Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 II)


MC-vragen

Vraag 1

Hoe laat recht zich volgens de Engelse filosoof John Austin karakteriseren? Het recht:

  1. komt tot stand volgens een bepaalde procedure die onderworpen is aan regels (essential law-making procedures).
  2. komt tot stand door middel van toetsing van het door de soeverein afgekondigde positieve recht aan het natuurrecht.
  3. is niet meer en niet minder dan voorspellen wat de rechters zullen doen.
  4. is een bevel van de soeverein ondersteund met sanctiedreiging.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is onjuist?

  1. De Grondwet is een wet in formele zin en op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  2. De Grondwet is niet een wet in formele zin en dus op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  3. Het Wetboek van Strafrecht bevat het materiële en het Wetboek van Strafvordering bevat het formele Nederlandse strafrecht.
  4. Het Wetboek van Strafrecht is zowel een wet in formele zin als in materiële zin.

Vraag 3

Aan welke vereisten dient het gewoonterecht te voldoen wil het als rechtsbron gelden? De herhaling van de gedraging en de overtuiging dat:

  1. dit noodzakelijk is in een democratische samenleving ter voorkoming van wanordelijkheden.
  2. dit een efficiënte norm oplevert.
  3. men zich zo behoort te gedragen.
  4. dit niet in strijd is met een verdrag.

Vraag 4

Welk van de volgende alternatieven ten aanzien van het Nederlandse bestuursrecht is correct? Het Nederlandse bestuursrecht is het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid en:

  1. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de ambtenaren van het Ministerie van Justitie.
  2. laat zich scherp onderscheiden van het staatsrecht omdat dit laatste rechtsgebied niet op de uitvoerende macht betrekking heeft.
  3. omvat in het bijzonder de regels omtrent de overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven.
  4. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de Nederlandse bestuursrechter.

Vraag 5

In het recht maken we een onderscheid tussen de feitelijke grondslag en de rechtsgrond waarop de vordering is gebaseerd. Welk van de volgende alternatieven is correct? De feitelijke grondslag is:

  1. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus voordat dit twistpunt aan de hand van een rechtsgrond juridisch is gekwalificeerd.
  2. de tweede premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot de toewijzing van de vordering kan concluderen.
  3. de eerste premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot toewijzing van de vordering kan concluderen.
  4. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus opdat we de algemene rechtsvraag kunnen overslaan en direct de toegespitste rechtsvraag kunnen beantwoorden.

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Een a contrario redenering beweegt zich van het specifieke en particuliere naar het algemene en universele, als men naar analogie redeneert, redeneert men daarentegen van specifieke gevolgen naar mogelijke oorzaken.
  2. Een abductieve redenering beweegt zich van het specifieke en particuliere naar het algemene en universele; inductie beweegt zich daarentegen van specifieke gevolgen naar mogelijke oorzaken.
  3. Een a contrario redenering beweegt zich van het specifieke en particuliere naar het algemene en universele; inductie beweegt zich daarentegen van specifieke gevolgen naar mogelijke oorzaken.
  4. Een inductieve redenering beweegt zich van het specifieke en particuliere naar het algemene en universele; abductie beweegt zich daarentegen van specifieke gevolgen naar mogelijke oorzaken.

Vraag 7

Als je tekortkomt in de nakoming van de verbintenissen uit overeenkomst, dan ben je krachtens artikel 6:74 BW gehouden de schade die de wederpartij daardoor lijdt te vergoeden. Auto-importeur Peter Notenboom heeft de 125 auto’s die hij op grond van een koopovereenkomst zou leveren aan autodealer Van Vulpen BV voor een betere dan de met Van Vulpen afgesproken prijs aan een Russische groothandel verkocht. Op de afgesproken datum kan hij dus niet leveren. Peter Notenboom moet de schade die Van Vulpen BV hierdoor lijdt vergoeden. Hoe laat deze rechterlijke redenering zich kenschetsen? Dit is een voorbeeld van een:

  1. modus ponens.
  2. ontkenning van de consequent.
  3. affirmatie van de consequent.
  4. modus tollens.

Vraag 8

Als de rechter op zoek gaat naar de ratio oftewel de bedoeling achter de letterlijke bewoordingen van de wettelijke regel die hij wil gaan toepassen, dan noemt men dit:

  1. rechtsverfijning.
  2. grammaticale interpretatie.
  3. redeneren naar analogie.
  4. teleologische interpretatie.

Vraag 9

Wat betrof in het proefproces van de Clara Wichmann-stichting tegen De Staat der Nederlanden de meest toegespitste rechtsvraag? Is het niet optreden van de Nederlandse overheid tegen de SGP die vrouwen statutair uitsluit van verkiesbaarheid voor politieke functies:

  1. een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW?
  2. in strijd met artikel 7 van het Vrouwenverdrag?
  3. een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt?
  4. te rechtvaardigen op grond van artikel 6:162 lid 2 BW jo. artikel 10 van de Grondwet?

