Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


MC-vragen

Vraag 1

Een belanghebbende kan bezwaar aantekenen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen indien tegen dat besluit beroep bij de bestuursrechter openstaat.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

Het EVRM:

  1. Is direct van toepassing binnen het Nederlandse bestuursrecht op grond van de rechtspraak van het EHRM.
  2. Heeft alleen betrekking op ‘civil rights and obligations’ en is daarom niet van toepassing op bestuursrechtelijke geschillen.
  3. Geldt niet voor het handelen van het bestuur, omdat alleen de rechter verplicht is dit verdrag toe te passen.
  4. Heeft zowel invloed op het materiële bestuursrecht als op het bestuursprocesrecht.

Vraag 3

Beoordeel de volgende stellingen:

I. De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven uitdrukking aan de waarborgfunctie van het bestuursrecht.

II. De normerende functie van het bestuursrecht komt zowel in geschreven als ongeschreven recht tot uitdrukking.

  1. Beide stellingen zijn onjuist.
  2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  4. Beide stellingen zijn juist.

Vraag 4

Welke stelling over de Awb is onjuist?

  1. De Awb kent een opbouw van algemeen naar bijzonder.
  2. Sinds de inwerkingtreding van de Awb is het bestuursrecht in sterke mate geharmoniseerd.
  3. Sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche in 2009 bestaat er geen behoefte meer aan een nadere regeling van algemene bestuursrechtelijke leerstukken in de Awb.
  4. Een van de doelstellingen van de Awb was het codificeren van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke jurisprudentie.

Vraag 5

Na een burenruzie in een woonwijk in Leiden, ontstond er veel rumoer rondom een woning van een jong gezin. Burgemeester Lenferink vaardigde toen een samenscholingsverbod uit. Dit verbod was gebaseerd op artikel 2:1, derde lid, APV gemeente Leiden, dat als volgt luidt:

“De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.”

Op basis van dit samenscholingsverbod zijn een aantal straten in Leiden aangewezen als gebied waar het verbod geldt.

Wat voor soort besluit is dit aanwijzingsbesluit?

  1. Een beschikking.
  2. Een concretiserend besluit van algemene strekking.
  3. Een algemeen verbindend voorschrift.
  4. Dit is geen besluit in de zin van de Awb.

Vraag 6

U woont in de buurt en vindt dat samenscholingsverbod nogal overdreven. U wilt dat de burgemeester zich houdt aan zijn beleid om alleen samenscholingsverboden uit te vaardigen als alle politiecapaciteit is uitgeput. Dit beleid is neergelegd in de Nota uitvaardiging samenscholingsverboden. Daarin is nader toegelicht onder welke omstandigheden de burgemeester zal overgaan tot het opleggen van het hiervoor genoemde samenscholingsverbod. Heeft u iets aan deze beleidsregels?

  1. Ja, want u mag erop vertrouwen dat de burgemeester zich aan zijn eigen beleid houdt.
  2. Ja, want dit beleid is door de burgemeester zelf geformuleerd en hij kan zonder hardheidsclausule niet afwijken van beleidsregels.
  3. Nee, want het uitvaardigen van een samenscholingsverbod is een gebonden bevoegdheid, zodat beleidsregels irrelevant zijn.
  4. Nee, want beleidsregels hebben geen externe werking.

Vraag 7

De gemeente wil de woning van het jonge gezin in de gaten kunnen houden en huurt daarom de oprijlaan van uw buurman om er een onopvallende politieauto te parkeren. Betreft de beslissing tot het aangaan van een huurovereenkomst een besluit in de zin van de Awb?

  1. Ja, aangezien de gemeente als rechtspersoon tot het aangaan van de overeenkomst besluit.
  2. Nee, er is geen rechtsgevolg.
  3. Nee, het betreft geen publiekrechtelijke bevoegdheid.
  4. Nee, dit is niet in het algemeen belang.

Vraag 8

Welke van de onderstaande stellingen over artikel 8:4 lid 1 sub d Awb is juist?

  1. Van artikel 8:4 lid 1 sub d Awb kan worden afgeweken door de formele wetgever, mits deze afwijking wordt gemotiveerd.
  2. Van artikel 8:4 lid 1 sub d Awb kan worden afgeweken door lagere regelgevers, mits deze afwijking wordt gemotiveerd.
  3. Van artikel 8:4 lid 1 sub d Awb kan worden afgeweken indien een bestuursorgaan daartoe besluit.
  4. Artikel 8:4 lid 1 sub d Awb bevat regelend recht.

Vraag 9

Artikel 10:8, eerste lid Awb is een voorbeeld van:

  1. Dwingend recht.
  2. Regelend recht.
  3. Aanvullend recht.
  4. Facultatief recht.

Vraag 10

Artikel 2, eerste lid, Wet Naleving Europese Regelgeving publieke entiteiten bepaalt het volgende:

“Indien een publieke entiteit niet of niet naar behoren voldoet aan een voor haar geldende rechtsplicht die voortvloeit uit een bij of krachtens de Europese verdragen op Nederland rustende verplichting (…), dan kan Onze Minister de publieke entiteit een aanwijzing geven om, binnen een in die aanwijzing te vermelden termijn, alsnog aan die rechtsplicht te voldoen.”

Van welke vorm van bestuurlijk toezicht is hier sprake?

  1. Generiek toezicht.
  2. Specifiek toezicht.

Vraag 11

In zijn artikel ‘De Algemene wet bestuursrecht: een grote sprong voorwaarts’ signaleert prof.mr. L.J.A. Damen een aantal problemen met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht. Welk van de onderstaande punten wordt door hem genoemd?

  1. De Awb bevat een te grote hoeveelheid regelend recht, zodat op te grote schaal van de algemene normen van de Awb wordt afgeweken in bijzondere wetgeving.
  2. Over centrale begrippen in de Awb (bestuursorgaan, besluit, belanghebbende) moet nog steeds de jurisprudentie worden geraadpleegd om goed met de Awb te kunnen werken.
  3. Door de relatief zware procedure die moet worden doorlopen om de Awb te wijzigen, kan de Awb niet goed inspelen op belangrijke ontwikkelingen in de jurisprudentie bij de uitleg van de centrale begrippen in de Awb (bestuursorgaan, besluit, belanghebbende).
  4. Constant wisselende jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak zorgt voor grote problemen inzake de rechtseenheid bij de uitleg van de centrale begrippen in de Awb (bestuursorgaan, besluit, belanghebbende).

Vraag 12

De formele wetgever is een a-orgaan in de zin van artikel 1:1 Awb, omdat hij een orgaan van de staat is en daarmee de bevoegdheid heeft om burgers bindende besluiten tot stand te brengen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 13

In artikel 4aa lid 1, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 staat te lezen dat de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is belast met ‘het beoordelen van de rijvaardigheid’. Dit is een voorbeeld van:

  1. Attributie van een bestuursbevoegdheid.
  2. Delegatie van een bestuursbevoegdheid.

Vraag 14

De noodlijdende boekenhandel Atheneum in Amsterdam krijgt hulp uit een onverwachte hoek. Stichting Houd de Boeken in Amsterdam, een particulier initiatief, heeft bekend gemaakt €100.000 te willen steken in de lokale Atheneum teneinde haar ondergang te voorkomen. Een andere boekenwinkel op het Spui acht deze steun concurrentievervalsend, aangezien zij in hetzelfde verzorgingsgebied en hetzelfde marktsegment opereert. De eigenaar van de andere boekenhandel wil, vanwege het verwachte omzetverlies van €30.000, iets tegen de financiële steun aan Atheneum ondernemen. Welke stelling is juist?

  1. De andere boekhandel is belanghebbende op grond van het concurrentiecriterium.
  2. Het is in deze casus niet relevant of de andere boekhandel belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb is.

Vraag 15

Artikel 4z lid 1 van de Wegenverkeerswet bepaalt:

“Er is een Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als CBR. Het bureau bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Rijswijk.”

  1. Het CBR is een a-orgaan.
  2. Het CBR is een privaatrechtelijke rechtspersoon.
  3. Het CBR is een b-orgaan.
  4. Het CBR is een publiekrechtelijke rechtspersoon.

Vraag 16

Welke van de onderstaande opmerkingen over de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is onjuist?

