtsverwerking art. 6:248 lid 2                   Klachtplicht, art. 6:89 jo 7:23

-opgewekt vertrouwen                                             -ziet op gebrekkige prestaties. Ziet niet op niet-
                                                                         presteren en op geldschulden
-onredelijke benadeling, HR Pekingeend    -doel: onzekerheid bij de debiteur wegnemen
                                                                         of hij deugdelijk heeft gepresteerd
-enkel stilzitten is onvoldoende om te spreken       -onderzoeks- en klachtplicht
  van opgewekt vertrouwen                           HR Pouw/Visser
                                                                         HR X/Rabobank

Let op: art. 7:23 geldt alleen voor koopovereenkomsten

Onvoorziene omstandigheden Art. 6:258 BW
Een beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt maar in 5%

De vereisten van onvoorziene omstandigheden zijn te vinden in art. 6:258 BW.
1. Er is sprake van een onvoorziene omstandigheid: De omstandigheid was voor het sluiten van de  overeenkomst niet te voorzien. Onvoorziene omstandigheden bestaan dus nog niet bij het sluiten van een overeenkomst, het zijn toekomstige omstandigheden. Uitleg van de overeenkomst op basis van het Haviltex arrest.
2. Lid 3, de onvoorziene omstandigheid mag niet komen voor de rekening van de partij die zich er op beroept -> bedrijfsrisico
3. Het uitvoering van de overeenkomst moet gezien de onvoorziene omstandigheden onaanvaardbaar zijn.
4. Bezwaarde partij verlangt dat rechter overeenkomst ontbindt of wijzigt

Onvoorziene omstandigheden in de DCFR
Onvoorzien of onvoorzienbaar?
Nederland: geen rekening met een omstandigheid gehouden? Dan is er sprake van een onvoorziene omstandigheid.
DCFR: geen rekening met een omstandigheid gehouden en dat hoefde ook niet ofwel was het onvoorzienbaar? Dan is er sprake van een onvoorziene omstandigheid.
DCFR: geen rekening met een omstandigheid gehouden, maar dat moest wel ofwel was het voorzienbaar? Dan is er geen sprake van een onvoorziene omstandigheid.

Domme contracten worden naar Nederlands recht beter beschermd dan in de DCFR. In de DCFR is van belang wat je had kunnen voorzien.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 8

Rechtssociologie: het Contractenrecht en de praktijk

De vraag die rechtssociologen stellen is: Hoe wordt het contractenrecht eigenlijk door mensen gebruikt? Wat gebeurd er werkelijk met de regels die opgeschreven zijn in het wetboek?
Moet de inhoud van het contractenrecht aangepast worden aan de maatschappelijke realiteit van het contracteren?

Verschillende sociologen zijn belangrijk geweest in deze kwesties
Roscou Pound (1870 -1964) deed in 1910 onderzoek naar ‘law in the books’ versus ‘law in action’. Hij bekeek dus hoe het recht uit het wetboek daadwerkelijk in de praktijk gebruik werd.

Stewart Macaulay (1929 - ) deed in 1963 empirisch onderzoek naar de auto-industrie in Detroit in de jaren 1960. Hij kwam tot de conclusie dat er niet veel gebruik gemaakt werd van het contractenrecht. Conflicten werden vaak opgelost zonder verwijzingen naar een contract. Partijen kwamen er gezamenlijk uit wanneer er sprake was van een tekortkoming in een nakoming. De reden hiervoor waren dat het vermijden van kosten (van een eventuele rechtszaak) belangrijker was en dat partijen probeerde om ‘blacklisting’ te voorkomen. Het contractenrecht speelt dus slechts een marginale rol, er kan ook wel gesproken worden van ‘bargaining in the shadow of the law’.

De meeste geschillen in de samenleving leiden niet tot juridische geschillen. Eerst proberen partijen er zelf uit te komen, pas als ze echt niet meer samen door één deur kunnen stappen ze naar een advocaat. Advocaten proberen vaak te schikken door voordat de zaak bij de rechter terechtkomt een compromis te sluiten met beide partijen. Komt het geschil uiteindelijk toch bij de rechtbank terecht, dan probeert de rechtbank in de regel partijen te laten schikken. Partijen komen er dan zelf uit en er hoeft geen recht gesproken te worden, ze sluiten zelf alsnog een compromis. Zeer weinig geschillen komen uiteindelijk terecht bij de Hoge Raad.
Discrete contracts and presentiation
Stewart Macauly
Contractenrecht is volgens hem gebaseerd op ‘discrete transactions’. Er is dan sprake van eenvoudige uitwisseling van korte duur waar beperkte sociale interactie bij komt kijken. Een voorbeeld hiervan is het kopen van een brood.

Ian Macneil (1992 – 2010), 1974:
De realiteit is dat min of meer alle contracten ‘relational’ zijn.
Presentiation betekend dat je vandaag vastlegt wat er in de toekomt gaat gebeuren, de toekomst naar het heden halen. Presentiation is geen probleem bij discrete contracts, bij het kopen van een brood wordt de toekomst gemakkelijk naar het heden gehaald omdat na de betaling direct geleverd wordt, bij relational contracts is dat een stuk moeilijker aangezien de tegenprestatie vaak in de toekomst ligt.

Onvoorzien of onvoorzienbaar?
De DCFR heeft een aantal extra vereisten, dit is de eis van voorzienbaarheid. Voor een beroep op onvoorziene omstandigheden is het vereist dat er geen rekening met een omstandigheid gehouden is en dat dat ook niet hoefde. Oftewel, was een omstandigheid voorzienbaar? Of een omstandigheid niet te voorzien was maakt dus niet uit in het Nederlands recht, wel in de DCFR.

Onvoorziene omstandigheden
Art. 6:258 lid 1 BW
-de rechter kan de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden.
-indien instandhouding naar maatstaven van r&b niet kan worden verwacht
art. 6:258 lid 2 BW
-maar niet indien onvoorziene omstandigheden voor eigen rekening komen (krachtens de aard van de overeenkomst of verkeersopvattingen).

Verschillende auteur hebben hier een mening over
Piet Abas: Volgens hem zijn onvoorziene omstandigheden, omstandigheden die niet redelijkerwijze voorzienbaar zijn.

Arthur Hartkam: Het is niet belangrijk of partijen iets hebben zien aankomen, het gaat om de omstandigheden die niet zijn voorzien in het contract.

E. Allan Farnsworth: Partijen kunnen goede redenen hebben bepaalde omstandigheden niet in een contract te regelen. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn wanneer een van de partijen een zwakke onderhandelingspositie heeft of een bepaald aspect niet van voldoende belangrijk acht.

Kortom: de eis van onvoorzienbaarheid is onwenselijk vanuit sociologisch perspectief omdat deze het maken van een uitgebreide overeenkomsten in de hand werkt (presentiation)

DEEL 2

Selectie van de casus

2) A, een aannemer, heeft zich jegens gemeente B verbonden het dak van het gemeentehuis te repareren waarbij A met het oog op de brandveiligheid de ‘koude methode’ zal gebruiken; tevens heeft A zich geheel geëxonereerd.  De door A ingeschakelde (onder)aannemer C verricht het feitelijke werk. C gebruikt bij zijn werkzaamheden aan het dak niet de ‘koude methode’, maar de zgn.  ‘brandmethode’. Daarbij realiseert zich het aan deze laatste methode verbonden risico: het gemeentehuis brandt tot de grond af.
Kan A zich onder deze omstandigheden op zijn exoneratie beroepen?

Ja, Een beroep op een exoneratiebeding voor schade toegebracht door de exonerant zelf of diens leidinggevende  of hulppersoon in geval van opzet of bewuste roekloosheid is in de regel naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar (HR Steijn/Driessen). In deze casus is de schade toegebracht door een onder aannemer, dit is dus een hulppersoon waarvoor de aannemer aansprakelijk is als voor zichzelf art. 6:76 BW. Als de exonerant zichzelf vrijtekent geldt dit ook voor zijn hulppersoon. Het exoneratiebeding geldt dus in deze casus ook voor de hulppersoon. A kan zich op zijn exoneratie beroepen. Echter zal de gemeente niet met zijn schade blijven zitten omdat hij de onderaannemer aan kan spreken.

3) A , een dochtervennootschap van C, heeft zich verbonden aan B over 6 maanden ’voldoende  interconnectiecapaciteit’ te leveren voor 5000 poorten, maar zich hierbij geheel geëxonereerd; deze capaciteit zal A betrekken van moedervennootschap  C. Aangezien bij B al snel twijfel rijst aan het vermogen van C deze capaciteit te zijner tijd te leveren, maakt B deze twijfel met kracht van argumenten aan A kenbaar en stelt hij A in kennis van de omvangrijke schade die hij zou lijden als deze capaciteit inderdaad niet tijdig aan hem ter beschikking zou worden gesteld. A laat echter na bij C te verifiëren of zij de door A aan B  toegezegde capaciteit zal kunnen leveren en dekt zich evenmin bij een andere leverancier in. Wanneer de 6 maanden om zijn blijkt dat C en dientengevolge ook B inderdaad niet bij machte is de afgesproken hoeveelheid interconnectiecapaciteit aan B te leveren en lijdt laatstgenoemde grote schade.

Kan A zich onder deze omstandigheden op zijn exoneratie beroepen?

Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van A maar het is wel heel onverschillig van A waardoor een beroep op de exoneratie onaanvaardbaar zou zijn. A kan zich dus niet op de exoneratie beroepen. 

