Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 7


MC-vragen

Vraag 1

Welke gerechten behoren tot de rechterlijke macht?

  1. Rechtbanken, Gerechtshoven en Hoge Raad;
  2. Rechtbanken, Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven;
  3. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven;
  4. Gerechtshoven, Hoge Raad, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 2

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:

  1. Voor het bepalen van de bevoegdheid van de burgerlijke rechter is het fundamentum petendi (de aard van de rechtsbetrekking) doorslaggevend.
  2. Leden van de rechtelijke macht met rechtspraak belast worden door de ministerraad voor het leven benoemd.

 

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Alleen stelling I is juist.
  4. Alleen stelling II is juist.

Vraag 3

Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. In het Arbeidskostenforfait-arrest overwoog de Hoge Raad dat de rechter nimmer rechtsvormend mag optreden, indien belangrijke keuzes van rechtspolitieke aard moeten worden gemaakt.
  2. In het Arbeidskostenforfait-arrest overwoog de Hoge Raad dat de rechter rechtsvormend mag optreden, indien voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet blijkt hoe dit dient te geschieden.
  3. In het Harmonisatiewet-arrest overwoog de Hoge Raad dat het Statuut geen aanknopingspunt bevat om toetsing van de wet aan het Statuut open te stellen.
  4. In het Harmonisatiewet-arrest overwoog de Hoge Raad dat artikel 120 Grondwet enkel een toetsingsverbod van wetten aan de Grondwet inhoudt.

Vraag 4

In het Harmonisatiewetarrest:

  1. oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet ruim moet worden uitgelegd
  2. sloot de Hoge Raad uit dat algemeen verbindende voorschriften aan fundamentele rechtsbeginselen kunnen worden getoetst.
  3. oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet restrictief moet worden uitgelegd.
  4. sloot de Hoge Raad uit dat algemeen verbindende voorschriften aan het Statuut kunnen worden getoetst.

Vraag 5

Welke van de onderstaande beweringen met betrekking tot de rechterlijke onafhankelijkheid is juist?

  1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.
  2. De wetgever mag bepalen dat leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast niet werkelijk voor het leven worden benoemd, maar op een bepaalde leeftijd worden ontslagen.
  3. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de wetgever worden geschorst.
  4. De Grondwet ruimt in de benoemingsprocedure voor leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast geen enkele plaats in voor de Tweede of Eerste Kamer

Open vragen

Vraag 1

Het Benthem-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft grote gevolgen gehad voor (de inrichting van) het stelsel van de rechtsbescherming tegen de overheid.

  1. Waarom diende de Friese garagehouder Benthem een klacht in bij de toenmalige Europese Commissie voor de Rechten van de Mens in Straatsburg?
  2. Leg aan de hand van het Benthem-arrest uit dat het ook in het bestuursrecht vaak gaat om het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van artikel 6 EVRM.
  3. Leg aan de hand van het Benthem-arrest uit dat administratief beroep wel een alternatief voor bezwaar kan zijn, maar niet voor beroep bij de bestuursrechter.

Vraag 2

De Evangelische Vereniging Doetinchem (EVD) heeft een busje met een aanhangwagen langs de openbare weg staan. Op de aanhangwagen staat een groot bord met het opschrift:
“Jezus Leeft”. Het geheel is op een opzichtige wijze geparkeerd, midden op een rotonde, zodat de boodschap door iedereen die daar passeert, gezien wordt. Met gebruikmaking van artikel 170 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) wordt het busje namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van Doetinchem weggesleept, omdat gevreesd wordt dat het de veiligheid op de openbare weg in het gevaar brengt. De EVD is woest en haar advocaat voert, na tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt bij het college, in de procedure voor de bestuursrechter aan dat artikel 170 WVW in strijd is met hun recht op godsdienstvrijheid zoals neergelegd in artikel 6 van de Grondwet. Artikel 170 WVW houdt volgens hem ten onrechte geen rekening met groepen die hun religieuze overtuiging op deze manier te berde willen brengen. De advocaat dringt er derhalve bij de bestuursrechter op aan om artikel 170 WVW
 m deze reden buiten toepassing te verklaren.

Hoe groot acht u de kans dat de bestuursrechter daartoe overgaat?

Vraag 3

In de Marktverordening Utrecht 2014 zijn de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 6 Standplaatsvergunning
1. Het is verboden om een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
2. Het is verboden op het marktterrein te handelen zonder vergunning.

Artikel 7 Vereisten voor het toekennen van een standplaats
Voor toewijzing van een standplaats komt alleen een handelingsbekwaam natuurlijk persoon in aanmerking die:

  • de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt,
  • een aanvraag voor een vergunning bij het college heeft ingediend,
  • een aansprakelijkheidsverzekering voor zijn marktbedrijf heeft en
  • in Nederland werk mag verrichten.