Vraag 10

Welk van de volgende rechterlijke instanties heeft geen uitspraak gedaan in het conflict tussen de Clara Wichmannstichting aan de ene kant, en de Nederlandse Staat en de SGP aan de andere kant?

  1. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
  2. De Hoge Raad der Nederlanden.
  3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  4. De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State.

Vraag 11

Welk van de volgende aspecten laat zich niet begrijpen als onderdeel van het rechtsstaatsbegrip?

  1. Het hogere recht is in internationale verdragen vastgelegd en voor zover het “een ieder verbindende bepalingen” betreft zijn deze door de burger als rechtsgrond in te roepen.
  2. Het hoger recht is opgetekend en verschanst recht.
  3. In Nederland is de staat gebonden aan het legaliteitsbeginsel.
  4. Een onafhankelijke rechterlijke macht controleert de naleving van het legaliteitsbeginsel.

Vraag 12

SPQR is de afkorting van het Latijnse Senatus Populusque Romanus waarmee in één spreuk de staatsinrichting van het Romeinse Rijk wordt beschreven. Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. De Nederlandse staatsinrichting is nog steeds afgeleid van dit principe omdat het kiesstelsel zich laat kenschetsen als een districtenstelsel.
  2. Terwijl het macht bij het volk berust, zetelt het gezag in de senaat; we zien dit in de Nederlandse staatsinrichting nog enigszins terug in de verhouding tussen de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
  3. De Nederlandse staatsinrichting is nog steeds afgeleid van dit principe omdat het kiesstelsel zich laat kenschetsen als een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
  4. Terwijl het macht bij het volk berust, zetelt het gezag in de senaat; we zien dit in de Nederlandse staatsinrichting nog enigszins terug in de verhouding tussen de Provinciale Staten en de Staten-Generaal.

Vraag 13

“De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk,” staat sinds 1848 in onze Grondwet. Op grond van welk staatsrechtelijk beginsel laat zich deze Grondwettelijke regel het beste begrijpen?

  1. Het legaliteitsbeginsel.
  2. De scheiding der machten.
  3. Het gelijkheidsbeginsel.
  4. Het beginsel van democratie.

Vraag 14

“Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft.” Welk van de volgende alternatieven is correct? Dit is een uitspraak van:

  1. Immanuel Kant en geldt als één van de motto’s van de Romantiek.
  2. Immanuel Kant en geldt als één van de motto’s van de Verlichting.
  3. Jean-Jacques Rousseau en geldt als één van de motto’s van het verlichte expressivisme.
  4. Jean-Jacques Rousseau en geldt als één van de motto’s van het romantisch expressivisme.

Vraag 15

Wederrechtelijkheid en schuld zijn soms bestanddeel van de strafrechtelijke delictsomschrijving maar vaak niet. Welk van de alternatieven is correct als noch wederrechtelijkheid noch schuld bestanddeel is?

  1. Wederrechtelijkheid is soms element van de delictsomschrijving en soms niet.
  2. Schuld is soms element van de delictsomschrijving en soms niet.
  3. Zowel wederrechtelijkheid als schuld zijn allebei in ieder geval altijd element van het strafbare feit.
  4. Wederrechtelijkheid en schuld zijn soms allebei element van de delictsomschrijving en soms niet.

Vraag 16

In het Nederlandse strafrecht wordt ontoerekeningsvatbaarheid aangemerkt als:

  1. materieel wederrechtelijk.
  2. een rechtvaardigingsgrond.
  3. een schulduitsluitingsgrond.
  4. het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.

Vraag 17

“De officier van justitie hoeft niet alle strafbare feiten waarvan hij kennis neemt te vervolgen. Hij moet de belangen die gediend zijn bij vervolging afwegen tegen andere belangen. Wanneer de officier niet overgaat tot vervolging, noemen we dat seponeren,” lezen we in Inleiding recht op bladzijde 150. Hoe noemen we het strafrechtelijke beginsel dat hier besproken wordt?

  1. Het opportuniteitsbeginsel.
  2. Het onmiddellijkheidsbeginsel.
  3. Het legaliteitsbeginsel.
  4. Het beginsel van partijautonomie.

Vraag 18

Leidinggeven aan een criminele organisatie is een strafbaar feit. Leidinggeven aan een criminele organisatie is een strafbaar feit waar levenslang voor kan worden opgelegd. Welk van de volgende alternatieven is niet correct? Voor een veroordeling tot levenslang op grond van leiding geven aan een terroristische organisatie is vereist dat:

  1. de leidinggevende een terroristisch misdrijf heeft gepleegd.
  2. de leidinggevende deelnemingshandelingen heeft verricht.
  3. de organisatie waaraan de verdachte leiding geeft een dubbel oogmerk heeft bij het plegen van terroristische misdrijven.
  4. de organisatie waaraan de verdachte leiding geeft zich laat kwalificeren als een terroristische organisatie.