4) A, een bedrijf, heeft een perceel grond verkocht aan B, een projectontwikkelaar, dat, zoals beide partijen weten, nog wel enige sanering behoeft. Daarom heeft B van A bedongen dat A het perceel vóór de levering zal saneren ‘volgens methode A-7 zo dat het perceel zal gaan voldoen aan de vigerende milieunormen’. Nadat A met de sanering is begonnen, blijkt dat de grond veel meer vervuild is dan beide partijen hadden gedacht en dat A, om aan de milieunormen te voldoen, methode A-7 zal moeten blijven gebruiken tot Sint Juttemis.

Kan A onder deze omstandigheden onder zijn contract met B uit?

Een beroep op onvoorziene omstandigheden is niet mogelijk aangezien de grond al voor het sluiten van de overeenkomst vervuild was.

A kan dus onder zijn contract uit met B op grond van dwaling. Vereist voor dwaling is dat partijen zich hebben vergist in de toenmalige staat van tijdens het sluiten van het contract. Echter B kan wel het nadeel opheffen van A waardoor de vernietigingsbevoegdheid van A vervalt.

 

5.)A, een bedrijf, heeft van garage B een tweedehands bedrijfsauto gekocht en geleverd gekregen. Nadat A tot de conclusie komt dat de motor niet de toegezegde hoeveelheid PK heeft, trekt A hierover onmiddellijk aan de bel bij B. Wanneer B poolshoogte komt nemen, blijkt A de auto echter inmiddels te hebben doorverkocht en –geleverd aan C, een in Roemenië gevestigde autohandelaar.

Heeft A onder deze omstandigheden recht jegens B op financiële compensatie voor de ontbrekende hoeveelheid PK?

 

Nee, rechtsverwerking
De partij heeft de (bewijs)positie van de wederpartij onredelijk benadeeld. En daarmee zijn rechten verspilt heeft, omdat de partij handelt op een wijze die niet overeenstemt met de eventuele uitoefening van deze rechten.

De koper heeft wel voldaan aan zijn klachtplicht aangezien hij onmiddellijk geklaagd heeft. A heeft dus op grond van rechtsverwerking geen recht op schadevergoeding.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 9

Contract en derden
Het uitgangspunt is dat obligatoire overeenkomsten in beginsel slechts gelden tussen partijen (‘privity of contract’) en dus niet ten voor- of nadelen van derden. Als de koper van een auto aan zijn bank de opdracht geeft om 19000 euro over te maken aan de verkoper dan kan de verkoper daar geen rechten aan ontlenen en de bank dus niet aanspreken. Wanneer A en B een contract sluiten raken anderen daar dus niet aan verbonden. Jij mag dus niet meer zwemmen in het zwembad van je nieuwe buurman als jij met je oude buurman een afspraak had om de komende 10 jaar te zwemmen in zijn zwembad maar hij zijn huis aan een nieuwe buurman heeft overgedragen. Dit beginsel wordt ‘pivity of contract’ genoemd. Hier zijn een aantal uitzondering op. Het is voor een derde mogelijk om in sommige gevallen een recht te ontlenen aan een contract tussen twee anderen. Ook kan in bepaalde situaties een derde door een contract tussen twee anderen gebonden raken.

Derden die aan contract recht ontlenen
Er bestaan twee typen gevallen waarin derden aan een contract dat anderen hebben gesloten, van rechtswege recht ontlenen.
1) De koper van een wasmachine waarop de winkelier een langjarige garantie had gegeven, schenkt deze na een half jaar na levering aan zijn dochter. Van rechtswege verwerft de dochter met de eigendom van de machine tevens de rechten uit garantie, bijvoorbeeld het recht op gratis herstel.
2) Wanneer een werknemer van een restauratiebedrijf die bij een restauratie de Nachtwacht heeft beschadigd, door de opdrachtgever uit o.d. (art. 6:162) wordt aangesproken, kan hij zich als ondergeschikte van zijn werkgever tegen deze vordering verweren met een beroep op de exoneratie die dit bedrijf van de opdrachtgever had bedongen. Een derde (werknemer) kan zich dus ook beroepen op de exoneratie die door de werknemer is afgesloten. Dus gebeurt dus van rechtswege.

Ook is het mogelijk dat een zelfstandige restaurateur die ingehuurd is door het hoofd restauratiebedrijf om de Nachtwacht te restaureren (maar deze beschadigd) zich beroept op de exoneratie die het hoofd restauratiebedrijf van de opdrachtgever had bedongen. Echter, dit gebeurd niet van rechtswege.

Kwalitatieve rechten (6:251)
De dochter van de koper van de wasmachine verwerft met het eigendom hiervan tevens rechten uit de garantie van de winkelier, dus zijn deze rechten ‘kwalitatieve’ rechten. Rechten uit garantie heten ‘kwalitatief’, omdat zij toekomen aan diegene die de eigenaar is, de dochter heeft de kwaliteit/hoedanigheid van eigenaar van de machine. De koper heeft namelijk niks meer aan deze rechten zodra hij niet meer eigenaar van de machine is. Dit is één van de vereisten voor het ontstaan van een kwalitatief recht (6:251 lid 1). Er is dus sprake van een efficiënte allocatie van rechten.

Overgang kwalitatieve rechten
Kwalitatieve rechten gaan van rechtswege over op de nieuwe eigenaar, maar zowel de winkelier als de nieuwe eigenaar kan deze overgang voorkomen:
-Winkelier kan overgang voorkomen door dat in zijn overeenkomst met de koper uit te sluiten. Het recht is dan niet ‘voor overgang vatbaar’ (6:251 lid 1)
-Dochter kan de overgang van rechten op haarzelf voorkomen door deze overgang bij de schenkingsovereenkomst uit te sluiten (lid 4) of door aan de winkelier te verklaren dat zij de overgang niet aanvaardt (lid 3). De reden dat de dochter de overgang wil voorkomen is dat er mogelijk een tegenprestatie tegenover het kwalitatieve recht staat waar de dochter niet op zit te wachten. Bijvoorbeeld het betalen van €50 per jaar voor de garantie.

Overgang rechten bij verkrijging ‘onder bijzondere titel’
Kwalitatieve rechten werken alleen ten behoeve van verkrijgers onder bijzondere titel. Dat zijn verkrijgers van bepaalde goederen zoals een wasmachine. Verkrijgingen onder algemene titel zijn bijvoorbeeld erfopvolging, de verkrijger volgt dan op in alle goederen en verwerf dus ook de rechten uit garantie. Voor goederen verkregen onder algemene titel is het dus niet nodig dat er overgang van de rechten uit garantie plaatsvindt aangezien dat al automatisch gebeurt door bijvoorbeeld erfopvolging.

Ongewenste ‘paardensprong’
In sommige gevallen is het mogelijk dat het restauratiebedrijf ondanks zijn exoneratie uiteindelijk toch het haasje is. Er is dan sprake van een ‘paardensprong’. Wanneer het restauratiebedrijf zich geëxonereerd heeft en tijdens de restauratie de Nachtwacht beschadigd, zal de eigenaar van de Nachtwacht een werknemer aanspreken aangezien het geen zin heeft om het restauratiebedrijf zelf aan te spreken door het exoneratiebeding. Toch zal uiteindelijk het restauratiebedrijf de klos zijn aangezien de werknemer zich vervolgens op zijn werkgever (restauratiebedijf) zal verhalen (art. 7:661 BW). De exoneratie is dan omzeild met de zogenaamde paardensprong.

Deze paardensprong kan geblokkeerd worden. Uit art. 6:257 BW volgt dat een ondergeschikte van rechtswege een beroep heeft op de exoneratie die zijn werkgever had bedongen, daarmee is hij dus vrij van aansprakelijkheden uit hoofde van onrechtmatige daad. Dus een werknemer die door de opdrachtgever uit o.d. wordt aangesproken, kan zijn aansprakelijkheid afweren door de exoneratie (door zijn werkgever bedongen) in te roepen. Hiermee voorkomt hij tevens dat zijn werkgever uiteindelijk het haasje wordt.

Recht ondergeschikte begrensd, maar van dwingend recht
De ondergeschikte mag dus de exoneratie van zijn baas in roepen, maar hij verschaft hiermee geen betere positie dan zijn baas. Als de baas zich niet kan exonereren wanneer hij de Nachtwacht bewust roekeloos beschadigd heeft, dan kan de ondergeschikte dit ook niet. De ondergeschikte kan het verweermiddel slechts inroepen als ware hijzelf bij de overeenkomst partij (art. 6:257). Het recht van een ondergeschikte om een verweermiddel in te roepen is van dwingend recht (6:250), zodat de werkgever en de opdrachtgever niet bevoegd zijn dit recht uit te sluiten. Anders zou dit nadelig kunnen zijn voor de ondergeschikte.

Derdenbeding (6:253)
Een zelfstandige die is ingeschakeld door het hoofdrestauratie bedrijf is geen ondergeschikte waardoor hij geen beroep kan doen op de exoneratie van het hoofd restauratiebedrijf art. 6:257. Echter kan de onderrestaurateur wel de exoneratie vooraf construeren. De onderrestaurateur is dan slechts bereid met het restauratiebedrijf te contracteren nadat dit bedrijf eerst van zijn opdrachtgever heeft bedongen dat ook aan de onderrestaurateur een beroep op de exoneratie zal toekomen. Het restauratiebedrijf (stipulator) zal dan van de opdrachtgever (promissor) bedingend dat ook aan de onderrestaurateur (derde) een beroep op exoneratie toekomt.

Andere voorbeelden derdenbeding
-De verkoper van feen bankstel (= stipulator) schakelt een vervoerder (= promissor) in om het bankstel af te leveren bij de koper en bedingt (impliciet) van de vervoerder dat de koper (= derde) jegens de vervoerder recht op aflevering van het bankstel krijgt.
-Man (= stipulator) sluit met een verzekeringsmaatschappij (= promissor) een verzekering af op zijn eigen leven en wijst als begunstigde (aan wie wordt uitgekeerd als de man overlijdt) zijn vrouw (= derde) aan.

