Oefententamen 11: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

De op een boerderij in Bedum geboren en getogen geliefden Jan en Marie, beiden met de Nederlandse nationaliteit, zien het boerenleven in Nederland niet langer zitten. Ze besluiten direct na hun huwelijksvoltrekking te emigreren naar Belarus (Wit-Rusland). De spanningen van het leven daar en de stress van het opzetten van een nieuw bedrijf, blijken echter na vijf jaar te groot voor het huwelijksleven. Marie keert terug naar Bedum waar ze tijdelijk haar intrek neemt bij haar ouders. Een maand na haar terugkeer wil ze een echtscheidingsverzoek indienen. Jan wil niet scheiden en kondigt aan in rechte te zullen verschijnen en alle mogelijke verweren aan te gaan voeren.

Kan Marie het echtscheidingsverzoek meteen al indienen bij de Nederlandse, als internationaal bevoegde, rechter? Zo ja, welke rechter binnen Nederland is absoluut en relatief bevoegd?

Vraag 2

Meertens heeft vanwege een geschil met Koenders, advocaat Douma in de arm genomen om Koenders in rechte te betrekken. In opdracht van Douma heeft deurwaarder Hendriks op geldige wijze de dagvaarding uitgebracht. Op de aangezegde rechtsdag blijkt echter dat Douma verzuimd heeft de zaak tijdig bij de rechtbank op de rol te doen inschrijven.

Wat zijn de gevolgen van dit verzuim voor de procedure en welke twee mogelijkheden zijn er om dit recht te zetten?

Vraag 3

Tijdens een procedure bij de rechtbank, waarin Elmer B.V. is gedagvaard door Okal B.V. in verband met oneerlijke concurrentie, wordt door de rechter een comparitie van partijen gelast. Tijdens de comparitie brengt Okal B.V. voor het eerst een 150 pagina’s tellend stuk in het geding, waarmee zij de rechter wil proberen te overtuigen van haar gelijk.

Mag Okal B.V. dit stuk tijdens de comparitie nog in het geding brengen en wat zal de rechter in zo’n geval met deze informatie doen?

Vraag 4

Melse en Putter sluiten een overeenkomst van opdracht. Melse stelt dat Putter wanprestatie heeft gepleegd. Putter betwist dat. Melse dagvaardt Putter voor de rechtbank, sector civiel. In die procedure biedt Putter bewijs aan van een bepaald (door Melse betwist) feit door het horen van een aantal met naam genoemde getuigen. De rechtbank meent dat dit bewijsaanbod ter zake dienend en voldoende gespecificeerd is.

Toch passeert de rechtbank het bewijsaanbod, omdat het haar onwaarschijnlijk voorkomt dat het betwiste feit bewezen zal worden door de door Putter genoemde getuigen. De rechtbank komt mede tot dat oordeel op grond van de (vele) door Melse in het geding gebrachte schriftelijke bewijsmiddelen. Al deze bewijsmiddelen ondersteunen het door Melse ingenomen standpunt. Putter beschikt niet over schriftelijk bewijs dat zijn kant van het verhaal van het betwiste feit ondersteunt. Een en ander brengt de rechtbank ertoe het bewijsaanbod te passeren en de vordering van Melse toe te wijzen.

Geef uw gemotiveerde oordeel over genoemde overwegingen van de rechtbank.

Vraag 5

Jan Horowitz is werkzaam bij het bedrijf De Geldersche IJssel (DGIJ). Op een gegeven moment beschuldigt DGIJ hem ervan gelden te hebben verduisterd. Jan ontkent heftig, maar kan zijn werkgever niet overtuigen. De verhouding is zo verziekt dat besloten wordt om de arbeidsovereenkomst langs de weg van ontbinding wegens gewichtige redenen te beëindigen. De kantonrechter wijst het daartoe strekkende verzoek van DGIJ toe en kent Jan een vergoeding toe op de voet van artikel 7:685 lid 8 BW. Jan, die niet onmiddellijk ander werk kan vinden, heeft het geld hard nodig. In zijn verweerschrift had hij om die reden al verzocht dat de kantonrechter de beschikking met toepassing van artikel 288 Rv uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.

Is uitvoerbaarverklaring bij voorraad in dit geval mogelijk en/of zinvol gelet op de aard en strekking van deze voorziening?

Vraag 6

Joukes heeft bij Garage Meijer te Groningen een nieuwe auto gekocht. Al tijdens de eerste rit met de auto blijkt dat er een probleem met de motor is. Joukes gaat met de auto terug naar de garage en daar wordt door een welwillende monteur direct geprobeerd het mankement te verhelpen. Dat lijkt te lukken, maar na twee weken beginnen de problemen opnieuw. De garage voert nogmaals een reparatie uit, maar ook nu helpt dit niet afdoende. Het blijkt uiteindelijk een telkens terugkerend probleem te zijn bij deze auto. Joukes heeft er op een gegeven moment genoeg van en vordert in kort geding ontbinding van de overeenkomst.

Wat voor soort uitspraak wordt hier gevraagd en kan de voorzieningenrechter in kort geding een dergelijke vordering toewijzen? (Bij de beantwoording van de vraag kunt u ervan uitgaan dat materieelrechtelijk is voldaan aan de voorwaarden om tot ontbinding over te gaan.)

Vraag 7

Geurling stelt dat hij schade heeft geleden door een aan Bitter toerekenbare onrechtmatige daad. Bitter betwist dat hij verplicht is Geurling schadevergoeding te betalen. Geurling betrekt Bitter daarom in rechte en vordert vergoeding van in totaal € 280.000, namelijk € 200.000 bedrijfsschade en € 80.000 letselschade. In de procedure bij de rechtbank Rotterdam stelt Bitter zich op het standpunt dat hij Geurling geen enkele vergoeding hoeft te betalen. In het dictum van een vonnis wijst de rechtbank de gevorderde vergoeding voor bedrijfsschade af, en geeft zij Geurling een bewijsopdracht ten aanzien van de letselschade. Acht maanden later wijst de rechtbank in een eindvonnis (ook) de vordering tot vergoeding van de letselschade af. Geurling overweegt om in hoger beroep te gaan.
Kan Geurling na ontvangst van het eindvonnis nog in hoger beroep tegen het eerste vonnis van de rechtbank?

Vraag 8

Kunstschilders De Vries en Sanders hebben in de binnenstad van Groningen een prachtig, maar enigszins vervallen oud pand gekocht. Dit pand is uitermate geschikt voor de inrichting van een kunstgalerie, maar er zal nog een heleboel aan moeten gebeuren voordat het zover is. Nadat er offertes bij verschillende bouwbedrijven zijn aangevraagd, gaan zij uiteindelijk in zee met aannemer Prins. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van aannemer Prins van toepassing. Daarin is een bepaling opgenomen dat eventuele geschillen zullen worden beslecht door een arbitraal scheidsgerecht. Nadat de verbouwing voltooid is, wordt het pand door beide kunstschilders ingericht. De enorme zolder van het huis wordt benut als atelier. Na de eerste herfststorm blijkt echter dat de grote zolderramen niet goed zijn geplaatst, waardoor er een enorme lekkage ontstaat. De schade is groot: zo’n 15 schilderijen die klaar stonden voor een expositie zijn bedorven. De Vries en Sanders zijn razend op de aannemer, die volgens hen slecht werk heeft geleverd. Zij eisen dan ook schadevergoeding, maar de aannemer weigert te betalen. De Vries en Sanders besluiten dat zij de betaling van de schadevergoeding dan maar in rechte moeten afdwingen en zij dagvaarden aannemer Prins voor de Rechtbank Groningen. In zijn conclusie van antwoord wijst Prins echter op het arbitrale beding in de algemene voorwaarden.

Wat moet de rechter in dit geval beslissen?

Vraag 9

Beumer heeft zich bij notariële akte verbonden om op een bepaald tijdstip € 150.000 aan De Vries terug te betalen. Als Beumer in gebreke blijft om te betalen, laat De Vries ex artikel 439 Rv beslag leggen op de aan Beumer toebehorende Porsche met een netto-executiewaarde van € 100.000. Kort nadat het beslag gelegd is, verkoopt en levert Beumer de Porsche voor € 50.000 aan zijn goede vriend Kools die van het beslag afweet en hem wil helpen. Als duidelijk wordt dat De Vries zijn beslag wil doorzetten en de Porsche executoriaal wil verkopen, laat Kools ex artikel 711 Rv beslag leggen op de Porsche (die inmiddels in zijn garage staat) om verhaal van zijn vordering tot betaling van de koopprijs zeker te stellen.

