Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (2)


Vragen

Vraag 1

Gerrit heeft een schuld bij Carlton. Als Gerrit weigert om deze te betalen, komt Carlton verhaal halen. Hij wacht tot de nietsvermoedende Gerrit zijn woning verlaat en schiet een aantal keer gericht op hem. Gerrit wordt geraakt in zijn bil en zijn schouder, maar weet te ontkomen. Hij doet direct aangifte bij de politie, die een onderzoek instelt.

De schietpartij is gadegeslagen door meerdere getuigen. Agenten trachten Carlton op te sporen, maar hij blijkt onvindbaar te zijn. De agenten besluiten, na toestemming van de Officier van Justitie, tot de inzet van een zogenaamde stille sms: een technisch hulpmiddel waarmee het geografisch gebied kan worden afgebakend waarbinnen de GSM van verdachte – het telefoonnummer was reeds bekend bij de politie - zich bevindt. Gedurende tien dagen wordt tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden.

Het gebruik van deze methode leidt ertoe dat de verdachte kan worden gelokaliseerd en kan worden aangehouden. Ter terechtzitting eist de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren voor poging tot moord.

U bent advocaat in deze zaak. Uw cliënt is van mening dat met het gebruik van de stille sms-sen door de agenten inbreuk is gemaakt op zijn privacy. Schrijf het verweer dat u namens uw cliënt zou voeren.

Vraag 2

In principe heeft de verdachte recht op kennisneming van processtukken en verkrijging van afschriften. Toch is het de officier van justitie toegestaan de kennisneming van bepaalde processtukken tijdelijk te onthouden. Leg uit in welke situatie en ten aanzien van welke processtukken de officier van justitie deze bevoegdheid heeft en hoe in de wet tot uitdrukking komt dat deze onthouding in beginsel van tijdelijke aard is.

Vraag 3

Leg uit wat het vertrouwensbeginsel inhoudt, in welke context dit beginsel in het strafproces een rol speelt en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een beroep op het vertrouwensbeginsel te laten slagen.

Vraag 4

Een verdachte wordt vervolgd ter zake van verboden wapenbezit, nadat er wapens zijn aangetroffen in zijn woning bij zijn aanhouding in die woning in verband met een ander strafbaar feit. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verbalisanten op grond van artikel 55 lid 2 Sv de woning zijn binnengetreden, daarbij beschikten over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 Awbi, zich legitimeerden en mededeelden wat het doel van binnentreden was. Voorts blijkt dat de verdachte op het moment van aanhouding naar één van de wapens probeerde te grijpen, die duidelijk zichtbaar verspreid door de woonkamer lagen. De verbalisanten zijn vervolgens direct tot inbeslagname van de wapens overgegaan.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank betoogd dat het bewijs (de inbeslaggenomen wapens) onrechtmatig is verkregen en derhalve niet gebruikt mag worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een huiszoeking op het desbetreffende adres is gedaan zonder machtiging ex artikel 49 WWM en dat de verbalisanten alleen beschikten over een machtiging tot binnentreden ter aanhouding ex artikel 55 lid 2 Sv, zodat alleen dat in beslag genomen had mogen worden wat voor de aanhouding van verdachte noodzakelijk was. Bovendien had het binnentreden direct beëindigd moeten worden nadat de verdachte was aangehouden. Hier is dit niet gebeurd, nu pas na de aanhouding de wapens gevonden zijn, aldus de raadsman.

U bent rechter in deze zaak. Hoe luidt uw gemotiveerde beslissing ten aanzien van de verweren van de raadsman? U kunt daarbij uitgaan van de juistheid van het proces-verbaal van aanhouding.

Vraag 5

In het artikel “Strafrechters over de praktijk van de voorlopige hechtenis. Een oordeel van de werkvloer!” bespreken de rechters Janssen, Van den Emster en Trotman kritisch de hedendaagse praktijk van de voorlopige hechtenis. Schrijf een genuanceerd betoog van maximaal 500 woorden, waarin u reflecteert op het dwangmiddel ‘voorlopige hechtenis’. Besteed in uw betoog ook uitdrukkelijk aandacht aan de bezwaren die kleven aan de wijze waarop voorlopige hechtenis in Nederland wordt toegepast en de voor- en nadelen van mogelijke, minder ingrijpende, alternatieven.