Eisen aan recht derde uit derdenbeding (6:253)
1) Bedoeling van beide contractanten om aan een derde het recht te geven om jegens één van de contractanten een beroep op een overeenkomst te doen (= derdenbeding).
2) Derde aanvaardt dit derdenbeding. Wanneer een derde het derdenbeding aanvaardt, wordt hij partij bij de overeenkomst. Het doel van deze dwingendrechtelijke (6:250) aanvaardingseis: is dat de derde het recht moet kunnen afwijzen, zeker wanneer tegenover zijn recht een tegenprestatie staat.

Aanvaarding derdenbeding door derde
Er is sprake van aanvaarding wanneer de derde zijn aanvaarding meedeelt aan een van beide andere partijen (art. 6:253 lid 3). Aanvaarding door derde kan ook impliciet (3:37 lid 1). Wel moet de derde het derdenbeding aanvaarden vóórdat de stipulator gebruik heeft gemaakt van zijn eventuele bevoegdheid het te herroepen (6:253 lid 2). De aanvaarding van een derdenbeding heeft terugwerkende kracht. Hierdoor kan de zelfstandig onderrestaurateur zich  ook exonereren van schade die hij de opdrachtgever al had berokkend (6:254 lid 2).

Er zijn dus drie gevallen waarin derden aan een contract tussen twee anderen een recht ontlenen:
I. Kwalitatief recht (6:251)
II. Blokkering paardensprong (6:257)
III. Door derde aanvaard derdenbeding (6:253 e.v.)
Dit zijn dus alle drie uitzonderingen op de privity of contract.

Derden door contract anderen gebonden: kwalitatieve verbintenis
Kunnen derden ook door contracten die anderen hebben gesloten gebonden raken?
In beginsel niet (privity of contract). Dit volgt tevens uit HR Blaauboer/Berlips waaruit volgt dat een obligatoire overeenkomst slechts geldt tussen partijen. Er is dan sprake van een relatief recht van Blaauboer jegens Berlips een derde wordt daardoor niet gebonden.

Er zijn gevallen waarin een derde toch gebonden is. Er moet dan sprake zijn van een kwalitatieve verbintenis. Dit betekend dat jij van je oude buurman had bedongen dat diens verbintenis zou overgaan op degenen die zijn perceel onder bijzondere titel zouden verkrijgen. Dus de kwalitatieve werking van een verbintenis, anders dan die van kwalitatief recht, dient met woorden te worden bedongen. Daarnaast moeten jij en je oude buurman van dit beding een notariële akte hadden laten opmaken en deze vervolgens hadden laten inschrijven in openbare registers (6:252). Er is dan dus sprake van een uitzondering van de privity of contract.

Grenzen aan kwalitatieve verbintenis
Kwalitatieve verbintenissen kunnen alleen verbintenissen zijn die betrekking hebben op iets niet ten doen of iets te dulden. Een doen valt niet onder kwalitatieve verbintenissen. Als kwalitatieve verbintenis komen niet in aanmerking verbintenissen die bevoegdheid schuldenaar om zijn registergoed te vervreemden of te bezwaren beperken (6:252 lid 5).

Kettingbeding
Een kettingbeding is een ketting van bedingen. A bedingt van B, B bedingt van C, C bedingt van D om door hem te behalen oliewinst aan A te betalen. Waarbij steeds de oorspronkelijke verkoper A de derde-begunstigde is. A beoogt aldus een ketting van derdebedingen (6:253) in het leven te roepen uit hoofde waarvan hijzelf steeds derde-begunstigde zal zijn.
Het nadeel van het kettingbeding is dat de ketting zal breken als een van de opvolgende eigenaren verzuimt deze gebondenheid van zijn koper te bedingen (HR Curacao/Boye). Om dit te voorkomen kan er een boetebeding ingesteld worden.

Het kettingbeding zal gebruikt worden wanneer een kwalitatieve verplichting niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het om een verplichting om iets te doen gaat.

Kan een derde gebonden raken aan een exoneratie die twee anderen zijn overeengekomen?
Hoofdregel: pivity of contract, nee dus.
Toch is een exoneratie soms inroepbaar tegen derde, dit komt tot uitdrukking in HR gegaste uien. Als je je niet bedacht kan zijn op iemand die ook eigenaar is van bijvoorbeeld de partijen uien die bedorven is door het gassen, dan kan diegene geen claim invoeren tegen jou. Het gasbedrijf kon niet op die mede eigenaar bedacht zijn dus kan hij de exoneratie ook tegenwerpen aan deze mede eigenaar.

Tevens moet een exoneratie gelden wanneer je dagelijks je geld laat halen door een vervoersbedrijf waarvan je kan verwachten dat hij een exoneratie tegen jou zou willen inroepen ook al heeft het vervoersbedrijf alleen een exoneratie beding ten opzichte van de bank waarvoor hij het geldt ophaalt, HR Securicor.

Een derde kan ook gebonden raken aan een overeenkomst gesloten door anderen wanneer er een samenhang is tussen contracten. Dus als je het koopcontract vernietigd mag ook het financieringscontract met een andere partij ontbonden worden.

Samenvatting tweede onderwerp: derden door contract gebonden?
Er zijn drie gevallen waarin derden gebonden raken door een contract dat anderen hebben gesloten:
I.   Kwalitatieve verbintenis (6:252)
II.  Exoneratie soms inroepbaar tegen derde
III. Verweermiddel tegen de wederpartij bij een overeenkomst is soms inroepbaar jegens de wederpartij wanneer er sprake is van een ‘hiermee samenhangende’ overeenkomst.

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 9

Uitzonderingen op de hoofdregel: overeenkomst werkt alleen tussen partijen, HR Blaauboer/Berlips

Uitzonderingen
1. Derde wordt ten voordele (recht) gehouden aan overeenkomst waar hij geen partij bij is
2. Derde wordt ten nadele (verplichting) gehouden aan overeenkomst waar hij geen partij bij is
3. Derde neemt positie over van een contractspartij in een reeds bestaande overeenkomst

1. Derde wordt ten voordelen gehouden aan overeenkomst waar hij geen partij bij is
-Kwalitatief recht, art. 6:251
Dit kwalitatief gaat van rechtswege over, het recht mag ook niet persoonsgebonden zijn.
Uit HR Van der Vliet en de Waal/Van den Berg volgt dat het ontstaan van een kwalitatief recht niet beoogd hoeft te zijn. Het hoeft niet de bedoeling te zijn tussen twee partijen om een kwalitatief recht in het leven te roepen.
-Blokkering paardensprong, art. 6:257
Door artikel 6:257 BW wordt de paardensprong geblokkeerd. Er is dus sprake van bescherming van de ondergeschikte hulppersoon tegen de ongewenste paardensprong.
Bescherming werknemer en werkgever – draagplichtigheid op grond van art. 6:170
-Derdenbeding, art. 6:253
Alle partijen moeten beogen aan de derde een recht te verlenen.
Derde moet het beding aanvaarden.

2. Derde wordt ten nadelen (verplichting) gehouden aan een overeenkomst waar hij geen partij bij is
-Kwalitatieve verplichting, art. 6:252
Er moet sprake zijn van een dulden of een niet doen
Het moet gaan om een registergoed
Dit moet vastgesteld worden in een notariële akte + inschrijving. In dat geval is er sprake van gebondenheid van rechtswege.
De verplichting rust dan op het erf en gaat altijd over op de volgende koper en is dus veel sterken dan bijvoorbeeld een kettingbeding.
-Exoneratiebedingen
Derdenwerking van exoneratiebedingen:
Kan een exoneratiebeding ook tegen derden worden ingeroepen?
In beginsel kan dit niet want de derde is geen partij bij de overeenkomst. Toch bestaat er een uitzondering op deze hoofdregel. Onder omstandigheden moet een derde een contractueel beding in redelijkheid tegen zich laten gelden. Uit het arrest HR Gegaste uien blijkt dat een exoneratie ook tegen een derde ingeroepen kan worden wanneer er sprake is van opgewekt vertrouwen door de derde. Ofwel: in beginsel gelden overeenkomsten tussen partijen. Bij wijze van uitzondering moeten derden contractuele bedingen in redelijkheid tegen zich laten gelden, maar slechts voor zover daartoe bijzondere omstandigheden zijn te vinden in de aard van het geval HR Citronas.
-Samenhangende overeenkomsten
Als er zodanige samenhang is dan leidt de vernietiging van de koopovereenkomst ook tot vernietiging van de financieringsovereenkomst die gesloten is om de koop te financieren. HR Jans/FCN.
-Kettingbeding
Een kettingbeding is zo sterk als de zwakste schakel
Schuldenaar B verbindt zich aan schuldeiser A om in geval van vervreemding aan C een derdenbeding op te nemen ten behoeve van schuldeiser A.

3. Derde neemt positie over van een contractspartij in een reeds bestaande overeenkomst
-Cessie, art. 3:84 jo 3:94
Nieuwe schuldeiser door overdracht vordering, het gaat dus niet van rechtswege
Akte van cessie vereist
In geval van stille cessie hoeft er geen mededeling gedaan te worden

-Subrogatie art. 6:150- 154
Een nieuwe schuldeiser van rechtswege
Overgang vordering van schuldeiser op de derde die vordering voldoet -> vordering gaat niet teniet door betaling, maar derde wordt schuldeiser
Alleen als de wet dat zegt

-Schuldovername, art. 6:155
Nieuwe schuldenaar
Toestemming van de bank is vereist

-Contractsovername, art. 6:159
Contractsovername houdt in dat je alle rechten en verplichtingen overneemt van een ander. Hiervoor is echter wel medewerking  van de wederpartij nodig.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 9

Casus 1
Een stuwadoorsbedrijf in de Rotterdamse haven bedingt van zeevervoerders met wie het contracteert, al sinds jaar en dag dat hierop zijn ‘Algemene stuwadoorcondities’ toepasselijk zijn die onder meer een exoneratie bevatten. Goederen die één van deze zeevervoerders aan dit bedrijf in gave staat had afgegeven, blijken te zijn beschadigd.
Beantwoord de volgende vragen:

a) Kan de werknemer van het stuwadoorsbedrijf die de zeevervoerder deze schade heeft berokkend, jegens deze een beroep op deze exoneratie doen?