De Vries en Kools proberen in der minne tot een regeling te komen. Dat valt nog niet mee. De Vries eist de opbrengst in zijn geheel op om daaruit zijn vordering te voldoen. Kools stelt zich op het standpunt dat hij als eigenaar het beslag van De Vries niet tegen zich hoeft te laten werken, dan wel, zo dat wel het geval zou zijn, dat hij recht heeft om naar evenredigheid mee te delen in de executieopbrengst en € 25.000 krijgt.

Welk standpunt is rechtens het juiste?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Zoals uit de vraagstelling blijkt, is het noodzakelijk om éérst vast te stellen of de Nederlandse rechter internationaal bevoegdheid is. Ontbreekt deze, dan heeft het natuurlijk geen zin om de vragen naar de absolute en relatieve bevoegdheid te beantwoorden. De internationale bevoegdheid in echtscheidingszaken wordt geregeld door de ‘Brussel IIbis-verordening’. Die is hier van toepassing omdat beide echtgenoten de nationaliteit hebben van een door de verordening gebonden lidstaat. Dat Jan woonplaats heeft in Belarus doet aan de toepasselijkheid niet af (art. 6 en art. 7). Ook al zou de verordening niet toepasselijk zou (quod non, dus), dan zou men terecht komen bij artikel 4 Rv (niet: art. 3 Rv!). Voor de rechtsmacht in echtscheidingszaken verwijst artikel 4 Rv naar de artikelen 3, 4 en 5 van de verordening (niet: Rv!) zodat men toch weer bij Brussel IIbis terecht komt. De verordening wijst in artikel 3 lid 1 letter b bij een gezamenlijke nationaliteit de rechter van dat land als bevoegd aan. Nadat aldus is vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, kan worden overgegaan tot verdere specificering welke rechter binnen Nederland bevoegd is: echtscheidingsverzoeken moeten worden ingediend bij de rechtbank, sector civiel, nu de wet nergens de sector kanton als bevoegd aanwijst (art. 42 Wet RO). Voor de relatieve (anders dan de internationale) bevoegdheid is de enkele woonplaats c.q. werkelijk verblijf van verzoeker voldoende. Relatief bevoegd is de rechtbank te Groningen waar Bedum onder valt (art. 262 onder a Rv juncto art. 1:10 lid 1 BW). NB: de zaak heeft geen betrekking op aanvulling van de registers van de burgerlijke stand. Artikel 263 Rv is niet van toepassing.

(CBP, paragraaf 3.1, 13.3.2 en 13.3.3)

Vraag 2

De aanhangigheid van de zaak vervalt met terugwerkende kracht. Het verzuim kan worden hersteld door een herstelexploot uit te brengen, en wel binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum (art. 125 lid 4 Rv). Een andere mogelijkheid is dat de zaak met toestemming van Koenders alsnog op de rol wordt geplaatst.

(CBP, paragraaf 6.1)

Vraag 3

Gezien de omvang van het stuk lijkt het erop dat Elmer niet voldoende gelegenheid heeft om van de inhoud kennis te nemen. Hierdoor zou er sprake zijn van schending van het beginsel hoor en wederhoor (art. 19 Rv). In beginsel moet er vooraf een afschrift van de stukken aan de wederpartij worden gezonden (art. 85 lid 3 Rv). Als dat niet is gebeurd, kan de wederpartij zich er op grond van artikel 85 lid 4 Rv tot aan het eindvonnis op beroepen dat zij niet voldoende in staat is zich over dit stuk uit te laten. De rechter kan (eventueel ambtshalve) Elmer de gelegenheid bieden zich alsnog over het stuk uit te laten of er voor kiezen het stuk helemaal buiten beschouwing te laten. (CBP paragraaf 2.3.1)

Vraag 4

De rechtbank handelt hier in strijd met het zogenaamde prognose-verbod. De rechtbank mag een ter zake dienend en voldoende gespecificeerd bewijsaanbod niet passeren, omdat het haar onwaarschijnlijk voorkomt dat de verklaringen van de genoemde getuigen zullen leiden tot het bewijs.

(CBP, paragraaf 7.2.1)

Vraag 5

De strekking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is om de schorsende werking uit te schakelen die het instellen van een gewoon rechtsmiddel op de tenuitvoerlegging heeft (art. 288 jo. 360 Rv). Tegen ontbindingsbeschikkingen staat echter geen hoger beroep of beroep in cassatie open (art. 7:685 lid 11 BW). De in de beschikking vervatte veroordeling tot betaling van de vergoeding kan dus ten uitvoer worden gelegd, zonder dat zich het gevaar van schorsing wegens instelling van een rechtsmiddel voor zal doen. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad zou dus geen toegevoegde waarde hebben. Partijen zijn het wel eens over de ontbinding, maar niet gegeven is dat DGIJ instemt met de hoogte van de door haar te betalen vergoeding. Ook blijkt in de praktijk achteraf wel eens dat een werknemer allang een nieuwe baan heeft. Dat stimuleert werkgevers in zijn algemeenheid niet om aan dergelijke werknemers de vertrekpremie te betalen.

(CBP, paragraaf 13.3.8 e.v.)

Vraag 6

Het gaat hier om een constitutief vonnis. In kort geding wordt een dergelijk vonnis niet toegewezen. Een kortgedingvonnis kan namelijk niet de vereiste definitieve wijziging van de rechtstoestand teweegbrengen. Zo’n uitspraak zou immers de plaats innemen van de beslissing in de bodemprocedure en dat kan niet.

(CBP paragraaf 9.2 e.v.)

Vraag 7

Het eerste vonnis van de rechtbank is deels een tussenvonnis. De rechtbank gelast immers een bewijsopdracht. De rechtbank wijst echter ook een deel van het gevorderde (de bedrijfsschade) in het dictum af. Daarmee is het ook een eindvonnis. Deze combinatie van tussenvonnis en eindvonnis wordt deelvonnis genoemd. Tegen het tussenvonnis-deel kan (behoudens de mogelijkheid dat de rechter tussentijds appel heeft opengesteld) pas na het eindvonnis hoger beroep worden aangetekend (art. 337 lid 2 Rv). Acht maanden na het deelvonnis kan dat dus nog. Het appel tegen het eindvonnis-deel (afwijzing bedrijfsschade) moet echter binnen drie maanden na dat vonnis worden ingesteld (art. 339 Rv). Acht maanden na het deelvonnis kan dus geen hoger beroep meer worden ingesteld tegen het eindvonnis-deel

(CBP paragraaf 10.3 e.v.)

Vraag 8

Als de overeenkomst tot arbitrage geldig is (en dat moet hier worden aangenomen), dan verklaart de rechter zich onbevoegd nu Prins zich vóór alle weren op het beding beroept (art. 1022 lid 1 Rv). Het gaat hier om een exceptief verweer in de zin van artikel 128 lid 3 Rv. Nu dit verweer wordt opgeworpen in de conclusie van antwoord, is dit tijdig genoeg.

(CBP paragraaf 6.1 e.v.)

Vraag 9

Gegeven is dat De Vries executoriaal verhaalsbeslag legt ex artikel 439 Rv en Kools conservatoir verhaalbeslag ex artikel 711 Rv. De beslagvorm en alle daaraan verbonden formaliteiten en voorwaarden staan daarmee vast. De Vries kan zich met een beroep op het door hem gelegde beslag op de Porsche verhalen zonder dat hem het eigendomsrecht van Kools kan worden tegengeworpen. Diens eigendomsrecht berust immers op een vervreemding die na de beslaglegging heeft plaatsgevonden (art. 453a lid 1 Rv). Kools kan niet de bescherming inroepen van het tweede lid omdat gegeven is dat hij van de beslaglegging afwist. Kools is echter wel eigenaar geworden: de blokkerende werking van het beslag verhindert de eigendomsovergang niet. Er heeft een rechtsgeldige koop en overdracht plaatsgevonden, zij het één die niet tegen de beslaglegger (De Vries) kan worden ingeroepen. Het door Kools gelegde medebeslag is gericht op verhaal van zijn geldvordering. Op eigen goederen is echter geen verhaal mogelijk (art. 3:276 BW). Hij heeft dus geen recht op een deel van de executieopbrengst. De Vries kan zijn vordering ad 150.000 op het volledige bedrag van de executieopbrengst verhalen.