Antwoordindicatie

Vraag 1

De inzet van de opsporingsmethode stille sms-sen is in dit geval onrechtmatig. Er is gedurende tien dagen tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden naar mijn cliënt. Daardoor is telkens globaal vastgesteld waar mijn cliënt zich bevond. Voor het gebruik van deze opsporingsmethode bestaat geen specifieke wettelijke grondslag (bijv. op basis van de Wet BOB). Daarom is de vraag of het gebruik van deze opsporingsmethode mag worden gebaseerd op de algemene grondslag van artikel 3 Politiewet 2012 en/of 141 Sv. Dat mag alleen als een beperkte inbreuk wordt gemaakt op grondrechten van burgers (inbreukcriterium) en de opsporingsmethode niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing (integriteitscriterium). In het voorgeschreven arrest HR 1 juli 2014, NJ 2015, 114 presenteert de Hoge Raad een hulpmiddel voor de invulling van het inbreukcriterium: ‘Is de inzet van het middel, gelet op de duur, frequentie en intensiteit, geschikt (lees: in dit concrete geval: gebruikt) om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van betrokkene?’

In deze zaak is op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op het grondrecht van mijn cliënt, strekkende tot bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en is het inbreukcriterium geschonden. De inzet van het middel was van lange duur (tien dagen) en werd regelmatig ingezet (elk uur tussen 12.00 uur en 22.00 uur), waardoor de locatie van mijn cliënt vele malen per dag en gedurende tien dagen is vastgelegd. Daardoor is een compleet beeld verkregen van aspecten van het persoonlijke leven van mijn cliënt.

De inzet van de stille sms-berichten was, in dit geval, onrechtmatig.

Vraag 2

Deze bevoegdheid, opgenomen in art. 30 lid 3 Sv, geldt indien het belang van het onderzoek dit vordert en is in het leven geroepen ten behoeve van de waarheidsvinding. Volgens de wet mag de verdachte de kennisneming van alleen die stukken worden onthouden ‘in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend’ (art. 32 lid 2 Sv).

van de privacy van personen is op zichzichf géén reden om de verdachte kennisneming van processtukken te onthouden, het onderzoeksbelang moet dit vorderen. De onthouding van processtukken is in principe van tijdelijke aard in verband met het beginsel van interne openbaarheid, zoals dat ook voortvloeit uit artikel 6 EVRM. Dat komt ook tot uitdrukking in art. 33 SV: zodra de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg is uitgebracht of een strafbeschikking is uitgevaardigd mag de verdachte niet meer worden belemmerd bij de uitoefening van zijn verdedigingsrechten en het treffen van de voorbereidingen voor het onderzoek ter terechtzitting of een eventueel verzet. Die voorbereiding wordt te zeer bemoeilijkt als bepaalde stukken geheim blijven, daarom mogen stukken vanaf dat moment niet meer onthouden worden. Het permanent onthouden van processtukken is voor de officier van justitie slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk op grond van artikel 149b Sv (vanwege de in artikel 187d Sv genoemde zwaarwegende belangen).

NB: Overigens mogen de processtukken genoemd in artikel 31 Sv niet aan verdachte worden onthouden.

Vraag 3

Het vertrouwensbeginsel wordt gerekend tot de (ongeschreven) beginselen van een goede procesorde.