  1. De binding aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is minder sterk bij de niet in de Awb gecodificeerde beginselen dan bij de wel in de Awb gecodificeerde beginselen.
  2. De rechtspraak laat onder strikte voorwaarden ruimte voor contra legem-werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
  3. Bestuursorganen dienen zich ook bij feitelijke handelingen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te houden.
  4. Schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur leidt niet steeds tot een inhoudelijk ander besluit.

Vraag 17

Als de rechtbank, afdeling bestuursrecht, oordeelt dat een bestuursorgaan onvoldoende inhoudelijk is ingegaan op een bezwaarschrift, dan wordt de beslissing vernietigd wegens schending van:

  1. Het ongeschreven motiveringsbeginsel.
  2. Art. 3:2 Awb.
  3. Art. 7:12 Awb.
  4. Art. 7:26 Awb.

Vraag 18

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden legt een last onder bestuursdwang op aan Charlotte, een Rotterdamse die in strijd met het bestemmingsplan, en dus illegaal, een huisje heeft gebouwd op het terrein van haar Leidse volkstuin. Haar bezwaren worden ongegrond verklaard. Waar kan zij rechtsbescherming krijgen?

  1. Bij de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam, aangezien Charlotte daar woont.
  2. Bij de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Den Haag, daar valt Leiden immers onder.
  3. Bij de afdeling civiel recht van de rechtbank Rotterdam, aangezien het hier gaat om een eigendomsrecht.
  4. Bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, die in dit soort zaken een bijzondere bestuursrechter is.

Vraag 19

In mei 2014 neemt de minister van Infrastructuur en Milieu een zogeheten definitief Tracébesluit om de A28 tussen Haren en Groningen van 2x2 naar 2x3 rijstroken te verbreden. In dezelfde maand ondertekent Lisa de Vries een contract waarin zij een voorwaardelijke koopoptie neemt op een perceel grond dat grenst aan de A28. Op termijn wil Lisa de koop effectueren om haar lang gekoesterde wens te verwezenlijken om van de jachtige randstad naar het rustige noorden te verhuizen. Het Tracébesluit is wel een domper, Lisa vreest dat de verbreding van de weg zal leiden tot grote (milieu)overlast en wil tegen het Tracébesluit procederen.

Is Lisa de Vries belanghebbende in de zin van de Awb?

  1. Ja, want ze voldoet aan alle opera-criteria.
  2. Nee, want ze heeft geen objectief belang.
  3. Nee, want ze heeft geen persoonlijk belang.
  4. Nee, want ze heeft geen actueel belang.

Vraag 20

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden verleent een vrijstelling voor het plaatsen van een zendmast aan Leiden Broadcasting Partners N.V. (LBP). De zendmast komt te staan naast de snelweg. De zendmast is Mevrouw Mulder, woonachtig in Leiderdorp, een doorn in het oog. Zij heeft in algemeen problemen met besluitvorming die leidt tot – zoals zij dat noemt – horizonvervuiling. In dit geval heeft zij te meer problemen met het vrijstellingsbesluit aangezien zij vanaf de zolderverdieping van haar woning zicht heeft op de top van de mast, die net boven een aantal bosschages uitsteekt.

Is mevrouw Mulder belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 van de Awb bij het besluit tot verlening van de vrijstelling?

  1. Nee, er is geen sprake van een rechtstreeks belang omdat de vrijstelling is verleend aan LBP en niet aan mevrouw Ter Haar.
  2. Ja, want er is sprake van een persoonlijk belang van Mevrouw Ter Haar.
  3. Ja, want voor het zijn van belanghebbende is het hebben van zicht op het ongewenste bouwwerk een kernvoorwaarde.
  4. Nee, want voor het zijn van belanghebbende dient ook te worden gekeken naar de aard, omvang en locatie van het bouwwerk.

Vraag 21

De rechtsbescherming die de civiele rechter biedt is aanvullend van aard: wanneer iemand in een bestuursrechtelijke procedure ongelijk krijgt, kan hij altijd nog zijn geluk beproeven bij de civiele rechter.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 22

Elbert Jan heeft een vergunning gekregen om het bouwvallige zomerhuis naast zijn boerderij te slopen. Zijn buurvrouw heeft bezwaar aangetekend, omdat ze erg aan het huis is gehecht. Wat Elbert Jan betreft kan de bouwval echter niet snel genoeg verdwijnen. Welke stelling is juist?

  1. Elbert Jan moet gezien artikel 7:2 Awb wachten tot zijn buurvrouw haar verhaal heeft kunnen doen op een hoorzitting.
  2. Elbert Jan hoeft een hoorzitting niet af te wachten maar mag het zomerhuis onmiddellijk (laten) slopen.

Vraag 23

Jean Prooi is eigenaar van een oud appartementencomplex. Deze wil hij slopen teneinde nieuwe huisvesting voor expats te bouwen. In zijn appartementencomplex huizen echter vleermuizen en kamsalamanders. Op grond van de Flora- en Faunawet is het verboden “nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, (…), te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren”. Naast een sloopvergunning zal Bert Hubertus dus ook een ontheffing moeten vragen in verband met het aantasten van de habitat van de vleermuizen en de kamsalamanders. Deze ontheffing wordt aan Bert verleend.

Stichting Wakker Dier wil tegen dit besluit opkomen. De statutaire doelstellingen van de stichting luiden: ‘Het bevorderen van het welzijn en de rechtspositie van landbouwdieren, het bestrijden van de bio-industrie en het stimuleren van een mens-, dier- en milieuvriendelijke veeteelt.” De feitelijke werkzaamheden van de stichting omvatten onder meer lobbyen, campagnes voeren, bedrijfsvoorlichting en procederen.

Is Stichting Wakker dier belanghebbende bij het ontheffingsbesluit?

  1. Ja, Stichting Wakker Dier is belanghebbende.
  2. Nee, Stichting Wakker Dier is geen belanghebbende.

Vraag 24

De bevoegdheid van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om in hoger beroep recht te spreken in zaken op het terrein van het economisch bestuursrecht volgt uit:

  1. Art. 8:105 Awb jo. art. 4 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
  2. Art. 8:105 Awb jo. art. 11 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
  3. Art. 8:105 Awb.
  4. Art. 2 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Vraag 25

Wasserij Sopje is gespecialiseerd in het wassen van bedlinnen en bedrijfskleding voor grote zorginstellingen. Deze onderneming heeft in 2010 verboden prijsafspraken gemaakt met vier andere wasserijen. De Autoriteit Consument en Markt acht deze prijsafspraken een beperking van de mededinging en besluit Wasserij Sopje een bestuurlijke boete op te leggen (artikel 6 jo. 56 Mededingingswet). Door deze boete verwacht de wasserij de komende jaren minder omzet te realiseren. Wie van de onderstaande figuren is belanghebbende bij dit besluit?

  1. Jan, die sinds twee jaar als accountmanager werkzaam is bij Wasserij Bedrijfskledij en ontslagen wordt vanwege het verwachte omzetverlies door de wasserij.
  2. Cottonservice, de vaste leverancier van wasmiddelen, die verminderde verkoop van wasmiddelen vreest wegens de opgelegde boete aan de wasserij.
  3. Mevrouw Poets, die om de week haar bedlinnen bij de wasserij laat stomen en die de wasserij een warm hart toedraagt.
  4. Geen van de bovenstaande figuren is belanghebbende bij dit besluit.

Vraag 26

Welke van de onderstaande karakteristieken is geen kenmerk van het bestuursprocesrecht?

  1. Korte termijnen voor het instellen van bezwaar of beroep.
  2. Verplichte procesvertegenwoordiging.
  3. Het ontbreken van schorsende werking indien bezwaar of beroep wordt ingesteld.
  4. Het uitgangspunt dat voorafgaand aan een beroep op de rechter een bestuurlijke voorprocedure gevolgd moet worden.

