Collegeaantekeningen Methoden, Technieken en Statistiek 1 (MTS1) - UU
- 1817 reads
College-aantekeningen bij Statistiek voor MTS 1 aan de Universiteit Utrecht - 2016/2017
JoHo WorldSupporter membership (donateurschap): €5,- per jaar
JoHo membership met extra services (abonneeservices):
Online toegang: €10,-
Online toegang + Postbezorg en pickup service + Projectsteun: €15,-
Online toegang + Postbezorg- en pickup service + Extra projectsteun: €20,-
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je kunt op allerlei manieren data verzamelen, maar je moet het ook kunnen samenvatten. Als we dat doen heeft dat beschrijvende statistiek (descriptive statistics).
Wanneer je statistiek gaat beschrijven heb je een populatie nodig die je wilt bestuderen. De grootte wordt aangegeven door de letter N. Maar je kunt het bijna nooit doen onder alle mensen in de populatie, daarom doe je een steekproef en daarvan verzamel je data. Deze is representatief voor de populatie. De grootte van de steekproef wordt aangegeven door de letter n.
Parameter: Een getal (numerieke waarde) dat de gehele populatie beschrijft.
Statistiek: Een getal (numerieke waarde) dat alleen de steekproef beschrijft.
We gaan leren wat je kunt met statistieken. Dus wat we met deze numerieke waarden kunnen en hoe kan je dit terugkoppelen naar de hele populatie, dat is:
Inductieve statistiek: het generaliseren van resultaten uit de steekproef naar de gehele populatie.
Wanneer je dingen wilt gaan meten heb je 2 soorten kenmerken:
Fysieke kenmerken: lengte, gewicht, haarkleur
Abstracte kenmerken (constructs): Moeilijk te meten, bijvoorbeeld agressie, stress, angst.
Dit soort abstracte kenmerken moet je leren meten, dat leer je bij Methoden.
Een variabele is een eigenschap of conditie dat per individu anders kan zijn.
Een variabele is direct te meten, kan je aangeven met bijvoorbeeld X of Y.
Er zijn twee soorten numerieke variabelen:
Discreet (discrete): een beperkt (finite) aantal waarden die de variabele aan kan nemen of de waarden zijn telbaar: ‘Iets wat we kunnen tellen’.
Continu (continuous): Er is een oneindig (infinite) aantal waarden: ‘Iets wat we (nauwkeurig) kunnen meten’.
Frequentietabel: Elke keer als we de waarden die een variabele kan aannemen samen met hoe vaak de variabele deze waarde aanneemt in een tabel zetten.
Proportie/ percentage: welk deel een bepaalde waarde aangeeft
Gegroepeerde frequentietabel: Dan zet je meerdere waarden samen, zodat je niet enorm veel gegevens onder elkaar krijgt. Bij continue scores begin je met de interval waarbij [ gesloten/inclusief betekend en ) open/inclusief.
Je kunt allerlei verschillende grafieken maken:
Histogram: Frequentie verticaal, X horizontaal. De staven liggen tegen elkaar aan. Het is belangrijk de waarden goed te verdelen, anders krijg je hele lage of hele hoge staven.
Polygoon: ‘Een samenvatting van een histogram’. In het midden van elke staaf van een histogram zet je een puntje en daar trek je dan lijnen tussen. Een polygoon begint en eindigt altijd op de x-as! Wanneer je intervallen gebruikt zet je de stippen
Wetenschappelijk onderzoek: goede vragen stellen, proberen iets te leren. Hoe je die vragen beantwoord leer je bij MTS.
Normale kennis (alledaagse kennis) vs. Wetenschappelijke kennis (onderzoek doen)
Kenmerken voor goede wetenschappelijke kennis / onderzoek:
Systematiek
Creatief
Theorie
Objectief
Waarnemingen
Ontologie: zijnsleer. Voordat je gaat onderzoeken moet je wel weten dat het geen wat je onderzoekt bestaat, anders ga je er geen onderzoek naar doen.
Epistemologie: ‘Hoe gaan we het onderzoeken?’
Benaderingen bij sociale wetenschap:
Empirisch-analytische benadering: basis in natuurwetenschappen. Herhaalbaar, controleerbaar, reductie, waardenvrij, kwantitatief (met cijfers). Bijv. The asch experiment, vragenlijst, CBS.