Opsporingsambtenaren hebben niet alleen de keuze of zij in een concreet geval van een bevoegdheid gebruik maken (discretionaire bevoegdheid), maar ook hoe aan die bevoegdheid uitvoering wordt gegeven. Ook is bepaald overheidsoptreden niet bij wet voorzien (beleidsvrijheid). De Hoge Raad heeft onder meer in het arrest Braak bij binnentreden (HR 12 december 1978, NJ 1979, 142) bepaald dat - na een toetsing aan de wet - aan de beginselen van een goede procesorde getoetst moet worden. Dit arrest impliceert de opdracht aan opsporingsambtenaren om zowel bij de opsporing als bij de vervolging niet alleen de ter zake geldende wettelijke en verdragsrechtelijke bepalingen in acht te nemen, maar ook rekening te houden met beginselen van een goede procesorde, respectievelijk beginselen van behoorlijk procesrecht. Het vertrouwensbeginsel is ’één van de beginselen van een goede procesorde. Onder het vertrouwensbeginsel wordt verstaan dat door de overheid opgewekte verwachtingen in redelijkheid dienen te worden gehonoreerd, tenzij zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten. Het vertrouwen moet wel door het openbaar ministerie of bevoegdelijk door een ondergeschikte van het openbaar ministerie zijn opgeroepen.

Vraag 4

De raadsman heeft betoogd dat –kort weergegeven- het bewijs onrechtmatig is verkregen, nu een machtiging o.g.v. art 49 WWM ontbrak en dat na de aanhouding van de verdachte het binnentreden direct had moeten worden beëindigd.

De rechtbank overweegt daarop als volgt.

De verbalisanten zijn de woning binnengetreden ter aanhouding van verdachte buiten heterdaad op grond van artikel 55 lid 2 Sv. Zij beschikten daartoe over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Awbi. De rechtbank is van oordeel dat verbalisanten de woning rechtmatig zijn binnengetreden ter aanhouding van verdachte buiten heterdaad.

Voorts blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding dat verdachte tijdens de aanhouding naar een van de wapens probeerde te grijpen die open en bloot (verspreid) in de woonkamer lagen. Vervolgens zijn verbalisanten overgegaan tot inbeslagname van de wapens. De rechtbank overweegt dat ontdekking van de wapens bij toeval is gedaan en dat de wapens direct zichtbaar waren. De inbeslagneming van de wapens heeft plaatsgevonden in het kader van de voortgezette toepassing van bevoegdheden (Zie ook HR 2 december 1935, NJ 1936, 250 (Geweerarrest). Verbalisanten zijn vervolgens op grond van artikel 94 Sv en 52 WWM bevoegd om tot inbeslagneming van de wapens over te gaan. De inbeslagname van de wapens was derhalve rechtmatig.

De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.

Vraag 5

Er dient een lopend en gestructureerd betoog te worden geformuleerd, met een inleiding, middenstuk en conclusie. Bij de beoordeling wordt hier uitdrukkelijk op gelet.

Relevante argumenten die kunnen worden gebruikt bij het reflecteren op het dwangmiddel voorlopige hechtenis en de bezwaren die kleven aan de wijze waarop voorlopige hechtenis in Nederland wordt toegepast:

  • Toepassing van voorlopige hechtenis is strijdig met de onschuldpresumptie (iemand wordt behandeld als een veroordeelde) en dient daarom zoveel mogelijk te worden vermeden.

  • Tegelijkertijd kan voorlopige hechtenis juist uitdrukking geven aan een volgens de regering in de maatschappij levende behoefte van lik-op-stuk-beleid (getuige alleen al de nieuwe snelrechtgrond in artikel 67a lid 2 sub 4 Sv).

  • Bovendien kan voorlopige hechtenis juist in het belang zijn van de verdachte. Hij hoeft dan niet, of minder lang (na een periode van beperkte vrijheidsbeneming) alsnog de gevangenis in, omdat hij al een deel van zijn straf heeft uitgezeten.

  • De toepassing van voorlopige hechtenis is de afgelopen jaren volgens de auteurs uit de hand gelopen; in de hedendaagse praktijk worden gronden ‘erbij geplakt’ en de noodzaak voor toepassing van voorlopige hechtenis wordt onvoldoende onderzocht. Dit pleit er voor om meer aandacht te besteden aan het onderzoeken van alternatieven.