Vraag 19

Welk van de volgende alternatieven is correct? In het Nederlandse recht:

  1. laat de strafrechtelijke procedure zich kenschetsen als gematigd accusatoir terwijl het burgerlijke proces meer inquisitoir van karakter is.
  2. laat de strafrechtelijke procedure zich kenschetsen als gematigd inquisitoir terwijl het burgerlijke proces meer accusatoir van karakter is.
  3. is de rechter in het burgerlijke recht verplicht actief op zoek te gaan naar de materiële waarheid.
  4. laat de rechterlijk houding in het strafproces zich kenmerken als lijdelijk.

Vraag 20

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. De redelijkheid en de billijkheid kunnen geen aanleiding geven om contractuele verplichtingen aan te vullen of te beperken.
  2. De redelijkheid en de billijkheid kunnen wel aanvullende werking hebben op de verbintenissen uit overeenkomst maar kunnen deze niet beperken; dat is in strijd met de contractsvrijheid.
  3. In het Sarong-arrest werd de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid nog niet erkend maar in het Saladin-arrest ging de Hoge Raad om en oordeelde dat een contractant zich onder omstandigheden wegens strijd met de redelijkheid en de billijkheid niet op een exoneratiebeding kan beroepen.
  4. De redelijkheid en de billijkheid zijn normen die in het strafrecht een belangrijke rol spelen, in het privaatrecht daarentegen zijn ze in strijd met de contractsvrijheid.

Vraag 21

Welk van de volgende alternatieven is correct? Tot de bronnen van verbintenissen behoren volgen het Burgerlijk Wetboek enkel:

  1. zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling.
  2. onrechtmatige daad en wanprestatie.
  3. onrechtmatige daad, zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking en strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
  4. onrechtmatige daad, zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking, overeenkomst en onverschuldigde betaling.

Vraag 22

“Als de behandelaar in de nakoming van deze verplichting jegens de vrouw tekortschiet, handelt hij tevens in strijd met hetgeen hem jegens de ongeborene volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.” (r.o. 4.13) Aldus de Hoge Raad in het baby Kelly arrest. Welk van de volgende alternatieven is correct? Blijkbaar:

  1. kan de vordering van baby Kelly op grond van strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt niet worden toegewezen.
  2. heeft de moeder geen schadevergoeding gevorderd op grond van de tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de behandelingsovereenkomst.
  3. is de fout van de verpleegkundige jegens de moeder een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de behandelingsovereenkomst en jegens de ongeborene een onrechtmatige daad.
  4. hebben de ouders als vertegenwoordigers van baby Kelly geen schadevergoeding gevorderd op grond van strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt.

Vraag 23

Welk van de volgende alternatieven is correct? Tot de Nederlandse rechterlijke macht behoren volgens de Wet op de rechterlijke organisatie:

  1. de rechtbanken en de gerechtshoven, de Hoge Raad niet want dat is geen feitenrechter.
  2. de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad.
  3. alleen de hoger beroepsinstanties, en de instanties van verzet en cassatie.
  4. de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Vraag 24

De rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich in een verklaring heeft geopenbaard. Indien de op een rechtsgevolg gerichte wil ontbreekt omdat een vlaag van verstandsverbijstering je oordeelsvermogen vertroebelde, kan een beroep worden gedaan op:

  1. artikel 6:228 BW.
  2. artikel 3:44 lid 2 BW.
  3. artikel 3:44 lid 3 BW.
  4. artikel 3:34 BW.

Vraag 25

‘The power and jurisdiction of Parliament is so transcendent and absolute, that it cannot be confined, either for causes or persons, within any bounds’. Welk van de volgende alternatieven is correct met betrekking tot deze regel?

  1. Het Engelse Parlement hoeft de soevereiniteit niet te delen met de Britse rechterlijke macht.
  2. De Amerikaanse Senaat hoeft de soevereiniteit niet te delen met de President van de Verenigde Staten.
  3. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties hoeft de soevereiniteit niet te delen met de Veiligheidsraad.
  4. Het Parlement van de Europese Unie hoeft de soevereiniteit niet te delen met de Europese Commissie.

Vraag 26

Welk van de volgende bronnen geldt niet als een officiële rechtsbron in het internationaal publiekrecht?

  1. Uitspraken van het Internationale Gerechtshof van Justitie in Den Haag.
  2. De zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers van de verschillende volken als hulpmiddel voor het interpreteren van rechtsregels.
  3. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (het Verdrag van Maastricht van 1992).
  4. Een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Vraag 27

Welk van de volgende factoren speelt een belangrijke rol als reden om het internationaal publiekrecht na te leven?

  1. De afgenomen interdependentie van staten.
  2. Het beginsel van reciprociteit tussen staten.
  3. Het grote aantal staten.
  4. De aanwezigheid van een wereldwetgever in de vorm van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Vraag 28

Waarom is er momenteel wel een volkenrechtelijk mandaat om militair in te grijpen in Irak en leden van Islamitische Staat te bestrijden, en niet om op een vergelijkbare wijze in te grijpen in Syrië?

