Werkgroep week 1 materieel strafrecht


Opdrachten

Opdracht 1

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Kees-Jan ligt al jaren overhoop met zijn buurman over de erfafscheiding. Op een dag ziet hij dat zijn buurman de dure planten die tegen de rand van de erfafscheiding staan uit Kees-Jans tuin haalt en in de kliko gooit. Kees-Jan wordt woest, loopt op de buurman af en geeft hem een paar rake klappen. Kees-Jan wordt vervolgd en hem wordt mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) ten laste gelegd. Ter terechtzitting doet Kees-Jan een beroep op psychische overmacht, een schulduitsluitingsgrond. 

Vraag 

Stel, de rechter aanvaardt het verweer van Kees-Jan. Tot welke einduitspraak dient de rechter te komen? 

 

Opdracht 2

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Anton heeft nog een schuld te vereffenen met Lars. Hij lokt Lars daartoe op een avond naar een verlaten park. Daar is Anton van plan om Lars eens een flink pak slaag te verkopen. Eventuele gebroken benen vindt Anton daarbij geen enkel probleem; dan kan Lars hem de eerstkomende tijd niet terugpakken. Anton slaat Lars echter ‘iets’ te hard, waardoor Lars enkele dagen later komt te overlijden. Anton wordt vervolgd voor zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende (art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr). Ten overstaan van de rechtbank voert Anton aan dat hij Lars helemaal niet dood wilde; hij wilde hem ‘alleen maar’ gebroken benen bezorgen. 

Vraag 

Stel dat de rechter uitgaat van de juistheid van de bewering van Anton. Welke uitspraak moet hij dan doen? 

 

Opdracht 3

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Hans is opsporingsambtenaar. Tijdens een drukke avond in Hoog Catharijne heeft hij op aanwijzing van een getuige met zijn collega een man aangehouden die een fotocamera zou hebben weggenomen uit een elektronicawinkel. De man is naar het politiebureau gebracht en ingesloten. De volgende dag is hij weer vrijgelaten. Hij bleek niets met de diefstal te maken te hebben en volkomen onterecht als verdachte te zijn aangemerkt. Hans wordt vervolgd ter zake van het misdrijf omschreven in art. 282 Sr. Ter zitting doet Hans een beroep op een rechtvaardigingsgrond. Hij voert namelijk aan dat hij heeft gehandeld ter uitvoering van een wettelijk voorschrift (art. 42 Sr). 

Vraag 

Stel dat de rechter dit verweer van Hans aanvaardt. Tot welke einduitspraak moet hij dan komen? 

 

Opdracht 4

Arrestanalyse Melk en Water 

Het beroemde arrest Melk en Water (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681) is een zeer oud arrest; het taalgebruik is archaïsch en ingewikkeld en het is, ondanks de korte lengte van het arrest, niet eenvoudig om uit te vogelen ‘wie waar aan het woord is’. Het arrest vergt dus enige toelichting. Het arrest betreft een strafzaak tegen een veehouder die ervan werd verdacht dat hij, in strijd met een bepaling in de Amsterdamse APV, met water aangelengde melk heeft ‘doen afleveren’. Niet hijzelf had – rechtstreeks – de aangelengde melk aan een klant afgeleverd, maar zijn knecht (genaamd Jan Doorn). Lees, voorafgaand aan de beantwoording van de vragen van deze opdracht, zorgvuldig de passages door die handelen over dit arrest in Kelk/De Jong, § 7.7.1. Voor een goed begrip van dit arrest is het noodzakelijk om de volgende achtergrondinformatie te hebben: 

  • De verdachte in de zaak van het Melk en Water-arrest (de veehouder) werd verdacht van het doen afleveren van aangelengde melk (namelijk via zijn knecht, die niets wist van het aangelengd zijn van de melk). Deze constructie is een vorm van strafbare deelnemingaan een strafbaar feit, en wel de vorm van ‘doen plegen’ (art. 47 Sr; hierover gaat week 41). Van strafbaar ‘doen plegen’ is sprake indien de middellijke dader (de veehouder) bewerkstelligt dat de onmiddellijke dader (de knecht) het strafbare feit uitvoert. De onmiddellijke dader is als het ware een ‘willoos werktuig’ in de handen van de middellijke dader: voor strafbaarheid van de ‘doen pleger’ (de veehouder) is vereist dat de onmiddellijke of feitelijke dader (de knecht) niet strafbaar is, bijvoorbeeld omdat hij of zij zonder schuld heeft gehandeld en/of een beroep kan doen op een strafuitsluitingsgrond (een rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond). 
  • De verdachte in de zaak van het arrest werd verdacht van het hebben begaan van een overtreding, dus niet van het hebben gepleegd van een misdrijf. De wettelijke delictsomschrijvingen van misdrijven hebben steeds een zogenaamd ‘schuldbestanddeel’, namelijk opzet of schuld (culpa; zie over dit alles week 38). Delictsomschrijvingen van overtredingen, daarentegen, ontberen in de regel een dergelijk bestanddeel. Voor strafbaarheid is niet vereist dat de dader opzettelijk of onachtzaam (culpoos) de overtreding heeft begaan. Het volstaat dat de strafbaar gestelde gedraging is voltooid; alleen een in de wet erkende strafuitsluitingsgrond kan dan nog leiden tot het oordeel dat de dader niet strafbaar is en dus moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Een oude strijdvraag in de strafrechtelijke dogmatiek is lange tijd geweest of strafbaarheid voor overtredingen ook kan ontbreken in gevallen waarin een persoon geen enkel verwijt treft, ofschoon geen wettelijkeschulduitsluitingsgrond toepasselijk is. 
  • Het onderscheid dat wij tegenwoordig maken tussen, enerzijds, de wettelijke schuldbestanddelen (opzet en culpa) en, anderzijds, het element verwijtbaarheid bestond ten tijde van het arrest Melk en Water nog niet. 
  • In het arrest Melk en Water was het dus voor het kunnen vaststellen van strafbaarheid van de veehouder als ‘doen pleger’ van belang dat kon worden aangenomen dat de knecht niet strafbaar was voor de door hem ‘fysiek’ gepleegde overtreding. 