  • Relevante argumenten die kunnen worden gebruikt bij het bespreken van de voor- en nadelen van mogelijke, minder ingrijpende, alternatieven:

  • Het meer gebruik maken van het schorsen van de voorlopige hechtenis pakt het probleem niet bij de wortel aan, voorafgaande aan schorsing moet immers eerst voorlopige hechtenis worden bevolen, dwz het eerst aannemen van vluchtgevaar en/of gewichtige reden maatschappelijke veiligheid waardoor vrijheidsbeneming wordt gevorderd, om hier vervolgens toch weer vanaf te zien.

  • In het verlengde hiervan kan worden geredeneerd dat, zeker als kennelijk op grond van zulke pragmatische overwegingen tot voorlopige hechtenis wordt besloten, de overweging dat daarna nog geschorst kan worden de drempel om dit te bevelen juist nog verder zal kunnen verlagen.

  • Alternatieve modaliteiten (in het artikel worden genoemd mediaton, borgsom, locatieverboden en -geboden, gedragsinterventies en nachtdetentie) zijn minder ingrijpend, terwijl hiermee ook de belangen kunnen worden beschermd die de gronden voor voorlopige hechtenis beogen te beschermen.

  • Het overwegen van alternatieven sluit aan bij advies RSJ om voorziening in het jeugdrecht (493 Sv) ook toe te passen op volwassenen.

  • Nieuwe technieken (elektronisch toezicht) maken betere controle op het naleven van de voorwaarden bovendien mogelijk.

  • Deze periode kan bovendien door de verdachte worden aangewend om acties te ondernemen die van invloed kunnen zijn op de sanctiebeslissing (mediation, vaardighedentrainingen, enz), waardoor de rechter deze beslissing beter geïnformeerd kan nemen.

  • Tegen het verplicht opleggen van dergelijke bijzondere voorwaarden (gedragsinterventies, vaardighedentraining) kan worden ingebracht dat dergelijk instrumenteel gebruik van voorlopige hechtenis misschien wel voortkomt uit de overtuiging het beste met de verdachte voor te hebben, maar dat deze doelstellingen sterk paternalistisch zijn, en daarmee misschien alleen maar meer op gespannen voet met de onschuldpresumptie staan.

  • Het overwegen van alternatieven sluit aan bij het Europees kaderbesluit (2009/829/JBZ) en bij rechtspraak van het EHRM, (Idalov tegen Rusland): “authorities are obliged to consider alternative measures”.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefenbundel

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2018/2019

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2018/2019


Vragen

Vraag 1

Het hoger beroep is sinds 1926 grotendeels ongewijzigd gebleven. Dit is veranderd toen in 2007 de Wet stroomlijnen hoger beroep in werking is getreden, waarmee het voortbouwend appel is geïntroduceerd. In het kader van de modernisering van het
Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld om de regeling van het hoger beroep opnieuw te wijzigen, in die zin dat wordt verder gegaan op de ingeslagen weg. In zijn artikel beschrijft G. Pesselse drie mogelijke wijzen hoe vorm kan worden gegeven aan een hoger beroep met een verdergaand voortbouwend karakter.

Leg uit wat wordt bedoeld met ‘voortbouwend appel’. Bespreek op basis van het artikel van Pesselse twee van de drie wijzen hoe vorm kan worden gegeven aan een hoger beroep met een verdergaand voortbouwend karakter. Welke wijze heeft de voorkeur van de moderniseringswetgever (zowel in de Contourennota als in het conceptwetsvoorstel)? Reflecteer daarbij op de voor- en nadelen van het door de moderniseringswetgever voorgestelde stelsel van hoger beroep vergeleken met de regeling van het hoger beroep van voor de wetswijziging van 2007. (10 pnt)

Vraag 2

Geef aan wat de unus testis-regel inhoudt en aan de hand van welk criterium de Hoge Raad die regel invult. Geef aan de hand van een bespreking van twee arresten van de Hoge Raad uw beredeneerde mening over de vraag of de Hoge Raad deze regel uitholt en of bijstelling van de jurisprudentie wenselijk zou zijn. (10 pnt)

