Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)


MC-vragen

Vraag 1

"Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

  1. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
  2. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

Vraag 2

Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

  1. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
  2. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
  3. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
  4. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

Vraag 3

In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

"De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven."

Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

  1. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
  2. Op grond van het fair play-beginsel.
  3. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
  4. Op grond van het evenredigheidsbeginsel.

Vraag 4

Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

  1. Dit is onjuist.
  2. Dit is juist.

Vraag 5

Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 6

Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Op welk moment is de oplegging van de boete een besluit in de zin van de Awb?

  1. Vanaf het moment dat de ambtenaar zijn mondeling gegeven besluit op schrift heeft gesteld en aan Iris bekend heeft gemaakt.
  2. Vanaf het moment dat de ambtenaar zijn mondeling gegeven besluit op schrift heeft gesteld.

Vraag 7

Op 8 april 2014 beslist het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren om de Langsakker in Laren voor een periode van vijf weken af te zetten met het oog op werkzaamheden aan het riool. Meneer de Vries bezit een kapitale villa aan deze weg en wil graag een e-mail aan het college sturen over deze beslissing en vraagt aan u of artikel 2:13 lid 1 Awb van toepassing is.

Op deze beslissing:

  1. Is artikel 2:13 lid 1 Awb niet van toepassing, omdat de herbestratingswerkzaamheden niet als een besluit in de zin van de Awb kunnen worden gekwalificeerd.
  2. Is artikel 2:13 lid 1 Awb van toepassing, omdat het college een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a Awb is.

Vraag 8

In het artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ van J.E.M. Polak, dat was opgenomen in de reader, komt het Kroonberoep ter sprake. Welk van de onderstaande stellingen over het Kroonberoep is onjuist?

  1. De Kroon verrichtte zowel een doelmatigheids- als een rechtmatigheidstoets.
  2. De mogelijkheid van rechtsbescherming bij de Kroon vond haar grondslag in de Struyckiaanse opvatting dat rechtsbescherming tegen overheidshandelen binnen het openbaar bestuur zou moeten plaatsvinden.
  3. Voor de komst van de Awb stond rechtsbescherming tegen overheidshandelen open bij de Kroon.
  4. De Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State bracht een juridisch bindend advies uit aan de Kroon.

Vraag 9

Stel: de Dienst Koninklijk Huis ondersteunt de Koning bij zijn dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden en wordt voor 100% betaald door de minister van Algemene Zaken. De Dienst heeft geen zelfstandige plaats in de wet en kan geen eenzijdig bindende besluiten nemen. De Dienst is over haar werkzaamheden geen verantwoording verschuldigd aan de minister.

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. De Dienst Koninklijk Huis is een zelfstandig bestuursorgaan.
  2. De Dienst Koninklijk Huis is een a-orgaan.
  3. De Dienst Koninklijk Huis is een b-orgaan.
  4. De Dienst Koninklijk Huis is geen bestuursorgaan.

Vraag 10

Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bezit de Universiteit Leiden rechtspersoonlijkheid.

Beoordeel de volgende stelling: Het hebben van publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid maakt de Universiteit Leiden een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 lid 1, aanhef en onder a Awb.

  1. Deze stelling is juist
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 11

Uit de uitspraak Kwantum Nederland B.V./Praxis en Maxis (ABRvS 9 mei 1996, AB 1997, 93) volgt dat de rechter ook aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur toetst als het bestuursorgaan gebruik maakt van een discretionaire bevoegdheid.

  1. Dit is onjuist.
  2. Dit is juist.

Vraag 12

De Nederlandse Zorgautoriteit heeft bij besluit van 1 maart 2015 de wettelijk voorgeschreven tarieven voor tandartsenbehandelingen in Nederland vastgesteld. Pedro woont in Spanje en heeft daar een tandartsenpraktijk. Pedro krijgt last van de warmte in Spanje overweegt om zich in de toekomst in Nederland te vestigen als tandarts. Hij denkt dat hij bij die vestiging kan worden belemmerd door de in zijn ogen onredelijke tarieven die in het besluit zijn vastgesteld. Als hij deze tarieven zou moeten hanteren, verwacht Pedro niet zo veel clientèle als hij nu heeft.

Is Pedro op grond van artikel 1:2 lid 1 Awb belanghebbende bij het besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit?

  1. Nee, hij is geen belanghebbende omdat hij nog geen concrete plannen heeft om zich in Nederland te vestigen.
  2. Ja, hij is belanghebbende en heeft rechtstreeks belang omdat er een causaal verband bestaat tussen de vaststelling van de tarieven en zijn vestigingsmogelijkheden in Nederland.
  3. Ja, hij is belanghebbende en voldoet onder meer aan de concurrentiecriteria voor het hebben van persoonlijk belang.
  4. Nee, hij is geen belanghebbende omdat hij op 1 maart 2015 geen ingezetene van Nederland is en alleen ingezetenen belanghebbende kunnen zijn op grond van de Awb.

Vraag 13

Uit het arrest Guldemond/Noordwijkerhout (HR 31 december 1915, NJ 1916, p. 407) volgt dat:

  1. De burgerlijke rechter bevoegd is van een geschil tussen een burger en de overheid kennis te nemen, afhankelijk van de rechtsverhouding die tussen partijen in het geschil centraal staat.
  2. De burgerlijke rechter bevoegd is van een geschil tussen een burger en de overheid kennis te nemen, afhankelijk van de eis die bij de burgerlijke rechter naar voren wordt gebracht.
  3. De burgerlijke rechter een besluit kan vernietigen, mits eerst een bestuursrechtelijke voorprocedure is doorlopen.
  4. De burgerlijke rechter zich ten aanzien van bestuursrechtelijke zaken onbevoegd zal verklaren, als de eiser ook een procedure bij de bestuursrechter had kunnen doorlopen.

Vraag 14

Welk(e) van de volgende stellingen over de marginale toetsing door de bestuursrechter is/zijn juist?

I. De leer van de trias politica brengt mee dat de rechter de uitoefening van vrije bestuursbevoegdheden marginaal toetst.

II. Als de rechter marginaal toetst, toetst hij louter de doelmatigheid en niet de rechtmatigheid van het besluit.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 15

Stel: ‘Labyrint’, de studievereniging voor Psychologie vindt haar bestuurskamer in de faculteit te klein. De vereniging wil graag een eigen kantoor bouwen in het Van der Werf-park en vraagt een daartoe strekkende vergunning aan. De aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders van Leiden afgewezen. Omdat het bestuur niet beschikt over al te veel juridische kennis vragen zij twee rechtenstudenten om advies. Volgens Fay is de vereniging nu belanghebbende bij de afwijzing omdat dit besluit aan de vereniging is gericht. Eloïse meent echter dat de vereniging eerst naar haar statuten en feitelijke werkzaamheden moet kijken voordat ze kan beoordelen of ze belanghebbende is.

Wie heeft gelijk?

  1. Fay.
  2. Eloïse.

Vraag 16

Artikel 3:49 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorbeeld van:

  1. Facultatief recht.
  2. Aanvullend recht.
  3. Dwingend recht.
  4. Regelend recht.

Vraag 17

Welk(e) van de volgende uitspraken over de heroverwegingsplicht van artikel 7:11 Awb is/zijn juist?

I. De heroverweging door het bestuursorgaan heeft niet alleen betrekking op de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar ook op de doelmatigheid ervan.

II. Bij de heroverweging door het bestuursorgaan mogen feiten en omstandigheden die zich na het nemen van het primaire besluit hebben voorgedaan worden meegenomen.

  1. Stelling 1 is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 18

Klaas heeft onlangs promotie gemaakt. Omdat de zaken goed gaan wil hij graag zijn droom uit laten komen, het bouwen van een eigen huis. Om dit te realiseren dient hij een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden wijst zijn aanvraag af. De beslissing is door ambtenaar Hans genomen namens het college. Klaas is het niet met de afwijzing eens en maakt bezwaar.

Mag Hans nu namens het college beslissen op het bezwaarschrift van Klaas?

  1. Nee, een ander bestuursorgaan dan het college moet over het bezwaarschrift beslissen.
  2. Nee, een andere ambtenaar moet namens het college over het bezwaarschrift beslissen als het college dat door een ambtenaar wil laten doen.
  3. Ja, zolang Hans deze bevoegdheid gemandateerd heeft gekregen van het college.
  4. Ja, zolang Hans deze bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen van het college.