Interpratieve benadering: Verzet tegen emprisch-analytische benadering. Begrijpen, holistisch, waardenverheldering, kwalitatief onderzoek (tekst en beeld). Draait om interpretatie: wat zie ik, wat neem ik waar?
Kritisch-emancipatoire benadering: Gericht op verbetering, waardengebonden. Benadering is geworteld in de marxistische traditie. Bijv. het verbeteren van…. of feministisch onderzoek.
Onderzoeksethiek: Soms kan je niet zomaar experimenteren want dat kan schade toebrengen of er ontstaan implicaties. Er moet dus altijd toestemming zijn.
Empirisch-analytisch: Experiment, survey, bestaande bronnen
Interpretatie onderzoek: Inhoudsanalyse
Kritisch-emancipatoir onderzoek: (etnografisch) Veldonderzoek
Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: doel is kennis verzamelen.
Hierbij hoort de empirische cyclus. Deze doorloop je wanneer je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de juiste manier wilt doen.
Het begint met Observatie (startpunt onderzoek), daarna komt Inductie (voorlopige conclusies en theorie). Dit wordt gevolgd door Deductie (vanuit theorie een voorspelling formuleren). Daarna komt toetsing en ten slotte evaluatie (Kennisprobleem opgelost?) en begin je weer van vooraf aan.
Toegepast wetenschappelijk onderzoek/ praktijkgericht: doel is om een oplossing te vinden voor problemen in de praktijk.
Hierbij hoort de regulatieve cyclus: Zelfde als empirische cyclus maar bij evaluatie maak je een keuze voor de maatschappij i.p.v. dat je je afvraagt of het kennisprobleem is opgelost.
Later zal er nog verder op deze soorten onderzoek en cyclus in worden gegaan.
Als je je aan de stappen van deze cyclus houdt wordt onderzoeken makkelijker. En andere onderzoeken kan je hiermee controleren.
Observatie: startpunt van het onderzoek
Inductie: op basis van wat je ziet een voorlopige conclusie trekken, er is dus theorievorming.
Deductie: vanuit theorie een voorspelling formuleren.
Toetsing: Kijken of gegevens de voorspelling ondersteunen.
Evaluatie: Kennisprobleem opgelost?
Aangezien we het boek.....read more
Hoofdstuk 1 van de voorgeschreven statistiek literatuur
Je kunt op allerlei manieren data verzamelen, maar je moet het ook kunnen samenvatten. Als we dat doen heeft dat beschrijvende statistiek (descriptive statistics). Wanneer je statistiek gaat beschrijven heb je een populatie nodig die je wilt bestuderen. De grootte wordt aangegeven door de letter N. Maar je kunt het bijna nooit doen onder alle mensen in de populatie, daarom doe je een steekproef en daarvan verzamel je data. Deze is representatief voor de populatie. De grootte van de steekproef wordt aangegeven door de letter n.
Parameter: een getal (numerieke waarde) dat de gehele populatie beschrijft.
Statistiek: een getal (numerieke waarde) dat alleen de steekproef beschrijft.
Deze collegereeks draait om het leren omgaan met statistiek, het kunnen bepalen van numerieke waarden en het terugkoppelen hiervan naar de hele populatie.
Inductieve statistiek: het generaliseren van resultaten uit de steekproef naar de gehele populatie.
Wanneer je dingen wilt gaan meten, heb je twee soorten kenmerken:
Fysieke kenmerken: lengte, gewicht, haarkleur
Abstracte kenmerken (constructs): moeilijk te meten, bijvoorbeeld agressie, stress, angst.
Dit soort abstracte kenmerken moet je leren meten, hier wordt nader op ingegaan bij het onderdeel methoden van deze collegereeks.
Een variabele is een eigenschap of conditie dat per individu anders kan zijn.
Een variabele is direct te meten, kan je aangeven met bijvoorbeeld X of Y.
Er zijn twee soorten numerieke variabelen:
Discreet (discrete): een beperkt (finite) aantal waarden die de variabele aan kan nemen of de waarden zijn telbaar: ‘Iets wat we kunnen tellen’.