(CBP paragraaf 16.3 e.v.)

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 1 2015/2016: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 1 2015/2016: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Vragen

Vraag 1 [20 punten]

Geef aan of de volgende stellingen juist zijn.

a. Een verslechtering van de positie van de bezwaarmaker als gevolg van het door hemgemaakte bezwaar is altijd in strijd met het verbod van reformatio in peius. [10 punten]

b. Een bezwaar tegen een niet in werking getreden besluit is niet-ontvankelijk. [10 punten]

Opdracht 2 [20 punten]

Bij besluit heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) aan Van Schaik op grond van artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo een omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan dat voorziet in het oprichten van een schuur met een oppervlakte van 55 m2 op het erf van zijn perceel. De buurman van Van Schaik is het hiermee oneens en maakt tijdig bezwaar. Dat bezwaar wordt door het college ongegrond verklaard. De buurman stelt hiertegen tijdig beroep in bij de rechtbank en dat wordt gegrond verklaard. Het college gaat daarop in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van de vergunningverlening geldende bestemmingsplan. Hierin is bepaald dat de maximaal toegestane oppervlakte van de bij een woning behorende bijgebouwen (zoals een schuur) 40 m2 bedraagt. Het college heeft in verband met voornoemde strijdigheid gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken, teneinde het bouwplan mogelijk te maken. Het college betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de buurman eerst in beroep, aangaande de omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo, de grond naar voren heeft gebracht dat in strijd met het door het college
gevoerde beleid meer bijgebouwen op het perceel aanwezig zijn dan waar bij de vergunningverlening van uit is gegaan. Volgens dat beleid mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen waarvoor van het bestemmingsplan kan worden afgeweken niet meer bedragen dan 65 m2. Naar het oordeel van het college had de rechtbank op dat punt het beroep, gelet op artikel 6:13 Awb, niet-ontvankelijk moeten verklaren.

a. Tot welk oordeel zal de Afdeling bestuursrechtspraak ten aanzien van deze grond vanhet college komen? [10 punten]

Het college betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het bij de beoordeling van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo uit kon gaan van de bij die aanvraag door de aanvrager (Van Schaik) verstrekte gegevens en niet van de feitelijke situatie op het perceel. Uit artikel 4:2, tweede lid, Awb volgt dat op het college in het geheel geen onderzoeksplicht rustte, aldus het college.

b. Tot welk oordeel zal de Afdeling bestuursrechtspraak ten aanzien van deze grond van het college komen? [10 punten]

Opdracht 3 [10 punten]

Carnaval komt eraan, maar horecaondernemer Sjeng ziet het somber in. Waar hij

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2 2015/2016: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 2 2015/2016: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Vragen

Opdracht 1 [25 punten]

Op grond van de Wet raadgevend referendum besluit het centraal stembureau ( hierna: de Kiesraad) of vanuit de bevolking voldoende ‘ondersteuningsverklaringen’ zijn afgelegd om een referendum af te dwingen. Artikel 44 van die wet bepaalt daarover het volgende:

1. Het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
2. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 45, tweede lid, het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend.

Stel: de Kiesraad stelt op grond van het eerste lid van bovengenoemd artikel vast dat voldoende ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd om een referendum af te dwingen over een nieuwe wet die het gemakkelijker maakt de Nederlandse nationaliteit af te nemen van personen met een dubbele nationaliteit. De Kiesraad heeft niet alle ondersteuningsverklaringen individueel bekeken, maar heeft op grond van steekproeven vastgesteld dat er – statistisch bezien – meer dan 300.000 geldige ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd. Vanwege het hanteren van deze ‘steekproefsgewijze’ methode is Laura het niet eens met dit besluit van de Kiesraad.

a. Geef tot in hoogste instantie aan hoe Laura tegen dit besluit kan opkomen [12 punten]

b. Als het gaat over de toekomst van de inrichting van de bestuursrechtspraak circuleren verschillende plannen, die soms worden aangeduid met termen als ‘one peak’ of ‘twinpeaks’. Wat betekenen deze termen en hoe ziet het meest recente plan van het kabinet er wat betreft de toekomst van de inrichting van de bestuursrechtspraak uit? [13 punten]

Opdracht 2 [15 punten]

Neem het volgende aan: Stichting ‘Bescherm de Gans!’ (hierna: de Stichting) heeft tijdig  beroep ingesteld tegen een door gedeputeerde staten verleende ontheffing om een grote groep ganzen op de lokale akkers door verstikking met CO2 om het leven te brengen. De ontheffing was verleend aan Faunabeheer Gelderland. De grondslag van de ontheffing was gebaseerd op de Flora- en faunawet, in samenhang met artikel 5 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna Bbsd). [NB: Deze (wettelijke) regelingen zijn niet nodig voor de beantwoording van de vraag]. Na haar ongenoegen kenbaar te hebben gemaakt in een tegen het ontwerpbesluit gerichte zienswijze in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, voert de Stichting in beroep aan dat artikel 5 van het Bbsd geen grondslag biedt voor het toestaan van CO2 als middel om ganzen om het leven te brengen. Gedeputeerde staten dienen een verweerschrift in waarin zij deze onrechtmatigheid erkennen en tevens opmerken dat op zeer korte termijn een aanpassing van het Bbsd wordt verwacht waardoor alsnog een grondslag voor de ontheffing ontstaat. De maand voor de zitting bij de rechtbank wordt door de regering

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 1: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 1: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Opdracht 1 [15 punten]

Er is in de gemeente Zutphen bij de gemeenteraad het plan om het nieuwe bestemmingsplan enkele percelen met, vooralsnog, landbouw aan te wijzen als bouwgrond. Dwingendrechtelijke bepalingen die aan dit bestemmingsplan in de weg staan. Op 6 januari publiceert de raad een bericht in het regionale huis-aan-huisblad waarin wordt vermeld dat een ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan vanaf 7 januari voor iedereen ter inzage ligt op het gemeentehuis. ‘Red de Pad’, een stichting, maakt zich al jaren sterk voor de plaatselijke paddenpopulatie en is als zodanig belanghebbende. Na inzage van het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan op 17 januari is de Stichting bang dat de herbestemming van de percelen zal leiden tot een grove verstoring van de leefwereld van de padden.

a. Geef tot in hoogste instantie aan welke bestuursrechtelijke wegen de Stichting kan bewandelen om de padden te redden. U dient bij de beantwoording mede gebruik te maken van de Wet ruimtelijke ordening. (Wro) [5 punten]

b. Naar Schueler stelt, is ‘onafhankelijkheid [...] voor de bestuursrechter, veel meer dan voor de burgerlijke rechter, naast een vanzelfsprekendheid ook een probleem’. Licht deze stelling toe aan de hand van de gegeven casus en ga daarbij in op de standpunten van Loeff en Struycken over onafhankelijke bestuursrechtspraak. [10 punten]

Opdracht 2 [15 punten]

Bij besluit van vrijdag 4 juli 2014 verleent de burgemeester van Culemborg aan de heer Hidde een vergunning op grond van de APV Culemborg, om eind augustus een groot evenement in het park tegenover zijn huis te organiseren. Hieraan worden de vergunningvoorschriften verbonden dat het evenement om 2 uur ’s nachts afgelopen moet zijn en dat het maximaal toegestane aantal bezoekers 400 is. Dit besluit wordt op de eerstvolgende maandag aan de heer Hidde toegezonden. Zijn overbuurman, de heer Alex, is erg gesteld op zijn rust en vindt dat 2 uur wat aan de late kant is als eindtijd van het evenement. Daarnaast meent hij dat het park geen ruimte biedt voor 550 feestende personen waardoor de kans op overlast groot is, zeker sinds het park na een hevige storm in de nacht van 11 juli 2014 voor de helft onbegaanbaar is door omgewaaide bomen en afgebroken takken. Daarom wil hij bezwaar maken.

a. Wanneer vangt de bezwaartermijn aan‘? [5 punten]

b. Is er sprake van strijd met het verbod van reformatio in peius? [10 punten]

Opdracht 3 [30 punten]

Bij besluit van 25 juni 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van de gemeente Zaanstad een aanvraag van Merel Venema om een uitkering afgewezen omdat haar vermogen groter is dan €6.000,-. Gelet op de door Venema

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 2: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Opdracht 1

Op grond van de Wet werk en bijstand krijgt Larissa Kroos een uitkering. Ze geeft tijdens een huisbezoek echter aan een toezichthouder van de gemeente toe dat ze geregistreerd heeft dat ze alleen woont. In tegenstelling tot wat ze heeft aangegeven, woont ze samen. Door deze leugen ontvangt Larissa meer bijstand dan wettelijk toegestaan is. Het College van Burgemeester en Wethouders vordert hetgeen dat Larissa ten onrechte heeft ontvangen terug. Hier is Larissa het natuurlijk niet mee eens en bestrijdt dit terugvorderingsbesluit. Anders dan Larissa had gehoopt, heeft ze zowel in de bezwaarschriftprocedure als in de beroepsprocedure geen succes. Tegen de uitspraak van de rechtbank hoopt de beroep in te kunnen stellen.