  1. De Iraakse regering heeft de internationale gemeenschap gevraagd om in te grijpen tegen de strijders van de Islamitische Staat en de Syrische regering niet.
  2. In Irak rechtvaardigt het beginsel van noodzaak ingrijpen en in Syrië is het nog geen reden om op grond van internationaal gewoonterecht actie te ondernemen.
  3. Irak heeft geen hulp gevraagd maar de Veiligheidsraad heeft unaniem besloten dat ingrijpen in Irak noodzakelijk is.
  4. Syrië heeft net als Irak om hulp gevraagd maar de Veiligheidsraad heeft het verzoek om hulp afgewezen op gewoonterechtelijke gronden.

Vraag 29

Artikel 120 Grondwet verbiedt de rechter om de wet in formele zin te toetsen aan de Grondwet en dat houdt in dat op grond van:

  1. artikel 120 Grondwet wetten in louter materiële zin wel degelijk aan de Grondwet mogen worden getoetst.
  2. artikel 93 en 94 van de Grondwet wetten in formele zin ook niet mogen worden getoetst aan mensenrechtenverdragen.
  3. artikel 120 van de Grondwet wetten in louter materiële zin ook niet aan de Grondwet mogen worden getoetst.
  4. artikel 93 en 94 van de Grondwet wetten in materiële zin ook niet mogen worden getoetst aan mensenrechtenverdragen.

Vraag 30

De klacht over de crucifixen in de Italiaanse klaslokalen wordt in de Lautsi-zaak door het Europese Hof van de Rechten van de Mens:

  1. toegewezen omdat Lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid hebben met betrekking tot de nakoming van de verdragsrechtelijke verplichtingen en er terecht door een andere Lidstaat is geklaagd over de schending van art. 9 van het EVRM.
  2. afgewezen omdat Lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid hebben met betrekking tot de nakoming van de verdragsrechtelijke verplichtingen en er onterecht is geklaagd over de schending van art. 2 Eerste Protocol van het EVRM.
  3. toegewezen omdat Lidstaten geen beoordelingsvrijheid hebben met betrekking tot de nakoming van de verdragsrechtelijke verplichtingen en er terecht door een andere Lidstaat is geklaagd over de schending van art. 9 van het EVRM.
  4. afgewezen omdat Lidstaten geen beoordelingsvrijheid hebben met betrekking tot de nakoming van de verdragsrechtelijke verplichtingen en er onterecht is geklaagd over de schending van art. 2 Eerste Protocol van het EVRM.

Open vragen

Vraag 1

De stal van Kevin Blok

Kevin Blok heeft op een onroerend goed-veiling in de Betuwe een boerderij gekocht . Vooraf heeft Blok het informatiepakket dat was samengesteld door de verkoper Bart van der Velden goed bestudeerd. Hij was vooral geïnteresseerd geraakt in de boerderij omdat er een zeer ruime paardenstal naast staat. De boerderij is een bouwval, maar de stal voldeed precies aan Bloks wensen, want hij wilde daar, zijn kostbare paarden stallen. Wat een dergelijk object in de Betuwe precies waard is, kon hij niet echt goed beoordelen, want Blok komt zelf niet uit deze regio.

Het bedrag dat hij moest betalen voor het geveilde onroerend goed viel hem echter erg mee. Na de veiling blijkt dat de stal niet bij de gekochte boerderij hoort, maar eigendom is van de bewoner van het pand naast de boerderij. Blok schrikt, want hij heeft nu niets aan zijn aankoop. Hij vraagt zich af hoe hij zich zo heeft kunnen vergissen.

In het informatiepakket staat nergens expliciet vermeld dat de stal bij het geveilde pand hoort, maar op de foto’s en meegeleverde plaatjes staat de stal steeds prominent in beeld. De stal wordt genoemd het in het informatiepakket: “De paardenstal naast het pand maakt de boerderij tot een geschikte plek voor paardenliefhebbers.” De kadastrale gegevens hadden hem uit de droom hadden kunnen helpen, maar die heeft de verkoper niet aan het informatiepakket toegevoegd. Blok gaat naar de rechter omdat hij van de overeenkomst af wil. Los deze casus op aan de hand van het vijf stappenplan zoals dat bij Inleiding recht wordt gehanteerd.

Vraag 2

Ruzie in de sportkantine

Bram Konijn praat in de voetbalkantine van de Ochtense voetbalclub VVO nog wat na over de voetbalwedstrijd tussen VVO B2, het elftal van zijn vijftienjarige zoon, en de Vordense Boys A4. Na een flink aantal biertjes, een stuk of 7-8, raakt Bram betrokken bij een ruzie tussen zijn zoon en een speler van de Vordense Boys over een overtreding die tijdens de wedstrijd is gemaakt. Bram geeft de belager van zijn zoon, de eveneens vijftienjarige Pim Zwartjes, een zet en daarbij krijgt hij bier over zich heen uit het glas van iemand die naast hem staat. Pim Zwartjes lacht Bram uit, omdat diens broek grotendeels doorweekt is. Dat maakt Bram zo kwaad dat hij het halfvolle glas cola dat hij in zijn hand houdt, naast zich op de grond stukgooit.