Vraag 3a

Opsporingsambtenaren Daniel en Aisha ontvangen een anonieme tip waarin wordt verteld dat er een netwerk aan mensen is wat scooters steelt en verkoopt. De werkwijze is redelijk onconventioneel. De leden van het netwerk lopen de straten van Den Haag af en kijken of ze een mooie scooter zien. Ze maken hier foto's van en zetten deze foto's vervolgens op een Vraag en Aanbod pagina van Facebook. Als er dan iemand op reageert gaan ze de scooter pas echt stelen en verkopen deze vervolgens door aan degene die had gereageerd. De kopers hebben op deze manier niets door. Daniel en Aisha willen deze bendeleden snel opsporen. In overleg met de OvJ zijn ze tot het volgende plan gekomen: Ze gaan een bod doen op één van de scooters op Facebook. De foto is vrij helder en er is duidelijk te zien dat de scooter op de Hooigracht in Den Haag staat. Daniel en Aisha besluiten de dieven voor te zijn en gaan wachten in de buurt van de scooter. Circa tien minuten na aankomst zien ze twee personen, Jaap en Ria, die met een ingenieus apparaatje de scooter van het alarm halen en een schroevendraaier gebruiken om contact te maken. Ze lopen rustig met de scooter weg. Daniel en Aisha rennen op ze af en houden ze gelijk aan. Ter zitting betoogt de raadsman van verdachte Ria 

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (2)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (2)

Oefententamen 2017/2018 bij het vak Strafprocesrecht - Universiteit Leiden - Rechtsgeleerdheid - Bachelor 3


Vragen

Vraag 1

In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering is voorgesteld om een nieuw artikel in het leven te roepen waarmee ‘stelselmatige locatiebepaling’ mogelijk wordt gemaakt.
Artikel 2.8.2.10.1 1. [...] De officier van justitie [kan] bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig en met een technisch hulpmiddel de locatie bepaalt van de persoon ten aanzien van wie de bevoegdheid wordt uitgeoefend. Uit de toelichting blijkt dat met dit artikel onder meer gedoeld wordt op de opsporingsmethoden die bekend staan als de ‘stille sms’.

Formuleer wat het voordeel van een formulering zoals deze is versus de momenteel geldende criteria van ‘stille sms-jes’. Neem in jouw antwoord mee:

  1. de huidige wettelijke grondslag van deze opsporingsmethode
  2. in hoeverre het gebruik hiervan thans rechtmatig is
  3. in hoeverre u meent dat de huidige grondslag overbodig zal worden indien bovenstaand artikel kracht van wet krijgt.

Vraag 2a

In de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van artikel 6 lid 3 sub d EVRM is een belangrijke rol weggelegd voor ‘compenserende factoren’. Leg uit wat in deze context wordt verstaan onder hetbegrip ‘compenserende factoren’. Structureer uw betoog aan de hand van de volgende deelonderwerpen:

(a) bespreek de ratio van het ondervragingsrecht en (b) in het licht hiervan de relevantie van ‘compenserende factoren’; (c) noem tenminste drie voorbeelden van compenserende factoren zoals deze in de jurisprudentie van het EHRM naar voren komen; (d) leg uit hoe compenserende factoren zich – in de context van het ondervragingsrecht – verhouden tot het begrip ‘steunbewijs’.

Vraag 2b

Is naar uw mening de relevantie van compenserende factoren toe- of afgenomen als gevolg van het arrest Schatschwaschwili t. Duitsland? Motiveer uw antwoord. U hoeft bij uw antwoord slechts de voor dit vak voorgeschreven literatuur en jurisprudentie te betrekken.

Vraag 3

Verdachte Billy is gedagvaard voor overtreding van art 312 lid 1 Sr. Het dossier bevat de volgende bewijsmiddelen:

a. Ene verklaring van Alejandro, afgelegd bij de politie, voor zover relevant inhoudende: “Ik heb Billy ontmoet in de lobby van hotel de Lachende Koe in de Balistraat straat te Amsterdam op 12 maart 2014. Wij zijn daarvoor via Tinder met elkaar in contact gekomen. We zijn naar de bar gegaan en hebben samen wat biertjes gedronken. Ik heb het idee dat hij toen iets in m’n biertje heeft gestopt toen ik even naar de wc ging, want ik voelde met na een aantal slokken heel loom. We hebben de bar enige tijd later verlaten en zijn langs de grachten gaan lopen. De details herinner ik niet goed meer tot het moment dat de adrenaline ging werken toen Billy probeerde mijn portemonnee te stelen. Ik heb nog gevochten met hem maar gaf het snel op toen