Vraag 27

Aan de Dreef, een drukke autoweg aan de rand van de Haarlemse binnenstad, is een grote basisschool gelegen. Gezien de drukte op deze weg heeft de gemeente Haarlem een aantal vrijwillige ouders benoemd tot verkeersregelaars, die schoolgaande kinderen helpen oversteken. Op grond van artikel 2, onder c van de Regeling verkeersregelaars 2009, opgesteld door de toenmalige minister van Verkeer & Waterstaat, hebben de verkeersregelaars de bevoegdheid ‘eenvoudige verkeersregelende taken’ te verrichten. Uit hoofde van deze bevoegdheid kunnen zij automobilisten verplichten te stoppen bij een zebrapad, zodat de kinderen rustig kunnen oversteken. Daarmee zijn deze verkeersregelaars:

  1. A-organen in de zin artikel 1:1, eerste lid, onder a, Awb, omdat zij door de gemeente Haarlem zijn benoemd.
  2. Geen bestuursorganen, omdat zij als vrijwilligers niet in vaste dienst van de gemeente zijn.
  3. Geen bestuursorganen, omdat zij geen rechtshandelingen verrichten.
  4. B-organen in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, Awb, omdat zij met enig openbaar gezag zijn bekleed.

Vraag 28

Nick en Kevin willen tijdens het Leids Ontzet haring met wittebrood en hutspot verkopen. Ze dienen hiervoor een vergunningaanvraag in bij de burgemeester van de gemeente Leiden. Voor de burgemeester is het elk jaar weer een uitdaging om tijdig te beslissen op de enorme stroom aan vergunningaanvragen. Dit jaar zijn er zoveel aanvragen ingediend dat de burgemeester weigert om op een aantal kleine aanvragen te besluiten. Onder andere Kevin en Nick worden hiervan in de vorm van een standaardbriefje op de hoogte gesteld.

Wat kunnen Nick en Kevin doen?

  1. Nick en Kevin kunnen niets doen. De weigering om te beslissen op hun aanvraag heeft immers geen rechtsgevolg.
  2. Nick en Kevin kunnen bezwaar maken. De weigering om te beslissen op hun aanvraag wordt aangemerkt als een besluit.

Vraag 29

In de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 (APV 2009) van de gemeente Leiden is in artikel 2:28A (Sluitingstijden terrassen) het volgende te lezen:

“1. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 verboden een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben na 24.00 uur.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.30 uur.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website.

4. (…)

5. (…)”

Meneer Janssen is eigenaar van een café in de Leidse binnenstad. Hij is het niet eens met lid 3 van artikel 2:28A uit de APV 2009 van de gemeente Leiden. Hij vindt dat hij niks heeft aan deze zogenaamde verruiming van de sluitingstijd van het terras, nu het nauwelijks voorkomt dat het kwik boven de 28 graden Celsius stijgt. Meneer Janssen wil iets doen tegen deze bepaling. Wat raadt u hem aan?

  1. Meneer Janssen kan in bezwaar gaan bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden.
  2. Meneer Janssen kan in deze ruimtelijke-ordeningszaak direct beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  3. Meneer Janssen kan naar de civiele rechter en niet naar de bestuursrechter.
  4. Meneer Janssen kan niks doen tegen artikel 2:28A, lid 3 van de APV 2009, omdat deze regel bindend is voor iedereen.

Vraag 30

Wat is op grond van het zaakscriterium een voorbeeld van een beschikking?

  1. De aanwijzing van een park als beschermd natuurmonument.
  2. De aanwijzing van een park als een hondenuitlaatplaats.

Vraag 31

Meerdere bewoners van de Papengracht klagen over fout geparkeerde auto’s. Uiteindelijk besluit het college van burgemeester en wethouders van Leiden om de plaatsen langs de Papengracht waar wel ruimte is om te parkeren, maar waar dit niet is toegestaan af te zetten met decoratieve betonnen paaltjes. Enkele andere bewoners van de Papengracht zijn hiervan niet gediend. Zij menen dat de onofficiële parkeerplaatsen hard nodig zijn op de altijd drukbezette gracht. Wat is juist?

  1. De tegenstanders kunnen bestuursrechtelijk procederen tegen het plaatsen van de paaltjes. Er is sprake van een concretiserend besluit van algemene strekking.
  2. De tegenstanders kunnen niet bestuursrechtelijk procederen tegen het plaatsen van de paaltjes. Er is sprake van een feitelijke handeling.

Vraag 32

Een verschil tussen feitelijk handelen en besluiten is dat de bepalingen van hoofdstuk 3 alleen gelden voor besluiten en niet voor feitelijk handelen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 33

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bestuursorgaan bij het gebruik maken van een wettelijk toegekende bevoegdheid alleen díe belangen mag meewegen, die de betreffende regeling specifiek beoogt te beschermen.

  1. Dit is juist.
  2. Dit is onjuist.

Vraag 34

Tegen een besluit (in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb) van de Autoriteit Consument en Markt dat is genomen op grond van hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet kan:

  1. Bezwaar worden gemaakt bij de Autoriteit Consument en Markt.
  2. Beroep worden ingesteld bij de kantonrechter.
  3. Rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht.
  4. Geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld.

Vraag 35

In het boek Bestuursrecht in het Awb-tijdperk staat dat aan een systeem van gelede normstelling verschillende redenen ten grondslag kunnen liggen. Welke van de onderstaande redenen hoort daar niet bij?

  1. Het is praktisch onmogelijk om alles bij formele wet te regelen.
  2. Het is in sommige gevallen in strijd met de Grondwet om alles bij formele wet te regelen.
  3. Het decentralisatiebeginsel, dat inhoudt dat besluitvorming zo dicht mogelijk bij de burger moet plaatsvinden.
  4. Nadere regelgeving vergt soms vergaande administratieve en technische details; het zou zinloos zijn daarmee het parlement te belasten.

Vraag 36

Mevrouw Rups doet 's nachts geen oog dicht vanwege geluidsoverlast veroorzaakt door het naast haar woning gelegen rock-café Gitaargeweld. Zij is de herrie van dreunende muziek meer dan zat. Gitaargeweld heeft een vergunning om van zondag tot en met woensdag tot 01.00 uur open te zijn en de rest van de week tot 03.00 uur. Mevrouw Rups verzoekt het college van burgemeester en wethouders om deze vergunning in te trekken. Twee dagen na het verzoek van mevrouw Rups bericht het college aan Gitaargeweld dat de vergunning met onmiddellijke ingang wordt gewijzigd in die zin, dat Gitaargeweld alle dagen om 23.00 uur dient te sluiten.

In strijd met welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur handelt het college?

  1. Het beginsel van zorgvuldige voorbereiding.
  2. Het gelijkheidsbeginsel.
  3. Het formele rechtszekerheidsbeginsel.
  4. Het dispositievereiste.

Vraag 37

Indien een bezwaarschrift wordt ingediend bij een bestuursorgaan, terwijl voor dat bestuursorgaan duidelijk is dat een ander bestuursorgaan bevoegd is, bepaalt de Awb dat het eerste bestuursorgaan het bezwaarschrift doorstuurt naar het tweede bestuursorgaan. Geef van onderstaande stelling aan of deze juist of onjuist is:

Naast de genoemde doorzendplicht rust er op het eerste bestuursorgaan een vergewisplicht, op grond waarvan hij zich ervan moet vergewissen dat het doorgezonden bezwaarschrift door het tweede bestuursorgaan ontvangen is.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 38

De gemeente Haarlemmermeer heeft een fonds ingesteld om lokale initiatieven die groene energie stimuleren te financieren. Bert van der Plas leest over het fonds en besluit een aanvraag in te dienen. Hij zou graag een keten van aardwarmtebronnen willen installeren in de wijk waar hij woont en kan hiervoor wel wat financiële steun gebruiken. In de regeling van het fonds is aangegeven dat elke aanvraag tot financiering moet zijn voorzien van een begroting en een projectplan. Bert wil snel aan de slag en stuurt daarom alvast een aanvraag zonder begroting en projectplan in. De aanvraag wordt meteen afwezen, omdat niet alle bescheiden zijn meegestuurd die zijn opgesomd in de regeling.

Wat is juist?

  1. Het afwijzende besluit is niet conform de Awb.
  2. Het afwijzende besluit is conform de Awb.

Vraag 39

Van de bestuursrechter wordt steeds vaker verwacht dat hij een hem voorgelegd geschil definitief beslecht. Geef van onderstaande stelling aan of deze juist of onjuist is:

De mogelijkheden die de bestuursrechter heeft om tot definitieve geschilbeslechting over te gaan, zijn limitatief opgesomd in artikel 8:72 van de Awb.