Vraag 19

Welk van de onderstaande stellingen over delegatie en mandaat is juist?

  1. Voor het beëindigen van mandaat is vereist dat zowel de mandaatgever als de gemandateerde toestemmen met de intrekking van het mandaat.
  2. Een algemeen verbindend voorschrift kan verbieden dat een toegekende bestuursbevoegdheid wordt gemandateerd.
  3. Wanneer een bestuursbevoegdheid is gedelegeerd van het ene bestuursorgaan aan het andere bestuursorgaan, kunnen beide bestuursorganen de bestuursbevoegdheid uitoefenen.
  4. De bevoegdheid tot delegatie van een bestuursbevoegdheid moet zijn neergelegd in een wet in formele zin.

Vraag 20

Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is de staatssecretaris van V&J bevoegd op aanvraag van een vreemdeling asiel te verlenen. Stel dat de beslistermijn voor deze beschikking niet in de Vreemdelingenwet, maar in het Vreemdelingenbesluit 2000 is opgenomen (dit is een algemene maatregel van bestuur). Het Vreemdelingenbesluit 2000 geeft de staatssecretaris een termijn van 28 weken om op de aanvraag te beslissen.

Voldoet deze termijn van 28 weken aan de eis uit artikel 4:13 Awb?

  1. Nee, een algemene maatregel van bestuur is geen 'wettelijk voorschrift' als bedoeld in artikel 4:13 lid 1 Awb.
  2. Ja, want artikel 4:13 Awb is alleen van toepassing als een bijzondere wettelijke regeling dat bepaalt.
  3. Ja, want artikel 4:13 Awb geeft alleen een regel als de bijzondere wettelijke regeling niets vermeldt.
  4. Nee, artikel 4:13 Awb stelt de eis van een 'redelijke termijn' en die is al na 8 weken verstreken.

Vraag 21

De politieke partij Partij voor de Dieren is een vereniging. Beoordeel de volgende stelling: Bij een verlening van een vergunning aan Luchthaven Lelystad Vastgoed N.V. om een extra landingsbaan mogelijk te maken, is Partij voor de Dieren belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 3 Awb.

  1. Deze stelling is onjuist.
  2. Deze stelling is juist.

Vraag 22

Een besluit kan een beschikking zijn op grond van het persoonscriterium of op grond van het zaakscriterium. Welk van de onderstaande besluiten is een beschikking op grond van het zaakscriterium?

  1. De verlening van een omgevingsvergunning voor een verbouwing van het Kamerlingh Onnes Gebouw in Leiden.
  2. De uitvaardiging van een parkeerverbod voor de Breestraat in Leiden.
  3. De aanwijzing tot beschermd natuurmonument van het park Cronesteyn in Leiden.
  4. De verlening van een terrasvergunning voor Café Barrera in Leiden.

Vraag 23

Voor het zijn van belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 3 Awb is onder meer vereist dat een rechtspersoon feitelijke werkzaamheden verricht. Voor dit vereiste is niet voldoende dat een rechtspersoon in rechte opkomt tegen besluiten.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 24

Stel: het college van burgemeester en wethouders van Leiden besluit een parkeerverbod in te stellen voor de Rapenburg in Leiden. Het besluit is niet tot één of meer belanghebbenden gericht.

In welk van de volgende situaties is het besluit op de door de Awb voorgeschreven wijze bekend gemaakt?

  1. Situatie 1: Bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving van het besluit in het door de gemeente Leiden uitgegeven huis-aan-huisblad.
  2. Situatie 2: Bekendmaking van het besluit geschiedt door toezending van het besluit aan de bewoners van de woningen gelegen aan de Kanaalweg.
  3. Situatie 3: Bekendmaking van het besluit geschiedt door publicatie van een nieuwsbericht op de website van de gemeente Leiden.
  4. Situatie 4: Bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant.

Vraag 25

Bestuursorgaan A kan een bestuursbevoegdheid pas delegeren aan bestuursorgaan B als deze bestuursbevoegdheid eerst aan bestuursorgaan A is geattribueerd.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 26

In de uitspraak LTO Noord (ABRvS 23 augustus 2006, AB 2006, 365):

  1. Toetst de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het afstands- en zichtcriterium.
  2. Oordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat LTO Noord als bestuursorgaan moest worden aangemerkt.
  3. Oordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat LTO Noord niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
  4. Toetst de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ambtshalve of aan het belanghebbendenvereiste is voldaan.

Vraag 27

Welk van de volgende stellingen over algemeen verbindende voorschriften is juist?

  1. Tegen algemeen verbindende voorschriften kan op grond van de Awb beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.
  2. Op algemeen verbindende voorschriften is afdeling 3.6 van de Awb van toepassing.
  3. Algemeen verbindende voorschriften kunnen niet de grondslag voor nieuwe bevoegdheden vormen.
  4. Algemeen verbindende voorschriften kunnen zowel in wetten in formele zin als in lagere regelgeving worden gevonden.

Vraag 28

De minister van Defensie besluit op verzoek van een private partij een aantal leegstaande barakken op de Veluwe te verkopen. Omdat ook andere partijen in de leegstaande barakken zijn geïnteresseerd, nodigt ze alle gegadigden voor een gesprek op haar ministerie uit. Na afloop van het gesprek zal de minister met een aantal van haar ambtenaren beslissen wie de barakken tegen welke prijs mag overnemen.

Welke stelling over het handelen van de minister is juist?

  1. Op grond van artikel 3:46 Awb dient de minister na afloop van het gesprek haar beslissing inhoudelijk te motiveren.
  2. Op grond van artikel 3:42 Awb dient de minister na afloop van het gesprek haar beslissing te publiceren in de Staatscourant.
  3. Op grond van artikel 2:4 Awb moet de minister controleren of de meebeslissende ambtenaren geen privébelang bij de verkoop hebben.
  4. Geen van bovenstaande stellingen is juist. De Awb is op dit handelen van de minister niet van toepassing.

Vraag 29

Stel: u organiseert een groot studentenhockeyfeest op de hockeyclub LOHC. Om dit te kunnen doen heeft u een vergunning aangevraagd en ook gekregen. De omwonenden zijn het er niet mee eens en maken bezwaar. Hun bezwaar wordt gegrond verklaard en uw vergunning wordt alsnog geweigerd. U gaat in beroep bij de bestuursrechter en voert aan dat de omwonenden veel te laat in bezwaar zijn gekomen. De rechter komt tot dezelfde conclusie en vindt inderdaad dat het bestuursorgaan de omwonenden niet-ontvankelijk had moeten verklaren in hun bezwaar.

Hoe kan de bestuursrechter dit geschil zo definitief mogelijk beslechten?

  1. De bestuursrechter kan zelf in de zaak voorzien op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder b Awb.
  2. De bestuursrechter kan de rechtsgevolgen van het besluit in stand laten op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder a Awb.

Vraag 30

Nienke bezit een groot landgoed in de bossen van wassenaar. Hier staat al sinds jaar en dag een oud huisje welke niet meer in gebruik is. Omdat ze de grond graag zou gebruiken voor haar moestuin besluit ze het huisje te slopen. Ze heeft hier een vergunning voor gekregen. De buurman heeft bezwaar gemaakt, hij vindt dat het huisje cultureel erfgoed is in de bossen en dus behouden moet blijven. Nienke zit hier echter totaal niet op te wachten en wil zo snel mogelijk beginnen met slopen.

Welke stelling is juist?

  1. Nienke moet wachten tot het bestuursorgaan op het bezwaarschrift van haar buurman heeft beslist.
  2. Nienke hoeft de beslissing niet af te wachten, maar mag het huisje onmiddellijk (laten) slopen.

Vraag 31

Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofdstukken en titels uit de Awb die op een (verleende) subsidiebeschikking van toepassing zijn?

  1. Hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Awb.
  2. Hoofdstuk 4, maar dan alleen titel 4.2 Awb.
  3. Hoofdstuk 3, titel 4.1, titel 4.2 en hoofdstuk 5 Awb.
  4. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.1 Awb.