Welke rechtsprekende instantie is bevoegd om in hoger beroep over dit geschil te oordelen?

Opdracht 2

In Beuningen legt het college van burgemeester en wethouders aan de heer Kasteel een last onder dwangsom op omdat hij permanent in een recreatiewoning verblijft. Hierbij krijgt hij een begunstigingstermijn van drie maanden. Zo lang heeft hij om het verblijf in de woning te beëindigen. Indien hij dit niet doet, is hij € 2.200 verschuldigd voor iedere maand dat de permanente bewoning zich blijft voordoen. Dit kan oplopen tot een maximum van €22.000. Dit bedrag is vastgesteld op grond van de prijs die de heer Kasteel zou moeten betalen voor een vergelijkbare woning waar hij wel permanent zou mogen verblijven. Hiertegen dient de heer Kasteel een bezwaarschrift in, omdat hij de hoogte van de dwangsom te hoog vindt. Ter versterking van zijn argument, dient hij een lijst van 12 vergelijkbare woningen in die ook geschikt zijn voor permanente bewoning. De prijs van deze woningen ligt echter ruim €800 lager dan de prijs waar het college vanuit gaat. In het bezwaarschrift maakt de heer Kasteel daarom ook duidelijk dat de hoogte van de dwangsom beter € 1400 zou kunnen bedragen.

Beargumenteer of het college bij de beslissing op bezwaar rekening zal houden met deze grond of dat het kan volstaan met het oordeel dat de in het primaire besluit vastgestelde dwangsom niet kennelijk onredelijk is. [15 punten]

Opdracht 3

De heer heeft een boerderij in IJsselstijn. Hij wil op zijn boomgaard een kampeerterrein beginnen. Hiervoor vraagt hij op grond van de Verordening Verblijfsrecreatie een vergunning aan. Deze aanvraag wordt echter afgewezen. Daarna is een bezwaarprocedure ingesteld, welke ook geen vruchten afwerpt. Uiteindelijk pas in beroep heeft de heer Van Geffen succes. De bestuursrechter stelt vast dat hij wel degelijk recht heeft op de vergunning. Hiermee is hij natuurlijk verschrikkelijk blij. Hij vindt echter dat hij door de vertraging inkomsten heeft gemist en dat dit aan hem moet

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 3: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 3: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Casus Mariabeeld

Bert heeft in zijn tuin een Mariastandbeeld neergezet, omdat enige maanden daarvoor op die plek Maria aan hem verschenen is. De kapel trekt vele bedevaartgangers. De kapel is echter gebouwd zonder bouwvergunning. Omwonenden, die last hebben van de grote drukte, vragen B&W dan ook handhavend op te treden. Zij wijzen het college hierbij op de beginselplicht tot handhaving. Erik de Gier, de verantwoordelijke wethouder en prominent PvdA lid, weigert echter namens het college bij besluit van 18 juni 2006 te handhaven. De kapel zou namelijk niet vergunningplichtig zijn. De omwonenden maken op 18 juli 2006 bezwaar. Ook Dirk Broers, eveneens omwonende, maakt bezwaar, maar pas op 15 december 2006. In het bezwaarschrift voeren de omwonenden aan dat het college nauwelijks onderzoek heeft verricht naar de vraag of de kapel vergunningplichtig is.

Het college voert echter aan dat de bewoners de bewijslast dragen, want zij hebben immers om handhaving gevraagd.

Vraag 1

Heeft het college gelijk?

Het bezwaar van de omwonenden en ook dat van Dirk wordt ongegrond verklaard bij besluit van 23 maart 2007. Volgens het college is er namelijk concreet zicht op legalisatie en in dat geval geldt de beginselplicht tot handhaving niet. De bewoners en ook Dirk, stellen vervolgens afzonderlijk beroep in.

De zitting is op 14 december 2007. De rechter stelt vast dat Dirk te laat bezwaar heeft gemaakt en dat dit niet verschoonbaar was.

Vraag 2

Hoe zal de uitspraak luiden met betrekking tot het beroep van Dirk?

Verder stelt de rechter vast dat op 23 maart 2007 er nog geen concreet zicht was op legalisatie, maar dat er ten tijde van de zitting wel concreet uitzicht is op legalisatie van het illegaal gebouwde beeld. De rechter wil het geschil tussen B&W en bewoners definitief beslechten.

Vraag 3

Kan de rechter het geschil definitief beslechten?

Casus Vereniging Grond en Water Educatie Centrum

Door het college van B&W van de gemeente Zeist wordt op 12 januari 2006 een bouwvergunning verleend aan T. de Leeuw voor het oprichten van een zogenaamd ‘chalet’ op het adres Torenzicht 14 te Zeist. De lokale afdeling van de Vereniging Grond en Water Educatie Centrum (NGWC) maakt tegen dat besluit bezwaar. Bij besluit van 20 november 2006 wordt het bezwaar ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep van NMEC wordt door de rechtbank gegrond verklaard, en het besluit op bezwaar wordt vernietigd. De rechtbank schorst ook het primaire besluit, met als gevolg dat De Leeuw de bouw, die inmiddels was gestart, moet staken. Bij een nieuw besluit op bezwaar wordt de bouwvergunning herroepen en de aanvraag afgewezen. De Leeuw laat het er bij zitten en zoekt zijn heil

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 4: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 4: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Casus Zwart werken

Bouwbedrijf Maat heeft bij besluit van 3 januari een bestuurlijke boete opgelegd gekregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van art. 2 van de Wet arbeid vreemdelingen. Maat zou namelijk een 10-tal Poolse betonvlechters tewerkgesteld hebben zonder de verplichte tewerkstellingsvergunning. De boete bedraagt € 80.000. Maat gaat in bezwaar tegen het boetebesluit en voert daarbij aan dat zijn bedrijf in financiële nood komt door de hoge boete. Zijn bezwaar wordt bij besluit van 3 maart ongegrond verklaard. Maat stelt vervolgens beroep in bij de Rechtbank Den Haag en ook vraagt hij om een voorlopige voorziening. Op woensdag 2 april wordt het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting behandeld. Twee dagen voor de zitting dient Maat bij de voorzieningenrechter een korte verklaring in van zijn accountant waaruit blijkt dat zijn bedrijf nagenoeg failliet is.

Vraag 1

Mag de voorzieningenrechter de verklaring van de accountant bij zijn oordeel betrekken?

De Voorzieningenrechter is van oordeel dat de beslissing op bezwaar gebrekkig is voorbereid en slecht is gemotiveerd omdat met geen woord is ingegaan op de financiële problemen van Maat.

Vraag 2

Mag de voorzieningenrechter de beslissing op bezwaar vernietigen?

Casus door midden

Op 25 februari 2007 ontvangt het Dagelijks Bestuur (DB) van stadsdeel Zuidoost een brief van mevrouw Ruiter met daarin een verzoek om het pand dat zij bezit, in meerdere appartementsrechten te mogen splitsen als bedoeld in art. 33 van de Huisvestingswet (splitsingsvergunning). Op 25 april 2007 heeft zij nog niets gehoord van het DB. Zij heeft geen zin om langer te wachten op een beslissing. In de Huisvestingswet zijn geen bijzondere bepalingen opgenomen over de te volgen rechtsgang noch over de beslistermijn.

Vraag 4

Kan mevrouw Ruiter een rechtsmiddel aanwenden?