Pim pakt vervolgens een leeg glas dat naast hem op de bar staat en gooit het in het gezicht van Bram, die ten gevolge daarvan gewond raakt aan zijn linkeroog. Eenmaal in het ziekenhuis blijkt het oog onherstelbaar beschadigd en moet Bram voortaan door het leven met een oogprothese. Dit levert een flinke materiële schade op, Bram heeft kosten gemaakt met betrekking tot vervoer, de aanschaf van een speciale zonnebril en een koopsom eenogigenverzekering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ook vordert hij immateriële schade van 19.000 euro. Alles bij elkaar is zijn schade 36.595 euro.

Bram vraagt jou om voor hem een schadevergoedingsactie in te stellen bij de rechter. Schrijf een pleidooi voor Bram aan de hand van het vijfstappenplan dat bij Inleiding recht is behandeld en met behulp van het hieronder opgenomen vonnis.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. D

  2. B

  3. C

  4. C

  5. B

  6. D

  7. A

  8. D

  9. B

  10. C

  11. A

  12. B

  13. D

  14. B

  15. C

  16. C

  17. A

  18. A

  19. B

  20. C

  21. D

  22. C

  23. B

  24. D

  25. A

  26. D

  27. B

  28. A

  29. A

  30. B

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Kevin Blok vordert de vernietiging van de koopovereenkomst met Van der Velden. (Vordering: 2 punten)

Deze vordering is gebaseerd op art. 6:228 lid 1 sub b. (Rechtsgrond: 3 punten)

De vraag is of Kevin Blok de koopovereenkomst kan vernietigen op grond van dwaling. Oftewel is de koopovereenkomst onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken tot stand gekomen en zou die bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn gesloten? (Rechtsvraag: 3 punten)

Als Van der Velden onder deze omstandigheden de plicht had om expliciet te vermelden dat de paardenstal niet tot het te koop staande pand hoorde, dan is er sprake van dwaling. De rechtsvraag spitst zich dus toe op de vraag of de verkopende partij zijn mededelingsplicht jegens de koper heeft geschonden. De stal staat naast het te koop staande pand. Op de foto’s en meegeleverde plaatjes in het informatiepakket staat de stal steeds prominent in beeld. De zinsnede “De paardenstal naast het pand maakt de boerderij tot een geschikte plek voor paardenliefhebbers” doet ook vermoeden dat de naastgelegen stal bij de boerderij hoorde die Kevin Blok heeft gekocht.

De verkoper had moeten voorkomen dat hier een misverstand over kon ontstaan door (in het informatiepakket) de kadastrale gegevens ter beschikking te stellen, of door de kopende partij op een andere manier juist voor te lichten. (Toegespitste rechtsvraag 5 punten en 5 punten voor de rechtsfeiten)

De vernietiging van de koopovereenkomst is dus gerechtvaardigd. (Conclusie: 2 punten)

Vraag 2

Bram Konijn vordert schadevergoeding van Pim Zwartjes voor de schade die hij heeft geleden doordat het door Pim gegooide glas hem op zijn oog heeft geraakt. (2 punten) Deze vordering is gebaseerd op art. 6:162 BW. (3 punten) De vraag is dus of Pim Zwartjes aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad voor de schade die hij heeft geleden. (3 punten)

De zaak spitst zich echter toe op de vraag of er geen sprake is van eigen schuld van Bram op grond van art. 6:101 BW, omdat Pim zich zal verweren met de stelling dat de schade wellicht geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een omstandigheid die aan Bram kan worden toegerekend. Er is echter geen sprake van eigen schuld van de eiser in deze zaak want Bram heeft zich immers, nadat hij door Pim werd uitgelachen, niet agressief ten opzichte van Pim gedragen maar slechts uit frustratie een glas bier naast zich kapot gegooid. In plaats van zich terug te trekken heeft Pim Bram echter een glas in zijn gezicht gegooid. (10 punten) Pim heeft derhalve onrechtmatig gehandeld ten opzichte van Bram en er is geen sprake van eigen schuld zodat de vordering tot het vergoeden van de volledige schade dient te worden toegewezen. (2 punten) (In totaal 20 punten en dat is 20 % van het eindcijfer)

Het stappenplan (dit hoeven studenten niet zo expliciet op te schrijven maar het moet te herkennen zijn in de structuur van het pleidooi):

1) Wat is de vordering of de eis?

Bram Konijn vordert schadevergoeding van Pim Zwartjes voor de schade die hij heeft geleden doordat het door Pim gegooide glas hem op zijn oog heeft geraakt.

2) Wat is de rechtsgrond voor deze vordering?

Deze vordering is gebaseerd op art. 6:162 BW en 6:101 BW is de rechtsgrond van het verweer.

3) Wat is de algemene rechtsvraag?

Is Pim Zwartjes aansprakelijk voor de gehele (of gedeeltelijke) schade op grond van onrechtmatige daad?

4) Wat is de toegespitste rechtsvraag?