Ja, een werknemer kan een beroep doen op art. 6:257 BW en dus ook een beroep op deze exoneratie

b) Kan de door het stuwadoorsbedrijf voor herstelwerkzaamheden aan een loods ingeschakelde aannemer die de zeevervoerder deze schade heeft berokkend, jegens deze een beroep op deze exoneratie doen?

Nee, onderaannemers kunnen geen beroep doen op art. 6:257 BW

c) Kan het stuwadoorsbedrijf een beroep op de exoneratie doen jegens degene die aan de zeevoerder opdracht had gegeven tot vervoer van zijn – thans beschadigde – zaken?

HR Citronas: is er vertrouwen (HR Gegaste uien) en een bijzondere relatie (HR Securicor)? Als dit er is, dan geldt het exoneratiebeding ook jegens de opdrachtgever.

In deze casus is dit niet het geval dus de opdrachtgever kan zich niet op het exoneratiebeding beroepen.

d) Stel dat het antwoord op één of meer van de voorgaande vragen negatief is: had degene aan wie nu geen beroep op de exoneratie toekomt, in eerder stadium kunnen regelen dat hem dit beroep wel toekomt?

Ja, er had een derdebeding overeen gekomen kunnen worden art. 6:253.

Casus 2
A heeft aan B in 2012 een perceel grond in eigendom overgedragen. A had in 2010 van C, de eigenaar van het aangrenzende perceel, bedongen dat deze de komende 10 jaren in zijn achtertuin niét hoger zal bouwen dan 3 meter. Kan B aan deze afspraak tussen A en C het recht ontlenen dat C in zijn achtertuin de komende 8 jaren niet hoger zal bouwen dan 3 meter?

Er is sprake van een kwalitatief recht art. 6:251. Dit kwalitatief gaat van rechtswege over en is niet persoonsgebonden. B kan dus bedingen dat C niet hoger mag bouwen dan 3 meter.

Casus 3
Van de bestuurders-aandeelhouders A, B en C van een BV wil A graag uit deze BV stappen: hij verkoopt hiertoe zijn aandelen in de BV aan B en C. Aangezien A, B en C zich nog vorig jaar jegens een bank borg hebben gesteld voor de terugbetaling van de lening die deze bank aan hun BV heeft verstrekt, is A met B en C ook overeengekomen dat B en C A’s verplichtingen uit deze borgtocht overnemen, zodat A in de toekomst gevrijwaard zal zijn van toekomstige aanspraken van de bank uit hoofde van de borgtochtovereenkomst.
Becommentarieer deze overeenkomst?

A B en C hebben een schuld tegenover de bank. Als A uit de BV stapt kunnen B en C zijn schuld overnemen: schuldoverneming art. 6:155 BW. Echter is er bij schuldovername toestemming nodig van de bank. De schuldeiser moet instemmen met de schuldoverneming vanwege de kredietwaardigheid van degene die de schuld overneemt.

Casus 4
A heeft zojuist een perceel met een bedrijfspand in eigendom verworven. Wanneer A er vervolgens achter komt dat dit perceel vanaf de openbare weg niet makkelijk bereikbaar is, treedt hij in onderhandelingen met B, eigenaar van het perceel gelegen tussen A’s perceel en de openbare weg, om een recht van overweg vanaf zijn bedrijfspand naar de openbare weg te bedingen. B heeft hier tegen betaling wel oren naar, maar maakt tevens melding van zijn plan dit perceel over een jaar of wat van de hand te doen.
Kan A bewerkstelligen dat hij zijn recht van overweg ook kan doen gelden jegens degene die B te zijner tijd in de eigendom diens perceel zal opvolgen?

Het gaat in deze casu over het toelaten van B dat A over zijn perceel rijdt. Dit is een dulden waardoor er een beroep op een kwalitatieve verplichting (6:252 BW) gedaan kan worden.
Tevens is het mogelijk om dit via het recht van erfdienstbaarheid te bewerkstelligen art. 5:70 jo 5:71. Je kunt je eigen eigendomsrecht beperken, je vestigt dan een beperkt recht op jou eigendomsrecht. Een voorbeeld hiervan is het recht van hypotheek, dit recht bezwaard je eigendom. In het geval van deze casus bezwaard B zijn eigen eigendom door A over zijn perceel te laten gaan maar hier krijgt B wel iets voor terug, betaling van A.
Bij erfdienstbaarheid gaat het om onroerend goed, bij de kwalitatieve verplichting gaat het om registergoederen. Erfdienstbaarheid is een absoluut recht en de beste optie in deze casus.
Echter, een kettingbeding zou ook een optie kunnen zijn maar deze optie is niet zo sterk. Een ketting beding is zo sterk als de zwakste schakel. Wanneer een kettingbeding niet wordt nagekomen is er sprake van wanprestatie.

Casus 5
A is eigenaar en exploitant van een zwembad dat in een vakantiepark te midden van 305 recreatiewoningen staat en uitsluitend open is voor de eigenaren van deze woningen. Al deze eigenaren hebben de eigendom van hun woningen slechts kunnen verwerven nadat zij eerst met A een overeenkomst hadden gesloten die hun tegen betaling van een geïndexeerde onderhoudsbijdrage van € 1750 per jaar exclusieve toegang tot het zwembad verschaft.

Na een aantal jaren is A de exploitatie van het zwembad zat en verkoopt en levert hij het aan B die de exploitatie wil overnemen. B gaat er hierbij van uit dat hij, nu hij de eigendom van het zwembad van A verwerft, ook in plaats van A partij is geworden bij de overeenkomsten die A in de loop der jaren met de eigenaren van de recreatiewoningen had gesloten, zodat B voortaan jegens deze eigenaren recht heeft op de betaling van de jaarlijkse onderhoudsbijdrage van € 1.750. Is dit standpunt van B juist?

Hoofdregel: een contract geldt alleen tussen partijen.
Contractsoverneming 6:159 BW houdt in dat je alle rechten en verplichtingen overneemt van een ander. Hiervoor is echter wel medewerking  van de wederpartij nodig. In deze casus zou dat betekenen dat alle eigenaren van de huisjes mee moeten werken. Als de huisjeseigenaren niet zouden weten dat het contract over is genomen zouden zij nog steeds de jaarlijkse bijdrage overmaken aan A in plaats van B.

Casus 6
A heeft in januari een tweedehands Mercedes aan B verkocht en geleverd voor € 12.000, pas te betalen op 1 april. Op 1 februari verkoopt A, die dringend geld nodig heeft, deze vordering op B tot betaling van de koopprijs voor € 11.000 aan C en levert hij deze vordering nog op diezelfde dag per akte aan C onder mededeling hiervan aan B (art. 3:94 lid 1 BW).

  1. B stelt zich op het standpunt dat levering van de vordering op hemzelf aan C onmogelijk is, nu hij zijn hiertoe ingevolge art. 6:159 BW vereiste medewerking aan deze contractovername niét heeft verleend. Is dit standpunt van B juist?

Op 1 april is er pas sprake van een opeisbare vordering. Er is sprake van cessie van een vordering. Dit standpunt is onjuist, er is geen sprake van contractovername maar cessie. Cessie vereist geen medewerking.

  1. B stelt zich op het standpunt dat levering van de vordering op hemzelf aan C onmogelijk is, nu hij zijn hiertoe ingevolge art. 6:155 BW vereiste toestemming aan deze schuldoverneming niét heeft verleend. Is dit standpunt van B juist?

Dit standpunt is onjuist. Het gaat om cessie

  1. Stel dat A zijn vordering op B op 1 februari probleemloos heeft overgedragen aan C. In maart blijkt dat de Mercedes diverse gebreken vertoont; één van deze gebreken – een kapotte rem - heeft B een reparatierekening van de garage van € 6.250 bezorgd. Kan B aan deze gebreken verweermiddel(en) ontlenen voor het geval hij op 1 april door C wordt aangesproken tot betaling van de € 12.000?

Het meest voor de hand liggende is de verrekening art. 6:127. Kan hij dit ook ten opzichte van C? Ja, dat staat in art. 6:130. Het kan alleen als de vordering is gecedeerd. Uit art. 6:145 blijkt dat overgang van een vordering de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet laat.

  1. Stel dat A in januari pas met het door B verzochte uitstel van betaling van de koopprijs 1 april had ingestemd nadat D zich voor deze betaling jegens A borg had gesteld (art. 7:850 BW). Wat is het lot van deze borgtocht in het licht van het feit dat A op 1 februari zijn vordering op B heeft overgedragen aan C?

De borgtocht van B komt van rechtswege te gelden voor C op grond van art. 6:142.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 -  week 10

 

Dat de koop in het BW apart is geregeld (titel 7.1 BW) maakt haar een ‘bijzondere’ overeenkomst. Een overeenkomst is namelijk ‘bijzonder’ of ‘benoemd’ als zij apart in de wet is geregeld. Er zijn twee redenen waarom sommige overeenkomsten als bijzondere overeenkomsten bestempeld worden. De eerste reden is dat voor bepaalde overeenkomsten aparte regels gewenst zijn die van regelend recht zijn. De tweede reden is dat sommige groepen zoals consumenten bescherming nodig hebben.