Op 16 mei 2007 ontvangt mevrouw Ruiter een brief van het DB waarin wordt medegedeeld dat de beslissing op haar aanvraag wordt aangehouden omdat, zo is uit een controle gebleken, aan één van de voorwaarden om een splitsingsvergunning te verlenen, niet is voldaan – de fundering is namelijk niet zo goed dat die 25 jaar mee kan. Mevrouw Ruiter krijgt maximaal een jaar de tijd om de fundering op peil te brengen. Op 19 mei 2008 wordt haar aanvraag afgewezen omdat de fundering nog steeds niet in orde is. Mevrouw Ruiter maakt tijdig bezwaar tegen de afwijzing. De hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van Zuidoost vindt pas in oktober 2008 plaats. Tijdens die hoorzitting deelt mevrouw Ruiter mee dat de fundering begin september in orde is gemaakt, hetgeen door de vertegenwoordiger van het DB wordt bevestigd. Het DB verklaart het bezwaar ongegrond. Mevrouw Ruiter is het daarmee niet eens en

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 5: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 5: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Casus Oude muziek

De Vereniging Oude Muziek wil op drie achtereenvolgende avonden concerten op de Amstel ter hoogte van theater Carré organiseren. Met het oog hierop vraagt de stichting de op grond van de APV benodigde evenementenvergunning aan. De burgemeester staat niet onwelwillend tegenover het verzoek en legt – onder verwijzing naar art. 4:8 Awb – een voornemen tot vergunningverlening ter inzage. Tegen dit voornemen worden door verschillende omwonenden zienswijzen ingediend.

Desondanks wordt de evenementenvergunning op woensdag 12 maart 2008 verleend. De Vereniging oude Muziek ontvangt de vergunning op donderdag 13 maart via de ‘gewone’ TNT-post. Op vrijdag 14 maart wordt in het Amsterdams Stadsblad kennisgegeven van de vergunningverlening. Henk Buitenom, die als omwonende zienswijzen tegen het ontwerpbesluit heeft ingediend, ontvangt op zaterdag 15 maart een brief waaruit blijkt dat de evenementenvergunning is verleend. Hij besluit deze vergunning aan te vechten.

Vraag 1

Is de laatste dag waarop Henk de vergunning tijdig kan aanvechten een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag of zaterdag?

Vraag 2

Bij wie kan Henk de beslissing aanvechten?

Casus Horecavergunning

Een café-eigenaar beschikt sinds 2002 over een horecavergunning voor de exploitatie van zijn café. Op 11 januari 2008 ontvangt hij een brief waarin hem namens de burgemeester wordt meegedeeld dat zijn vergunning wordt ingetrokken wegens klachten over geluidsoverlast. De bevoegdheid daartoe is gegeven in de APV waar is bepaald dat de vergunning kan worden ingetrokken indien naar het oordeel van de burgemeester de woon- of leefsituatie in de omgeving van het bedrijf en/of de openbare orde nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het bedrijf.

De café-eigenaar neemt een advocaat in de arm en dient tijdig een bezwaarschrift in, waarin hij de geluidsoverlast betwist en vraagt om vergoeding van de kosten van zijn advocaat. Op de hoorzitting die naar aanleiding van het bezwaarschrift wordt gehouden, blijkt dat de klachten allemaal afkomstig zijn van een buurtbewoner met wie de café-eigenaar ruzie heeft en dat de klachten niet worden ondersteund door enig onderzoek.

Vraag 3

Hoe schat u de kans op het verkrijgen van een proceskostenvergoeding in?

Casus Piet

Piet is invalide en is zeer slecht ter been. Hij vraagt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning een vergoeding aan B&W om zowel een automatische versnelling als een aangepaste stoel in zijn auto te laten bouwen. Bij besluit van 13 april 2007 wordt deze aanvraag afgewezen. De automatische versnelling wordt geweigerd omdat een automatische versnelling als algemeen gebruikelijk moet worden aangemerkt en derhalve niet voor een vergoeding in aanmerking komt. De aangepaste stoel wordt geweigerd, omdat Piet geen rugklachten heeft.

Piet dient op 8 juni 2007 een bezwaarschrift in tegen de weigering om de vergoeding

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 6: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 6: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Casus Diane

Diane Beukenboom heeft een bouwvergunning aangevraagd en gekregen voor het verbouwen van de voorgevel van haar huis. Omwonenden vinden dit maar niks. Onder leiding van Loek Cornuit, die tegenover Diane woont, wordt een buurtcomité opgericht. Het buurtcomité maakt bezwaar tegen de vergunningverlening. Willem de Groot, ook een buurtbewoner, maakt zelfstandig bezwaar. B&W verklaren het bezwaar van het buurtcomité niet-ontvankelijk, omdat het buurtcomité geen belanghebbende is. Het bezwaar van Willem wordt door B&W ongegrond verklaard, na een advies door een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Willem stelt beroep in tegen de beslissing op bezwaar. Loek besluit ook beroep in te stellen, maar nu eveneens op eigen naam.

Vraag 1

Hoe zal de rechter beslissen met betrekking tot het beroep van Loek?

De rechtbank verklaart het beroep van Willem op 1 februari 2012 gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Diane wordt ongeduldig en wil aan de verbouwing beginnen.

Vraag 2

Mag Diane op 2 februari 2012 met de verbouwing aanvangen?

Op 15 juni 2009 wordt het bezwaar van Willem gegrond verklaard en wordt de verlening van de bouwvergunning herroepen.

Vraag 3

Is het besluit van 15 juni 2012 tijdig genomen?

Diane is inmiddels begonnen met bouwen. Omdat de gemeente geen actie onderneemt, verzoekt Willem B&W een last onder dwangsom op te leggen. Bij besluit van 5 januari 2010 leggen B&W naar aanleiding van de aanvraag van Willem aan Diane een last onder dwangsom op, haar sommerend de bouw stil te leggen. Het besluit wordt nog diezelfde dag aan Diane verstuurd en wordt op 7 januari door haar ontvangen. Op 6 januari wordt het besluit naar Willem verstuurd, die het op 8 januari ontvangt.

Vraag 4

Wat is de laatste dag waarop Diane bezwaar kan maken?

Diane legt de bouw meteen stil en maakt tijdig bezwaar tegen het dwangsombesluit. In haar bezwaar voert ze aan dat de last herroepen moet worden, omdat de bouw inmiddels stil ligt en zij dus geen overtreding meer begaat. Aangezien B&W ex nunc moeten beslissen, mogen zij de last niet in stand laten.

Vraag 5

Heeft Diane gelijk?

Casus Asielzoeken

Joao Calzone, die zegt uit Guyana te komen en daar vervolgd te worden, heeft een asielaanvraag ingediend, maar die aanvraag is afgewezen omdat Joao volgens de minister niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van artikel 29 Vw 2000.

Vraag 6

Welk rechtsmiddel kan Joao tegen dit besluit aanwenden?

In beroep voert Joao aan dat hem de vergunning ten onrechte geweigerd is, omdat hij een vluchteling is als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a Vw 2000 (de a-grond) en dat hij bovendien toegelaten moet worden in verband met

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 7: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 7: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Casus Volendamse Simon

APV Amsterdam

Artikel 2.40 Vergunningplicht evenement

1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.

(…)

Artikel 2.43 Bijzondere weigeringsgronden

De burgemeester kan de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:

a. het evenement gevaar oplErik voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden;

b. een onevenredig groot aantal bezoekers te verwachten is;

c. het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats op waar het wordt gehouden;

d. het evenement een onevenredig groot beUit legt op de beschikbare ruimte of tijd dan wel de inzet van hulpdiensten;

e. het evenement een belemmering vormt voor het verkeer of het scheepvaartverkeer;

f. van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is;

(…)

Hakim van der Aa vraagt een evenementenvergunning aan voor een openluchtconcert van Volendamse Simon op het Java-eiland. De vergunning wordt hem door de stadsdeelvoorzitter verleend bij besluit van maandag 7 februari 2011. Het besluit wordt op dinsdag 8 februari naar Hakim gestuurd. Om de omwonenden te informeren wordt op woensdag 9 februari de vergunning gepubliceerd in het huis-aan-huis blaadje van het stadsdeel. Gijsbert Uit, die op het eiland woont en op vrijdag 11 februari van de vergunningverlening hoort, vreest overlast en wil bezwaar maken.

Vraag 1

Wat is de laatste dag waarop Gijsbert bezwaar kan maken?