  1. Deze stelling is juist.
  2. Deze stelling is onjuist.

Vraag 40

Sjonnie Verbraak ontvangt in juni 2013 van Het Nederlands Filmfonds (HNF) een subsidie van 500.000 euro voor het maken van een arthouse-film. Na drie maanden intensief draaien levert hij in september een ware arthouse-hit aan. In november 2013 gaat het bestuur van HNF over tot het definitief vaststellen van de verleende subsidie. Op basis van een onderzoek van Sjonnie's administratie stelt het bestuur het definitieve subsidiebedrag vast op 100.000 euro. De overige 400.000 euro aan reeds betaalde subsidie vordert het bestuur terug. Sjonnie vreest de financiële ondergang van zijn productiehuis en vraagt u om juridisch advies. U beveelt hem aan om:

  1. Bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, afdeling bestuursrecht een verzoek om versnelde behandeling in te dienen.
  2. Bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, afdeling bestuursrecht een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
  3. Bij het bestuur van HNF niet alleen een bezwaarschrift, maar ook een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
  4. Bij het bestuur van HNF een bezwaarschrift en bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, afdeling bestuursrecht een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.

Open vragen​

Casus: De aalvisserij in woelig water

Het gaat al jaren slecht met de glasaal, een vis die we in Nederland met name aantreffen in binnenwateren. Door overbevissing is de glasaal op sterven na dood, en er zijn dringend maatregelen nodig om de stand van de glasaal op peil te houden. De problematiek heeft ook de aandacht van de minister van Economische Zaken, die in maart 2014 een nota opstelt, Ingrijpen en stimuleren: naar een volledig herstel van de glasaal in 2018, waarin hij met name twee maatregelen aankondigt om de glasaal van de ondergang te redden:

  1. De minister wil bij ministeriële regeling tijdelijke visverboden introduceren. Daarbij krijgen glasaalvissers in de periode september tot november een verbod opgelegd om op glasaal te vissen. Juist in die periode plant de glasaal zich namelijk voort. De verwachting van de minister is dat het introduceren van een jaarlijks terugkerend tijdelijk visverbod structureel zal bijdragen aan het herstel van deze vissoort.

  2. De minister wil subsidies verstrekken om de kweek van glasaal te stimuleren. Een wettelijk voorschrift op basis waarvan deze subsidies kunnen worden verstrekt ontbreekt; in plaats daarvan is de minister voornemens om een Stichting op te richten, de Stichting Duurzame Glasaal, die de bevoegdheid krijgt om subsidies te verstrekken aan bedrijven die overwegen een glasaalkwekerij te beginnen. Door er een stichting ‘tussen te zetten’ wil de minister voorkomen dat subsidiebeslissingen appellabel zijn bij de bestuursrechter. De beslissing wie een subsidie krijgt en de hoogte daarvan berust immers bij de Stichting, zodat de kans op bestuursrechtelijke procedures volgens de minister minimaal is.

U bent als ambtenaar werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken en verwacht dat beide maatregelen de nodige weerstand zullen oproepen. Het tijdelijke visverbod zal zonder meer leiden tot omvangrijke schade bij vissers die altijd ongestoord op glasaal hebben kunnen vissen maar nu worden geconfronteerd met visverboden, juist in een periode waarin zij een groot deel van hun inkomsten genereren. Ten aanzien van de subsidieregeling verwacht u vooral weerstand van kwekerijen van andere vissoorten dan de glasaal, die niet van een gunstige subsidieregeling kunnen profiteren. Deze concurrenten ondervinden, zo zullen zij naar uw inschatting waarschijnlijk aanvoeren, omzetverlies ten gevolge van het feit dat ze er een concurrent bij krijgen. Het is dan ook aannemelijk dat concurrenten al het mogelijke zullen proberen om tegen individuele beslissingen over de toekenning van subsidies procedures aan te spannen. De minister heeft u reeds mondeling laten weten dat hij hiervoor niet bevreesd is, nu het volgens hem niet aannemelijk is dat concurrenten ontvankelijk zullen zijn in een procedure bij de bestuursrechter.

De minister vraagt u een notitie te schrijven waarin u in elk geval in dient te gaan op de volgende vragen:

  1. Welke rechtsmiddelen kunnen de vissers aanwenden tegen het visverbod? Vermeld de gehele rechtsgang onder vermelding van relevante wetsartikelen.

  2. Welke in de jurisprudentie ontwikkelde criteria zijn van belang om te kunnen beoordelen of de beslissingen over de toekenning van subsidies buiten de rechtsmacht van de bestuursrechter vallen?

  3. Welke criteria zijn van belang om te kunnen beoordelen of concurrenten wel of niet ontvankelijk zullen worden verklaard door de bestuursrechter?

  4. De minister wil tot slot weten tot wanneer hij mogelijk procedures kan verwachten. Stel dat de beslissing van de minister over de toe- of afwijzing van een subsidie kwalificeert als een beschikking. Beantwoord de volgende twee vragen.

    1. Als een beschikking op 3 maart 2014 op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, wanneer begint dan de bezwaartermijn te lopen?
    2. Wanneer kan een bezwaarschrift als tijdig ingediend worden beschouwd, als het bezwaarschrift per post wordt verzonden?

Maak bij beide vragen gebruik van onderstaande kalender en vermeld de relevante wetsartikelen.

Maart 2014

MaDiWoDoVrZaZo
     12
3456789
10111213141516
17181920212223
24252627282930
31      

April 2014

MaDiWoDoVrZaZo
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
282930    
       

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B. Dit is onjuist.

  2. D. Heeft zowel invloed op het materiële bestuursrecht als op het bestuursprocesrecht.

  3. D. Beide stellingen zijn juist.

  4. C. Sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche in 2009 bestaat er geen behoefte meer aan een nadere regeling van algemene bestuursrechtelijke leerstukken in de Awb.

  5. A. Een beschikking.

  6. A. Ja, want u mag erop vertrouwen dat de burgemeester zich aan zijn eigen beleid houdt.

  7. A. Ja, aangezien de gemeente als rechtspersoon tot het aangaan van de overeenkomst besluit.

  8. A. Van artikel 8:4 lid 1 sub d Awb kan worden afgeweken door de formele wetgever, mits deze afwijking wordt gemotiveerd.

  9. A. Dwingend recht.

  10. A. Generiek toezicht. 

  11. B. Over centrale begrippen in de Awb (bestuursorgaan, besluit, belanghebbende) moet nog steeds de jurisprudentie worden geraadpleegd om goed met de Awb te kunnen werken.

  12. B. Dit is onjuist.

  13. A. Attributie van een bestuursbevoegdheid.

  14. B. Het is in deze casus niet relevant of de andere boekhandel belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb is.

  15. A. Het CBR is een a-orgaan.

  16. A. De binding aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is minder sterk bij de niet in de Awb gecodificeerde beginselen dan bij de wel in de Awb gecodificeerde beginselen.

  17. C. Art. 7:12 Awb.

  18. B. Bij de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Den Haag, daar valt Leiden immers onder.

  19. D. Nee, want ze heeft geen actueel belang.

  20. B. Ja, want er is sprake van een persoonlijk belang van Mevrouw Ter Haar.

  21. A. Dit is juist. 

  22. B. Elbert Jan hoeft een hoorzitting niet af te wachten maar mag het zomerhuis onmiddellijk (laten) slopen.

  23. B. Nee, Stichting Wakker Dier is geen belanghebbende.

  24. B. Art. 8:105 Awb jo. art. 11 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.

  25. D. Geen van de bovenstaande figuren is belanghebbende bij dit besluit.

  26. B. Verplichte procesvertegenwoordiging. 

  27. D. B-organen in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, Awb, omdat zij met enig openbaar gezag zijn bekleed.

  28. B. Nick en Kevin kunnen bezwaar maken. De weigering om te beslissen op hun aanvraag wordt aangemerkt als een besluit.

  29. C. Meneer Janssen kan naar de civiele rechter en niet naar de bestuursrechter.

  30. A. De aanwijzing van een park als beschermd natuurmonument.

  31. B. De tegenstanders kunnen niet bestuursrechtelijk procederen tegen het plaatsen van de paaltjes. Er is sprake van een feitelijke handeling.

  32. B. Dit is onjuist. 

  33. A. Dit is juist. 

  34. B. Beroep worden ingesteld bij de kantonrechter.

  35. B. Het is in sommige gevallen in strijd met de Grondwet om alles bij formele wet te regelen.

  36. A. Het beginsel van zorgvuldige voorbereiding.

  37. B. Deze stelling is onjuist.

  38. A. Het afwijzende besluit is niet conform de Awb.

  39. A. Deze stelling is juist. 

  40. D. Bij het bestuur van HNF een bezwaarschrift en bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, afdeling bestuursrecht een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.