Vraag 32

Boer Stel uit Finsterwolde (arrondissement Noord-Nederland) laat zijn dieren geregeld zwaar werk doen waar de dieren eigenlijk niet toe in staat zijn. Dat is verboden op grond van de Wet Dieren. Op grond van artikel 8.7 Wet Dieren is de minister van Economische Zaken bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van dit verbod. Boer Stel krijgt dan ook een brief van de minister uit Den Haag waarin hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Bij welke bestuursrechter kan Stel dit besluit volgens de regels van de Awb in eerste aanleg aanvechten?

  1. Bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  2. Bij de rechtbank Rotterdam, afdeling bestuursrecht.
  3. Bij de rechtbank Den Haag, afdeling bestuursrecht.
  4. Bij de rechtbank Noord-Nederland, afdeling bestuursrecht.

Vraag 33

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen neemt op 2 april 2015 het besluit de Oosterstraat te verbreden. Veel bewoners van de naastgelegen Oosterpoortbuurt vrezen voor een toename overlast wegens de vele fietsers en bussen in hun wijk als gevolg van de verbreding van de weg. De bewoners verenigen zich daarom in het Bewonerscollectief Oosterpoort, dat een bestuursrechtelijke procedure start tegen het besluit tot verbreding van de Oosterstraat.

Welk van de volgende vragen is niet relevant voor de vaststelling van de belanghebbendheid van het Bewonerscollectief?

  1. De vraag of het collectief kan worden aangemerkt als een rechtspersoon.
  2. De vraag of het belang van het collectief zich voldoende onderscheidt van dat van de bewoners afzonderlijk.
  3. De vraag of het collectief een rechtstreeks geraakt en actueel belang heeft bij het besluit.
  4. De vraag naar de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van het collectief

Vraag 34

In vervolg op de vorige vraag: Vincent woont op 2 april 2015 nog in Zwolle maar heeft een huis aan de Oosterstraat gekocht. Hij is op 3 maart 2015 officieel eigenaar van het huis geworden. Per 1 mei 2015 heeft hij het huurcontract van zijn woning in Zwolle opgezegd. Vanaf die datum hoopt hij zijn nieuwe huis in Groningen te kunnen betrekken. Het besluit van het college van Groningen om de Oosterstraat te verbreden is een domper. Vincent vreest dat de verbreding van de weg zal leiden tot grote (milieu)overlast en wil tegen het besluit van het college procederen.

Is Vincent belanghebbende in de zin van de Awb?

  1. Nee, want hij heeft geen actueel belang.
  2. Ja, want hij voldoet aan alle opera-criteria.
  3. Nee, want hij heeft geen persoonlijk belang.
  4. Nee, want hij heeft geen objectief belang.

Vraag 35

De burgemeester van Maastricht wijst een binnengekomen aanvraag voor een uitwegvergunning af. Dit besluit is genomen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Maastricht. De betreffende aanvraag is gedaan door boer Harms. Door het realiseren van de uitrit zou hij zijn producten veel makkelijker kunnen transporteren en levert het hem veel meer geld op. Boer Harms meent dat zijn belang onvoldoende is meegewogen nu hij wordt beperkt in zijn eigendomsvrijheid als hij geen uitrit mag realiseren van zijn eigen perceel naar de openbare weg.

Hoe verloopt de rechterlijke rechtsbeschermingsprocedure tegen dit besluit?

  1. Er staat beroep in eerste en in enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) open.
  2. Eerst in beroep bij de rechtbank, afdeling civiel, daarna in hoger beroep bij het Gerechtshof en tot slot in cassatie bij de Hoge Raad.
  3. Eerst in beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht, daarna in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
  4. Er staat geen bestuursrechtelijke procedure open tegen een afwijzing. Een afwijzing is namelijk geen besluit in de zin van de Awb.

Vraag 36

Uit de uitspraak Gedoogverklaring Mariekerke (ABRvS 15 april 1994, AB 1994, 619) volgt dat:

  1. Een bestuursorgaan geen bestuursdwang mag toepassen als het gaat om een kleine overtreding.
  2. Een illegale situatie met een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan worden toegestaan.
  3. De weigering van een gedoogverklaring alleen is toegestaan als het bestuursorgaan deze weigering tijdig van tevoren aankondigt.
  4. De weigering van een gedoogverklaring door een bestuursorgaan niet op enig rechtsgevolg is gericht.

Vraag 37

De Stichting Reclame Code is op initiatief van het bedrijfsleven en consumentenorganisaties in het leven geroepen. Aan de Stichting Reclame Code zijn geen wettelijke bevoegdheden toegekend. De Stichting behandelt louter op basis van zelfregulering klachten over reclame-uitingen van bedrijven. Dit doet zij aan de hand van de Nederlandse Reclame Code, die is opgesteld door verschillende partijen die samen het adverterend bedrijfsleven representeren.

Beoordeel de volgende stelling: De Stichting Reclame Code is een b-orgaan, aangezien het beschermen van consumenten tegen ongeoorloofde reclame-uitingen een publieke taak is.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 38

Anne ontvangt sinds haar ongeluk in 2005 een arbeidsongeschiktheidsverklaring. Na jaren van doktersbehandelingen lijkt het eindelijk aan te slaan en in 2014 is haar arbeidsongeschiktheid aanmerkelijk verminderd. Dit is reden voor het UWV om de uitkering stop te zetten. Anne is het hier niet mee eens. Zij meent dat dit besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM (bescherming van eigendom).

Anne kan het EVRM in een nationale procedure bij de bestuursrechter:

  1. Inroepen, mits zij tegelijkertijd een klacht indient bij het EHRM in Straatsburg dat zich dient uit te spreken over de uitleg van het EVRM.
  2. Niet inroepen, omdat het EVRM alleen ‘civil rights and obligations’ beschermt en dus niet van toepassing is op uitkeringen.
  3. Inroepen, omdat het EVRM in beginsel ook van toepassing is op bestuursrechtelijke geschillen voor de nationale rechter.
  4. Niet inroepen, omdat het EVRM geen ‘een ieder verbindende bepalingen’ in de zin van artikel 93 Grondwet bevat

Vraag 39

Zoek artikel 14 lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap op. Dit artikellid gaat over de bevoegdheid tot intrekking van het Nederlanderschap.

Beoordeel de volgende stelling: De rechter dient de uitoefening van deze bevoegdheid marginaal te toetsen.

  1. Deze stelling is juist.
  2. ​​​​​​​Deze stelling is onjuist.

Vraag 40

Tijdens het hoorcollege over rechtsbescherming is het wetsvoorstel ‘Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak’ besproken. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de huidige bestuursrechtelijke rechtsgang bij de bijzondere bestuursrechters (ABRvS, CRvB, CBb) te wijzigen.

Beoordeel de volgende stelling: Als het wetsvoorstel wet wordt, blijft in Nederland aparte, buiten de (gewone) rechterlijke macht georganiseerde, bestuursrechtspraak bestaan.

A. Deze stelling is juist.
​​​​​​​B. Deze stelling is onjuist.

Open vragen

Casus

Barbecueboten in Kaag en Braassem

Michiel Veenstra, woonachtig in Rotterdam, heeft al jaren een affiniteit met het water. Hij heeft op vakantie in Portugal kennisgemaakt met het fenomeen barbecueën op het water. Om van zijn hobby zijn werk te kunnen maken wil hij een bedrijf opzetten dat waterliefhebbers deze mogelijkheid biedt in Nederland. Na grondig onderzoek is hij uitgekomen op het recreatiegebied rond de Kaag. Zijn bedoeling is om boten aan te schaffen waarop een barbecue gevestigd is zodat mensen kunnen barbecueën terwijl ze genieten van de mooie omgeving. Omdat Michiel niet zo veel kennis heeft van wet- en regelgeving schakelt hij zijn oude vriendin Coosje in, die werkt als bestuursrechtadvocate.

Coosje heeft voor Michiel uitgezocht welke juridische regels op deze casus van toepassing zijn. Het blijkt dat voor het exploiteren van een barbecuebootbedrijf een vergunning nodig is op grond van de Verordening op de haven en het binnenwater 1995 van de gemeente Kaag en Braassem. De relevante bepaling uit deze Verordening luidt als volgt:

Artikel 2.1 Vergunning Passagiersvervoer

  1. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een bedrijfsvaartuig goederen dan wel passagiers te vervoeren.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel wijzigen in het belang van de openbare orde, veiligheid en milieu.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op de in het tweede lid vermelde belangen, ter beperking van het aantal vaartuigen de vergunning weigeren, dan wel bij de vergunning een maximum bepalen van het aantal te exploiteren vaartuigen.