Koop in het algemeen: definitie
De definitie van de koopovereenkomst is te vinden in artikel 7:1 BW. Een koopovereenkomst is een overeenkomst waarbij een verkoper zich verbindt een zaak te geven en de koper zich verbindt een prijs in geld te betalen.

Een koopovereenkomst is in eerste plaats een obligatoire overeenkomst waardoor ook de algemene regels van contracten uit boek 6 van toepassing zijn. Tenzij de kooptitel (7.1) hiervan afwijkt.

Verkoper verbindt zich ‘zaak’ te geven
Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (art. 3:1 BW). Hier vallen ook leidinggas en leidingwater onder, elektriciteit niet. Elektriciteit is echter geen zaak en kan dus niet verkocht worden via de koopovereenkomst.
Wanneer de verkoper een recht - bijv. vorderingsrecht of aandeel – verkoopt, is dit geen zaak, dus is dit geen koop in de zin van art. 7:1. Toch brengt de schakelbepaling (7:47) mee dat de kooptitel (7.1) van overeenkomstige toepassing is op de koop van een recht. Er is dus sprake van een ruime toepasselijkheid van de kooptitel. Dit volgt tevens uit jurisprudentie waaruit blijkt dat ook een onderneming of bijvoorbeeld standaardsoftware kan worden verkocht terwijl dit geen zaken zijn.

Verkoper verbindt zich prijs in geld te betalen
Je kan iets kopen van een verkoper zonder dat je van te voren over de prijs gesproken hebt. De prijs hoeft niet steeds door partijen te zijn overeengekomen (art. 7:4). Wanneer er sprake is van een ruilovereenkomst (7:49) in plaats van een koopovereenkomst en de wederpartij zich verbindt een zaak te geven, dan is via de schakelbepaling (art. 7:50) de kooptitel van overeenkomstige toepassing. Op de koper rust in de regel slechts de verbintenis om de koopprijs te betalen. Op hem rust dus niet de verbintenis om de gekochte zaak in ontvangst te nemen. Maar als de koper de zaak niet in ontvangst neemt zal hij wel in verzuim raken.

Verbintenissen verkoper
Uit de verkopers verbintenis om de zaak af te geven leidt de wetgever drie verbintenissen van de verkoper af:
1. Eigendom verkochte zaak aan koper overdragen (art. 7:9 lid 1)
Op de verkoper rust de verbintenis het eigendom van de verkochte zaak aan de koper over te dragen (art. 7:9 lid 1). Wanneer de verkoper (zoals in de regel het geval is) eigenaar is van de verkochte zaak, komt hij deze verbintenis na door zelf zaak aan koper te leveren. Wanneer verkoper er niet eigenaar van is, kan hij deze verbintenis nakomen door degene die er wel eigenaar van is, ertoe te bewegen de zaak, ter nakoming van verkopers verbintenis, aan de koper te leveren (6:30). De verkoper moet ook het eigendom van de ‘toebehoren’ van de zaak (handleiding, garantiebewijs) aan de koper overdragen (art. 7:9 lid 1).

2. Verkochte zaak afleveren (art. 7:9 lid 1)
Op de verkoper rust de verbintenis de verkochte zaak aan de koper af te leveren (art. 7:9 lid 1), wat in de regel voor de verkoper de plicht meebrengt de koper het bezit ervan te verschaffen. De verkoper verschaft de koper bezit van de verkochte zaak aan de koper door de zaak feitelijk af te geven, symbolisch af te geven (autosleutels) of met de koper af te spreken dat hij de zaak voortaan voor koper als eigenaar zal gaan houden. Uit artikel 6:41 blijkt dat aflevering niet gezien moet worden als het letterlijk ‘afleveren’ van de auto bij de koper, de koper moet namelijk volgens art. 6:41 de zaak ophalen bij de verkoper.

3. Afgeleverde zaak moet beantwoorden aan overeenkomst (art. 7:17), de ‘conformiteitseis’
Op de verkoper rust ook de verbintenis dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden (art. 7:17), de ‘conformiteitseis’. De afgeleverde zaak moet op het moment van aflevering aan de overeenkomst beantwoorden. Non-conformiteit kan dus niet na aflevering alsnog ontstaan. Vanaf aflevering is de zaak voor risico van de koper, zodat deze de koopprijs verschuldigd blijft wanneer de zaak pas nadien teniet- of achteruitgaat (art. 7:10 lid 1). Deze verbintenis brengt, anders dan de twee eerdergenoemde, niet mee dat de verkoper een prestatie moet verrichten, maar dat op hem een resultaatsverbintenis rust (Jac. Hijma: ‘kale resultaatsverbintenis’)

Categorieën non-conformiteit
Aan conformiteiteis is in volgende categorieën gevallen niét voldaan (art. 7:17):
- andere zaak wordt afgeleverd dan overeengekomen
- zaak van andere soort wordt afgeleverd dan overeengekomen
- afgeleverde zaken wijken in getal, maat of gewicht van overeenkomst af (lid 3)
-afgeleverde zaak heeft niet eigenschappen die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dit is ook het geval wanneer de zaak niet de eigenschap heeft die nodig is voor normaal gebruik ervan (en koper op afwezigheid van deze eigenschap niet bedacht hoefde zijn) of in geval van bijzonder gebruik ervan dat bij de overeenkomst was voorzien (lid 2). Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de koper een horloge aanschaft en kenbaar maakt aan de verkoper dat hij er mee wil gaan diepzeeduiken en wanneer het horloge vervolgens bij de eerste duik waterschade oploopt.

Non-conformiteit (art. 7:17 BW) levert altijd een tekortkoming van de verkoper in de nakoming van de verbintenis op, vaak is non-conformiteit ook een grond voor een beroep van de koper op dwaling (vb. HR NJ 95, 614). In sommige gevallen levert non-conformiteit geen dwalingsberoep op. Dit is bijvoorbeeld het geval wanner de verkoper de gekochte stoelen niet inpakt om te vervoeren terwijl dit wel afgesproken was met de koper. Voor een beroep op dwaling moet er sprake zijn van een onjuiste voorstelling van zaken, dit is niet het geval, de koper koopt precies wat hij in de overeenkomst heeft afgesproken. Vernietiging gaat niet gepaard met een schadevergoeding op positief contractsbelang, dit is wel het geval bij ontbinding.

Klachtplicht koper (art. 7:23 lid 1)
Koper dient binnen bekwame tijd bij verkoper over non-conformiteit te klagen, te rekenen vanaf het moment waarop de koper de non-conformiteit had moeten ontdekken (of zoveel eerder als hij non-conformiteit feitelijk had ontdekt) (7:23 lid 1). Klaagt de koper niet op tijd, dan vervallen alle rechten van non-conformiteit van de koper, zelfs een beroep op dwaling. Het hoofddoel van de klachtplicht is dan ook om de verkoper te behoeden voor laattijdige klachten die zijn mogelijkheden beperken om te betwisten dat de afgeleverde zaak non-conform was.

Korte verjaringstermijn vorderingen koper i.g.v. non-conformiteit slide 17

Koper heeft i.g.v. non-conformiteit recht op nakoming in de vorm van:
a. aflevering ontbrekende
b. herstel zaak mits hieraan redelijkerwijs is te voldoen
c. vervanging zaak tenzij gebrek te gering is of koper afgeleverde zaak heeft verwaarloosd (art. 7:21 lid 1)

Verkoper is tot deze vromen van nakoming gehouden:
- binnen redelijke termijn
- zónder dat hij koper hiervoor kosten in rekening kan brengen
- zónder dat hij koper ernstige overlast bezorgt (art. 7:21 leden 2 en 3)

Kopers rechten op schadevergoeding en ontbinding op grond van non-conformiteit of andere tekortkoming van de verkoper volgen uit Boek 6 BW (art. 6:74 e.v. resp. 6:265 e.v.)

Bijzondere koop: consumentenkoop (art. 7:5 BW)
Een consumentenkoop is een koop waarbij de verkoper professional is, waarbij de koper consument is van een roerende zaak. Hieronder valt ook een roerende zaak die registergoed is (bijvoorbeeld een schip) en elektriciteit. Leidingwater valt er niet onder. De consumentenkoop is ook van toepassing wanneer een timmerman een nog door hem te vervaardigen kast aan een consument verkoopt. Dit wordt een aannemingsovereenkomst genoemd, maar omdat dit een gemengde koop-/aannemingsovereenkomst is, valt dit toch onder ‘consumentenkoop’ (lid 4).

Gevolgen consumentenkoop slide 20…
Een afwijking van afd. 7.1-7.7 BW ten nadelen van de consumentkoper is niet toegestaan. Er is sprake van vernietigbaarheid wanneer er een afwijkend beding ten nadelen van de consumentkoper afgesproken is.

Garanties’ bij consumentkoop (art. 7:6a)
Wanner er garantie is afgegeven, is de verkoper gehouden de garantie waar te maken. De garantie kan geen afbreuk doen aan wettelijke rechten van de consument (art. 7:6a).

Conformiteit bij consumentenkoop (art. 7:18)
Een beroep op non-conformiteit is voor de consumentkoper vergemakkelijkt. Uit artikel 7:18 lid 1 blijkt dat mededelingen van de professionele voorschakel van de verkoper (fabrikant of groothandel) in de regel aan de verkoper worden toegerekend, zodat ook deze mededeling meetelt voor eigenschappen van de zaak die de consumentkoper van de verkoper mocht verwachten. Uit het tweede lid van artikel 18 volgt dat wanneer non-conformiteit zich binnen 6 maanden na aflevering aan de consumentenkoper openbaar er een wettelijk vermoeden is dat de zaak al ten tijde van aflevering non-conform was, zodat de verkoper het tegendeel moet bewijzen.