Antwoordindicatie Open vragen

Casus: De aalvisserij in woelig water

Er is geen antwoordindicatie beschikbaar voor de casus.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018


MC-vragen

Vraag 1

De minister van Economische Zaken en Klimaat legt een bestuurlijke boete op grond van artikel 51 van de Meststoffenwet op aan een landbouwer in Sittard, omdat een te hoog gehalte meststoffen in zijn landbouwgrond is gesignaleerd.
Wat is de volledige rechtsgang die tegen dit besluit openstaat? Ga ervan uit dat de Meststoffenwet geen bijzondere regels kent omtrent de rechtsbescherming.

  1. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
  2. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  3. In bezwaar bij de minister, in beroep in eerste en enige aanleg bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  4. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 2

Vanwege de aanhoudende problematiek in het Zeeuwse overstromingsgebied bundelen ondernemers uit het noorden hun krachten in een nieuwe Stichting Probleemloos Zeeland. Deze stichting zal financiële ondersteuning bieden aan gedupeerden. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (GS) is erg blij met dit initiatief. GS besluit dat de provincie ook een financiële bijdrage zal leveren door het toekennen van een bedrag aan de stichting dat even groot is als alle gelden die de ondernemers in de stichting steken. GS stelt verder dat de stichting zelf mag bepalen hoe zij het verkregen geld zal verdelen. De stichting keert alle gelden die zij van de ondernemers en de provincie krijgt aan de gedupeerden uit.

Zou u het bestuur van de Stichting Probleemloos Zeeland als bestuursorgaan kwalificeren?

  1. Ja, omdat aan het financieel en het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  2. Ja, omdat aan het financieel vereiste is voldaan.
  3. Nee, omdat enkel aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.
  4. Nee, omdat noch aan het financieel, noch aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.

Vraag 3

Cafébaas Roderick Meeuwissen uit Deventer heeft in 2002 van het college van B&W van de gemeente Deventer op verzoek een gedoogverklaring ontvangen voor het verkopen van maximaal 5 gram aan softdrugs per dag en per persoon. Op basis van strafrechtelijk onderzoek komt vast te staan dat Roderick zich niet heeft gehouden aan dit maximum. De burgemeester stuurt Roderick een brief met de mededeling dat de gedoogverklaring wordt ingetrokken.

Zou de bestuursrechter de brief kwalificeren als een besluit in de zin van de Awb dan wel de brief met een besluit gelijkstellen?

  1. Ja, want de brief is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan.
  2. Nee, want de brief is niet gericht op een
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017

Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017


MC-vragen

Vraag 1

Artikel 17 van de Advocatenwet (opgenomen in het privaatrechtelijke deel van uw wettenbundel) luidt als volgt:

  1. "De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's- Gravenhage. (...)
  2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
  3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen."

Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

  1. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  2. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
  3. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  4. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

    Vraag 2

    Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Tijdens de voorbereiding op dit tentamen raakt uw studiegenoot in de war en vraagt aan u: moet tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

    1. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
    2. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

    Vraag 3

    De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van artikel 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Stedion Energy N.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op. Wat is de juiste beschrijving van de voor Stedion Energy N.V. openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang als de Elektriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

    1. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
    2. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage.
    3. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
    4. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

    Vraag 4

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van artikel 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    In Groningen is veel schade geleden ten gevolge van de gaswinning. Veel huiseigenaren hebben onverkoopbare huizen. Enkele prominente Groningse ondernemers slaan de handen ineen en richten een stichting op om de gedupeerde huiseigenaren te compenseren. De ondernemers

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Arnhem is het volgende artikel opgenomen:
    Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning horecagelegenheden

    1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecagelegenheid te vestigen of te exploiteren.
    2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen ` horecagelegenheden zijn toegestaan.
    3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een horecagelegenheiden in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

    In Arnhem is de wijk Klarendal na jaren van renovatie weer aan het optrekken. Wat vroeger tot een van de grootste achterstandswijken van Arnhem gerekend werd, is nu een hippe up and coming wijk. Veel ondernemers willen hier op inspelen en zich met hun horecagelegenheid vestigen in deze wijk. De burgemeester zal hierdoor moeten kiezen aan wie hij vergunningen zal verlenen. Hij maakt bij besluit van 5 januari 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

    • De effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving.
    • De diversiteit en de kwaliteit van het horeca aanbod.
    • In hoeverre het horeca aanbod vernieuwend en innovatief is.

    Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 5 januari 2016?

    1. Als een algemeen verbindend voorschrift.
    2. Als een beleidsregel.
    3. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
    4. Als een feitelijke handeling.

    Vraag 2

    In Zaandam wordt een parkeergarage gerealiseerd aan het Kralendijk naast biologische boerderij De vrije Weijde. Welk van de onderstaande rechtspersonen kan daarbij als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb worden aangemerkt?

    1. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor schone lucht in Zaandam en als zodanig voorlichting geeft op basisscholen in Zaandam.
    2. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomst voor schone lucht in Zaandam en die als zodanig procedures aanspant in Zaandam en omstreken.
    3. De Vereniging De Vrije Weijde te Rotterdam die de biologische boerderij in eigendom heeft.
    4. De Vereniging Grasgrazers te Amsterdam die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor het behoud van biologische boederijen in de provincie Noord-Holland en als zodanig excursies naar biologische boederijen organiseert.

    Vraag 3

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van art. 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    De stichting Juridische Dienstverlening uit Utrecht is gespecialiseerd in het aanbieden van juridische hulp bij geschillen met bestuursorganen. Hun werk bestaat voornamelijk uit het helpen met het opstellen van bezwaarschriften. Van het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht zij een subsidie gekregen ter behoud van de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    "Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

    De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

    1. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
    2. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

    Vraag 2

    Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

    1. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
    2. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
    3. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
    4. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

    Vraag 3

    In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

    "De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven."

    Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

    1. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
    2. Op grond van het fair play-beginsel.
    3. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
    4. Op grond van het evenredigheidsbeginsel.

    Vraag 4

    Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

    1. Dit is onjuist.
    2. Dit is juist.

    Vraag 5

    Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

    Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

    1. Deze stelling is juist.
    2. Deze stelling is onjuist.

    Vraag 6

    Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening.

    Op welk moment is de oplegging van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Een belanghebbende kan bezwaar aantekenen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen indien tegen dat besluit beroep bij de bestuursrechter openstaat.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Het EVRM:

    1. Is direct van toepassing binnen het Nederlandse bestuursrecht op grond van de rechtspraak van het EHRM.
    2. Heeft alleen betrekking op ‘civil rights and obligations’ en is daarom niet van toepassing op bestuursrechtelijke geschillen.
    3. Geldt niet voor het handelen van het bestuur, omdat alleen de rechter verplicht is dit verdrag toe te passen.
    4. Heeft zowel invloed op het materiële bestuursrecht als op het bestuursprocesrecht.

    Vraag 3

    Beoordeel de volgende stellingen:

    I. De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven uitdrukking aan de waarborgfunctie van het bestuursrecht.

    II. De normerende functie van het bestuursrecht komt zowel in geschreven als ongeschreven recht tot uitdrukking.

    1. Beide stellingen zijn onjuist.
    2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    4. Beide stellingen zijn juist.

    Vraag 4

    Welke stelling over de Awb is onjuist?

    1. De Awb kent een opbouw van algemeen naar bijzonder.
    2. Sinds de inwerkingtreding van de Awb is het bestuursrecht in sterke mate geharmoniseerd.
    3. Sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche in 2009 bestaat er geen behoefte meer aan een nadere regeling van algemene bestuursrechtelijke leerstukken in de Awb.
    4. Een van de doelstellingen van de Awb was het codificeren van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke jurisprudentie.

    Vraag 5

    Na een burenruzie in een woonwijk in Leiden, ontstond er veel rumoer rondom een woning van een jong gezin. Burgemeester Lenferink vaardigde toen een samenscholingsverbod uit. Dit verbod was gebaseerd op artikel 2:1, derde lid, APV gemeente Leiden, dat als volgt luidt:

    “De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.”