Is er sprake van eigen schuld van Bram Konijn in de zin van art. 6:101 BW, m.a.w. is de schade mede een gevolg van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend?

5) Wat is de conclusie?

De vordering dient te worden toegewezen. Immers is er een pregnant verschil met het gewezenvonnis is, namelijk dat geopposeerde nog de inhoud van een glas op opposante heeft gegooid; Bram daarentegen gooit het glas op de grond en hier had het bij kunnen blijven omdat dit niet als 'fout' richting Pim te beschouwen valt. Pim had zich op dat moment moeten terugtrekken; daarom is er geen sprake van eigen schuld van Bram en dient de vordering te worden toegewezen.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Inleiding Recht: TentamenTests - UL

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 I)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 I)

Image

 

MC-vragen 

Vraag 1

Zoek in je wettenbundel art. 1 van de Wet op de naburige rechten (Wnr) op. Welk van de onderstaande alternatieven is correct?

  1. Art. 1 Wnr is een kwalificatiebepaling en deze wet is een wet in formele zin.
  2. Art. 1 Wnr is een kwalificatiebepaling en deze wet is een wet niet in formele zin.
  3. Art. 1 Wnr drukt een verbod uit en deze wet is een voorbeeld van een wet niet in materiële zin.
  4. Art. 1 Wnr drukt een gebod uit en deze wet is een voorbeeld van formeel recht.

Vraag 2

Zoek in je wettenbundel art. 180 Sr. op. Welk van de onderstaande alternatieven is correct? Artikel 180 Sr. bevat:

  1. zowel normatieve als kwalitatieve voorwaarden.
  2. zowel alternatieve als cumulatieve voorwaarden.
  3. louter normatieve voorwaarden.
  4. louter alternatieve voorwaarden.

Vraag 3

Welk van de volgende denkers stelde de gewoonte centraal in het denken over wat recht is?

  1. Immanuel Kant.
  2. Charles de Montesquieu.
  3. Jean-Jacques Rousseau.
  4. Friedrich von Savigny.

Vraag 4

John Austin definieert het recht als 'orders backed by threats'. Deze definitie schiet tekort, omdat

  1. zij te beperkt is.
  2. zij in strijd is met het positief recht.
  3. zij in strijd is met het natuurrecht.
  4. zij te vaag is.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven is niet correct?

  1. Het burgerlijk recht is in belangrijke mate regelend recht.
  2. Het strafrecht is in belangrijke mate dwingend recht.
  3. Een gemeenteraad is op grond van art. 1 Sv bevoegd om regels van formeel strafrecht vast te stellen.
  4. Een wet in formele zin gaat boven een wet niet in formele zin.

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven geldt tegenwoordig niet als een algemeen aanvaarde rechtsbron in Nederland?

  1. De gewoonte in de zin van een herhaling van gedragingen die gepaard gaan met de overtuiging dat men zich zo ook behoort te gedragen.
  2. De wet zowel in formele zin als in niet-formele zin.
  3. Verdragen voor zover ze door de wetgever in nationale wetten in formele zin zijn getransformeerd omdat we in Nederland een strikt dualistisch stelsel kennen.
  4. Rechtspraak omdat rechtelijke uitspraken tot de rechtsgewoonte zijn gaan behoren.

Vraag 7

Welke van de volgende redeneringen is ongeldig?

  1. Als alle kippen bruin zijn, dan is de volgende kip die ik zal tegenkomen bruin; de volgende kip die ik tegenkom is wit, niet alle kippen zijn dus bruin.
  2. Als het regent, worden de daken nat; het regent dus de daken worden nat.
  3. Als alle kippen bruin zijn, dan is de volgende kip die ik zal tegenkomen bruin; de volgende kip die ik tegenkom is bruin, alle kippen zijn dus bruin.
  4. Als het regent, worden de daken nat; de daken
  5. .....read more
Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 II)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 II)

Image


Open vraag

De vriendendienst

Boris Lonkhuizen koopt na het afronden van zijn WO-opleiding van zijn eerste salarisstrook een Opel Kadett uit 1967 en wordt lid van de Leerdamse Oldtimer Club. Tot zijn verrassing komt hij daar John van de Brink tegen die hem vertelt dat hij tegenwoordig een garagebedrijf heeft voor oldtimers. Op de basisschool waren ze dikke vrienden omdat ze een hobby deelden: sleutelen aan oldtimers. John vindt de Kadett van Boris een geweldige auto, en hij kijkt natuurlijk meteen onder de motorkap om de motor te bekijken. John staat binnen de club bekend als iemand die iedereen gratis van advies voorziet en zelfs in de avonduren regelmatig kleine reparaties gratis doet. Deze vriendendiensten leveren zijn bedrijf, OT BV, geen windeieren omdat het John veel goodwill bij de leden van de club oplevert.