Klachtplicht consumentkoper
De regels van de klachtplicht zijn ten behoeve van de consument versoepelt. De consumentkoper hoeft slechts te klagen indien hij non-conformiteit feitelijk heeft ontdekt. Dus wanneer de consumentkoper binnen twee maanden na de feitelijke ontdekking klaagt, is hij in ieder geval op tijd met zijn klacht. Domme consumenten worden dus beschermt. De bekwame tijdstermijn begint pas te lopen wanneer hij dus feitelijk ontdekt heeft dat het gekochte paard een kribbebijter is, ook als hij dit al eerder had moeten weten. Als de koper binnen twee maanden klaagt over zijn dier is hij altijd nog op tijd.

Sterk recht consumentkoper op nakoming in geval van non-conformiteit
Er is sprake van een sterk recht van de consumentkoper op nakoming in geval van non-conformiteit. Er is alleen geen recht op herstel of vervanging indien nakoming door de verkoper onmogelijk of niet te vergen is (art. 7:21 lid 4). Nakoming is van de verkoper niet te vergen bij een wanverhouding tussen de kosten van nakoming en de kosten van een andere remedie die de koper ook soelaas biedt (art. 7:21 lid 5). Uit het arrest HvJ Weber/Wittmer blijkt dat wanneer herstel of vervanging de enige mogelijkheid is om de consumentkoper genoegdoening te geven, dat hem deze remedie dan in ieder geval toe komt.

Recht consumentkoper op ontbinding
Consumentkoper heeft in geval van non-conformiteit slechts recht op ontbinding of prijsvermindering indien:
- herstel/vervanging onmogelijk of niet te vergen is; of
- verkoper in nakoming van de verbintenis tot herstel/vervanging tekortschiet (art. 7:22 lid 2)
Verschil art. 7:22 lid 2 met algemene recht op ontbinding wegens een tekortkoming (art. 6:265): recht consumentkoper op ontbinding of prijsvermindering op grond van non-conformiteit is subsidiair.
Consumentkoper: soms geen recht op schadevergoeding
De verkoper is niet aansprakelijk op grond van non-conformiteit voor daardoor ontstane persoonsschade of schade aan privé spullen. Tenzij de verkoper het gebrek kende of moest kennen, de verkoper de afwezigheid van het gebrek garandeerde, of de schade aan de privé spullen minder dan €500 bedraagt (art. 7:24). Voor andere schadeposten is de verkoper bij de consumentenkoop wel aansprakelijk en heeft hij steeds regres op zijn voorschakel (art. 7:25).

Koop op afstand
Definitie koop op afstand (7:46b): overeenkomst is ‘op afstand’ tot stand gekomen. De verkoper heeft een georganiseerd systeem waardoor contracten uitsluitend tot stand komen met behulp van een techniek voor communicatie op afstand. De consumentenkoop op afstand brengt de plicht mee van de verkoper om zowel voor als na contractsluiting informatie te verstrekken (art. 7:46c).

 

 

Werkgroep contractenrecht 2 - week 10

De koopovereenkomst
De koopovereenkomst is geregeld in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De boeken 3 en 6 gelden ook voor de koopovereenkomst, maar wat er in boek 7 staat gaat boven boek 3 en 6 met betrekking tot de koopovereenkomst.

Er is sprake van een consumentenkoop in geval van art. 7:5 BW
-roerende zaak (incl. elektriciteit) - art. 3:2 BW
-koper is een natuurlijk persoon
-verkoper handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf

-het kopen van een huis is dus geen consumentenkoop omdat een huis een onroerende zaak is
-het kopen van een vliegtuig ticket is ook geen consumentenkoop maar een vervoersovereenkomst, het is namelijk geen roerende zaak maar een dienst.

In art. 3:2a staat dat een dier geen zaak is maar deze wel als zaak aangemerkt mag worden

Tekortkoming en non conformiteit
Boek 7 geeft alleen regels als er iets is afgeleverd maar het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt.

Non-conformiteit is een open norm. Het hangt er van af wat je mag verwachten van het product wat je hebt gekocht. Dat wat je mag verwachting is dus heel anders van een tweedehands product dan van een nieuwe wasmachine van de Mediamarkt.
Als er sprake is van een non-conform product heb je als koper een aantal rechten:
-nakoming
-ontbinding
-schadevergoeding
-opschorting

 

Boek 3-6

Boek 7 Koopovereenkomst

Boek 7 Consumentenkoop

Boek 7 Consumentenkoop op afstand

Nakoming

Art. 3:296

Art. 7:20-21

Art. 7:20-21

Art. 7:20-21

Schadevergoeding

Art. 6:74

Art. 6:74

Art. 6:74 jo 7:24

Art. 6:74 jo 7:24

Ontbinding

Art. 6:265

Art. 6:265

Art. 6:265 jo 7:22 lid 1 en 2

Art. 6:265 jo 7:22 lid 1 en 2 of 7:46d

Verjaring

Art. 3:307 ev.

Art. 7:23 lid 2

Art. 7:23 lid 2

Art. 7:23 lid 2

Je moet zelf bewijzen dat er sprake is van een tekortkoming. Bij de consumentenkoper is dat anders. Als het product binnen een half jaar kapot gaat wordt er vanuit gegaan dat het product al kapot was toen het geleverd werd. De verkoper zou eventueel kunnen bewijzen dat de koper hem zelf kapot heeft gemaakt art. 7:18.

Overzicht met betrekking tot tekortkoming en non conformiteit

Algemeen verbintenissen recht

Koopovereenkomst, art. 7:1

Consumentenkoop, art. 7:5

Tekortkoming:
-niet
-te laat
-verkeerd

Verkeerd leveren:
Art. 7:17 non conformiteit

Verkeerd leveren:
Art. 7:17 jo 7:18 non conformiteit

 

Zaak heeft niet het nut dat de koper mocht verwachten

Zaak heeft niet het nut dat de koper mocht verwachten

 

 

Art. 7:18 lid 2 het bewijsvermoeden is voor de consumentkoper

Je kan artikel 6:74 alleen maar noemen als er sprake is van schadevergoeding op grond van tekortkoming.

Art. 7:24 is een speciaal artikel voor schadevergoeding in geval van een consumentenkoop. Uit lid 2 sub c jo 6:190 lid 1 sub b blijkt dat als er sprake is van schade aan een zaak voor gebruik in de privesfeer, dan is de verkoper alleen verplicht schadevergoeding te betalen tot €500.

Klachtplicht
Als je je klachtplicht schendt verlies je al je rechten en bevoegdheden. Bij een normale koopovereenkomst dan gaat je klachttermijn lopen
De termijn van de consumentkoper gaat pas lopen wanneer hij het ondekt heeft.
De consumentkoper heeft dus geen onderzoeksplicht en wordt beter beschermt ten opzichte van de normale koper.

Klachtplicht

Algemeen verbintenissen recht

Koopovereenkomst

Consumentenkoop

Art. 6:89

Art. 7:23

Art. 7:23

Onderzoeksplicht

Onderzoeksplicht
HR Pouw/Visser

Binnen 2 maanden na ontdekking melden is in ieder geval op tijd

 

Het recht op ontbinding bij non-conformiteit is bij consumentenkoop subsidiar. De consumentkoper kan alleen ontbinden als hij is de verkoper de kans heeft gegeven de zaak te laten repareren of ontvangen. Dit volgt uit artikel 7:22 lid 2.

 

Hoorcollege contractenrecht 2 vrijdag - week 10

Responsiecollege

Ratio verzuimregeling:
De schuldenaar heeft in beginsel recht op een tweede kans. Dit is zinloos indien nakoming blijvend onmogelijk is. In geval van blijvende onmogelijkheid is er direct recht op schadevergoeding en direct recht op ontbinding. Er hoeft dan dus niet eerst in verzuim gesteld te worden. In geval van tijdelijke onmogelijkheid is er bij ontbinding geen verzuim nodig, maar is er bij schadevergoeding wel verzuim vereist.

Verschil tussen ENAC en het algemeen opschortingsrecht
Als er sprake is van een wederkerige overeenkomst (beide partijen nemen verbintenissen opzich in de hoop om een prestatie van de ander te verkrijgen), dan ga je eerst kijken of opschorting mogelijk is op grond van art. 6:262 BW. In dit geval moet er sprake zijn van voldoende samenhang: tegenover elkaar staande verbintenissen. Er staat dan een hoofdverbintenis tegenover een hoofdverbintenis. Dit is niet mogelijk bij schuldeisersverzuim art. 6:54 sub a BW. Indien nakoming blijvend onmogelijk is kan de ENAC wel toegepast worden. De ENAC kan ook toegepast worden als voorloper van de ontbinding van een overeenkomst. De koper heeft dan dus te tijd om te bedenken of hij weldegelijk wil ontbinden of juist wil nakomen.

In geval van art. 6:52 BW is het samenhang vereiste soepeler. Het moet gaan om verbintenissen die uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. Bijvoorbeeld dezelfde overeenkomst, of uit overeenkomsten die samenhangen met eerdere prestaties. Het is niet mogelijk een beroep te doen op art. 6:52 BW in geval van:
- Schuldeisersverzuim (art. 6:54 sub a BW)
- Indien nakoming blijvend onmogelijk is (art. 6:54 sub b BW)
- Indien geen beslag op vordering is toegestaan (art. 6:54 sub c BW)
- Indien schuldeiser zekerheid heeft gesteld (art. 6:55 BW)

Beperkende werking van R&B
Uit een overeenkomst of uit de wet (art. 6:248 lid 1 BW) vloeit een recht of een verweermiddel voort. Het toepassen van een wetbepaling of het uitoefenen van een recht leidt in dit geval tot onacceptabele gevolgen. Dit is bijvoorbeeld een beroep op een exoneratie in geval van opzet. Uit art. 6:248 lid 2 volgt dan dat de bepaling uit de overeenkomst of de wet niet toepasbaar is. Echter moet er terughoudend gebruik gemaakt worden van de beperkende werking van de R&B. Het toepassen van de rechtsregel moet onaanvaardbaar zijn, dit is niet snel het geval.