    Op basis van dit samenscholingsverbod zijn een aantal straten in Leiden aangewezen als gebied waar het verbod geldt.

    Wat voor soort besluit is dit aanwijzingsbesluit?

    1. Een beschikking.
    2. Een concretiserend besluit van algemene strekking.
    3. Een algemeen verbindend voorschrift.
    4. Dit is geen besluit in de zin van de Awb.

    Vraag 6

    U woont in de buurt en vindt dat samenscholingsverbod nogal overdreven. U wilt dat de burgemeester zich houdt aan zijn

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Van regelend recht kan slechts bij wet in formele zin worden afgeweken.

    1. Dat is juist.
    2. Dat is onjuist.

    Vraag 2

    De minister van Economische Zaken besluit een subsidieregeling vast te stellen voor projecten die zich richten op natuurbeheer. Deze subsidieregeling bevat de volgende bepaling:

    "Een subsidie natuurbeheer wordt geweigerd wanneer de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening naar het oordeel van de minister met opzet de subsidieverplichtingen heeft geschonden."

    Welk van onderstaande stellingen is juist?

    1. Deze bepaling bevat geen discretionaire bevoegdheid.
    2. Deze bepaling geeft de minister zowel beleids- als beoordelingsvrijheid.
    3. Deze bepaling geeft de minister geen beleidsvrijheid, maar wel beoordelingsvrijheid.
    4. Deze bepaling geeft de minister geen beoordelingsvrijheid, maar wel beleidsvrijheid.

    Vraag 3

    In welke van de onderstaande situaties is er niet sprake van het handelen van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid Awb?

    1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht verleent aan een nachtwinkel een ontheffing van het winkeltijdenverbod (art. 2, eerste lid, Winkeltijdenwet jo. art. 3 Verordening winkeltijden 2014).
    2. De belastinginspecteur stelt de aanslag vast van de heer Van Dijk (art. 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
    3. De Nationale ombudsman start een onderzoek naar de mate waarin bij het voormalige politiekorps Gelderland-Midden de etnische achtergrond en afkomst van kandidaten een doorslaggevende rol speelt bij bevorderingsprocedures (art. 9:26 Awb).
    4. De Stichting Autoriteit Financiële Markten legt een bestuurlijke boete op aan Pecunia B.V. voor het aanbieden van effecten aan het publiek, zonder dat een goedgekeurde prospectus algemeen verkrijgbaar was (art. 5:2 j° art. 1:80 van de Wet op het financieel toezicht).

    Vraag 4

    In zijn artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ geeft prof.mr. J.E.M. Polak enkele historische verklaringen waarom het systeem van bestuursrechtspraak in Nederland ‘verbrokkeld’ is. Lees de volgende stelling:

    "In Nederland maakte men lange tijd geen duidelijke keuze bij de vraag of rechtsbescherming tegen besluiten van het openbaar bestuur het beste door een vorm van beroep binnen het openbaar bestuur zou kunnen gebeuren, dan wel door een van het bestuur onafhankelijke rechter."

    1. Deze stelling is juist.
    2. Deze stelling is onjuist.

    Vraag 5

    Olivia huurt al jarenlang naar volle tevredenheid een huisje aan de Oude Vest in Leiden bij de woningcorporatie ‘Het sleuteltje’. Tot haar grote schrik ontvangt ze van het college van burgemeester en wethouders van Leiden een brief waarin staat dat ‘Het sleuteltje’ toestemming heeft om de woning van Nel te onttrekken aan de bestemming tot bewoning, zodat er kantoren in kunnen worden gevestigd. Niet veel later

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013


    MC-vragen

    Vraag 1

    De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 8

    Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.

    1. Dit is juist
    2. Dit is onjuist

    Vraag 9

    De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 10

    Aangezien de Nationale ombudsman een a-orgaan is in de zin van artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht, is de termijn waarbinnen een verzoekschrift bij hem kan worden ingediend gelijk aan de termijn voor het indienen van een bezwaar- of administratief beroepschrift.

    1. Dit is juist.
    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012


    MC-vragen

    Vraag 1

    Om informatie op te vragen bij een bestuursorgaan over de voorbereiding van een besluit, moet de aanvrager belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Stel dat zich het volgende voordoet: De Stichting Deltawerken, opgericht door bewonderaars van de waterkering, verstrekt subsidies aan middelbare scholen om per touringcar naar de Deltawerken te komen kijken. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt eenmalig een financiële bijdrage beschikbaar van € 500.000, naar eigen inzicht en goeddunken van de stichting te besteden. De Stichting Deltawerken verstrekt daarvan een subsidie van € 1.000 aan een middelbare school in Harlingen, die binnenkort op bezoek komt.

    Bij het verstrekken van de subsidie treedt de Stichting Deltawerken op als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Algemene wet bestuursrecht.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Stel: De sector bestuursrecht van de rechtbank Den Haag verklaart het beroep van een belanghebbende tegen het besluit van het college van B&W van Den Haag om zijn uitkering op basis van de Wet werk en bijstand tijdelijk met 50% te korten vanwege het herhaaldelijk niet-verschijnen op de bijeenkomsten van het gemeentelijke re-integratieprogramma ongegrond.

    Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Om als belanghebbende aan te worden gemerkt moet er sprake zijn van een actueel, een eigen, een rechtstreeks, een persoonlijk en een openbaar belang.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Algemene maatregelen van bestuur zijn besluiten van de regering. Zij bevatten meestal algemeen verbindende voorschriften. Dat wil zeggen dat de voorschriften een voor herhaalde toepassing vatbare regeling vormen die burgers of andere overheidsorganen bindt.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden verleent aan de Stichting Hortus Botanicus in Leiden een vergunning om een bijzondere boom in de hortus te kappen. De boom dreigt om te vallen en dan de Oranjerie grote schade toe te brengen. In de daaropvolgende door omwonenden van de hortus aangespannen bezwaarprocedure herroept het college zijn besluit. De Stichting moet eerst de mogelijkheden onderzoeken om de boom alsnog te sparen. Tegen deze beslissing gaat de Stichting in beroep bij de bestuursrechter. Overtuigd door de argumenten van de Stichting vernietigt de bestuursrechter de beslissing op bezwaar van het college op grond van artikel 8:72, eerste lid, Awb. De Stichting meent dat zij nu tot het kappen van de boom over mag gaan. Is dat juist?

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Bij het Albert Heijn-filiaal aan

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

    Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

    De stelling van het betreffende Kamerlid is:

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Op 31 mei 2011 verscheen op de website NU.nl het onderstaande bericht. Lees dit bericht en beoordeel vervolgens de juistheid van de daaronder opgenomen opmerking.

    Donner wil misbruik Wob tegengaan

    AMSTERDAM - Overheden moeten de mogelijkheid krijgen om 'oneigenlijke' vragen om overheidsinformatie af te wijzen en grote verzoeken in te perken.

    Dat schrijft minister Piet Hein Donner (CDA) van Binnenlandse Zaken in een brief namens het kabinet aan de Tweede

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


    MC-vragen

    Vraag 1

    Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 2

    De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is normaliter zes weken, voor het indienen van een beroepschrift is deze termijn normaliter acht weken.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 3

    Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – ongegrond worden verklaard.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 4

    Tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling staat geen beroep open op grond van de Awb, maar kan op basis van deze wet wel bezwaar worden gemaakt.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    Bij het aanvragen van een voorlopige voorziening speelt het connexiteitsvereiste een belangrijke rol. Dit vereiste is opgenomen in artikel 8:81 Awb.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 6

    De overeenkomst tussen algemeen verbindende voorschriften en concretiserende besluiten van algemene strekking is dat tegen beide geen beroep open staat bij de rechtbank op grond van de Awb.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 7

    Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 8

    Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 9

    Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat bestuursorganen te allen tijde gehouden zijn om handhavend op te treden tegen overtreding van bestuursrechtelijke voorschriften.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 10

    Het verschil tussen herstelsancties en bestraffende sancties is onder meer relevant in verband met de mogelijke toepasbaarheid van artikel 6 EVRM.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 11

    Tegenwoordig hebben veel wetten het karakter van 'kaderwetgeving'. Dit betekent dat de wetgever in formele zin zelf nauwelijks

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In welke grondwetsbepaling wordt aan gemeenten en provincies de bevoegdheid overgelaten tot regeling en bestuur inzake hun huishouding?