Het bezwaar van Gijsbert wordt ongegrond verklaard. Hij stelt daarop beroep in. Hij voert aan dat het evenement gevaar oplErik voor de openbare orde en dat het bovendien een te groot beslag legt op de openbare ruimte. De rechter stelt vast dat in het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd dat er geen gevaar voor de openbare orde te vrezen is. Hij stelt echter ook vast dat er te weinig onderzoek is verricht naar de vraag of het evenement niet een te groot beslag op de openbare ruimte zal leggen. Hij vernietigt daarop het besluit. De rechter vraagt zich af of hij met toepassing van artikel 8:72 Awb het geschil definitief kan beslechten, zonder artikel 8:80a Awb toe te passen.

Vraag 2

Kan de rechter met toepassing van artikel 8:72 Awb het geschil definitief beslechten (zonder toepassing van artikel 8:80a Awb)?

De rechtbank besluit uiteindelijk zich te beperken tot een vernietiging.

Het bestuursorgaan besluit geen hoger beroep in te stellen. Gijsbert overweegt wel hoger beroep in te stellen.

Vraag 4

Heeft Gijsbert procesbelang bij het hoger beroep?

Gijsbert ziet af van het instellen van hoger beroep. Enige tijd hierna herroept het bestuursorgaan de beslissing in primo en weigert alsnog de vergunning bij besluit van

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 8: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 8: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Tot enige tijd geleden bestond in Zwitserland de mogelijkheid dat de rechter in eerste aanleg uitsluitend aan de appelrechter zijn observaties mee gaf over de betreffende zaak als er hoger beroep werd ingesteld. Volgens klager in de zaak die door hem aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens werd voorgelegd, was die praktijk ontoelaatbaar op grond van art. 6 EVRM (vgl. EHRM 18 februari 1997, NJ 1997/590 (Nideröst-Huber t. Zwitserland).

a. (4 punten) Welk onder art. 6 EVRM te scharen beginsel van procesrecht zal door de klager in de genoemde procedure zijn aangevoerd om deze praktijk te bestrijden?

Het Europese Hof overweegt in zijn uitspraak dat de voornoemde gang van zaken niet ontoelaatbaar is, mits is voldaan aan een belangrijke voorwaarde, die gerelateerd is aan het hiervoor bedoelde beginsel.

b. (6 punten) Welke voorwaarde zal dat zijn?

De rechtspositie van de rechterlijke macht is in Nederland nauwkeurig en bij wet geregeld. Een specifiek regeling in dit verband is dat de rechter weliswaar officieel wordt benoemd bij Koninklijk Besluit (en dus door de regering), maar dat dit slechts geschiedt na een uitvoerige selectie van de kandidaat door de rechterlijke macht zelf, terwijl vervolgens die benoeming voor het leven geldt.

c. (4 punten) Welke beginsel van procesrecht schuilt hier achter?

d. (6 punten) Is het - gegeven het onder c bedoelde beginsel - mogelijk de benoemingsduur van de rechter te beperken in tijd, en deze dus niet voor het leven te benoemen?

Vraag 2 (62 punten)

Sergio woont in Zaandam en houdt van motorrijden. Op een kwade dag vliegt hij bij
Amstelveen uit de bocht en breekt zijn enkel.

In het Medisch Centrum Amsterdam concludeert chirurg Henk (die woont en werkt in Amsterdam) dat Sergio geopereerd moet worden. Het betreft gelukkig een redelijk eenvoudige operatie. Direct na de operatie treedt echter een zeldzame infectie op als gevolg waarvan Sergio nooit meer goed kan lopen.
Sergio is van mening dat deze infectie het gevolg is van een beroepsfout van Henk. Ter voorkoming van infecties dient de chirurg volgens het operatieprotocol een bepaalde hoeveelheid antibiotica toe te dienen aan de patiënt. Sergio verwijt de chirurg dat hij hem een te lage dosis antibiotica heeft gegeven, wat geheel indruist tegen het operatieprotocol. Hij stelt de chirurg dan ook in rechte aansprakelijk voor de door hem geleden schade à € 35.000 op grond van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Volgens chirurg Henk is geen sprake van een door hem gemaakte fout. Hij is in zijn optiek in dit geval om goede medische redenen van het betreffende protocol afgeweken.

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 9: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 9: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Het materiële en formele burgerlijke recht zou te ingewikkeld zijn voor de 'gewone' burger. Dit was de rechtvaardiging voor Nederland om de verplichte procesvertegenwoordiging in te voeren.

a. (5 punten)

Bekritiseer deze redengeving.

b. (5 punten)

Benoem één ander bezwaar tegen de verplichte procesvertegenwoordiging.

c. (4 punten)

Wat is het doel van art. 21 Rv?

d. (6 punten) Op welke wijze kan de rechter de sanctie op schending van art 21 Rv (‘de gevolgtrekking maken die hij geraden acht’) nader invullen? Noem twee mogelijkheden.

Vraag 2 (50 punten)

Daan (20 jaar) lacht Philip (19 jaar) uit omdat Philip niet stiekem met de rode BMW van zijn (Philips) vader durft te rijden. Philip, die nog thuis woont, wil zich niet laten kennen, pakt de sleutel van de BMW en scheurt vervolgens, met Daan naast zich, door de straten van Utrecht. Daan blijft Philip onafgebroken aanmoedigen en ophitsen. De rit lijkt wonderbaarlijk goed af te lopen, ware het niet dat de auto – vlak voor het einde - onverwacht tot stilstand komt tegen de zeldzame Mercedes van meneer Dekker, de buurman van Philip. Deze Mercedes staat half op de oprit van Dekker, half op de openbare weg geparkeerd, in een van de duurdere lanen van Utrecht.

Dekker dagvaardt Philip en vordert een verklaring voor recht dat Philip aansprakelijk is voor de schade aan de Mercedes, omdat Philip met 90 km/uur door de straat scheurde. Ook vordert hij betaling van € 200.000, omdat de Mercedes total loss is, onder veroordeling van Philip in de proceskosten.

a. (7 punten)

Welke rechter is (absoluut en relatief) bevoegd om van deze zaak kennis te nemen?

Veronderstel dat Dekker Philip dagvaardt op het adres van zijn ouders, maar dat Philip al geruime tijd op kamers woont in Zeist en dat hij zijn adres ook in de gemeentelijke basisadministratie heeft laten wijzigen. Veronderstel ook dat Philip op de eerste roldag niet in het geding verschijnt.

b. (7 punten)

Zet gemotiveerd uiteen wat de gevolgen zijn van de keuze van meneer Dekker om
Philip op dit verouderde adres te dagvaarden.

Philip verschijnt alsnog in het geding. Hij vindt dat Daan de werkelijke dader is, omdat Daan hem heeft opgehitst. Hij wil daarom ook Daan in deze procedure betrekken.

c. (7 punten)

Heeft Philip daarvoor toestemming van de rechter nodig?

Philip stelt bij conclusie van antwoord dat hij slechts 50 km/uur reed, dat de botsing plaatsvond omdat de Mercedes van meneer Dekker schuin op de weg geparkeerd
stond en dat er nog prima is te rijden met de Mercedes.

d. (12 punten)

Wie draagt de bewijslast ten aanzien van:

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 10: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 10: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

Harry Prins huurt sinds 1 oktober 2001 een woning aan de Julianalaan in Utrecht van de Woningbouwvereniging Talsma aldaar. Harry krijgt een leuke vriendin en na verloop van tijd wil hij met haar gaan samenwonen in Den Bosch. Kennelijk is hij nog niet zeker van zijn zaak en wil hij de huur van de woning in Utrecht nog niet opzeggen. Daarom laat hij met ingang van 1 maart 2008 zijn nichtje Michelle deze huurwoning bewonen. Michelle betaalt zelf het door haar gebruikte gas, water en licht rechtstreeks aan het energiebedrijf. Na een half jaar gaat de verkering van Harry uit en wil hij terug in de huurwoning. Michelle heeft echter haar studentenkamer opgezegd en weigert de woning te verlaten. Harry moet daarom een veel duurdere woning huren nu hij niet in de huurwoning aan de Julianalaan terecht kan.