Op 5 juni 2014 krijgt Michiel de in artikel 2.12 bedoelde vergunning. Michiel gaat meteen met zijn bedrijf van start, koopt 20 zogenaamde barbecueboten aan en noemt zijn bedrijf ‘Barbecue on the water’. Zijn vreugde is echter van korte duur, want een half jaar later komt hem ter ore dat het Haagse bedrijf ‘Boats on a roll’, een grote speler op de Haagse botenmarkt, zijn werkgebied wil uitbreiden en zijn oog heeft laten vallen op de pittoreske en bij toeristen zeer geliefde wateren in Kaag en Braassem. De eigenaar van Boats on a roll, Pieter Boot, benadert de wethouder van toerisme van Kaag en Braassem, Johnny Alberti. Johnny ziet ruimte voor twee barbecuebootbedrijven en is voornemens het college van burgemeester en wethouders te overtuigen van de noodzaak om twee vergunningen te verlenen. Johnny heeft echter genoeg zakelijk inzicht om zich te realiseren dat de reeds verleende vergunning aan Michiel de potentiële winst van Pieter aanzienlijk zal drukken. Hij zegt Pieter toe dat hij aan Boats on a roll een vergunning zal verlenen voor het exploiteren van een bedrijf met 20 barbecueboten. Omdat er op de Kaag en Braassemse wateren slechts ruimte is voor 30 fluisterboten zal hij ook besluiten dat de reeds aan Michiel verleende vergunning wordt ingetrokken en wordt gewijzigd in een nieuwe vergunning op basis waarvan hij geen 20, maar slechts 10 boten mag exploiteren. In het besluit tot wijziging van de vergunning van Michiel stelt het college van burgemeester en wethouders met zoveel woorden dat dit besluit is ingegeven ‘uit hoofde van de wens van het college om de commerciële belangen van zowel Boats on a roll als Michiels Barbecue on the water zo goed mogelijk te dienen’.

Het besluit van het college wordt op 2 maart 2015 genomen en valt op 4 maart 2015 op de deurmat van Michiel.

Vraag 1

Welk beginsel van behoorlijk bestuur heeft het college van burgemeester en wethouders geschonden door de vergunning om deze reden te wijzigen?

Vraag 2

Stel dat het bezwaar tegen de gewijzigde vergunning wordt afgewezen. Michiel is voornemens tegen de beslissing op bezwaar beroep in te stellen. Beschrijf de volledige rechtsgang die na bezwaar openstaat tot in hoogste nationale instantie. 

Vraag 3

Michiel en Coosje zijn het niet met elkaar eens over de vraag welke rechtbank bevoegd is. Michiel meent dat de rechtbank van zijn woonplaats, de rechtbank Rotterdam, bevoegd is. Coosje houdt vol dat het beroep dient bij de rechtbank Den Haag, waar Kaag en Braassem onder valt. Wie heeft gelijk? Motiveer uw antwoord onder verwijzing naar de relevante bepaling uit de Awb. 

Vraag 4a

Uiteindelijk constateert de rechtbank dat er een gebrek kleeft aan de gewijzigde vergunning. In zijn uitspraak is de volgende overweging te vinden:

“De rechtbank draagt het College op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak.”

Welke figuur heeft de rechtbank hier toegepast? 

Vraag 4b

Waar is deze in de Awb geregeld? 

Vraag 4c

Aan welke in het bestuursrecht gesignaleerde tendens geeft deze figuur uitdrukking? 

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

  2. A. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.

  3. D. Op grond van het evenredigheidsbeginsel

  4. B. Dit is juist.

  5. B. Deze stelling is onjuist

  6. B. Vanaf het moment dat de ambtenaar zijn mondeling gegeven besluit op schrift heeft gesteld.

  7. B. Is artikel 2:13 lid 1 Awb van toepassing, omdat het college een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a Awb is.

  8. D. De Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State bracht een juridisch bindend advies uit aan de Kroon.

  9. D. De Dienst Koninklijk Huis is geen bestuursorgaan.

  10. B. Deze stelling is onjuist.

  11. B. Dit is juist.

  12. A. Nee, hij is geen belanghebbende omdat hij nog geen concrete plannen heeft om zich in Nederland te vestigen.

  13. B. De burgerlijke rechter bevoegd is van een geschil tussen een burger en de overheid kennis te nemen, afhankelijk van de eis die bij de burgerlijke rechter naar voren wordt gebracht.

  14. A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  15. A. Fay. 

  16. C. Regelend recht.

  17. C. Beide stellingen zijn juist. 

  18. B. Nee, een andere ambtenaar moet namens het college over het bezwaarschrift beslissen als het college dat door een ambtenaar wil laten doen.

  19. B. Een algemeen verbindend voorschrift kan verbieden dat een toegekende bestuursbevoegdheid wordt gemandateerd.

  20. C. Ja, want artikel 4:13 Awb geeft alleen een regel als de bijzondere wettelijke regeling niets vermeldt.

  21. A. Deze stelling is onjuist.

  22. C. De aanwijzing tot beschermd natuurmonument van het park Cronesteyn in Leiden.

  23. A. Dit is juist. 

  24. A. Situatie 1: Bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving van het besluit in het door de gemeente Leiden uitgegeven huis-aan-huisblad.

  25. A. Dit is juist.

  26. D. Toetst de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ambtshalve of aan het belanghebbendenvereiste is voldaan.

  27. D. Algemeen verbindende voorschriften kunnen zowel in wetten in formele zin als in lagere regelgeving worden gevonden.

  28. C. Op grond van artikel 2:4 Awb moet de minister controleren of de meebeslissende ambtenaren geen privébelang bij de verkoop hebben.

  29. A. De bestuursrechter kan zelf in de zaak voorzien op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder b Awb.

  30. B. Nienke hoeft de beslissing niet af te wachten, maar mag het huisje onmiddellijk (laten) slopen.

  31. D. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.1 Awb.

  32. B. Bij de rechtbank Rotterdam, afdeling bestuursrecht.

  33. B. De vraag of het belang van het collectief zich voldoende onderscheidt van dat van de bewoners afzonderlijk.

  34. B. Ja, want hij voldoet aan alle opera-criteria.

  35. C. Eerst in beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht, daarna in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

  36. D. De weigering van een gedoogverklaring door een bestuursorgaan niet op enig rechtsgevolg is gericht.

  37. B. Deze stelling is onjuist.

  38. C. Inroepen, omdat het EVRM in beginsel ook van toepassing is op bestuursrechtelijke geschillen voor de nationale rechter.

  39. A. Deze stelling is juist.

  40. A. Deze stelling is juist.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Er is sprake van een schending van het specialiteitsbeginsel/verbod van détournement de pouvoir (één van beide genoemd is 1 punt), zoals gecodificeerd in art. 3:3 Awb/3:4 lid 1 (één van beide genoemd is 0,5 punt). Immers, een vergunning kan worden verleend of gewijzigd met het oog op de bescherming van de openbare orde, de veiligheid en het milieu. De bescherming van ondernemersbelangen behoort daar niet toe (1 punt).

(NB 1: Het niet noemen van het relevante wetsartikel kan worden gecompenseerd met het noemen van de uitspraak Jetski’s (0,5 punt), mits deze uitspraak in verband wordt gebracht met het specialiteitsbeginsel. Indien is gekozen voor het verbod van détournement de pouvoir kan het niet noemen van het relevante wetsartikel niet worden gecompenseerd met het noemen van het arrest Alkemade/Hornkamp. Het verbod van détournement de pouvoir is immers expliciet(er) neergelegd in art. 3:3 Awb.)

(NB 2: Met het noemen van andere beginselen (verbod van willekeur, evenredigheid, materiële zorgvuldigheid) kan geen punten worden verdiend omdat uitdrukkelijk wordt gevraagd naar het ‘om deze reden’ wijzigen van de vergunning.)

Vraag 2

Beroep bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht (8:6 Awb). Daarna staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie art. 8:105 Awb (0,5 punt).

Bij het antwoord “beroep in eerste en enige aanleg bij de ABRvS” krijgt de student geen punt toegekend.