    Vraag 1b

    De gemeenteraad van Leiden stelt een verordening vast op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand. In de verordening staan regels over het aanbieden van voorzieningen die bedoeld zijn om ontvangers van een bijstandsuitkering te ondersteunen bij een terugkeer in het arbeidsproces.

    Leg uit: is dit een autonome verordening of een medebewindsverordening?

    Vraag 2

    Bakker Jacobs koopt een dure broodbakmachine in de veronderstelling dat hij de aankoopkosten als extra aftrekpost mag opvoeren op zijn belastingaangifte. De Inspecteur van de belastingdienst heeft schriftelijk bevestigd dat dit mogelijk is. Bakker Jacobs voert de aankoopkosten op als extra aftrekpost, maar de Inspecteur stelt de aanslag vast zonder deze extra aftrekpost, omdat hem is gebleken dat de eerder gedane toezegging in strijd is met de geldende belastingwetgeving. Bakker Jacobs wenst de aanslag juridisch aan te vechten.

    Op welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur zal Bakker Jacobs zich beroepen? Leg uit of hij hierbij kans van slagen heeft.

    Vraag 3a

    Geef van de volgende beslissingen aan of sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Kwalificeer de beslissing zo specifiek mogelijk. Dat wil zeggen geef aan of al dan niet sprake is van een besluit in de zin van de Awb en, zo ja, wat voor soort besluit.

    Om het aanzien van de binnenstad letterlijk te verbeteren stelt de Leidse gemeenteraad de Verordening Subsidie Historisch Stadsbeeld vast. De verordening wordt gepubliceerd in het Stadsblad van Leiden. Op grond van de verordening kunnen eigenaren van monumentale panden in de binnenstad subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor de reconstructie van een historische winkelpui, het herstel van historische kleuren op gevels of het herstel van monumentale onderdelen.

    Vraag 3b

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden wijst het gebied begrensd door de straten Langegracht, Molenwerf, Korte Mare en Lange Mare aan als gebied waar op 3 oktober een parkeerverbod als bedoeld in artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zal gelden. Deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Stadsblad van Leiden.

    Vraag 4a

    Jolinde Boots gaat naar de Mediamarkt in Dordrecht om een IPod te kopen. In de Mediamarkt merkt ze dat ze te weinig geld heeft voor de IPod van haar keuze; ze kan zich niet bedwingen en probeert de IPod zonder betaling mee te nemen. De bedrijfsleider betrapt Jolinde op heterdaad en belt de politie. Twee minuten later arriveren twee politieagenten die Jolinde arresteren. Tijdens de arrestatie wordt Jolinde door de politieagenten uitgescholden en ruw op de grond geduwd. Zij overweegt om over de manier waarop zij door de politieagenten is

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)


    Open vragen

    Vraag 1

    De autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad is begrensd. Daarbij worden in de literatuur doorgaans een viertal grenzen onderscheiden. Bij welk van deze vier grenzen speelt de zogenoemde ‘motief-theorie’ een rol, in welk arrest komt deze theorie aan de orde en wat wordt eronder verstaan?

    Vraag 2a

    Mevrouw Janssen wil een café in Leiden openen en dient daarvoor over een aantal vergunningen te beschikken. Ze heeft onder meer een vergunning nodig op basis van de Drank- en Horecawet. Artikel 3 van deze wet bepaalt:

    “Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.”

    Het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) van de gemeente Leiden weigert deze vergunning te verlenen. Mevrouw Janssen ontvangt een brief waarin de vergunningaanvraag wordt afgewezen.

    Is hier sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)? Zo ja, wat voor soort besluit?

    Vraag 2b

    Mevrouw Janssen had al personeel aangezocht en onder meer de heer Michel aangenomen als barkeeper. De heer Michel is het uiteraard niet eens met de weigering van het college om de vergunning te verlenen en wil deze weigering juridisch aanvechten.

    Kan de heer Michel worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb?

    Vraag 3

    In een oud pand in de Leidse binnenstad is een kunstenaarscollectief gevestigd. Om enkele van hun creaties op te slaan, hebben de kunstenaars in de achtertuin van het perceel een forse schuur gebouwd. Zij hebben dit gedaan zonder over de vereiste bouwvergunning te beschikken. Omwonenden van het kunstenaarspand zijn niet blij met de in de tuin gebouwde schuur. Zij vinden die ontsierend en bovendien zorgt de schuur voor meer schaduw in hun eigen tuinen. Daarnaast hebben zij uitgezocht dat het bestemmingsplan de bouw van zo’n omvangrijke schuur helemaal niet toestaat. Zij ergeren zich aan het feit dat het gemeentebestuur niets onderneemt tegen de illegale schuur en schrijven een brief aan de verantwoordelijke wethouder waarin zij verzoeken om – op korte termijn – op te treden tegen het illegale bouwwerk. De wethouder laat evenwel telefonisch aan hen weten daar niet aan te denken.

    Staat het in deze omstandigheden geheel vrij aan het college van burgemeester en wethouders om zonder meer af te zien van optreden tegen de illegaal gebouwde schuur?

    Vraag 4

    In het bestuursrecht is het doorgaans niet mogelijk om tegen een besluit van een bestuursorgaan direct in beroep te gaan bij (de sector bestuursrecht van) de rechtbank. Eerst moet een zogenoemde bestuurlijke voorprocedure worden gevolgd.

    De bestuurlijke voorprocedures vervullen in het bestuursprocesrecht diverse functies. Noem en beschrijf twee van deze functies.

    Vraag 5

    Jeroen ontvangt al drie jaar een uitkering op grond van art. 11 van de Wet werk en bijstand. Op grond van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009


    Open vragen

    Vraag 1a

    Wat wordt verstaan onder delegatie?

    Vraag 1b

    Noem een voorbeeld van een grondwetsartikel waarin een mogelijkheid tot delegatie wordt gecreëerd en geef aan waaruit dit blijkt.

    Vraag 2a

    Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van provincies en gemeenten bepaalt artikel 124 lid 1 van de Grondwet:

    ‘Voor provincies en gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun besturen overgelaten.’

    Deze bevoegdheid wordt geacht te behoren tot de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie. De provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie kent geen duidelijke omlijning.

    Leg uit hoever de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie strekt

    Vraag 2b

    Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen luidt, voor zover hier van belang:

    ‘1. Het college van burgemeester en wethouders stelt ten minste één maal per vier jaren een rampenplan vast, waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen wordt vastgelegd.’

    Oefent het college van burgemeester en wethouders zijn taak om een rampenplan vast te stellen uit krachtens autonomie of medebewind?

    Vraag 3a

    Het toezicht op de financiële markt in Nederland wordt uitgeoefend door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze toezichthoudende taak is aan de Stichting AFM opgedragen in de Wet op het Financieel toezicht, in art. 1:25, tweede lid:

    ‘De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten.’

    Is art. 1:25, tweede lid, van de Wet op het Financieel toezicht een voorbeeld van attributie, van delegatie of van mandaat?

    Vraag 3b

    Kan de Stichting Autoriteit Financiële Markten worden gekwalificeerd als een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb?

    Vraag 3c

    In de afgelopen periode van grote onrust op de financiële markten heeft de AFM verschillende noodmaatregelen getroffen. Een van die maatregelen betrof het verbod op het zogenaamde ‘naked short selling’. Bij short selling gaat het om het speculeren op daling van de koersen van aandelen, waardoor het aantrekkelijk wordt om negatieve geruchten te verspreiden. Short selling kan zo leiden tot verdere destabilisering van de financiële markt.

    Het verbod op naked short selling baseerde de AFM op art. 5:58 van de Wet op het Financieel toezicht. Deze bepaling luidt verkort weergegeven:

    ‘Het is verboden om een transactie of handelsorder in financiële instrumenten te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die financiële instrumenten (…)’

    Om dit verbod te kunnen handhaven heeft de AFM in de Wet op het Financieel toezicht een bevoegdheid gekregen om bij

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In de gemeente Anderveld wordt in een gemeentelijke verordening een algeheel visverbod afgekondigd. Vissen, zo luidt de motivering voor dit verbod, is in strijd met de christelijke normen en waarden die leven binnen de gemeente, nu de vis een belangrijk christelijk symbool is.

    Welke grens aan de verordenende bevoegdheid van de gemeente is in deze casus in het geding?