Harry vordert ontruiming door Michelle en betaling van zijn extra huurkosten van in totaal € 6.000. Hij stelt daartoe dat hij met Michelle een huurovereenkomst heeft gesloten voor bepaalde tijd, te weten van 1 maart 2008 tot 1 september 2008, en dat Michelle ten onrechte de woning niet tijdig heeft verlaten. Tevens vordert hij de wettelijke rente over dit bedrag alsmede veroordeling van Michelle in de kosten van de procedure. Het verweer van Michelle luidt dat er sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat Harry daarom niet bevoegd is deze overeenkomst te beëindigen.

a. Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd om van de procedure kennis te nemen?

b. Het verweer van Michelle luidt dat er geen sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, maar van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Indien partijen hebben aangeboden bewijs te leveren, aan welke partij zal de rechter de bewijsopdracht geven?

c. Staat tegen de beslissing omtrent de bewijslastverdeling een rechtsmiddel open?

d. Omdat Harry op korte termijn naar zijn woning wil terugkeren, vordert hij in kort geding dat Michelle met onmiddellijke ingang de woning moet verlaten op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. Kan de rechter Michelle een dwangsom opleggen?

Stel dat de vordering van Harry in kort geding is toegewezen.

e. Kan Michelle tegen het kortgedingvonnis een rechtsmiddel instellen? Zo ja, binnen welke tijd moet zij dat doen?

f. Stel dat Michelle in de bodemprocedure onder a. in het gelijk wordt gesteld; heeft dat vonnis invloed op de eventueel verbeurde dwangsommen?

g. Stel: Michelle heeft de woning inmiddels verlaten, maar in de haast heeft zij twee haar in eigendom toebehorende schilderijen laten hangen. Harry weigert deze terug te geven zolang zij niet het hem verschuldigde bedrag heeft betaald. Welke procesrechtelijke

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 11: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 11: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

De op een boerderij in Bedum geboren en getogen geliefden Jan en Marie, beiden met de Nederlandse nationaliteit, zien het boerenleven in Nederland niet langer zitten. Ze besluiten direct na hun huwelijksvoltrekking te emigreren naar Belarus (Wit-Rusland). De spanningen van het leven daar en de stress van het opzetten van een nieuw bedrijf, blijken echter na vijf jaar te groot voor het huwelijksleven. Marie keert terug naar Bedum waar ze tijdelijk haar intrek neemt bij haar ouders. Een maand na haar terugkeer wil ze een echtscheidingsverzoek indienen. Jan wil niet scheiden en kondigt aan in rechte te zullen verschijnen en alle mogelijke verweren aan te gaan voeren.

Kan Marie het echtscheidingsverzoek meteen al indienen bij de Nederlandse, als internationaal bevoegde, rechter? Zo ja, welke rechter binnen Nederland is absoluut en relatief bevoegd?

Vraag 2

Meertens heeft vanwege een geschil met Koenders, advocaat Douma in de arm genomen om Koenders in rechte te betrekken. In opdracht van Douma heeft deurwaarder Hendriks op geldige wijze de dagvaarding uitgebracht. Op de aangezegde rechtsdag blijkt echter dat Douma verzuimd heeft de zaak tijdig bij de rechtbank op de rol te doen inschrijven.

Wat zijn de gevolgen van dit verzuim voor de procedure en welke twee mogelijkheden zijn er om dit recht te zetten?

Vraag 3

Tijdens een procedure bij de rechtbank, waarin Elmer B.V. is gedagvaard door Okal B.V. in verband met oneerlijke concurrentie, wordt door de rechter een comparitie van partijen gelast. Tijdens de comparitie brengt Okal B.V. voor het eerst een 150 pagina’s tellend stuk in het geding, waarmee zij de rechter wil proberen te overtuigen van haar gelijk.

Mag Okal B.V. dit stuk tijdens de comparitie nog in het geding brengen en wat zal de rechter in zo’n geval met deze informatie doen?

Vraag 4

Melse en Putter sluiten een overeenkomst van opdracht. Melse stelt dat Putter wanprestatie heeft gepleegd. Putter betwist dat. Melse dagvaardt Putter voor de rechtbank, sector civiel. In die procedure biedt Putter bewijs aan van een bepaald (door Melse betwist) feit door het horen van een aantal met naam genoemde getuigen. De rechtbank meent dat dit bewijsaanbod ter zake dienend en voldoende gespecificeerd is.

Toch passeert de rechtbank het bewijsaanbod, omdat het haar onwaarschijnlijk voorkomt dat het betwiste feit bewezen zal worden door de door Putter genoemde getuigen. De rechtbank komt mede tot dat oordeel op grond van de (vele) door Melse in het geding gebrachte schriftelijke bewijsmiddelen. Al deze bewijsmiddelen ondersteunen het door Melse ingenomen standpunt. Putter beschikt niet over schriftelijk bewijs dat zijn kant van het verhaal van het betwiste feit ondersteunt. Een en ander brengt de rechtbank

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 12: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 12: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

Henk Evers uit Leeuwarden is fervent amateur-wielrenner. In de weekenden probeert hij aan vrijwel alle grote wielerrondes in Nederland mee te doen. Henk laat zich zijn fietsen aanmeten door een gerenommeerd bedrijf in Groningen. In november 2005 heeft Henk daar zijn nieuwste fiets voor een bedrag van € 4.800 gekocht. Wanneer Henk in het voorjaar van 2011 meedoet aan de wielerronde van Nieuwegein, breekt tijdens de laatste etappe de voorvork in tweeën. Nader onderzoek wijst uit dat het om een materiaalfout gaat. Henk eist van zijn leverancier een vervangende fiets, dan wel € 4.800 schadevergoeding. De leverancier wil de fiets wel proberen te repareren, maar Henk neemt daar geen genoegen mee. Aangezien partijen het niet eens worden, neemt Henk een advocaat in de arm om zijn vordering in rechte af te dwingen.

Bij welke rechter(s) moet c.q. kan Henk zijn vordering instellen?

Vraag 2

Ronk koopt van Veenbalk een grote partij antiquarische boeken voor € 35.000. Als de boeken zijn betaald en geleverd, stelt Ronk dat Veenbalk wanprestatie heeft gepleegd. Ronk wil dat Veenbalk hem € 18.000 schadevergoeding betaalt. Veenbalk weigert. De advocaat van Ronk laat Veenbalk dagvaarden voor de rechtbank Groningen. Die dagvaarding vertoont echter een gebrek dat nietigheid met zich meebrengt. Er wordt geen herstelexploot uitgebracht. Veenbalk verschijnt niet in het geding. (De advocaat van) Ronk vraagt de rechtbank verstek te verlenen.

Zal de rechtbank het verlangde verstek verlenen? Zo ja, waarom? Zo nee, welke andere beslissing zal de rechtbank dan nemen?

Vraag 3

Van Looijen heeft met zijn buurman Joosten, die het huis heeft geërfd van zijn ouders, regelmatig ruzie over uiteenlopende zaken. In de loop der jaren zijn er diverse gerechtelijke procedures gevoerd naar aanleiding van de ergernissen over en weer. Volgens Van Looijen houdt Joosten in het geheel geen rekening met de belangen van zijn buurman. Zo zijn er in het verleden enkele bomen in de tuin van Joosten geplant, die intussen zo groot zijn geworden dat Van Looijen geen vrij uitzicht meer heeft vanuit zijn woonkamer. Bovendien ontnemen de bomen het zonlicht. Van Looijen vordert in een gerechtelijke procedure verwijdering van de bomen. Joosten weet echter dat hierover ook al eerder is geprocedeerd tussen Van Looijen en zijn ouders. Tijdens die procedure zijn partijen tot een schikking gekomen. Nadat de conclusie van antwoord is genomen, doet Joosten een beroep op het feit dat in een eerdere gerechtelijke procedure al eens geschikt is over deze kwestie.

Van Looijen meent dat Joosten in dit stadium van de procedure dit verweer niet meer mag voeren.

Wat is dit voor een verweer en mag Joosten dit verweer na de conclusie van

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 13: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 13: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

Welke soorten vonnissen kunnen in beginsel niet worden uitgesproken door de kortgedingrechter?

Vraag 2

Onredelijke vertraging in de procedure moet zoveel mogelijk voorkomen worden. In hoeverre is hier een taak voor de rechter weggelegd? Besteed in uw antwoord aandacht aan de jurisprudentie van het EHRM en aan relevante bepalingen in de Nederlandse wet.

Vraag 3

Bolderman, een schilder die in Amsterdam woont, heeft een schilderij voor Alewijnse gemaakt, die in Groningen woont. Ondanks het feit dat Alewijnse hiervoor de afgesproken prijs van 4.356,- euro heeft betaald, wenst Bolderman het schilderij te behouden. Alewijnse dagvaardt Bolderman in een bodemprocedure en vordert levering van het schilderij.

a. Welke rechter is bevoegd van het geschil kennis te nemen? Bespreek in uw antwoord ook de sectorcompetentie en de relatieve competentie.