Vraag 3

De relatieve competentie is geregeld in art. 8:7 lid 1 Awb. Op basis van dit artikel is bij besluiten die worden genomen door een bestuursorgaan van een gemeente/decentrale overheid bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft; dit is het zetelcriterium. De zaak zal dus dienen bij de rechtbank Den Haag; Coosje heeft gelijk.

Vraag 4a

De bestuurlijke lus.

Vraag 4b

Deze is geregeld in 8:51a Awb/afdeling 8.2.2a Awb.

Vraag 4c

De tendens van finale geschilbeslechting.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018


MC-vragen

Vraag 1

De minister van Economische Zaken en Klimaat legt een bestuurlijke boete op grond van artikel 51 van de Meststoffenwet op aan een landbouwer in Sittard, omdat een te hoog gehalte meststoffen in zijn landbouwgrond is gesignaleerd.
Wat is de volledige rechtsgang die tegen dit besluit openstaat? Ga ervan uit dat de Meststoffenwet geen bijzondere regels kent omtrent de rechtsbescherming.

  1. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
  2. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  3. In bezwaar bij de minister, in beroep in eerste en enige aanleg bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  4. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 2

Vanwege de aanhoudende problematiek in het Zeeuwse overstromingsgebied bundelen ondernemers uit het noorden hun krachten in een nieuwe Stichting Probleemloos Zeeland. Deze stichting zal financiële ondersteuning bieden aan gedupeerden. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (GS) is erg blij met dit initiatief. GS besluit dat de provincie ook een financiële bijdrage zal leveren door het toekennen van een bedrag aan de stichting dat even groot is als alle gelden die de ondernemers in de stichting steken. GS stelt verder dat de stichting zelf mag bepalen hoe zij het verkregen geld zal verdelen. De stichting keert alle gelden die zij van de ondernemers en de provincie krijgt aan de gedupeerden uit.

Zou u het bestuur van de Stichting Probleemloos Zeeland als bestuursorgaan kwalificeren?

  1. Ja, omdat aan het financieel en het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  2. Ja, omdat aan het financieel vereiste is voldaan.
  3. Nee, omdat enkel aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  4. Nee, omdat noch aan het financieel, noch aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.

Vraag 3

Cafébaas Roderick Meeuwissen uit Deventer heeft in 2002 van het college van B&W van de gemeente Deventer op verzoek een gedoogverklaring ontvangen voor het verkopen van maximaal 5 gram aan softdrugs per dag en per persoon. Op basis van strafrechtelijk onderzoek komt vast te staan dat Roderick zich niet heeft gehouden aan dit maximum. De burgemeester stuurt Roderick een brief met de mededeling dat de gedoogverklaring wordt ingetrokken.

Zou de bestuursrechter de brief kwalificeren als een besluit in de zin van de Awb dan wel de brief met een besluit gelijkstellen?

  1. Ja, want de brief is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan.
  2. Nee, want de brief is niet gericht op een
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017


MC-vragen

Vraag 1

Artikel 17 van de Advocatenwet (opgenomen in het privaatrechtelijke deel van uw wettenbundel) luidt als volgt:

  1. "De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's- Gravenhage. (...)
  2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
  3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen."

Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

  1. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  2. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
  3. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  4. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

    Vraag 2

    Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Tijdens de voorbereiding op dit tentamen raakt uw studiegenoot in de war en vraagt aan u: moet tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

    1. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
    2. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

    Vraag 3

    De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van artikel 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Stedion Energy N.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op. Wat is de juiste beschrijving van de voor Stedion Energy N.V. openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang als de Elektriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

    1. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
    2. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage.
    3. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
    4. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

    Vraag 4

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van artikel 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    In Groningen is veel schade geleden ten gevolge van de gaswinning. Veel huiseigenaren hebben onverkoopbare huizen. Enkele prominente Groningse ondernemers slaan de handen ineen en richten een stichting op om de gedupeerde huiseigenaren te compenseren. De ondernemers

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Arnhem is het volgende artikel opgenomen:
    Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning horecagelegenheden

    1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecagelegenheid te vestigen of te exploiteren.
    2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen ` horecagelegenheden zijn toegestaan.
    3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een horecagelegenheiden in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

    In Arnhem is de wijk Klarendal na jaren van renovatie weer aan het optrekken. Wat vroeger tot een van de grootste achterstandswijken van Arnhem gerekend werd, is nu een hippe up and coming wijk. Veel ondernemers willen hier op inspelen en zich met hun horecagelegenheid vestigen in deze wijk. De burgemeester zal hierdoor moeten kiezen aan wie hij vergunningen zal verlenen. Hij maakt bij besluit van 5 januari 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

    • De effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving.
    • De diversiteit en de kwaliteit van het horeca aanbod.
    • In hoeverre het horeca aanbod vernieuwend en innovatief is.

    Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 5 januari 2016?

    1. Als een algemeen verbindend voorschrift.
    2. Als een beleidsregel.
    3. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
    4. Als een feitelijke handeling.

    Vraag 2

    In Zaandam wordt een parkeergarage gerealiseerd aan het Kralendijk naast biologische boerderij De vrije Weijde. Welk van de onderstaande rechtspersonen kan daarbij als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb worden aangemerkt?

    1. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor schone lucht in Zaandam en als zodanig voorlichting geeft op basisscholen in Zaandam.
    2. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomst voor schone lucht in Zaandam en die als zodanig procedures aanspant in Zaandam en omstreken.
    3. De Vereniging De Vrije Weijde te Rotterdam die de biologische boerderij in eigendom heeft.
    4. De Vereniging Grasgrazers te Amsterdam die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor het behoud van biologische boederijen in de provincie Noord-Holland en als zodanig excursies naar biologische boederijen organiseert.

    Vraag 3

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van art. 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    De stichting Juridische Dienstverlening uit Utrecht is gespecialiseerd in het aanbieden van juridische hulp bij geschillen met bestuursorganen. Hun werk bestaat voornamelijk uit het helpen met het opstellen van bezwaarschriften. Van het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht zij een subsidie gekregen ter behoud van de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    "Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

    De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

    1. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
    2. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

    Vraag 2

    Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

    1. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
    2. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
    3. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
    4. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

    Vraag 3

    In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

    "De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven."

    Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

    1. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
    2. Op grond van het fair play-beginsel.
    3. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
    4. Op grond van het evenredigheidsbeginsel.

    Vraag 4

    Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

    1. Dit is onjuist.
    2. Dit is juist.

    Vraag 5

    Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

    Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

    1. Deze stelling is juist.
    2. Deze stelling is onjuist.

    Vraag 6

    Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening.

    Op welk moment is de oplegging van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Een belanghebbende kan bezwaar aantekenen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen indien tegen dat besluit beroep bij de bestuursrechter openstaat.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Het EVRM:

    1. Is direct van toepassing binnen het Nederlandse bestuursrecht op grond van de rechtspraak van het EHRM.
    2. Heeft alleen betrekking op ‘civil rights and obligations’ en is daarom niet van toepassing op bestuursrechtelijke geschillen.
    3. Geldt niet voor het handelen van het bestuur, omdat alleen de rechter verplicht is dit verdrag toe te passen.
    4. Heeft zowel invloed op het materiële bestuursrecht als op het bestuursprocesrecht.

    Vraag 3

    Beoordeel de volgende stellingen:

    I. De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven uitdrukking aan de waarborgfunctie van het bestuursrecht.

    II. De normerende functie van het bestuursrecht komt zowel in geschreven als ongeschreven recht tot uitdrukking.

    1. Beide stellingen zijn onjuist.
    2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    4. Beide stellingen zijn juist.

    Vraag 4

    Welke stelling over de Awb is onjuist?

    1. De Awb kent een opbouw van algemeen naar bijzonder.
    2. Sinds de inwerkingtreding van de Awb is het bestuursrecht in sterke mate geharmoniseerd.
    3. Sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche in 2009 bestaat er geen behoefte meer aan een nadere regeling van algemene bestuursrechtelijke leerstukken in de Awb.
    4. Een van de doelstellingen van de Awb was het codificeren van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke jurisprudentie.

    Vraag 5

    Na een burenruzie in een woonwijk in Leiden, ontstond er veel rumoer rondom een woning van een jong gezin. Burgemeester Lenferink vaardigde toen een samenscholingsverbod uit. Dit verbod was gebaseerd op artikel 2:1, derde lid, APV gemeente Leiden, dat als volgt luidt:

    “De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.”