Deze maatregelen kunnen nagenoeg dezelfde werking hebben als de beperkende werking van de R&B. De keuze voor deze maatregelen ligt bij de schuldeiser.
- Art. 6:94 en 109 BW (matiging boete en schadevergoeding)
- Art. 6:233 sub a BW (onredelijk bezwarend beding)
- Art. 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden)
- Rechtsverwerking en klachtplicht (art. 6:89 en 7:23 BW)

Soorten schadevergoeding
Er kan zowel vervangende als aanvullende schadevergoeding gevorderd worden.
In geval van vervangende schadevergoeding treedt de schadevergoeding in de plaats van de oorspronkelijke vordering. Het gaat hier om schade doordat de prestatie zelf niet is geleverd. Indien nakoming nog mogelijk is (niet blijvend onmogelijk), is er verzuim vereist en ook een omzettingsverklaring (art. 6:87). Indien nakoming niet meer mogelijk is, dan heeft verzuim natuurlijk geen zin. Wel heb je een omzettingsverklaring nodig omdat het aan de schuldeiser is of hij kiest voor vervangende schadevergoeding of ontbinding. In geval van aanvullende schadevergoeding wordt altijd het positief contractsbelang vergoed, dus ook de gederfde winst.
In geval van aanvullende schadevergoeding gaat het vaak om een hoger bedrag dan bij de vervangende schadevergoeding. Dit komt doordat aanvullende schadevergoeding vaak bestaat uit:
Vertragingsschade: schade die je leidt omdat niet op tijd wordt betaald/schade doordat te laat geleverd wordt. In dit geval is de omvang nog te beïnvloeden door alsnog na te komen -> verzuim vereist. Wanneer er sprake is van een te late betaling dan is de schade gefixeerd: wettelijke rente art. 6:119 en de wettelijke handelsrente art. 119a BW.
Transactieschade: schade aan geleverde zaak zelf. De omvang van de schade is nog te beïnvloeden door alsnog na te komen -> verzuim vereist.
Gevolgschade: in geval van gevolgschade kan de schade niet verminderd worden door alsnog een conforme zaak te leveren. Op grond van het Kinheim/Pelders arrest is in geval van gevolgschade nakoming blijvend onmogelijk. Er hoeft dus geen ingebrekestelling ingesteld te worden. Onder gevolgschade valt:
- schade aan andere zaken
- letselschade
- (soms) gederfde winst
Economisch perspectief
Efficient breach theory: Hoe komt de verkochte zaak zo snel mogelijk bij degene die er het meest voor over heeft? Volgens deze theorie zal de directe levering aan een tweede koper leiden tot lagere maatschappelijke kosten dan het doorleveren door koper 1 aan koper 2. Het doorleveren zou namelijk extra vervoerskosten en extra gerechtelijke kosten met zich meebrengen.

Binding volmachtgever aan de overeenkomst
Uitgangspunt: de volmachtgever is alleen gebonden aan de overeenkomsten die hij zelf gewild heeft. Er zijn echter twee mogelijkheden:
1. Tussenpersoon deed alles goed art. 3:66 BW)
-tussenpersoon handelt in naam van achterman
-tussenpersoon blijft binnen de grenzen van zijn bevoegdheid
2. Tussenpersoon overschreed de grenzen van zijn bevoegdheid, waardoor de volmachtgever niet krijgt wat hij wil. Als de volmachtgever toch de overeenkomst wel ziet zitten kan hij alsnog akkoord gaan en bekrachtigen (art. 3:69 BW). Dan is de overeenkomst alsnog terug te voeren op wilsovereenstemming tussen de derde en de volmachtgever.

Wanneer de volmachtgever de overeenkomst niet wil en dus niet bekrachtigd is er sprake van de schijn van volmacht art. 3:61 lid 2 BW. In dit geval wordt de derde beschermd omdat de derde erop mocht vertrouwen dat tussenpersoon bevoegd was. De derde mag gerechtvaardigd vertrouwen wanneer er sprake is van een toedoen (gedraging) van de achterman. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de aanstelling door de AH van een caissière: deze mag dan dus naar verwachting de boodschappen van de AH verkopen.
Het arrest van hierbij hoort is HR ING/Bera.

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Contractenrecht UvA

Contractenrecht

Contractenrecht

Algemene Voorwaarden, Prof.dr. M.B.M. Loos

Bij koopovereenkomsten zijn veelal algemene voorwaarden van toepassing. Omdat in deze algemene voorwaarden nogal wat bepalingen zijn vastgelegd die zowel de koper als de verkoper binden, is het van wezenlijk belang dat de koper van deze voorwaarden op de hoogte is. Om dit te bereiken is hier een wettelijk stelsel voor opgenomen in Boek 6 BW. De wettelijke regeling in art. 6:234 BW bepaalt in beginsel dat de algemene voorwaarden ter hand gesteld moeten worden. Voor overeenkomsten met dienstverrichters waarop de dienstenrichtlijn van toepassing is, geldt echter een veel soepeler informatieplicht. Niet relevant hiervoor is of de dienst op afstand wordt verricht, op de plaats waar de afnemer woont of gevestigd is wordt geleverd, dan wel ten kantore van de dienstverrichter. Het is in principe ook niet relevant of de wederpartij een grote of kleine rechtspersoon of een consument is, maar uit regelgeving voor consumentenovereenkomsten vloeien weer andere regels voort waar rekening mee dient te worden gehouden. 

Om te kijken of er sprake is van de soepelere informatieplicht, dient te worden vastgesteld wat onder het bereik van de dienstenrichtlijn valt. Uit de overwegingen bij de dienstenrichtlijn wordt duidelijk dat het begrip 'dienst' in beginsel zeer ruim moet worden opgevat: de diensten waarop de richtlijn betrekking heeft, betreffen onder meer zakelijke diensten zoals de diensten van management-consultants, certificering en tests, faciliteitenbeheer, het onderhoud van kantoren, reclamediensten, de werving van personeel en diensten van handelsagenten, maar ook diensten die zowel aan bedrijven als aan particulieren worden verleend, zoals juridische of fiscale bijstand, diensten in de vastgoedsector zoals makelaarsdiensten, of de bouwsector, zoals de diensten van architecten, de distributiehandel, de organisatie van beurzen, autoverhuur en reisbureaus. Ook consumentendiensten op het gebied van toerisme vallen onder de werking van de richtlijn. Uit het door de Europese Commissie opgestelde Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn blijken nog veel meer voorbeelden. De opsomming in het Handboek is nadrukkelijk niet limitatief bedoeld. Uit de opsommingen in de overweging van de preambule en het Handboek blijkt ook nadrukkelijk dat in ieder geval huurovereenkomsten betreffende roerende zaken onder de werking van de dienstenrichtlijn vallen. Volgens de schrijver is er geen reden om anders te oordelen ten aanzien van de huur van onroerende zaken. 

In art. 2 van de dienstenrichtlijn worden een aantal diensten uitgezonderd van het toepassingsgebied van de richtlijn. Voor overeenkomsten betreffende diensten die niet onder de richtlijn vallen geldt derhalve niet de regeling van art. 6:230c en 230e BW, maar de regeling van art. 6:234 BW. 

Een dienstverrichter kan volgens art. 6:234 lid 1 jo. artikel 6:230c BW aan de informatieplicht voldoen door:

  • De algemene voorwaarden te verstrekken;
  • Deze voor de wederpartij gemakkelijk toegankelijk te maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;
  • De algemene voorwaarden voor de wederpartij gemakkelijk elektronisch toegankelijk te maken op een door de dienstverrichter medegedeeld adres;
  • De algemene voorwaarden op te nemen in door hem verstrekte contractsdocumenten.

Wanneer de overeenkomst op schrift gesteld is, dient de informatieplicht vóór.....read more

Access: 
JoHo members
Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Hoofdstuk 4.5.3 – 4.6

 

Bedreiging

Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand door een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling wordt bewogen, door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen (art. 3:44 lid 2 BW). Iemand pleegt dan een rechtshandeling uit angst. Er bestaan twee vormen van bedreiging: met een geoorloofd en met een ongeoorloofd middel. Een ongeoorloofd middel is bijvoorbeeld met geweld, gijzeling of chantage. Een geoorloofd middel (tot bedreiging) is op zichzelf toelaatbaar, maar in de omstandigheden onrechtmatig (in de zin van art. 6:162 lid 2 BW). Bedreiging met een geoorloofd middel is bijvoorbeeld het dreigen te ontruimen wegens het niet betalen van de huur, beslag te leggen op goederen, aanvragen van faillissement. Vaak kan grote economische druk worden uitgeoefend. Er kan dan ook sprake zijn van misbruik van omstandigheden (zie hieronder).

 

Er moet bij bedreiging net als bij dwaling en bij bedrog een causaal verband zijn tussen de bedreiging en het sluiten van de overeenkomst. Daarnaast moet een redelijk oordelend mens door de bedreiging ook moeten zijn beïnvloed. Wel moet rekening gehouden worden met persoonlijke omstandigheden van het geval.