Boris wist dat de koplampen aan vervanging toe waren maar hoopte de reparatie nog wel even te kunnen uitstellen. John vertelt hem echter enthousiast dat hij in de garage toevallig originele koplampen heeft liggen. Die moet hij alleen nog even schoonmaken. Als Jonas deze van hem koopt, dan zet hij deze er met alle plezier gratis voor Jonas in. John neemt daarna de Kadett mee naar zijn garage, restaureert de koplampen en zet deze in de auto van Jonas. Helaas valt de reparatie duur uit en dus stuurt OT BV Boris, 12 weken nadat hij de Kadett weer heeft opgehaald, een rekening van € 330,-. Dit is geen vriendendienst meer, denkt Boris en hij betaalt niet. John machtigt drie maanden later een incassobureau die een aanmaning stuurt die Boris ook negeert. Drieënhalf jaar na het sturen van de rekening dagvaardt OT BV Boris Lonkhuizen voor de kantonrechter.

Los deze casus op aan de hand van het vijf stappen-plan zoals dat bij Inleiding recht wordt gehanteerd.

Antwoordindicatie Open vraag

OT BV vordert de koopprijs van de koplampen of betaling van de rekening ( 1punt) ter grootte van € 330,00 (1 punt) van Boris Lonkhuizen. (Totaal 2 punten)

OT BV vordert nakoming van de koopovereenkomst op grond van art. 3:296 BW of op 7:26 lid 1 BW. (3 punten) (De artt. 7:5 en 7:28 BW zijn strikt genomen onjuist.)

De algemene vraag is of deze vordering kan worden toegewezen op grond van het feit dat Boris Lonkhuizen een verplichting tot nakoming heeft op grond van de koopovereenkomst (3 punten).

De vraag spitst zich toe op de vraag 1.) of er op grond van art. 7:5 BW sprake is van een consumentenkoop en 2.) of een beroep op het overschrijden van de verjaringstermijn van art. 7:28 BW kan worden toegewezen. (Beide vragen moeten worden behandeld, anders 3 punten. Er mag m.b.t. de vraag of.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

Image


MC-vragen

Vraag 1

“Het doel van het recht is dat er geen vermoorde mensen voorkomen, terwijl de moraal eist dat er geen moordenaars zijn”, lezen we op blz. 2 van het boek Inleiding recht. Wat wordt hier precies mee bedoeld door de auteurs?

  1. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  2. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel niet op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  3. De moraal richt zich op het uiterlijke gedrag omdat het alleen geïnteresseerd is in menselijk handelen.
  4. De moraal is alleen geïnteresseerd in waarneembaar menselijk handelen en niet in de achterliggende bedoeling of intentie.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is correct? Iemand die meent dat we subjectieve rechten hebben ook als deze niet ontleend kunnen worden aan het objectieve recht noemen we een:

  1. rationalistisch natuurrechtsaanhanger.
  2. rechtsrealist.
  3. rechtspositivist.
  4. rechtsrationalist.

Vraag 3

Welk van de volgende alternatieven is correct? In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden we vooral rechtsregels met een:

  1. materieelrechtelijk karakter.
  2. formeelrechtelijke karakter.
  3. grondwettelijk karakter.
  4. gewoonterechtelijk karakter.

Vraag 4

Welk van de volgende begrippen gebruiken we ter aanduiding van een specifieke modaliteit van een regel?

  1. Misdrijf.
  2. Overtreding.
  3. Richtlijn.
  4. Verbod.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven met betrekking tot de hiërarchie van wetgeving is niet correct?

  1. Een hogere wet gaat voor een lagere (lex superior derogat legi inferiori).
  2. Een eerdere wet gaat voor een latere (lex prior derogat lex posteriori).
  3. Een bijzondere wet gaat voor een algemene (lex specialis derogat legi generali).
  4. Een latere wet gaat voor een eerdere (lex posterior derogat legi priori).

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Abductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.
  2. De empirische cyclus beweegt zich middels abductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels reductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  3. De empirische cyclus beweegt zich middels inductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels deductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  4. Deductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.

Vraag 7

Waarom voldoet de rechtswetenschap volgens velen niet aan het standaardbeeld van de wetenschap? Rechtswetenschap kan in het bijzonder niet voldoen aan de standaard-wetenschappelijke eis van:

  1. inductieve toetsbaarheid.
  2. empirische toetsbaarheid.
  3. materiële exactheid.
  4. formeel-wiskundige exactheid.

Vraag 8

Welke wetenschappers zijn in het bijzonder geschikt ons zowel te wijzen.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 II)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 II)

Image


MC-vragen

Vraag 1

Hoe laat recht zich volgens de Engelse filosoof John Austin karakteriseren? Het recht:

  1. komt tot stand volgens een bepaalde procedure die onderworpen is aan regels (essential law-making procedures).
  2. komt tot stand door middel van toetsing van het door de soeverein afgekondigde positieve recht aan het natuurrecht.
  3. is niet meer en niet minder dan voorspellen wat de rechters zullen doen.
  4. is een bevel van de soeverein ondersteund met sanctiedreiging.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is onjuist?