    Op basis van dit samenscholingsverbod zijn een aantal straten in Leiden aangewezen als gebied waar het verbod geldt.

    Wat voor soort besluit is dit aanwijzingsbesluit?

    1. Een beschikking.
    2. Een concretiserend besluit van algemene strekking.
    3. Een algemeen verbindend voorschrift.
    4. Dit is geen besluit in de zin van de Awb.

    Vraag 6

    U woont in de buurt en vindt dat samenscholingsverbod nogal overdreven. U wilt dat de burgemeester zich houdt aan zijn

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Van regelend recht kan slechts bij wet in formele zin worden afgeweken.

    1. Dat is juist.
    2. Dat is onjuist.

    Vraag 2

    De minister van Economische Zaken besluit een subsidieregeling vast te stellen voor projecten die zich richten op natuurbeheer. Deze subsidieregeling bevat de volgende bepaling:

    "Een subsidie natuurbeheer wordt geweigerd wanneer de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening naar het oordeel van de minister met opzet de subsidieverplichtingen heeft geschonden."

    Welk van onderstaande stellingen is juist?

    1. Deze bepaling bevat geen discretionaire bevoegdheid.
    2. Deze bepaling geeft de minister zowel beleids- als beoordelingsvrijheid.
    3. Deze bepaling geeft de minister geen beleidsvrijheid, maar wel beoordelingsvrijheid.
    4. Deze bepaling geeft de minister geen beoordelingsvrijheid, maar wel beleidsvrijheid.

    Vraag 3

    In welke van de onderstaande situaties is er niet sprake van het handelen van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid Awb?

    1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht verleent aan een nachtwinkel een ontheffing van het winkeltijdenverbod (art. 2, eerste lid, Winkeltijdenwet jo. art. 3 Verordening winkeltijden 2014).
    2. De belastinginspecteur stelt de aanslag vast van de heer Van Dijk (art. 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
    3. De Nationale ombudsman start een onderzoek naar de mate waarin bij het voormalige politiekorps Gelderland-Midden de etnische achtergrond en afkomst van kandidaten een doorslaggevende rol speelt bij bevorderingsprocedures (art. 9:26 Awb).
    4. De Stichting Autoriteit Financiële Markten legt een bestuurlijke boete op aan Pecunia B.V. voor het aanbieden van effecten aan het publiek, zonder dat een goedgekeurde prospectus algemeen verkrijgbaar was (art. 5:2 j° art. 1:80 van de Wet op het financieel toezicht).

    Vraag 4

    In zijn artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ geeft prof.mr. J.E.M. Polak enkele historische verklaringen waarom het systeem van bestuursrechtspraak in Nederland ‘verbrokkeld’ is. Lees de volgende stelling:

    "In Nederland maakte men lange tijd geen duidelijke keuze bij de vraag of rechtsbescherming tegen besluiten van het openbaar bestuur het beste door een vorm van beroep binnen het openbaar bestuur zou kunnen gebeuren, dan wel door een van het bestuur onafhankelijke rechter."

    1. Deze stelling is juist.
    2. Deze stelling is onjuist.

    Vraag 5

    Olivia huurt al jarenlang naar volle tevredenheid een huisje aan de Oude Vest in Leiden bij de woningcorporatie ‘Het sleuteltje’. Tot haar grote schrik ontvangt ze van het college van burgemeester en wethouders van Leiden een brief waarin staat dat ‘Het sleuteltje’ toestemming heeft om de woning van Nel te onttrekken aan de bestemming tot bewoning, zodat er kantoren in kunnen worden gevestigd. Niet veel later

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013


    MC-vragen

    Vraag 1

    De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 8

    Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.

    1. Dit is juist
    2. Dit is onjuist

    Vraag 9

    De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 10

    Aangezien de Nationale ombudsman een a-orgaan is in de zin van artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht, is de termijn waarbinnen een verzoekschrift bij hem kan worden ingediend gelijk aan de termijn voor het indienen van een bezwaar- of administratief beroepschrift.

    1. Dit is juist.
    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012


    MC-vragen

    Vraag 1

    Om informatie op te vragen bij een bestuursorgaan over de voorbereiding van een besluit, moet de aanvrager belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Stel dat zich het volgende voordoet: De Stichting Deltawerken, opgericht door bewonderaars van de waterkering, verstrekt subsidies aan middelbare scholen om per touringcar naar de Deltawerken te komen kijken. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt eenmalig een financiële bijdrage beschikbaar van € 500.000, naar eigen inzicht en goeddunken van de stichting te besteden. De Stichting Deltawerken verstrekt daarvan een subsidie van € 1.000 aan een middelbare school in Harlingen, die binnenkort op bezoek komt.

    Bij het verstrekken van de subsidie treedt de Stichting Deltawerken op als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Algemene wet bestuursrecht.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Stel: De sector bestuursrecht van de rechtbank Den Haag verklaart het beroep van een belanghebbende tegen het besluit van het college van B&W van Den Haag om zijn uitkering op basis van de Wet werk en bijstand tijdelijk met 50% te korten vanwege het herhaaldelijk niet-verschijnen op de bijeenkomsten van het gemeentelijke re-integratieprogramma ongegrond.

    Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Om als belanghebbende aan te worden gemerkt moet er sprake zijn van een actueel, een eigen, een rechtstreeks, een persoonlijk en een openbaar belang.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Algemene maatregelen van bestuur zijn besluiten van de regering. Zij bevatten meestal algemeen verbindende voorschriften. Dat wil zeggen dat de voorschriften een voor herhaalde toepassing vatbare regeling vormen die burgers of andere overheidsorganen bindt.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden verleent aan de Stichting Hortus Botanicus in Leiden een vergunning om een bijzondere boom in de hortus te kappen. De boom dreigt om te vallen en dan de Oranjerie grote schade toe te brengen. In de daaropvolgende door omwonenden van de hortus aangespannen bezwaarprocedure herroept het college zijn besluit. De Stichting moet eerst de mogelijkheden onderzoeken om de boom alsnog te sparen. Tegen deze beslissing gaat de Stichting in beroep bij de bestuursrechter. Overtuigd door de argumenten van de Stichting vernietigt de bestuursrechter de beslissing op bezwaar van het college op grond van artikel 8:72, eerste lid, Awb. De Stichting meent dat zij nu tot het kappen van de boom over mag gaan. Is dat juist?

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Bij het Albert Heijn-filiaal aan

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

    Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

    De stelling van het betreffende Kamerlid is:

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Op 31 mei 2011 verscheen op de website NU.nl het onderstaande bericht. Lees dit bericht en beoordeel vervolgens de juistheid van de daaronder opgenomen opmerking.

    Donner wil misbruik Wob tegengaan

    AMSTERDAM - Overheden moeten de mogelijkheid krijgen om 'oneigenlijke' vragen om overheidsinformatie af te wijzen en grote verzoeken in te perken.

    Dat schrijft minister Piet Hein Donner (CDA) van Binnenlandse Zaken in een brief namens het kabinet aan de Tweede

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is normaliter zes weken, voor het indienen van een beroepschrift is deze termijn normaliter acht weken.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – ongegrond worden verklaard.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling staat geen beroep open op grond van de Awb, maar kan op basis van deze wet wel bezwaar worden gemaakt.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Bij het aanvragen van een voorlopige voorziening speelt het connexiteitsvereiste een belangrijke rol. Dit vereiste is opgenomen in artikel 8:81 Awb.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    De overeenkomst tussen algemeen verbindende voorschriften en concretiserende besluiten van algemene strekking is dat tegen beide geen beroep open staat bij de rechtbank op grond van de Awb.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 8

    Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 9

    Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat bestuursorganen te allen tijde gehouden zijn om handhavend op te treden tegen overtreding van bestuursrechtelijke voorschriften.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 10

    Het verschil tussen herstelsancties en bestraffende sancties is onder meer relevant in verband met de mogelijke toepasbaarheid van artikel 6 EVRM.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 11

    Tegenwoordig hebben veel wetten het karakter van 'kaderwetgeving'. Dit betekent dat de wetgever in formele zin zelf nauwelijks

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In welke grondwetsbepaling wordt aan gemeenten en provincies de bevoegdheid overgelaten tot regeling en bestuur inzake hun huishouding?