    Vraag 1b

    Een jaar nadat het visverbod in werking is getreden wordt in een provinciale verordening eveneens een visverbod afgekondigd. Het provinciale visverbod geldt voor alle openbare wateren binnen de provincie.

    De motivering voor dit visverbod is dat door overbevissing de visstand in de provincie op een onaanvaardbaar laag peil dreigt te komen en dat drastische maatregelen dus geboden zijn.

    Kan de gemeentelijke verordening in dit geval blijven gelden naast de provinciale verordening?

    Vraag 2a

    Op 17 september 2007 verzond staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken een zestal zogenoemde BNC-fiches naar de Tweede Kamer, waaronder een fiche over de Richtlijn status langdurig ingezetenen. In laatstgenoemd fiche kwam de volgende passage voor:

    ‘De Raad en de Commissie zijn overeengekomen dat personen die internationale bescherming genieten in alle lidstaten onder vergelijkbare voorwaarden recht zouden moeten hebben op de in richtlijn 2003/109/EG bedoelde status van langdurig ingezetene. Aangezien dit slechts op Europees niveau kan worden bereikt, voldoet het voorstel aan het beginsel van …’

    Wat is een ‘BNC-fiche’ precies?

    Vraag 2b

    Welk woord hoort in bovenstaand citaat op de puntjes te staan en waar is het betreffende beginsel neergelegd?

    Vraag 3a

    De Leidse Toneelgroep vindt het belangrijk dat het toneel in Leiden toegankelijker wordt gemaakt voor de Leidse bevolking. Geïnspireerd door de theateractiviteiten in het Amsterdamse bos, besluit de groep om tijdens de zomerperiode vier weken lang in de Burcht een twee uur durend toneelstuk op te voeren. De voorstelling zal van woensdag- tot zaterdagavond plaatsvinden en om 21.00 uur aanvangen.
    De Burcht is een open gebouw en dus vindt het toneelstuk plaats in de openlucht. Voor deze activiteit is er op grond van de (fictieve) APV van Leiden een vergunning nodig van de Burgemeester.

    Artikel 2.2.2 Evenement

    1. Het is verboden, zonder vergunning van de Burgemeester een evenement te houden of te doen houden.
    2. De Burgemeester moet bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning de volgende belangen in aanmerking nemen:
      1. De mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte, de tijd en de hulpdiensten.
      2. Of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie.

      3. Of er gevaar bestaat voor de openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden.

      4. Of er gevaar bestaat voor een onevenredige belasting van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)


    Open vragen

    Vraag 1a

    In het (overigens niet tot de voorgeschreven jurisprudentie behorende) arrest Jodiumzout (HR 10 april 1984, NJ 1984, 612) stond de verplichting uit het Broodbesluit centraal om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken.

    Dit niet ter goede of betere bereiding dan wel samenstelling van het brood zoals de Warenwet beoogde, maar om een gezondheidsdoel te dienen, te weten de voorkoming van struma (een schildklierziekte).

    Lees de navolgende, ironisch bedoelde, passage die afkomstig is uit de Conclusie (het advies) van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in deze zaak:

    ‘De overheid moet ons niet alleen behoeden voor het kwade maar ook deelachtig doen worden aan het goede. Pas dan en daardoor wordt de nachtwachtstaat tot actieve verzorgingsstaat. En dus voegt de goede, bezorgde overheid (…) aan het brood een zeker bestanddeel toe, waardoor mensen geen struma-gezwellen (meer) krijgen of deze niet verergeren. En dus, zoals Rousseau eenmaal verordonneerde dat de mensen desnoods gedwongen moeten worden om vrij te zijn – omdat vrijheid zo'n groot goed is – zo ook onze overheid: de mensen moeten gedwongen worden geen struma, geen rotte tanden en geen kromme ruggen te krijgen en daarom zullen we de bestanddelen in dat voedselpakket die dat beletten of voorkomen, verplicht stellen. Ze zullen gezond zijn of ze willen of niet.’

    Noem een wèl tot de voorgeschreven jurisprudentie behorend arrest, waarin op vergelijkbare wijze de bevoegdheid tot ingrijpend overheidshandelen ter discussie stond.

    Vraag 1b

    Indien de rechter van oordeel is dat met de lagere regelgeving een doel wordt nagestreefd dat niet door de wetsbepaling is beoogd, welk gevolg zal hij dan daaraan verbinden?

    Vraag 1c

    Stel dat de overheid niettemin een verplichting zou willen opleggen om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken, hoe zou zij dit dan kunnen realiseren?

    Vraag 2a

    In het hart van Zwanenburg bevindt zich de kerk H. Magdalena Maria Alacoque. Sinds kort roept de pastoor zijn gelovigen op om de mis van 07.30 uur bij te wonen door van 07.15 tot 07.30 uur de klokken te luiden. Dit vroege klokgelui heeft tot een klachtenregen van omwonenden geleid en is voor het college van B&W aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de ernst van de geluidsoverlast. In artikel 10 van de Wet openbare manifestaties (WOM) staat:

    ‘Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau’

    Bij besluit van 23 maart 2003 heeft de Gemeenteraad alleen regels gesteld met betrekking tot het geluidsniveau: het te produceren geluidsniveau mag niet hoger zijn dan 10 dB(A).

    Het college van B&W vermoedt dat het door de kerk geproduceerde geluidsniveau hoger is dan

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007

    Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007


    Open vragen

    Vraag 1a

    Stel: In het kader van de terrorismebestrijding worden diverse wijzigingen doorgevoerd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Eén van de nieuwe artikelen in de wet bepaalt dat de regering bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kan stellen omtrent het opslaan en bewaren van persoonsgegevens door leveranciers van telecommunicatiediensten. De betreffende AMvB wordt korte tijd later door de regering vastgesteld.

    In de AMvB worden internet providers verplicht om de persoonsgegevens van gebruikers van hun diensten gedurende een periode van tien jaar te bewaren en op verzoek ter beschikking te stellen aan de overheid, opdat de veiligheidsdiensten deze gegevens kunnen raadplegen in hun onderzoek naar terrorismenetwerken.

    Diverse privacybeschermingsorganisaties zijn het niet eens met deze maatregel. Zij vinden de duur van de periode dat de internet providers de gegevens moeten bewaren veel te lang en zijn van mening dat de AMvB te weinig waarborgen bevat tegen een ongeoorloofd gebruik van de gegevens. Zij zijn van oordeel dat de privacybeperking te ver gaat. Zij spannen een procedure aan om de AMvB door de rechter te laten toetsen en overwegen daarbij zich te beroepen op art. 10 van de Grondwet of art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

    Welk van deze twee bepalingen zal, gelet op de verschillen tussen de grondwettelijke en de verdragsrechtelijke grondrechten beperkingssystematiek, in deze casus meer bescherming bieden?

    Vraag 1b

    De advocaat van de privacybeschermingsorganisaties vraagt zich af of de hierboven geschetste AMvB mogelijk een zogenoemde ‘zelfstandige algemene maatregel van bestuur’ is. Hij zet u aan het werk om dit uit te zoeken. Hoe luidt uw antwoord op zijn vraag?

    Vraag 2

    Stel: in de gemeente Leiden geldt per 1 januari 2008 een verordening die regels geeft over het gebruik van met een elektromotor aangedreven steppen op de openbare weg. Met ingang van 1 januari 2010 wordt dit onderwerp ook geregeld in de Wegenverkeerswet.

    Op basis van welke wettelijke bepaling en aan de hand van welke criteria kan worden bepaald welke regels per 1 januari 2010 zullen gelden ten aanzien van het gebruik van deze steppen?

    Vraag 3a

    De verandering van het klimaat staat hoog op de agenda. In dat kader hebben lokale overheden onlangs aan supermarkten eisen gesteld ten aanzien van de afdekking van koel- en vriesmeubelen. Het college van B & W ontleent de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorschriften aan het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (een algemene maatregel van bestuur), gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer.

    Het college van B & W van de gemeente Drakenstein laat de plaatselijke supermarkt Appie per brief van 13 september 2007 weten dat uiterlijk per 1 januari 2009 de aanwezige koel- en vriesmeubelen aan nader geconcretiseerde voorschriften moeten voldoen. Appie krijgt de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
    • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    special isis de wereld in

    Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Check related topics:
    Activities abroad, studies and working fields
    Institutions and organizations
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1913