Misbruik van omstandigheden

Misbruik van omstandigheden vertoont overeenkomsten met bedreiging. Van misbruik van omstandigheden is sprake wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling en diegene daar misbruik van maakt (art. 3:44 lid 4 BW). Iemand maakt misbruik wanneer zij een prestatie bedingt die zij niet had behoren te bedingen. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn in de in art 3:44 lid 4 BW genoemde omstandigheden. Ook dient hier een causaal verband te zijn tussen de omstandigheid en de rechtshandeling.

 

Er bestaan twee soorten omstandigheden. Iemand bevindt zich in een dwangpositie of iemand kan door zijn geestelijke of psychische toestand zijn belangen niet overzien. Iemand kan in een dwangpositie verkeren door een economische afhankelijkheid (bijv een monopolie), maar ook door noodsituatie. Een psychische toestand kan bijvoorbeeld angst zijn. Het verschil met bedreiging is dat de angst niet is bevorderd door de ander. Een gevolg van het verschil tussen misbruik van omstandigheden en bedreiging is onder meer toepasselijkheid van art. 3:54 BW, dit kan bij misbruik van omstandigheden wel en bij bedreiging niet.

 

Bij misbruik van omstandigheden moet wederom sprake zijn van een causaal verband, waar de wederpartij zich van bewust moet zijn geweest.

 

Art 3:44 lid 5 BW bepaalt dat indien de overeenkomst tot stand komt met een wilsgebrek veroorzaakt door een derde, dit niet tegenwerpbaar is aan de wederpartij.

 

Actio Pauliana

Wanneer een schuldenaar een onverplichte rechtshandeling verricht, terwijl hij weet of behoort te weten dat hij daarmee een of meer schuldeisers zal benadelen, kan een benadeelde schuldeiser deze rechtshandeling vernietigen (art. 3:45 lid 1 BW). Het gaat hier dan om het benadelen van schuldeisers in hun verhaal. Hieronder valt dus niet de nakoming.

 

Onverplicht betekent dat er geen verplichting uit.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege contractenrecht 2 - week 4

Algemene voorwaarden en vertegenwoordiging op grond van volmacht

Algemene voorwaarden
Voorbeelden:

‘De directie stelt zich niet aansprakelijk voor zoekgeraakte eigendommen’
‘Bij annulering keuken moet koper schadevergoeding betalen ter hoogte van 50% van de koopprijs’.

Definitie algemene voorwaarden (AV) art. 6:231 sub a BW
Deze definitief valt in drie onderdelen uiteen
1. Bedingen, partij afspraken. Beide partijen moeten de AV overeen zijn gekomen. De AV gelden niet automatisch.
2. Bestemmingscriteria: met bestemming om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt. Dit kan je zien wanneer er het woord ‘algemene voorwaarden’ gebruikt is boven een schriftelijk document of wanneer de gebruiker de AV heeft ‘gedeponeerd te griffie van de Rb. Den Haag onder nr…’
3. Kernbedingen zijn (tenzij ze onduidelijk zijn) geen algemene voorwaarden
Kernbedingen kunnen nooit algemene voorwaarden zijn. Wat je koopt en de prijs waarvoor je iets koop zijn beide kernbedingen bijvoorbeeld een meloen voor €5,-.

Voordeel: Het gebruiken van algemene voorwaarden zorgt ervoor dat contracteren gestandaardiseerd wordt. Dit verminderd de transactiekosten en zorgt dus voor efficiëntie.
Nadeel: De inhoud van de AV is vaak onbekend voor de wederpartij. Daarnaast staan er vaak nadelige dingen in de algemene voorwaarden voor de wederpartij, want het is eenzijdig opgesteld en dus in voordeel van de opsteller.

Hoofdlijnen afd. 6.5.3 BW
Een van de hoofdlijnen van deze afdeling is dat er snelle gebondenheid van de wederpartij is aan de algemene voorwaarden art. 6:231. Maar de wederpartij wordt wel tegen gebondenheid beschermd met behulp van vernietigingsgronden:
- Bescherming tegen de inhoudelijke onbekendheid, de gebruiker moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om van de AV kennis te nemen (art. 6:233 onder b)
- Toetsing van de inhoud van de AV op onredelijke bezwarendheid (art......read more

Access: 
Public
Oefenpakket Contractenrecht

Oefenpakket Contractenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013


 

Casusvragen mei 2010

Casus I: Slagerij Silvia

Silvia neemt op 1 januari de goed lopende slagerij van Julia in de binnenstad over en verwerft van deze ook de eigendom van het pand waarin deze slagerij is gevestigd alsook de eigendom van de daar aanwezige machines van Julia. Wanneer Silvia op 2 januari de deuren van haar slagerij, die zij toepasselijk ‘Slagerij Silvia’ heeft genoemd, opent, merkt ze tot haar plezier dat de loop er meteen goed in zit.

Een van de redenen waarom Silvia geïnteresseerd was in de overname van Julias slagerij was dat deze een langdurig contract met Schoon had gesloten waarbij deze laatste zich tegen een laag tarief jegens Julia heeft verbonden tot onderhoud van de machines in de slagerij. Schoon weigert echter om dit contract jegens Silvia na te komen.

 

1)      Staat Schoon in zijn recht?

In het aangrenzende pand wordt druk getimmerd en een week later blijkt waartoe dit heeft geleid: een slagerij die wordt geëxploiteerd door … Julia. Het laat zich raden dat Silvia haar zojuist verworven klanten binnen de kortste keren kwijt is aan Julia. In het schriftelijke contract met Julia is wel voorzien in een vergoeding voor de zogenaamde ‘goodwill’ die Julia in de loop der jaren had opgebouwd, maar is niets bepaald met betrekking tot de vraag of Julia Silvia concurrentie mag aandoen. Onder ‘goodwill’ wordt in dit verband verstaan de mogelijkheid om winst te behalen op basis van de contacten die Julia in de loop der jaren heeft opgebouwd.

 

2)      Heeft Silvia er recht op dat Julia deze concurrentie staakt?

Al op 1 februari ontstaan vochtige plekken in de kelder van het pand. Aangezien Silvia de vochtplekken niet helemaal vertrouwt, maar geen verstand heeft van bouwkundige zaken, geeft ze aan bouwkundig bureau Bouma opdracht te onderzoeken of de plekken iets om het lijf hebben. Vier maanden later komt Bouma met een rapport waaruit blijkt dat het ernstig mis is: de vochtplekken zijn het gevolg van diverse grote scheuren in de fundering en in muren van het pand. Silvia stuurt dit rapport de volgende dag door naar Julia. Wanneer Julia in het rapport leest dat Silvia al vier maanden geleden opdracht aan Bouma heeft gegeven tot het onderzoek en dus al vier maanden geleden van de vochtige plekken wist, weet Julia genoeg en wijst ze elke aansprakelijkheid af.

 

3)      Op welke grond zal Julia elke aansprakelijkheid afwijzen? Is deze afwijzing gegrond?

Stel dat Julia aansprakelijk is voor de schade, maar Silvia er door de drukte in haar slagerij maar niet toe komt om tegen Julia een rechtsvordering tot schadevergoeding in te stellen.

     

4) Hoe lang kan Silvia wachten met het instellen van deze rechtsvordering? Kan Silvia.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege contractenrecht I - week 1

Inleiding in het contractenrecht
Een contract is de belangrijkste bron van verbintenissen. Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, welke op geld baseerbaar is. Er zijn twee rechtssubjecten (personen) , de crediteur, degene die recht heeft op een prestatie en de debiteur, degene die de crediteur een prestatie verplicht is.

Bronnen van verbintenissen
Er zijn verschillende bronnen van verbintenissen. Allereerst zijn er drie bronnen uit het aansprakelijkheidsrecht, te noemen, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en zaakwaarneming. Daarnaast zijn er nog drie bronnen gebaseerd op de stof van het contractenrecht. Allereerst de onverschuldigde betaling waarbij bijvoorbeeld de Gemeente Amsterdam aan ingezetenen te hoge bijdragen in woonkosten overmaakt. Daarnaast het contract of obligatoire overeenkomst, indien een contract een verbintenis in het leven roept, noemt men dit contract een obligatoire overeenkomst. Ten derde een toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie), bijvoorbeeld een verkochte auto die niet aan de koper geleverd wordt, maar uiteindelijk verkocht wordt aan een tweede koper die meer geboden heeft.

In het arrest Vermobo/Van Rijswijk komen de volgende bronnen naar voren: contract, onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.

Verbintenissen moeten voortvloeien uit de wet (art. 6:1 BW)
Onrechtmatige daad 6:162 BW
Ongerechtvaardigde verrijking art 6:212 BW
Zaakwaarneming art. 6:198 BW
Onverschuldigde betaling art. 6:203 BW
Contract art. 6:213 en 248 lid 1 BW
Toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie) art. 6:74 BW

Uit het arrest CBB/JPO blijkt dat er ook verbintenissen ontstaan buiten de wet om. Er is nergens in de wet te vinden dat er vergoeding van schade moet zijn wanneer afgebroken onderhandelingen onaanvaardbaar zouden zijn.

Is er in de volgende voorbeelden sprake van een obligatoire overeenkomst?
-Gemeenten spreken af om samen huisafval te verwerken: Dit is een juridisch bindende overeenkomst.
-Trouwen: Dit is wel een overeenkomst maar is niet op geld waardeerbaar dus geen overeenkomst die leidt tot een juridisch bindende overeenkomst.|
-Samen koffie drinken om 13.00 uur bij de Coffee Company: Geen juridisch bindende overeenkomst.

Totstandkoming van contracten
Contracten komen zowel op papier als mondeling tot stand. Aan de totstandkoming van een contract stelt de wet twee minimum eisen. Aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Aanbod een aanvaarding zijn eenzijdige verklaringen de tot.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2429
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.