    Vraag 1b

    De gemeenteraad van Leiden stelt een verordening vast op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand. In de verordening staan regels over het aanbieden van voorzieningen die bedoeld zijn om ontvangers van een bijstandsuitkering te ondersteunen bij een terugkeer in het arbeidsproces.

    Leg uit: is dit een autonome verordening of een medebewindsverordening?

    Vraag 2

    Bakker Jacobs koopt een dure broodbakmachine in de veronderstelling dat hij de aankoopkosten als extra aftrekpost mag opvoeren op zijn belastingaangifte. De Inspecteur van de belastingdienst heeft schriftelijk bevestigd dat dit mogelijk is. Bakker Jacobs voert de aankoopkosten op als extra aftrekpost, maar de Inspecteur stelt de aanslag vast zonder deze extra aftrekpost, omdat hem is gebleken dat de eerder gedane toezegging in strijd is met de geldende belastingwetgeving. Bakker Jacobs wenst de aanslag juridisch aan te vechten.

    Op welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur zal Bakker Jacobs zich beroepen? Leg uit of hij hierbij kans van slagen heeft.

    Vraag 3a

    Geef van de volgende beslissingen aan of sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Kwalificeer de beslissing zo specifiek mogelijk. Dat wil zeggen geef aan of al dan niet sprake is van een besluit in de zin van de Awb en, zo ja, wat voor soort besluit.

    Om het aanzien van de binnenstad letterlijk te verbeteren stelt de Leidse gemeenteraad de Verordening Subsidie Historisch Stadsbeeld vast. De verordening wordt gepubliceerd in het Stadsblad van Leiden. Op grond van de verordening kunnen eigenaren van monumentale panden in de binnenstad subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor de reconstructie van een historische winkelpui, het herstel van historische kleuren op gevels of het herstel van monumentale onderdelen.

    Vraag 3b

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden wijst het gebied begrensd door de straten Langegracht, Molenwerf, Korte Mare en Lange Mare aan als gebied waar op 3 oktober een parkeerverbod als bedoeld in artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zal gelden. Deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Stadsblad van Leiden.

    Vraag 4a

    Jolinde Boots gaat naar de Mediamarkt in Dordrecht om een IPod te kopen. In de Mediamarkt merkt ze dat ze te weinig geld heeft voor de IPod van haar keuze; ze kan zich niet bedwingen en probeert de IPod zonder betaling mee te nemen. De bedrijfsleider betrapt Jolinde op heterdaad en belt de politie. Twee minuten later arriveren twee politieagenten die Jolinde arresteren. Tijdens de arrestatie wordt Jolinde door de politieagenten uitgescholden en ruw op de grond geduwd. Zij overweegt om over de manier waarop zij door de politieagenten is

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)


    Open vragen

    Vraag 1

    De autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad is begrensd. Daarbij worden in de literatuur doorgaans een viertal grenzen onderscheiden. Bij welk van deze vier grenzen speelt de zogenoemde ‘motief-theorie’ een rol, in welk arrest komt deze theorie aan de orde en wat wordt eronder verstaan?

    Vraag 2a

    Mevrouw Janssen wil een café in Leiden openen en dient daarvoor over een aantal vergunningen te beschikken. Ze heeft onder meer een vergunning nodig op basis van de Drank- en Horecawet. Artikel 3 van deze wet bepaalt:

    “Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.”

    Het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) van de gemeente Leiden weigert deze vergunning te verlenen. Mevrouw Janssen ontvangt een brief waarin de vergunningaanvraag wordt afgewezen.

    Is hier sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)? Zo ja, wat voor soort besluit?

    Vraag 2b

    Mevrouw Janssen had al personeel aangezocht en onder meer de heer Michel aangenomen als barkeeper. De heer Michel is het uiteraard niet eens met de weigering van het college om de vergunning te verlenen en wil deze weigering juridisch aanvechten.

    Kan de heer Michel worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb?

    Vraag 3

    In een oud pand in de Leidse binnenstad is een kunstenaarscollectief gevestigd. Om enkele van hun creaties op te slaan, hebben de kunstenaars in de achtertuin van het perceel een forse schuur gebouwd. Zij hebben dit gedaan zonder over de vereiste bouwvergunning te beschikken. Omwonenden van het kunstenaarspand zijn niet blij met de in de tuin gebouwde schuur. Zij vinden die ontsierend en bovendien zorgt de schuur voor meer schaduw in hun eigen tuinen. Daarnaast hebben zij uitgezocht dat het bestemmingsplan de bouw van zo’n omvangrijke schuur helemaal niet toestaat. Zij ergeren zich aan het feit dat het gemeentebestuur niets onderneemt tegen de illegale schuur en schrijven een brief aan de verantwoordelijke wethouder waarin zij verzoeken om – op korte termijn – op te treden tegen het illegale bouwwerk. De wethouder laat evenwel telefonisch aan hen weten daar niet aan te denken.

    Staat het in deze omstandigheden geheel vrij aan het college van burgemeester en wethouders om zonder meer af te zien van optreden tegen de illegaal gebouwde schuur?

    Vraag 4

    In het bestuursrecht is het doorgaans niet mogelijk om tegen een besluit van een bestuursorgaan direct in beroep te gaan bij (de sector bestuursrecht van) de rechtbank. Eerst moet een zogenoemde bestuurlijke voorprocedure worden gevolgd.

    De bestuurlijke voorprocedures vervullen in het bestuursprocesrecht diverse functies. Noem en beschrijf twee van deze functies.

    Vraag 5

    Jeroen ontvangt al drie jaar een uitkering op grond van art. 11 van de Wet werk en bijstand. Op grond van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009


    Open vragen

    Vraag 1a

    Wat wordt verstaan onder delegatie?

    Vraag 1b

    Noem een voorbeeld van een grondwetsartikel waarin een mogelijkheid tot delegatie wordt gecreëerd en geef aan waaruit dit blijkt.

    Vraag 2a

    Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van provincies en gemeenten bepaalt artikel 124 lid 1 van de Grondwet:

    ‘Voor provincies en gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun besturen overgelaten.’

    Deze bevoegdheid wordt geacht te behoren tot de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie. De provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie kent geen duidelijke omlijning.

    Leg uit hoever de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie strekt

    Vraag 2b

    Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen luidt, voor zover hier van belang:

    ‘1. Het college van burgemeester en wethouders stelt ten minste één maal per vier jaren een rampenplan vast, waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen wordt vastgelegd.’

    Oefent het college van burgemeester en wethouders zijn taak om een rampenplan vast te stellen uit krachtens autonomie of medebewind?

    Vraag 3a

    Het toezicht op de financiële markt in Nederland wordt uitgeoefend door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze toezichthoudende taak is aan de Stichting AFM opgedragen in de Wet op het Financieel toezicht, in art. 1:25, tweede lid:

    ‘De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten.’

    Is art. 1:25, tweede lid, van de Wet op het Financieel toezicht een voorbeeld van attributie, van delegatie of van mandaat?

    Vraag 3b

    Kan de Stichting Autoriteit Financiële Markten worden gekwalificeerd als een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb?

    Vraag 3c

    In de afgelopen periode van grote onrust op de financiële markten heeft de AFM verschillende noodmaatregelen getroffen. Een van die maatregelen betrof het verbod op het zogenaamde ‘naked short selling’. Bij short selling gaat het om het speculeren op daling van de koersen van aandelen, waardoor het aantrekkelijk wordt om negatieve geruchten te verspreiden. Short selling kan zo leiden tot verdere destabilisering van de financiële markt.

    Het verbod op naked short selling baseerde de AFM op art. 5:58 van de Wet op het Financieel toezicht. Deze bepaling luidt verkort weergegeven:

    ‘Het is verboden om een transactie of handelsorder in financiële instrumenten te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die financiële instrumenten (…)’

    Om dit verbod te kunnen handhaven heeft de AFM in de Wet op het Financieel toezicht een bevoegdheid gekregen om bij

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In de gemeente Anderveld wordt in een gemeentelijke verordening een algeheel visverbod afgekondigd. Vissen, zo luidt de motivering voor dit verbod, is in strijd met de christelijke normen en waarden die leven binnen de gemeente, nu de vis een belangrijk christelijk symbool is.

    Welke grens aan de verordenende bevoegdheid van de gemeente is in deze casus in het geding?