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (1)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Casus I

Hadrian is sinds kort begonnen met vloggen. Omdat het gewenste aantal views op YouTube uitblijft, besluit hij het over een andere boeg te gooien en avontuurlijker vlogs te maken. Hadrian weet dat op de bovenste verdieping van de flat waar hij woont een luik de toegang verschaft tot het dak van de flat. Hij trommelt zijn vlogvrienden Royce en Magnus op en gezamenlijk betreden zij het dak. Zij spreken af dat Royce en Magnus aan de rand van de flat gaan hangen en dat Hadrian alles filmt met zijn camera. Nadat zij weer met beide benen op het dak staan, willen zij het hier niet bij laten. Hadrian merkt op dat aan de andere kant van het dak een kat in de zon ligt. Hij geeft zijn camera aan Royce en vraagt hem alles te filmen. Stilletjes loopt hij op de kat af en grijpt deze. Vervolgens gooit hij de kat over de rand van de flat naar beneden. Magnus, die zijn laptop bij zich heeft, plaatst de beelden direct op YouTube. Alric, die in de naastgelegen flat woont en op zijn balkon een sigaretje aan het roken was, heeft alles gadegaslagen en belt de politie. Hij geeft het signalement van Hadrian door en vertelt wat hij precies heeft gezien. Van deze verklaring en de beelden die inmiddels op YouTube staan en waarop Hadrian duidelijk herkenbaar te zien is, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hadrian wordt hierop aangehouden ter zake van het delict omschreven in artikel 350 lid 2 Sr en meegenomen naar het politiebureau. Nadat hij is opgehouden voor onderzoek en in verzekering is gesteld, vordert de officier van justitie de bewaring van Hadrian. Hadrian moet immers nog een aantal keer worden verhoord, aldus de officier van justitie. De advocaat van Hadrian stelt dat de vordering van de officier van justitie aan alle kanten rammelt. De vordering dient volgens hem dan ook te worden afgewezen.

Vraag 1

U bent rechter-commissaris in deze zaak. Neem een gemotiveerde beslissing op de vordering tot bewaring van Hadrian.

Casus II

Bij de politie Oost-Nederland is een anonieme tip binnengekomen dat verdachte Geralt C., woonachtig aan de Pauluslaan 24 in Tilburg zijn geld zou verdienen met de handel in verdovende middelen. Volgens de tipgever zou hij de drugs vanuit zijn woning verkopen. Een check in de Basisregistratie personen leert dat op dat adres inderdaad een persoon met die naam staat ingeschreven. Daarop besluiten opsporingsambtenaren Yennefer en Vesemir nader onderzoek in te stellen door op een zaterdagavond een tijdje voor de woning aan de Pauluslaan te posten in hun surveillanceauto. Zij zien in een periode van twee uur een komen en gaan van mensen die telkens voor korte periode in de woning aanwezig zijn en vervolgens weer vertrekken. Zij herkennen daarbij een aantal personen ambtshalve als drugsgebruiker.

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1 (15 punten)

Keulen en Knigge stellen dat het hoger beroep als een voortbouwend appel is vormgegeven en dat daarmee een ‘middenweg’ wordt bewandeld. Wat wordt bedoeld met de typering ‘voortbouwend appel’ en met de stelling dat met de vormgeving van het hoger beroep als een voortbouwend appel een middenweg wordt bewandeld?