Bolderman stelt op zijn beurt dat hij nog 21.000,- euro van Alewijnse te vorderen heeft. Dit bedrag is Alewijnse hem schuldig, omdat Bolderman schilderwerkzaamheden in het nieuwe kantoorpand van Alewijnse heeft verricht en een ander schilderij nog niet betaald is.

b. Kan Bolderman in deze procedure een tegenvordering ter hoogte van 21.000,- euro instellen? Bespreek zo nodig de competentievraag in uw antwoord.

Alewijnse wil dat het schilderij zo snel mogelijk door Bolderman aan hem wordt afgegeven, zodat het binnen een maand, met het oog op de opening van zijn kantoor, aan de wand kan prijken.

c. Welke drie procedures kan Alewijnse benutten om zo spoedig mogelijk afgifte van het schilderij te bewerkstelligen?

Vraag 4

Jantiene de Vries en Karel Jansen zijn een jaar geleden gescheiden. Karel betaalt partneralimentatie aan Jantiene. Als Karel hoort dat Jantiene met haar nieuwe partner samenwoont, verzoekt hij de rechter om de alimentatie op nihil te stellen. Jantiene wordt door de griffier opgeroepen voor de mondelinge behandeling en dient tijdig een verweerschrift in. Op de mondelinge behandeling doen Karel en Jantiene elk hun zegje.

Na de mondelinge behandeling is de rechter er niet van overtuigd dat Jantiene inderdaad samenwoont. Na lezing van Karels verzoekschrift ziet de rechter dat Karel van deze stelling bewijs door middel van getuigen heeft aangeboden. Karel wil de buurvrouw van Jantiene doen horen. De rechter heeft echter op de mondelinge behandeling van Jantiene begrepen dat deze buurvrouw 95 jaar is, bijna blind en doof. Hij denkt niet dat de buurvrouw iets zinnigs kan verklaren en vraagt zich af of hij kan weigeren de vrouw als getuige te horen.

a. Moet de rechter de buurvrouw als getuige horen of mag hij dat in de gegeven omstandigheden weigeren?

Op donderdag 13 januari 2005 wijst de rechter het verzoek van Karel toe. Op 2 augustus 2005 verstuurt de griffie de beschikkingen naar

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 14: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 14: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

De rechter te Rotterdam wijst op 3 mei 2005 een verstekvonnis. Het dictum van het vonnis luidt:

1. Veroordeelt Janssen te betalen aan De Vries een bedrag van 7.000,- euro.

2. Veroordeelt Janssen in de proceskosten.

3. Weigert de gevorderde uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring.

Op welke dag kan De Vries beginnen het vonnis ten uitvoer te leggen?

Vraag 2

Geef aan wat de betekenis is van de regel dat beslissingen bij voorraad geen nadeel toebrengen aan de zaak ten principale (art. 257 Rv).

Vraag 3

Werkgever Xototron BV, statutair gevestigd te Utrecht, wenst de arbeidsovereenkomst met werknemer Ypenburg, wonende te Amsterdam, te ontbinden wegens gewichtige redenen op grond van artikel 7:685 BW. Ypenburg werkt in het Rotterdamse filiaal van Xototron BV.

a. Welke rechter is bevoegd om de zaak te behandelen? Besteed tevens aandacht aan de sectorcompetentie en relatieve competentie.

Xototron entameert een procedure voor de Haarlemse rechter, omdat hij in de wandelgangen begrepen heeft dat de Haarlemse rechter relatief vaak uitspraken doet die voor de werkgever gunstig zijn. Ypenburg verschijnt in de procedure voor de Haarlemse rechter en voert inhoudelijk verweer. Hij betwist de bevoegdheid van de Haarlemse rechter niet.

b. Geef aan of de procedure voor de Haarlemse rechter zal worden voortgezet of dat naar een andere rechter zal worden verwezen.

Vraag 4

Bas Franken wil scheiden van zijn echtgenote Els Zeeman. Franken en Zeeman wonen in Den Haag en hebben twee kinderen van 12 en 14 jaar oud. Franken zal de rechter vragen te bepalen dat de kinderen na de echtscheiding bij hem zullen verblijven. Ten aanzien van het aanhangig maken van de procedure heeft Franken twee vragen:

a.

Voor welke rechter dient hij de echtscheidingsprocedure te beginnen? Besteed tevens aandacht aan de sectorcompetentie en relatieve competentie.

Op welke wijze dient hij deze procedure te beginnen?

Zeeman voert geen verweer in de procedure.

b. Zal in deze zaak een mondelinge behandeling plaatsvinden?

Zeeman is in de procedure niet verschenen. De rechter spreekt de echtscheiding uit.

c. Welk rechtsmiddel staat voor Zeeman open en tot welk moment kan zij dit instellen?

Vraag 5

De heer Bommel en de heer Super zijn op 1 januari 1997 met hun auto’s in botsing gekomen. Super is van mening dat dit ongeluk te wijten is aan het onoplettende rijgedrag van Bommel. Hij wil Bommel uit onrechtmatige daad aanspreken tot schadevergoeding. Om een beter inzicht te krijgen in de kansen van deze schadevergoedingsvordering wil hij eerst een voorlopig getuigenverhoor doen houden. Super verzoekt de bevoegde rechter een voorlopig getuigenverhoor te houden. De rechter wijst dit verzoek - zonder Bommel te horen - toe. Hij is namelijk van mening dat

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Oefententamen 15: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU


Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

Noem de ontvankelijkheidscriteria voor het instellen van een collectiviteitsactie door een stichting of vereniging.

Vraag 2

ICT BV wordt door Computer BV gedagvaard voor de sector civiel van de bevoegde rechtbank tot betaling van € 8.000. De vordering heeft betrekking op een niet betaalde rekening voor door Computer BV geleverde computeraccesssoires.

ICT BV heeft tot nu toe niet betaald omdat zij de vordering meent te kunnen verrekenen met een vordering die zij heeft op Computer BV. Deze vordering ten bedrage van € 10.000 heeft betrekking op apparatuur die ICT BV huurt van Computer BV. Deze apparatuur voldoet niet, waardoor ICT BV schade lijdt, welke schade ICT BV voorlopig begroot op € 10.000.

ICT BV vraagt zich af of het mogelijk is deze vordering in de door Computer BV aanhangige procedure als tegenvordering in te stellen enerzijds in verband met de sectorcompetentie en anderzijds omdat de tegenvordering op een geheel andere zaak betrekking heeft dan de vordering ter zake waarvan Computer BV haar heeft gedagvaard.

a. Geef aan ICT BV advies over de door haar hierboven geformuleerde vragen aangaande de tegenvordering (invloed op de sectorcompetentie en de connexiteit).

Stel dat geen tegenvordering wordt ingesteld. ICT BV voert verweer. Er wordt een comparitie na antwoord gehouden, die niet tot de door de rechter gewenste schikking leidt. Computer BV heeft daarna wel de behoefte om nog een keer haar zegje te doen in een pleidooi.

b. Heeft Computer BV in dit geval recht op pleidooi?

Stel dat Computer BV haar vordering op ICT BV tijdens de procedure cedeert aan de Bank.

c. Op welke wijze kan de Bank zich in de procedure mengen?

Vraag 3

Arie den Dolder en Marieke Groen zijn getrouwd en wonen in Den Haag. Omdat hun relatie al lange tijd is verslechterd, besluiten zij tot echtscheiding. Marieke neemt contact op met een advocaat en vraagt hem het ertoe te leiden dat haar huwelijk met Arie wordt ontbonden. De advocaat dient, namens Marieke, een echtscheidingsverzoek in bij de bevoegde rechtbank.

a. Op welke wijze krijgt Arie het verzoekschrift volgens de wet in handen?

Stel dat Marieke in Amsterdam werkt en het om die reden praktisch vindt om haar verzoek tot de Amsterdamse rechtbank te richten. Naar verwachting zal Arie niet verschijnen en geen verweer voeren.

b. Bespreek of de Amsterdamse rechtbank zich relatief bevoegd zal achten om van het verzoek kennis te nemen.

c. Kan Marieke vooruitlopend op de echtscheiding bewerkstelligen dat zij met uitsluiting van Arie voor de duur van de echtscheidingsprocedure in de echtelijke woning mag blijven wonen?

Vraag 4

Henk dagvaardt Frank tot betaling van schadevergoeding ten bedrage van € 6.000

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1562