    Vraag 1b

    Een jaar nadat het visverbod in werking is getreden wordt in een provinciale verordening eveneens een visverbod afgekondigd. Het provinciale visverbod geldt voor alle openbare wateren binnen de provincie.

    De motivering voor dit visverbod is dat door overbevissing de visstand in de provincie op een onaanvaardbaar laag peil dreigt te komen en dat drastische maatregelen dus geboden zijn.

    Kan de gemeentelijke verordening in dit geval blijven gelden naast de provinciale verordening?

    Vraag 2a

    Op 17 september 2007 verzond staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken een zestal zogenoemde BNC-fiches naar de Tweede Kamer, waaronder een fiche over de Richtlijn status langdurig ingezetenen. In laatstgenoemd fiche kwam de volgende passage voor:

    ‘De Raad en de Commissie zijn overeengekomen dat personen die internationale bescherming genieten in alle lidstaten onder vergelijkbare voorwaarden recht zouden moeten hebben op de in richtlijn 2003/109/EG bedoelde status van langdurig ingezetene. Aangezien dit slechts op Europees niveau kan worden bereikt, voldoet het voorstel aan het beginsel van …’

    Wat is een ‘BNC-fiche’ precies?

    Vraag 2b

    Welk woord hoort in bovenstaand citaat op de puntjes te staan en waar is het betreffende beginsel neergelegd?

    Vraag 3a

    De Leidse Toneelgroep vindt het belangrijk dat het toneel in Leiden toegankelijker wordt gemaakt voor de Leidse bevolking. Geïnspireerd door de theateractiviteiten in het Amsterdamse bos, besluit de groep om tijdens de zomerperiode vier weken lang in de Burcht een twee uur durend toneelstuk op te voeren. De voorstelling zal van woensdag- tot zaterdagavond plaatsvinden en om 21.00 uur aanvangen.
    De Burcht is een open gebouw en dus vindt het toneelstuk plaats in de openlucht. Voor deze activiteit is er op grond van de (fictieve) APV van Leiden een vergunning nodig van de Burgemeester.

    Artikel 2.2.2 Evenement

    1. Het is verboden, zonder vergunning van de Burgemeester een evenement te houden of te doen houden.
    2. De Burgemeester moet bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning de volgende belangen in aanmerking nemen:
      1. De mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte, de tijd en de hulpdiensten.
      2. Of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie.

      3. Of er gevaar bestaat voor de openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden.

      4. Of er gevaar bestaat voor een onevenredige belasting van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In het (overigens niet tot de voorgeschreven jurisprudentie behorende) arrest Jodiumzout (HR 10 april 1984, NJ 1984, 612) stond de verplichting uit het Broodbesluit centraal om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken.

    Dit niet ter goede of betere bereiding dan wel samenstelling van het brood zoals de Warenwet beoogde, maar om een gezondheidsdoel te dienen, te weten de voorkoming van struma (een schildklierziekte).

    Lees de navolgende, ironisch bedoelde, passage die afkomstig is uit de Conclusie (het advies) van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in deze zaak:

    ‘De overheid moet ons niet alleen behoeden voor het kwade maar ook deelachtig doen worden aan het goede. Pas dan en daardoor wordt de nachtwachtstaat tot actieve verzorgingsstaat. En dus voegt de goede, bezorgde overheid (…) aan het brood een zeker bestanddeel toe, waardoor mensen geen struma-gezwellen (meer) krijgen of deze niet verergeren. En dus, zoals Rousseau eenmaal verordonneerde dat de mensen desnoods gedwongen moeten worden om vrij te zijn – omdat vrijheid zo'n groot goed is – zo ook onze overheid: de mensen moeten gedwongen worden geen struma, geen rotte tanden en geen kromme ruggen te krijgen en daarom zullen we de bestanddelen in dat voedselpakket die dat beletten of voorkomen, verplicht stellen. Ze zullen gezond zijn of ze willen of niet.’

    Noem een wèl tot de voorgeschreven jurisprudentie behorend arrest, waarin op vergelijkbare wijze de bevoegdheid tot ingrijpend overheidshandelen ter discussie stond.

    Vraag 1b

    Indien de rechter van oordeel is dat met de lagere regelgeving een doel wordt nagestreefd dat niet door de wetsbepaling is beoogd, welk gevolg zal hij dan daaraan verbinden?

    Vraag 1c

    Stel dat de overheid niettemin een verplichting zou willen opleggen om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken, hoe zou zij dit dan kunnen realiseren?

    Vraag 2a

    In het hart van Zwanenburg bevindt zich de kerk H. Magdalena Maria Alacoque. Sinds kort roept de pastoor zijn gelovigen op om de mis van 07.30 uur bij te wonen door van 07.15 tot 07.30 uur de klokken te luiden. Dit vroege klokgelui heeft tot een klachtenregen van omwonenden geleid en is voor het college van B&W aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de ernst van de geluidsoverlast. In artikel 10 van de Wet openbare manifestaties (WOM) staat:

    ‘Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau’

    Bij besluit van 23 maart 2003 heeft de Gemeenteraad alleen regels gesteld met betrekking tot het geluidsniveau: het te produceren geluidsniveau mag niet hoger zijn dan 10 dB(A).

    Het college van B&W vermoedt dat het door de kerk geproduceerde geluidsniveau hoger is dan

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007


    Open vragen

    Vraag 1a

    Stel: In het kader van de terrorismebestrijding worden diverse wijzigingen doorgevoerd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Eén van de nieuwe artikelen in de wet bepaalt dat de regering bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kan stellen omtrent het opslaan en bewaren van persoonsgegevens door leveranciers van telecommunicatiediensten. De betreffende AMvB wordt korte tijd later door de regering vastgesteld.

    In de AMvB worden internet providers verplicht om de persoonsgegevens van gebruikers van hun diensten gedurende een periode van tien jaar te bewaren en op verzoek ter beschikking te stellen aan de overheid, opdat de veiligheidsdiensten deze gegevens kunnen raadplegen in hun onderzoek naar terrorismenetwerken.

    Diverse privacybeschermingsorganisaties zijn het niet eens met deze maatregel. Zij vinden de duur van de periode dat de internet providers de gegevens moeten bewaren veel te lang en zijn van mening dat de AMvB te weinig waarborgen bevat tegen een ongeoorloofd gebruik van de gegevens. Zij zijn van oordeel dat de privacybeperking te ver gaat. Zij spannen een procedure aan om de AMvB door de rechter te laten toetsen en overwegen daarbij zich te beroepen op art. 10 van de Grondwet of art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

    Welk van deze twee bepalingen zal, gelet op de verschillen tussen de grondwettelijke en de verdragsrechtelijke grondrechten beperkingssystematiek, in deze casus meer bescherming bieden?

    Vraag 1b

    De advocaat van de privacybeschermingsorganisaties vraagt zich af of de hierboven geschetste AMvB mogelijk een zogenoemde ‘zelfstandige algemene maatregel van bestuur’ is. Hij zet u aan het werk om dit uit te zoeken. Hoe luidt uw antwoord op zijn vraag?

    Vraag 2

    Stel: in de gemeente Leiden geldt per 1 januari 2008 een verordening die regels geeft over het gebruik van met een elektromotor aangedreven steppen op de openbare weg. Met ingang van 1 januari 2010 wordt dit onderwerp ook geregeld in de Wegenverkeerswet.

    Op basis van welke wettelijke bepaling en aan de hand van welke criteria kan worden bepaald welke regels per 1 januari 2010 zullen gelden ten aanzien van het gebruik van deze steppen?

    Vraag 3a

    De verandering van het klimaat staat hoog op de agenda. In dat kader hebben lokale overheden onlangs aan supermarkten eisen gesteld ten aanzien van de afdekking van koel- en vriesmeubelen. Het college van B & W ontleent de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorschriften aan het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (een algemene maatregel van bestuur), gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer.

    Het college van B & W van de gemeente Drakenstein laat de plaatselijke supermarkt Appie per brief van 13 september 2007 weten dat uiterlijk per 1 januari 2009 de aanwezige koel- en vriesmeubelen aan nader geconcretiseerde voorschriften moeten voldoen. Appie krijgt de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
    • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    special isis de wereld in

    Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Check related topics:
    Activities abroad, studies and working fields
    Institutions and organizations
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    2028