Analyseer het arrest Melk en Water aan de hand van de onderstaande vragen en overeenkomstig de handleiding arrestanalyse (gepubliceerd op blackboard): 

Introductie van het begrip ‘afwezigheid van alle schuld’ 

Vraag 4.1

Wat is de rechtsvraag? 

 

Vraag 4.2

Wat zijn de relevante feiten? 

 

Vraag 4.3

Bespreek de rechtsgang. Bespreek achtereenvolgens: het oordeel van de rechtbank, het middel van cassatie, de mening van de A-G, en het oordeel van de Hoge Raad.

 

Vraag 4.4

Bespreek de betekenis van het arrest voor het leerstuk inzake het schuldbeginsel aan de hand van de volgende deelvragen:
a. Wat houdt de leer van het materiële feit bij overtredingen in en welke betekenis heeft het arrest voor deze leer?

b. Leg uit hoe het arrest heeft bijgedragen tot de introductie van het ‘element’ verwijtbaarheid in het juridische begrip strafbaar feit. 

 

Opdracht 5

Bestudeer de arresten HR 10 september 1957, NJ 1958, 5 (Zwarte Ruiter) en HR 17 januari 2006, NJ 2006, 303 (Taxibus) en beantwoord de volgende vragen schriftelijke en gemotiveerd. 

Vraag 5.A
De verdachte in het Zwarte Ruiter-arrest (HR 10 september 1957, NJ 1958, 5) was veroordeeld tot vijftien jaren gevangenisstraf plus de maatregel terbeschikkingstelling, ondanks de verminderde mate van toerekenbaarheid van de verdachte. 

Bespreek hoe dit arrest valt te plaatsen binnen het onderscheid tussen de retributivistische en de utilitaristische straftheorieën. Betrek hierbij ook de door Pompe in zijn noot geuite kritiek op het arrest ten aanzien van de vraag in hoeverre deze sanctietoemeting op gespannen voet staat met de uitgangspunten van de ‘verenigingstheorie’. 

Vraag 5.B
In het arrest Taxibus (HR 17 januari 2006, NJ 2006, 303) is door de Hoge Raad de veroordeling van de verdachte wegens overtreding van het culpoze verkeersmisdrijf van art. 6 WVW 1994 in stand gelaten. De verdachte was door het Hof veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van drie jaar. Bespreek in hoeverre deze uitkomst van de zaak valt te verklaren in het licht van de opvattingen van Thomas Nagel over ‘moral luck’. 

 

Antwoordindicatie

Opdracht 1

Stappenplan:

  1. De vraag naar het verweer; in dit geval beroep op schulduitsluitingsgrond
  2. Verwijtbaarheid valt weg als er een beroep op een schulduitsluitingsgrond wordt gedaan
  3. Wat is het gevolg voor de einduitspraak?
  4. Kees-Jan is niet strafbaar, want de verwijtbaarheid vervalt
  5. Conclusie: ontslag van alle rechtsvervolging (ovar) art. 352 lid 2 Sv

Uitgewerkt:

Formele vragen zie art. 348 Sv

Materiele vragen zie art. 350 Sv

Art. 300 lid 1: commissiedelict

4 vragen volgen uit art. 350 Sv:

  1. Of het bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan
  2. Welk strafbaar feit dit oplevert en of het strafbaar is
  3. Strafbaarheid van de verdachte (verwijtbaarheid)
  4. De oplegging van straf of maatregel

Op grond van art. 352 lid 1 lijdt een ontkennend antwoord van de eerste vraag tot vrijspraak, omdat het dan niet bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan.

In dit geval is er sprake van een schulduitsluitingsgrond, hierdoor is het antwoord op de derde vraag ontkennend. Een schulduitsluitingsgrond neemt namelijk de verwijtbaarheid van de dader weg. Dit leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging ex. art. 352 lid 2.

 

Opdracht 2

Strafbaar feit: 

Menselijke gedraging + wettelijke delictsomschrijving + wederrechtelijk + verwijtbaar

Zware mishandeling art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr is een opzet delict. Er moet opzettelijk zwaar lichamelijk letsel zijn toegebracht.

Anton verklaart dat hij niet de intentie had om Lars te vermoorden. Hij had wel het idee om Lars aan te pakken en dus opzettelijk te mishandelen. Hij heeft zelfs gezegd dat het niet erg was om daarvoor een paar benen te breken. Anton voldoet dus aan de delictsomschrijving en vervult de bestanddelen van art. 302 lid 1 Sr. art 302 lid 2 Sr voegt hieraan toe dat als de mishandeling de dood tot gevolg heeft (ook al was dit niet opzettelijk), dan wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 10 jaren of geldboete van de 5decategorie. De rechter zal dan verder gaan met de beantwoording van de vierde vraag van art. 350 Sv.

In het kort:

  1. Tenlastelegging kan worden bewezen
  2. Veroordeling, strafoplegging

 

Opdracht 3

Stappenplan:

  1. Rechtvaardigingsgrond art. 42 Sr
  2. Wederrechtelijkheid staat als bestanddeel opgenomen in art 282 lid 1
  3. Tenlastelegging kan niet worden bewezen
  4. Vrijspraak

Uitgewerkt:

Strafuitsluitingsgronden bestaan uit rechtvaardigingsgronden die de wederrechtelijkheid wegnemen en schulduitsluitingsgronden die de verwijtbaarheid wegnemen.

Art. 42 Sv gaat om de uitvoering van een wettelijk voorschrift. Dit is een rechtvaardigingsgrond en neemt de wederrechtelijkheid (in strijd met het objectieve recht) van de gedraging weg.

Uit art. 282 Sr volgt dat de wederrechtelijkheid een bestanddeel is. Dit heeft de wetgever in sommige delictsomschrijvingen opgenomen om het toepassingsbereik in te beperken. In dit geval wordt door de rechtvaardigingsgrond de wederrechtelijkheid weggenomen. Er is dus niet voldaan aan de bestanddelen van de delictsomschrijving Hierdoor kan het feit niet bewezen worden en loopt het stuk op de 1stevraag van art. 350 Sv.

Ontkennend antwoord op de 1ste vraag van art. 350 Sv zorgt voor vrijspraak ex. art. 352 lid 1.

 

Opdracht 4

Vraag 4.1

Is de knecht schuldig ondanks dat dit hem niet te verwijten valt?

Uitgebreid: Kan de knecht strafbaar worden gesteld op grond van de APV van het met water aangelengde melk, hoe wel hij geheel onwetend was van het feit. 

Vraag 4.2

De knecht heeft de melk gemengd met water afgeleverd bij een koper. De melk is aangelengd met water door de veehouder. De knecht was hiervan niet op de hoogte. Melk mengen met water is strafbaar op grond van art. 303 APV.

Vraag 4.3

Rechtbank: veehouder is schuldig, knecht hoefde voor het afleveren aan klant niet eerst de melk te testen.

Middel van cassatie: er is niet goed onderzocht of de knecht wel of niet aansprakelijk is. Schuld is namelijk geen bestanddeel van het betreffende artikel. 

Mening A-G: arrest vernietigen en de veehouder van alle rechtsvervolging ontslaan.De vraag naar de verwijtbaarheid van de knecht is alleen relevant als in de APV, de delictsomschrijving een subjectief element bestanddeel staat. De veehouder is dus niet aansprakelijk volgens de AG

Oordeel Hoge Raad: introductie afwezigheid van alle schuld (avas). In het artikel wordt geen ‘schuld’ genoemd. Heersende gedachte is ‘geen straf zonder schuld’. Schuld is geen bestanddeel en de knecht had ook geen schuld. Vandaar avas. 

Afwezigheid van alle schuld verwijtbaarheid wordt een element.

Vraag 4.4A

Volgens de leer van het materiele feit is iemand strafbaar wanneer in een bepaald geval is voldaan aan de delictsomschrijving. Dit betekent dat als er geen schuld in de delictsomschrijving is opgenomen, iemand veroordeeld kan worden zonder schuld te hebben. Het arrest introduceert hier een nieuw begrip, waardoor er geen veroordeling hoeft plaats te vinden in geval van afwezigheid van alle schuld. Verwijtbaarheid (schuld) is nu een element geworden. Elementen worden verondersteld aanwezig te zijn en kunnen door een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond zorgen voor ovar.

Vraag 4.4B

Een strafbaar feit:

1.         Een menselijke gedraging, die

2.         Valt binnen grenzen van de wettelijke de delictsomschrijving, 

3.         Die wederrechtelijk is, en

4.         Verwijtbaar is.

Dit houdt verband met de materiele vragen in art. 350 Sv. 

Voorbeeld elementen: dit arrest ziet op verwijtbaarheid, Huizense veearts ziet toe op wederrechtelijkheid.

Aanvankelijk moest het gaan om de delictsbestanddelen. De menselijke gedraging moest binnen een delictsomschrijving vallen en dan was het vervult en bewezen. Verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid zijn ontwikkeld in de dogmatiek en jurisprudentie en zijn elementen geworden. Hierdoor hoeven zij niet in de delictsomschrijving te staan. 

 

Opdracht 5

Vraag 5.A

In het ruiterarrest was de dader verminderd toerekenbaar. Voor het deel dat hij wel toerekenbaar is kan vergelding belangrijk zijn, voor het deel dat hij niet toerekenbaar is kan vergelding geen rol spelen. Het Hof legt beide straffen op (15 jaar gevangenisstraf & TBS). Het hof vond de bescherming van TBS onvoldoende, vandaar ook de 15 jaar gevangenisstraf. Het was een vluchtgevaarlijke man en we willen de maatschappij beschermen tegen deze man dus gevangenisstraf omhoog. De Hoge Raad gaat hierin mee. 

Pompe heeft hier een kritiekpunt op: De straf is te hoog in verhouding tot de motivatie die erbij gegeven wordt. De straf is niet proportioneel. Het doel heeft vergeldend karakter, maar in dit geval is er een wanverhouding.

Noot: ‘Dan kan men zich afvragen…’ p. 19

Bij Zwarte Ruiterarrest àTBS wordt opgesteld om de veiligheid van anderen te dienen art. 37 a Sr. 

Bepaalt strafdoel wordt hier nagestreefd [beveiliging], maar dit is een bijzondere reden om iemand in de gevangenis op te sluiten. Een straf die normaal dient voor vergelding, is nu voor een maatregel. 

Belangrijkste regel uit Zwarte Ruiter: Geen straf zwaarder dan schuld is geen rechtsregel in Nederlands recht.

Vraag 5.B

Thomas Nagel:

Dominante moraalfilosofie: morele verantwoordelijkheid voor resultaten van onze handelingen hangt rechtstreeks af van de mate waarin die resultaten gewild zijn (Kant). Dus geen morele verantwoordelijkheid voor factoren waarover wij geen controle kunnen uitoefenen. àGevolg van de daad moet gewild zijn (opzet en schuld).

Maar klopt dit met de praktijk?

In de praktijk: 4 vormen van moreel toeval ‘moral luck’:

  • Constitutive luck in the kind of person you are: toeval met betrekking tot karaktereigenschappen. 

Bestuurder was klein, waardoor hij het niet goed kon overzien of het jongetje wel of niet voorbij was. 

  • Luck in the way actions and projects turn out: toeval met betrekking tot de uitkomst van het resultaat van een handeling. Dit is in strafrechtelijk opzicht het meest relevant. Onzorgvuldig of nalatig gedrag (culpa). 

Hij had de gebaren van de vrouw niet mogen volgen. Zij bedoelde iets anders dan hoe hij ze had opgevat.

  • Luck in one’s historical circumstances: gelukkig of ongelukkig toeval binnen situaties waar mensen zich in begeven.

Ongelukkig toeval dat het jongetje is gevallen net voor zijn auto.

  • Luck in how one is determined by antecedent circumstances: voorafgaande oorzakelijke factoren. 

Hij is al jarenlang beroepschauffeur dus had niet zo onvoorzichtig moeten handelen. 

Arrest:Feiten: Moeder was samen met haar zoontje aan het fietsen. Een taxibus wachtte om de straat op te rijden. De taxibus zei dat ze ervoor langs mochten. Het kind fiets met het fietsje, de taxichauffeur heeft dat niet gezien en reed daardoor over het kind heen. De vraag is of hij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij doorgereden is. De moeder had naar de taxibus geseind, de taxibus dacht daarom dat hij mocht rijden. 

Hof: Dood door schuld. Het lijkt niet door te dringen wat extra te verwijten valt. Er is sprake van een zeer aanmerkelijke schuld. Hij is zeer nalatig geweest volgens het Hof. 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Werkgroepopdrachten en antwoorden materieel strafrecht

Werkgroep week 1 materieel strafrecht

Werkgroep week 1 materieel strafrecht


Opdrachten

Opdracht 1

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Kees-Jan ligt al jaren overhoop met zijn buurman over de erfafscheiding. Op een dag ziet hij dat zijn buurman de dure planten die tegen de rand van de erfafscheiding staan uit Kees-Jans tuin haalt en in de kliko gooit. Kees-Jan wordt woest, loopt op de buurman af en geeft hem een paar rake klappen. Kees-Jan wordt vervolgd en hem wordt mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) ten laste gelegd. Ter terechtzitting doet Kees-Jan een beroep op psychische overmacht, een schulduitsluitingsgrond. 

Vraag 

Stel, de rechter aanvaardt het verweer van Kees-Jan. Tot welke einduitspraak dient de rechter te komen? 

 

Opdracht 2

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Anton heeft nog een schuld te vereffenen met Lars. Hij lokt Lars daartoe op een avond naar een verlaten park. Daar is Anton van plan om Lars eens een flink pak slaag te verkopen. Eventuele gebroken benen vindt Anton daarbij geen enkel probleem; dan kan Lars hem de eerstkomende tijd niet terugpakken. Anton slaat Lars echter ‘iets’ te hard, waardoor Lars enkele dagen later komt te overlijden. Anton wordt vervolgd voor zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende (art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr). Ten overstaan van de rechtbank voert Anton aan dat hij Lars helemaal niet dood wilde; hij wilde hem ‘alleen maar’ gebroken benen bezorgen. 

Vraag 

Stel dat de rechter uitgaat van de juistheid van de bewering van Anton. Welke uitspraak moet hij dan doen? 

 

Opdracht 3

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Minicasus 

Hans is opsporingsambtenaar. Tijdens een drukke avond in Hoog Catharijne heeft hij op aanwijzing van een getuige met zijn collega een man aangehouden die een fotocamera zou hebben weggenomen uit een elektronicawinkel. De man is naar het politiebureau gebracht en ingesloten. De volgende dag is hij weer vrijgelaten. Hij bleek niets met de diefstal te maken te hebben en volkomen onterecht als verdachte te zijn aangemerkt. Hans wordt vervolgd ter zake van het misdrijf omschreven in art. 282 Sr. Ter zitting doet Hans een beroep op een rechtvaardigingsgrond. Hij voert namelijk aan dat hij heeft gehandeld ter uitvoering van een wettelijk voorschrift (art. 42 Sr). 

Vraag 

Stel dat de rechter dit verweer van Hans aanvaardt. Tot welke einduitspraak moet hij dan komen? 

 

Opdracht 4

Arrestanalyse Melk en Water 

Het beroemde arrest Melk en Water (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681) is een zeer oud arrest; het taalgebruik is archaïsch en ingewikkeld en het is, ondanks de korte lengte van het arrest,

.....read more
Access: 
Public
Werkgroep 2 materieel strafrecht

Werkgroep 2 materieel strafrecht


Opdrachten 

Opdracht 1 

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Sam, een rebelse 18-jarige scholier, is gefascineerd door vuur. Omdat hij boos is op zijn school wegens uitsluiting van een belangrijk proefwerk, wil hij daar brand gaan stichten. Daartoe vervaardigt Sam een molotovcocktail. Een buurman ziet Sam met die molotovcocktail op het schoolplein zoekend rondkijken. Hij vertrouwt het niet en waarschuwt de conciërge. De conciërge woont op vijf minuten fietsen van de school. Na het telefoontje van de buurman springt hij meteen op de fiets. Op het schoolplein treft de conciërge Sam aan, staand voor de deur van het fietsenhok waarvan de ruit kennelijk net is ingegooid en met de molotovcocktail in de hand. De conciërge gaat breed voor de jongen staan en zegt met bassende stem: ‘Zo Sam, moet je weer lastig doen?’ De reeds gefrustreerde Sam wordt razend op de conciërge en duwt de conciërge weg. Er ontstaat een duw- en trekpartij tussen Sam en de conciërge. Op een gegeven moment slaat Sam de molotovcocktail stuk op het hoofd van de conciërge. Die gaat door de klap onderuit. Op dat moment komen omstanders 

aansnellen en zij trekken Sam bij de conciërge weg. In het ziekenhuis blijkt dat er glassplinters in een oog van de conciërge zijn binnengedrongen. Die moeten operatief worden verwijderd. De dienstdoende arts maakt een fout tijdens de oogoperatie en brengt onherstelbare schade toe aan het hoornvlies. Daardoor wordt de conciërge permanent blind aan dat oog. Sam wordt vervolgd voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (art. 302 lid 1 Sr). 

De raadsman van Sam betoogt dat het blind worden aan het oog niet een gevolg is van Sams slaan met het bierflesje. Hij wijst op een onderzoek waaruit zou blijken dat glassplinters in een oog helemaal niet hoeven te leiden tot blindheid. Bovendien heeft de arts door een fout te maken bij de oogoperatie veroorzaakt dat de conciërge aan één oog blind is geworden. De arts heeft een fout begaan door tijdens de operatie druk op het oog uit te oefenen waardoor de glassplinters door het hoornvlies konden snijden. Sam kan toch moeilijk opdraaien voor deze fout van een ander? De raadsman concludeert dat Sam geen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht zodat Sam moet worden vrijgesproken voor dit feit. 

Vraag 

Heeft dit verweer van de raadsman van Sam kans van slagen? 

 

Opdracht 2 

Maak een analyse van het arrest Dreigbrief (HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1), aan de hand van de onderstaande vragen. 

Vraag 2A

Wat is de rechtsvraag? 

Vraag 2B

Wat zijn de relevante feiten? 

Vraag 2C

Bespreek de rechtsgang. 

Vraag 2D

Waarover verschilt de annotator van mening met de Hoge Raad

.....read more
Access: 
Public
Werkgroep week 3 materieel strafrecht

Werkgroep week 3 materieel strafrecht


Opdrachten 

Opdracht 1 

Lees het arrest HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552 (Hiv I) en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Vraag 1A

De verdachte in de zaak die heeft geleid tot het arrest Hiv I werd in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld ter zake van onder andere poging tot doodslag (art. 45 jo. 287 Sr). Welk vereiste voor een strafbare poging (art. 45 Sr) staat gelijk aan het opzet? 

Vraag 1B

Welke rechtsvraag staat centraal in het arrest Hiv I? 

Vraag 1C

Wat zijn de belangrijkste rechtsfeiten? 

Vraag 1D

Bespreek de rechtsgang; besteed hierbij in het bijzonder aandacht aan het verschil tussen de opvatting van de Hoge Raad en de opvatting van het hof en van A-G Jörg over de betekenis van het begrip ‘aanmerkelijke kans’. 

In het arrest Hiv I komt ook de verhouding tussen het voorwaardelijk opzet en de bewuste schuld aan de orde.

Vraag 1 E1

Waarin schuilt, gelet op de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arrest Hiv I, het verschil tussen voorwaardelijk opzet en (bewuste) schuld? 

Vraag 1 E2

Hoe kan door de rechter worden vastgesteld of een verdachte opzettelijk of onachtzaam heeft gehandeld?

Vraag 1F

Geef een kort commentaar op dit arrest, waarin u ingaat op het belang van het arrest voor het inzicht in het leerstuk van het voorwaardelijk opzet. 

Opdracht 2

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Op 31 december 2006 loopt Peter met een groepje vrienden door de binnenstad van Amsterdam. Aangezien het oudejaarsdag is zijn zij druk bezig met het afsteken van knalvuurwerk, onder het motto: hoe harder de knal hoe beter. Als de voorraad vuurwerk bijna op is, besluiten zij om op de tram te stappen om een nieuwe voorraad in te gaan slaan. Gedurende de tramrit komt Peter op het idee om bij de volgende halte een nitraatrotje vanuit de tram door de openstaande tramdeuren naar buiten te gooien. Wanneer de tram tot stilstand komt, ziet Peter dat er bij de halte niemand staat te wachten. Hij steekt het nitraatrotje aan en gooit het in de richting van de deuropening. Een oudere medepassagier blijkt echter net op die halte uit te willen stappen. Het aangestoken rotje ketst af op de rug van de oude man die in de deuropening staat en valt in het gangpad van de tram op de grond. Peter probeert het rotje nog naar buiten te trappen. Dat lukt echter niet, omdat het rotje vast is komen te zitten in een gleuf in de vloer. Geschrokken door dit voorval, rennen Peter en zijn vrienden de tram uit en horen haast direct na het uitstappen een harde knal. Het rotje blijkt net naast een andere passagier – Koen – te zijn ontploft. Koen heeft hierdoor ernstige en blijvende gehoorschade opgelopen. 

Bij de politie

.....read more
Access: 
JoHo members
Werkgroep week 4 materieel strafrecht

Werkgroep week 4 materieel strafrecht


Opdrachten 

Opdracht 1

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Deel I 

Jannie woont in Drenthe en is van middelbare leeftijd. Ze is gefascineerd door vuur en ondanks behandeling voor pyromanie sticht ze nog steeds regelmatig brand. De laatste keer dat ze dit deed, was in recreatiepark Het Grote Zand. Ze was dit park op haar fiets binnengereden. Ze zag dat veel van de vakantiewoningen bewoond waren en dat ze voorzien waren van een rieten dak. Bij een van de bungalows heeft ze het rieten dak met een lucifer aangestoken. Er ontstond direct brand en toen twee personen in haar richting renden, is ze gevlucht. 

De politie heeft haar aangehouden voor deze laatste brand. Ze werd op het moment van die brand namelijk door middel van een peilbaken in haar fiets stelselmatig geobserveerd in het kader van verdenkingen van eerdere brandstichtingen. Zodoende kon men achterhalen dat zij bij de vakantiewoning was gestopt, dat ze daar korte tijd was gebleven en dat ze hierna snel is weggefietst. Hiernaast bleek uit onderzoek naar haar mobiele telefoon dat ze de dagen na de brand steeds had gezocht naar nieuws over de brand. Op basis van deze gegevens is Janne verdachte in een strafzaak geworden. De rechter in de zaak weet uit ervaring dat in geval van brandstichting veelal sprake is van psychische problematiek. Ze laat zich graag adviseren door een deskundige over de geestesgesteldheid van Jannie, aangezien ze wil weten of het feit aan Jannie is toe te rekenen. 

In deze zaak heeft een psychiater, de heer dr. Van Os, Jannie onderzocht en een rapport opgemaakt, waarin het volgende wordt geconcludeerd: 

“Er is bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis tot uiting komend in haar impulsiviteit, zelfdestructief gedrag, zoals automutilatie en heftige woede. Daarnaast is er sprake van een autismespectrumstoornis, het syndroom van Asperger met als fascinatie pyromanie. Aangezien deze stoornissen chronisch van karakter zijn, kan worden aangenomen dat deze ook aanwezig waren ten tijde van hetgeen onderzochte ten laste wordt gelegd. Zeer waarschijnlijk hebben de ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens een doorwerking gehad in het tenlastegelegde feit gezien de fascinatie voor vuur, haar geringe frustratietolerantie bij veranderingen in haar ritme en dagstructuur en haar impulsiviteit. Onderzoeker schat in dat verdachte gezien haar ziekelijke stoornissen als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.” 

Hiernaast is een rapport opgemaakt door de GZ-psycholoog drs. Driessen, die tot de volgende conclusie komt: “Verdachte lijdt aan meervoudige persoonlijkheidsproblematiek, te classificeren als een Persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO) met borderline- en schizotypische trekken. Tevens voldoet verdachte aan de criteria van de stoornis van Asperger en de stoornis pyromanie. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.” page22image4233108960

Vraag 1A

In

.....read more
Access: 
JoHo members
Werkgroep week 5 materieel strafrecht

Werkgroep week 5 materieel strafrecht


Opdrachten

Opdracht 1 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Deel I 

Otto en Eva hebben het plan opgevat om Kees Smit te ontvoeren. Zij hebben een huisje op de Veluwe gehuurd en gereed gemaakt voor de ontvoering door één van de kamers zo in te richten dat Smit er niet uit kan en ook niet van buitenaf gezien kan worden. Daarnaast hebben Otto en Eva reeds losgeldbrieven geschreven die naar de familie van Smit zullen worden gestuurd als hij eenmaal ontvoerd is. Op de dag van de geplande ontvoering gaan Otto en Eva langs de weg staan met hun auto waarin ze op de achterbank enkele geweren hebben klaarliggen. De heer Smit rijdt deze weg elke dag naar zijn werk. Op het moment dat Smit komt aanrijden wil Otto uit de auto stappen. Echter, hij is plotseling zo verlamd van angst dat hij geen vin meer kan verroeren. Ook Eva is de schrik om het hart geslagen en is niet meer in staat tot enige actie. Geruime tijd nadat Smit voorbij gereden is, gaan de inmiddels herstelde Otto en Eva naar huis. 

Deel II 

Een paar dagen later proberen Otto en Eva het opnieuw. Op het moment dat Smit komt aanrijden, springt Otto, met in zijn handen een geweer, midden op de rijbaan en dwingt Smit tot stoppen. Otto sleurt Smit de auto uit, maar Smit rukt zich los en rent weg. Otto holt achter Smit aan terwijl hij een schot in de lucht lost. Als Otto echter ziet dat er andere automobilisten aan komen rijden, staakt hij zijn achtervolging en springt hij bij Eva in de auto. Ze besluiten hun actie te staken en rijden weg. 

U dient er van uit te gaan, dat als het delict voltooid zou zijn, dit art. 282a Sr (gijzeling met dwang) zou opleveren. 

Vraag 1A

Bespreek voor beide delen van de casus afzonderlijk of sprake is van strafbare voorbereiding. 

Vraag 1B

Bespreek voor beide delen van de casus afzonderlijk of sprake is van strafbare poging.
 

Vraag 1C

Bespreek voor beide delen van de casus afzonderlijk of sprake is van vrijwillig terugtreden. 

Opdracht 2 

Beantwoord onderstaande vragen aan de hand van het arrest HR 20 februari 2007, NbSr 2007, 125 (Samir A.). 

Vraag 2A

Op grond van welke argumenten is het hof in deze zaak van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken? 

Vraag 2B

Op grond van welke argumenten vernietigt de Hoge Raad het arrest van het hof? 

Vraag 2C

Vergelijk de uitspraak van de Hoge Raad in het arrest van 27 mei 2014, NJ 2014, 338 (Ondeugdelijke voorbereiding?) met die in het arrest Samir A. Hoe verhouden deze beide arresten zich tot elkaar? 

Opdracht 3 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Alex, student aan de Universiteit Utrecht en

.....read more
Access: 
JoHo members
Werkgroep week 6 materieel strafrecht

Werkgroep week 6 materieel strafrecht


Opdrachten

Opdracht 1 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Anneke en Bernhard waren jarenlang gelukkig getrouwd, totdat Anneke erachter kwam dat Bernhard er al twee jaar een geheime relatie op nahield met zijn secretaresse. Sindsdien waren de twee verwikkeld in een heftige echtscheidingsprocedure, die inmiddels is afgewikkeld. De woning is verkocht en de inboedel is verdeeld. Het zit Anneke echter erg dwars dat Bernhard bij gerechtelijke uitspraak een schilderij toebedeeld heeft gekregen dat zij jaren geleden van haar grootvader heeft gekregen. Afgezien van de emotionele waarde, heeft het schilderij ook een aanzienlijke geldelijke waarde, namelijk € 100.000. Anneke wil het schilderij, hoe dan ook, terug. In het café komt Anneke Hans en Jozias tegen, gemeenschappelijke kennissen van Bernhard en haarzelf. Het is Anneke bekend dat Hans en Jozias lid zijn van het dievengilde. In het verleden kochten Bernhard en zij bij hen allerlei goedkope, ‘van de vrachtwagen gevallen’ zaken. Dat brengt Anneke op een idee. Ze biedt Hans en Jozias € 2000 als zij het schilderij voor haar uit de woning van Bernhard halen. Als Hans en Jozias het schilderij bij haar afleveren, zal ze direct contant betalen. Hans en Jozias aarzelen even, maar omdat zij het geld goed kunnen gebruiken, stemmen zij uiteindelijk met het voorstel in. 

Enige dagen later gaan Hans en Jozias naar de woning van Bernhard om het schilderij te stelen. Ze hebben een koevoet, een zaklamp en een grote weekendtas bij zich. Hans heeft ook een pistool meegenomen, omdat hij weet dat Bernhard een fervent judoka is en in het bezit van de zwarte band is. Jozias heeft gezien dat Hans het pistool in zijn jaszak heeft gedaan. Ze treden de woning binnen door de tuindeur die niet op slot blijkt te zijn. Ze hebben het betreffende schilderij al snel gevonden. Op dat moment horen ze ineens geluid uit de hal. Als de deur van de woonkamer opengaat en Bernhard binnenkomt, aarzelt Hans geen moment. Hij pakt het pistool en schiet Bernhard onmiddellijk neer. Bernhard valt hevig bloedend op de grond. Hans en Jozias gaan er snel met het schilderij via de tuindeur vandoor. 

De kogel heeft zo veel schade aangericht dat Bernhard blijvend vanaf zijn middel is verlamd. 

Vraag 1A

Is Anneke strafbaar wegens deelneming en zo ja, op grond van welke deelnemingsvorm en in verband met welk strafbaar feit? 

Vraag 1B

Is Hans strafbaar wegens deelneming aan diefstal met geweld (art. 312 lid 1 Sr) en zo ja, op grond van welke deelnemingsvorm? 

Vraag 1C

Is Jozias strafbaar wegens deelneming aan diefstal met geweld (art. 312 lid 1 Sr) en zo ja, op grond van welke deelnemingsvorm? 

Opdracht 2 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Afgelopen zomer is de nu 19-jarige Sahid geslaagd voor zijn eindexamen

.....read more
Access: 
JoHo members
Werkgroep week 7 materieel strafrecht

Werkgroep week 7 materieel strafrecht


Opdrachten

Opdracht 1 

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

De heer Anton van Asch is eigenaar van eenmanszaak De Sigaar. Deze tabakskiosk wordt sedert enige tijd geplaagd door veelvuldige diefstal van glossy tijdschriften, voornamelijk gepleegd door scholieren van het nabijgelegen Lyceum. Anton heeft tabak van deze diefstallen en bedenkt een list om de door de diefstallen veroorzaakte verliezen een halt toe te roepen. Hij roept de hulp in van zijn neef, bodybuilder Benno Baas. Benno, niet erg intelligent, maar wel een zeer gespierde en indrukwekkende verschijning, wordt door Anton ingehuurd om in Antons tabakswinkel een oogje in het zeil te houden en stelende clientèle op heterdaad te betrappen. 

De list sorteert het beoogde effect: verschillende jongens worden betrapt op het stelen van tijdschriften uit de schappen in de tabakswinkel. Deze jongens worden iedere keer gedwongen om € 50,- aan schadevergoeding te betalen aan Anton, op straffe van het doen van aangifte bij de politie en van het informeren van de ouders van de betreffende jongens over de illegale activiteiten van hun kroost. 

Deze methode groeit uit tot een staande praktijk: binnen een maand tijd worden tien jongens op deze wijze gedwongen tot het betalen van het genoemde geldbedrag. Een dag nadat voor de tiende keer aan een op heterdaad betrapte jongen € 50,- is ontfutseld, stapt een andere jongen de zaak binnen, die uit één van de schappen een tijdschrift pakt. Dan gaat zijn mobiele telefoon. Hij neemt op en om andere in de zaak aanwezige klanten niet te storen met zijn gesprek, loopt hij al telefonerend naar buiten. Het tijdschrift heeft hij echter nog onder de arm. 

Anton is op dat ogenblik net even naar het magazijn gelopen, en ziet daardoor niets van het voorval. Zijn neef Benno ziet het wel. Nu Benno een dag eerder zijn mobiele telefoon in de sportschool had laten liggen en niet meer heeft kunnen terugvinden, bedenkt Benno zich dat hij een nieuwe mobiele telefoon goed zou kunnen gebruiken. Hij loopt de jongen achterna en 

beschuldigt hem van diefstal van het tijdschrift. Onder bedreiging van geweld beweegt Benno de jongen tot afgifte van diens mobiele telefoon.
De jongen doet daags na het voorval bij de politie aangifte van deze gang van zaken. De politie besluit werk van de zaak te maken. Uiteindelijk krijgt zowel Anton als Benno van de officier van justitie een dagvaarding thuisgestuurd waarin aan hen beiden overtreding van art. 317 Sr (afpersing) ten laste wordt gelegd. 

Bespreek in het kader van art. 317 Sr, aan de hand van de betreffende literatuur en jurisprudentie, het plegerschap van Benno Baas en Anton van Asch. 

Opdracht 2 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Freek is een creatieve ondernemer en directeur en grootaandeelhouder van de besloten vennootschap

.....read more
Access: 
JoHo members
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3728
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Follow the author: mandycassa@hotmail.com