Vraag 2 (25 punten)

Na afloop van een voetbalwedstrijd op een zondagmiddag in Rotterdam loopt het uit op rellen. Paul, doorgewinterd hooligan, botviert zijn agressie op een bushokje door met een stalen staaf tegen het glas te slaan. Terwijl hij bezig is, begint de politie met het schoonvegen van de straat. Paul slaat op de vlucht en springt daarbij in een bouwcontainer. Als agenten roepen dat hij er uit moet komen, beseft Paul dat het spel over is en roept naar de agenten dat hij zich over geeft. Hij probeert daarop uit de container te klimmen om zich te laten aanhouden. Dit lukt hem echter niet direct, de container is te hoog en Paul heeft bovendien te veel gedronken. Op dat moment laat een van de agenten een politiehond los, die daarop in de container springt en Paul enkele keren in zijn arm en been bijt, waarna toegesnelde agenten de hond wegtrekken en Paul aanhouden. Aan dit voorval houdt Paul enkele bijtwonden en blijvende littekens over.

Op het bureau wordt Paul behandeld voor zijn verwondingen en daarna verhoord. Aan het eind van het verhoor biedt Chris, politieagent en tevens de verantwoordelijke hondengeleider, Paul zijn excuses aan voor de hondenbeten. Hierbij geeft hij te kennen dat de betrokken hond de reputatie heeft van een ‘echte terriër’ en soms moeilijk in toom te houden is. Chris geeft hierbij tevens aan dat hij er op zal toezien dat deze zaak niet zal worden doorgestuurd naar de officier van justitie, zodat Paul er van uit kan gaan dat hij niet ter zake van dit feit zal worden vervolgd. Als Paul is heengezonden, besluit de coördinerend politiecommissaris echter anders. Voetbalvandalisme is immers een speerpunt en het OM hanteert op dit vlak een zerotolerancebeleid. Enkele maanden later wordt Paul toch gedagvaard voor het beschadigen van het bushokje.

U bent advocaat van Paul. Schrijf een verweer waarin u ingaat op zowel de gedane toezegging als de inzet van de politiehond, alsmede op de hieraan te verbinden consequenties.

Vraag 3 (25 punten)

Aan verdachte, Daan, is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 3 september 2015 te den Haag, althans in Nederland, Guido heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die Guido een mes getoond en hem, die Guido, daarbij (meermalen) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik vermoord je’. In het procesdossier bevinden zich de volgende processen-verbaal, waarvan de redengevende inhoud hieronder beknopt wordt weergegeven:

  • een proces-verbaal van
.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (1)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (1)


Vragen

Casus 1

U bent officier van justitie. Op uw bureau ligt een dossier over verdachte Berend L., dat is voorbereid door een parketsecretaris. In het dossier bevinden zich de volgende stukken (die aan alle daarvoor geldende vereisten voldoen):

  1. Een proces-verbaal van aangifte van vernieling gedaan door Arnold Claessens met de volgende inhoud: “Vandaag 12 november 2015, om 14.30 uur, heb ik mijn auto voor de deur van mijn woning aan de Dorpsstraat 22 in Leiden gezet. De passagierskant stond aan het trottoir en de bestuurderskant aan de kant van de weg. Het betreft een rode Kia Rio met het kenteken 9 ABT 66. De auto is mijn eigendom. Vandaag 12 november 2015 omstreeks 18.45 uur was ik thuis. Ik hoorde dat de bel ging. Toen ik de deur open deed, herkende ik de buurvrouw Ria van der Sloot uit mijn straat. Ik hoorde dat zij tegen mij zei dat zij de buurman van nummer 24 (verdachte) langs mijn auto had zien lopen. Zij vertelde aan mij dat zij had gezien dat deze buurman (verdachte), op de rijbaan langs mijn auto liep. Zij vertelde mij dat zij had gezien dat hij moedwillig met sleutels die hij in zijn hand had, langs de zijkant van mijn auto kraste. Toen ik naar mijn auto ging kijken zag ik dat er een verse grote kras over het bestuurdersportier van mijn auto liep. Ik zag dat de kras wit was. Ik zag dat deze kras liep vanaf het linker voorportier tot aan de linker wielkast voor."

  2. Een proces-verbaal van verhoor van getuige Ria van der Sloot door de politie met de volgende inhoud: “Ik verblijf regelmatig bij mijn vriend aan de Dorpsstraat 19 in Leiden. Op maandag 12 november 2015 omstreeks 18.40 uur stond ik voor het keukenraam van die woning en zag ik de overbuurman van nummer 24 (verdachte) in de straat lopen. Ik zag dat hij vreemd rond de rode auto van de buurman van nummer 22 liep. Ik hield hem in de gaten en zag dat hij heel dicht langs de linkerzijde van de auto liep. Ik zag dat de overbuurman van 24 (verdachte) een sleutel in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij vervolgens met een sleutel langs de linkerzijde van de auto kraste. Ik zag dat dit ter hoogte van het bestuurdersportier was. Ik ben direct naar de eigenaar van de rode auto gelopen die op nummer 22 woont. Ik hoorde dat de kras er voorheen nog niet zat. De buurman van nummer 22 heeft vervolgens de politie gebeld."

  3. Een proces-verbaal van bevindingen waarin verbalisanten (opsporingsambtenaren) het volgende relateren: “Tijdens onze dienst op 12 november 2015 omstreeks 18.45 uur kregen wij van de meldkamer de opdracht te gaan naar de Dorpsstraat 22 in Leiden, alwaar een

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (2)

Strafprocesrecht - UL - Recht - B3 - Extra oefententamen (2)


Vragen

Vraag 1

Gerrit heeft een schuld bij Carlton. Als Gerrit weigert om deze te betalen, komt Carlton verhaal halen. Hij wacht tot de nietsvermoedende Gerrit zijn woning verlaat en schiet een aantal keer gericht op hem. Gerrit wordt geraakt in zijn bil en zijn schouder, maar weet te ontkomen. Hij doet direct aangifte bij de politie, die een onderzoek instelt.

De schietpartij is gadegeslagen door meerdere getuigen. Agenten trachten Carlton op te sporen, maar hij blijkt onvindbaar te zijn. De agenten besluiten, na toestemming van de Officier van Justitie, tot de inzet van een zogenaamde stille sms: een technisch hulpmiddel waarmee het geografisch gebied kan worden afgebakend waarbinnen de GSM van verdachte – het telefoonnummer was reeds bekend bij de politie - zich bevindt. Gedurende tien dagen wordt tussen twaalf uur ’s middags en tien uur ’s avonds elk uur een stille sms verzonden.

Het gebruik van deze methode leidt ertoe dat de verdachte kan worden gelokaliseerd en kan worden aangehouden. Ter terechtzitting eist de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren voor poging tot moord.

U bent advocaat in deze zaak. Uw cliënt is van mening dat met het gebruik van de stille sms-sen door de agenten inbreuk is gemaakt op zijn privacy. Schrijf het verweer dat u namens uw cliënt zou voeren.

Vraag 2

In principe heeft de verdachte recht op kennisneming van processtukken en verkrijging van afschriften. Toch is het de officier van justitie toegestaan de kennisneming van bepaalde processtukken tijdelijk te onthouden. Leg uit in welke situatie en ten aanzien van welke processtukken de officier van justitie deze bevoegdheid heeft en hoe in de wet tot uitdrukking komt dat deze onthouding in beginsel van tijdelijke aard is.

Vraag 3

Leg uit wat het vertrouwensbeginsel inhoudt, in welke context dit beginsel in het strafproces een rol speelt en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een beroep op het vertrouwensbeginsel te laten slagen.

Vraag 4

Een verdachte wordt vervolgd ter zake van verboden wapenbezit, nadat er wapens zijn aangetroffen in zijn woning bij zijn aanhouding in die woning in verband met een ander strafbaar feit. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verbalisanten op grond van artikel 55 lid 2 Sv de woning zijn binnengetreden, daarbij beschikten over een machtiging als bedoeld in artikel 2 lid 1 Awbi, zich legitimeerden en mededeelden wat het doel van binnentreden was. Voorts blijkt dat de verdachte op het moment van aanhouding naar één van de wapens probeerde te grijpen, die duidelijk zichtbaar verspreid door de woonkamer lagen. De verbalisanten zijn vervolgens direct tot inbeslagname van de wapens overgegaan.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank betoogd dat het bewijs (de inbeslaggenomen wapens) onrechtmatig is verkregen en derhalve niet gebruikt mag worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2289 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.