  1. De Grondwet is een wet in formele zin en op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  2. De Grondwet is niet een wet in formele zin en dus op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  3. Het Wetboek van Strafrecht bevat het materiële en het Wetboek van Strafvordering bevat het formele Nederlandse strafrecht.
  4. Het Wetboek van Strafrecht is zowel een wet in formele zin als in materiële zin.

Vraag 3

Aan welke vereisten dient het gewoonterecht te voldoen wil het als rechtsbron gelden? De herhaling van de gedraging en de overtuiging dat:

  1. dit noodzakelijk is in een democratische samenleving ter voorkoming van wanordelijkheden.
  2. dit een efficiënte norm oplevert.
  3. men zich zo behoort te gedragen.
  4. dit niet in strijd is met een verdrag.

Vraag 4

Welk van de volgende alternatieven ten aanzien van het Nederlandse bestuursrecht is correct? Het Nederlandse bestuursrecht is het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid en:

  1. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de ambtenaren van het Ministerie van Justitie.
  2. laat zich scherp onderscheiden van het staatsrecht omdat dit laatste rechtsgebied niet op de uitvoerende macht betrekking heeft.
  3. omvat in het bijzonder de regels omtrent de overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven.
  4. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de Nederlandse bestuursrechter.

Vraag 5

In het recht maken we een onderscheid tussen de feitelijke grondslag en de rechtsgrond waarop de vordering is gebaseerd. Welk van de volgende alternatieven is correct? De feitelijke grondslag is:

  1. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus voordat dit twistpunt aan de hand van een rechtsgrond juridisch is gekwalificeerd.
  2. de tweede premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot de toewijzing van de vordering kan concluderen.
  3. de eerste premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot toewijzing van de vordering kan concluderen.
  4. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus opdat we de algemene rechtsvraag kunnen overslaan en direct de toegespitste rechtsvraag kunnen beantwoorden.

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2013/2014)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2013/2014)

Image


MC-vragen

Vraag 1

Wat betekent het zogenaamde toetsingsverbod?

  1. Dat de wetgever de Grondwet niet mag toetsen aan direct werkende bepalingen uit internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
  2. Dat geen enkel Nederlands algemeen verbindend voorschrift door de rechter getoetst mag worden aan de Grondwet.
  3. Dat de Nederlandse rechter de wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet.
  4. Dat de Nederlandse rechter het internationale recht niet mag toetsen aan de Grondwet.

Vraag 2

Welke van volgende uitspraken over het beginsel van verbod van détournement de pouvoir is correct?

  1. Een officier van justitie moet tot strafvervolging overgaan wanneer hij een strafbaar feit constateert.
  2. Een bestuursorgaan mag een bevoegdheid niet voor een ander doel gebruiken dan waarvoor de bevoegdheid was bedoeld.
  3. Een rechter dient zich terug te trekken in een zaak waarbij hijzelf, dan wel familie of bekenden van hem, betrokken is.
  4. Een wilsonbekwaam persoon mag zelf geen verbintenissen aangaan.

Vraag 3

Welke uitspraak over de Nederlandse Grondwet is correct?

  1. De Nederlandse Grondwet kan worden gewijzigd volgens de normale procedure van wijziging van een wet in formele zin.
  2. De Nederlandse Grondwet kan worden gewijzigd volgens een speciale verzwaarde procedure.
  3. De Nederlandse Grondwet mag niet worden gewijzigd.
  4. De Nederlandse Grondwet mag alleen worden gewijzigd wanneer de Raad van State hieraan goedkeuring hecht.

Vraag 4

Welke van de volgende elementen behoort niet tot de voorwaarden om te komen tot een strafbaar feit en een strafbare dader?

  1. De strafbare handeling valt te kwalificeren als een misdrijf en niet als een overtreding.
  2. De dader heeft enige vorm van schuld.
  3. De gedraging valt onder alle bestanddelen van een delictsomschrijving.
  4. De gedraging is wederrechtelijk.

Vraag 5

Welk van onderstaande is geen instelling van de Europese Unie?

  1. De Raad van Europa.
  2. De Europese Commissie.
  3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  4. De Europese Raad.

Vraag 6

Welke van de volgende uitspraken over de onrechtmatige daad is correct?

  1. Het vraagstuk van de onrechtmatige daad vormt een onderdeel van het strafrecht.
  2. Een onrechtmatige daad is altijd tevens een strafbaar feit.
  3. Een onrechtmatige daad kan tevens een strafbaar feit zijn, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn.
  4. Een onrechtmatige daad is nooit tevens een strafbaar feit.

Vraag 7

Friedrich Carl von Savigny (1779-1861) was de stichter van de zogenaamde Historische School. Wat is typerend voor zijn methode van rechtswetenschap? Von Savigny leerde dat in het Duitsland van zijn tijd:

  1. rechtspraak de belangrijkste bron is van het recht.
  2. de wet in formele zin centraal moet staan.
  3. mensenrechten boven de wet in formele zin gaan.
  4. de gewoonte de belangrijkste bron is van het recht.

Vraag 8

In Boek 1 van het BW vinden we de.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Inleiding Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Recht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2804 1