Continu (continuous): er is een oneindig (infinite) aantal waarden: ‘Iets wat we (nauwkeurig) kunnen meten’.
Hoofdstuk 2 van de voorgeschreven statistiek literatuur
Frequentietabel: elke keer als we de waarden die een variabele kan aannemen samen met hoe vaak de variabele deze waarde aanneemt in een tabel zetten.
Proportie/ percentage: welk deel een bepaalde waarde aangeeft
Gegroepeerde frequentietabel: dan zet je meerdere waarden samen, zodat je niet enorm veel gegevens onder elkaar krijgt. Bij continue scores begin je met de interval waarbij [ gesloten/inclusief betekend en ) open/inclusief.
Je kunt allerlei verschillende grafieken maken:
Histogram: frequentie verticaal, X horizontaal. De staven liggen tegen elkaar aan. Het is belangrijk de waarden goed te verdelen, anders krijg je hele lage of hele hoge staven.
Polygoon: ‘een samenvatting van een histogram’. In het midden van elke staaf van een histogram zet
Wetenschappelijk onderzoek: goede vragen stellen, proberen iets te leren. Hoe je die vragen beantwoord leer je bij MTS.
Normale kennis (alledaagse kennis) vs. Wetenschappelijke kennis (onderzoek doen).
Kenmerken voor goede wetenschappelijke kennis / onderzoek:
Systematiek
Creatief
Theorie
Objectief
Waarnemingen
Ontologie is een filosofisch begrip en staat voor zijnsleer (het zijn / bestaan van het geheel van dingen / entiteiten). Voor het verrichten van onderzoek moet je zeker weten dat het geen wat je onderzoekt bestaat, anders kun je er geen onderzoek naar doen.
Epistemologie beschrijft in de filosofie de aard, oorsprong en voorwaarden voor en spectrum van kennis, oftewel kennistheorie : ‘Hoe gaan we het onderzoeken?’
Benaderingen in de sociale wetenschappen lopen uiteen:
Empirisch-analytische benadering: basis in natuurwetenschappen. Herhaalbaar, controleerbaar, reductie, waardenvrij, kwantitatief (met cijfers). Bijv. The asch experiment, vragenlijst, CBS.
Interpratieve benadering: verzet tegen emprisch-analytische benadering. Begrijpen, holistisch, waardenverheldering, kwalitatief onderzoek (tekst en beeld). Draait om interpretatie: wat zie ik, wat neem ik waar?
Kritisch-emancipatoire benadering: gericht op verbetering, waardengebonden. Benadering is geworteld in de marxistische traditie. Bijv. het verbeteren van…. of feministisch onderzoek.
Onderzoeksethiek: soms kan je niet zomaar experimenteren want dat kan schade toebrengen of er ontstaan implicaties. Er moet dus altijd toestemming zijn.
Er zijn diverse methoden van onderzoek:
Empirisch-analytisch: Experiment, survey, bestaande bronnen
Interpretatie onderzoek: Inhoudsanalyse
Kritisch-emancipatoir onderzoek: (etnografisch) Veldonderzoek
Onderzoeken in de sociale wetenschappen hebben verschillende doeleinden:
Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: doel is kennis verzamelen.
Hierbij hoort de empirische cyclus. Deze doorloop je wanneer je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op de juiste manier wilt doen. Het begint met observatie (startpunt onderzoek), daarna komt inductie (voorlopige conclusies en theorie). Dit wordt gevolgd door deductie (vanuit theorie een voorspelling formuleren). Daarna komt toetsing en ten slotte evaluatie (kennisprobleem opgelost?) en begin je weer van vooraf aan. Zie college 2 voor nader uitleg.
Toegepast wetenschappelijk onderzoek/ praktijkgericht: doel is om een oplossing te vinden voor problemen in de praktijk.
Hierbij hoort de regulatieve cyclus, die te vergelijken is met de empirische cyclus, maar bij evaluatie maak je een keuze voor de maatschappij in plaats van afvragen of het kennisprobleem daadwerkelijk is opgelost. Later zal er nog verder op deze soorten onderzoek en cyclus in worden gegaan.
Wanneer.....read more
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek, Psychologie Utrecht jaar 1.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie Bachelor 1 - UU op JoHo.org.
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution