Binnen de klinische ontwikkelingspsychologie wordt er zowel rekening gehouden met de ontwikkeling van het kind, als met die van de adolescent en de volwassene. Waar het bij deze tak van psychologie vooral omgaat, is het bestuderen van de afwijking van de normale ontwikkeling. De meeste inzichten die worden verkregen binnen de klinische ontwikkelingspsychologie zijn gebaseerd op longitudinaal onderzoek. Uit de onderzoeken die tot nu toe zijn verricht, blijkt onder andere dat er sprake is van duidelijke sekseverschillen in de prevalentie van stoornissen. Daarnaast blijkt, dat verschillende stoornissen verschillende aanvangsleeftijden hebben. De totale proportie van personen die ooit een bepaalde stoornis hebben gehad, wordt ook wel de life time prevalentie genoemd.
Binnen de klinische ontwikkelingspsychologie zijn er twee benaderingen die iets zeggen over afwijking van de normale ontwikkeling. Volgens de categorische benadering bestaan er kwalitatieve verschillen tussen normaal en afwijkend functioneren. Volgens de dimensionele benadering verschilt afwijkend functioneren echter gradueel van normaal functioneren.
De klinische ontwikkelingspsychologie probeert psychologische fenomenen vanuit een transactioneel ontwikkelingsmodel te analyseren. Hierbij neemt men zowel risico- en beschermende factoren als de complexe interacties tussen deze factoren in beschouwing. Op basis van deze analyses worden er vervolgens preventie- en interventieprogramma’s ontwikkeld en onderzocht.
Modellen van normale ontwikkeling
Er zal nu nader worden ingegaan op twee belangrijke thema’s, namelijk ontwikkelingstaken en modellen van normale ontwikkeling.
Ontwikkelingstaken zijn de normale uitdagingen waar een kind op een bepaalde leeftijd voor komt te staan. Deze ontwikkelingstaken zijn van belang, omdat bepaald probleemgedrag tijdens het doorlopen van deze taken niet per se een teken is van een afwijkende ontwikkeling, maar eerder onderdeel uitmaakt van het doorlopen van een bepaalde ontwikkelingstaak. Stemmingswisselingen zijn bijvoorbeeld niet bijzonder tijdens de pubertijd.
Modellen van ontwikkeling maken assumpties over kinderen en hun omgeving. Daarnaast theoretiseren deze in hoeverre kind en omgeving op elkaar inwerken tijdens de ontwikkeling. Er zijn drie basis ontwikkelingsmodellen, namelijk het trekmodel, het contextueel/omgevingsmodel en het interactiemodel.
Trekmodel
Het trekmodel stelt dat de ontwikkeling bepaald wordt door individuele kenmerken en houdt geen rekening met
.....read more
Add new contribution