Dirk Pieters is opgegroeid op een boerderij. Hij is 19 jaar en studeert in Utrecht. Om wat bij te verdienen wil hij graag op zaterdag een standplaats op de markt innemen, waar hij dan producten van de boerderij van zijn ouders wil verkopen: kaas, eieren en andere ambachtelijke producten. Hij dient bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag in voor een standplaatsvergunning, maar krijgt na 6 weken een brief waarin zijn aanvraag wordt afgewezen omdat er geen ruimte meer is op de markt voor een extra kraam.

a. Welke stap dient Dirk Peters eerst te ondernemen voordat hij naar de bestuursrechter kan?

b. Geef tot in hoogste bestuursrechterlijke instantie aan hoe Dirk Peters vervolgens kan procederen.

Na enige tijd krijgt Dirk Peters te horen dat er ruimte is vrijgekomen op de markt en dat hij een nieuwe aanvraag kan indienen. Dan ziet hij tot zijn schrik dat drie weken daarvoor de Marktverordening is gewijzigd. In de nieuwe verordening staat dat de minimumleeftijd voor een standplaatsvergunning 21 jaar is. Nu komt hij dus nog steeds niet in aanmerking voor een
vergunning. Dirk vindt de aanpassing van de verordening belachelijk. Volgens hem is het leeftijdsdiscriminatie en is er geen enkele reden om een hogere leeftijdsgrens te hanteren. Hij
wil de verordening bij de rechter aanvechten.

c. Bij welke rechter kan Dirk Pieters in beroep tegen de wijziging in de Marktverordening?

Vraag 4

Actueel met betrekking tot het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming is dat in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ de volgende passage is opgenomen: ‘De Raad van State wordt
gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB).’ In een brief van 26 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 29279, nr. 200) heeft het kabinet duidelijk gemaakt hoe het invulling wil geven aan het hierboven genoemde regeerakkoord (vergelijk ook Kamerstukken II 2014/15, 29279, nr. 220).

  1. Bestudeer deze brief en geef in uw eigen bewoordingen weer op welke wijze de plannen van het kabinet bijdragen aan een meer overzichtelijker en onafhankelijker stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming.
  2. Wat betreft het streven om het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming meer overzichtelijker te maken presenteert het kabinet één oplossing. Welke andere oplossingen zijn er te bedenken, en motiveer daarbij welke uw voorkeur heeft.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B

  2. B

  3. B

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

  1. Meneer Benthem diende een klacht in bij het toenmalige Europese Commissie voor Rechten van de Mens in Staatsburg omdat als hij zijn tankstation zou verliezen hij failliet zou gaan en ook vond hij dat er een schendig van artikel 6 lid 1 EVRM plaatsvond. Zijn zaak was niet gehoord door een onpartijdig tribunaal. (gerechtelijke organen)

  2. Volgens het Benthem-arrest kan het in het bestuursrecht ook vaak gaan om het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van artikel 6 EVRM omdat die manier worden bepaald welke rechter bevoegd is tot het bekijken van de zaak. In het Benthem-arrest is die afweging, volgens Benthem, niet juist gemaakt. Niet de aard van het geschil (fundamentum petendi) is doorslaggevend maar het object van het geschil (objectum litis) is hier de vergunning, hij heeft de vergunning om zijn eigendom zo te kunnen gebruiken zoals hij dat wil (in de vorm van het lpg-station) de vergunning heeft een vermogensrechtelijk karakter, dus kan hij ook de vergunning overdragen als iemand zijn lpg-station overneemt (privaatrechtelijk karakter). Aard van het geschil is niet vaststellen van burgerlijk recht, maar het object van het geschil wel.

  3. Administratief beroep kan wel een alternatief zijn voor een bezwaar omdat er bij een administratief beroep een heroverweging plaatsvindt bij een ander bestuursorgaan, vaak hoger bestuursorgaan. Bij een bezwaar vindt er ook een heroverweging plaats alleen dan bij hetzelfde bestuursorgaan. Administratief beroep mag alleen plaatsvinden als blijkens de wettelijke regeling blijkt dat er administratief beroep ingesteld mag worden. Een beroep wordt behandeld door alleen de bestuursrechter, die wordt geacht alleen de rechtmatigheid van het aangevallen besluit te beoordelen. Een bezwaar en een administratief beroep worden dus allebei behandeld door een bestuursorgaan en een beroep wordt behandeld door een bestuursrechter. Daarom kan een administratief beroep geen alternatief zijn voor een beroep en wel voor een bezwaar.

Vraag 2

Artikel 170 WVW luidt als volgt: “Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

  1. het belang van de veiligheid op de weg, of

  2. het belang van de vrijheid van het verkeer, of

  3. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.”

Artikel 6 GW luidt als volgt: “Ieder heeft recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Artikel 170 WVW in strijd met art. 6 GW, de rechter mag volgens art. 120 GW een formele wet niet toetsen aan de grondwet. Dus de rechter kan hier niet over oordelen. Als het had gestaan dat art. 170 WVW in strijd was geweest met art. 9 EVRM dan had volgens art. 94 GW wel door een rechter getoetst kunnen worden. Formele wet mag wel aan het EVRM getoetst worden.

Vraag 3

a. Dirk Peters moet een bezwaar indienen bij het bestuursorgaan wat zijn aanvraag heeft afgewezen. Art. 7:1 lid1 Awb.

  1. Binnen 6 weken bezwaar indienen door een bezwaarschrift te schrijven naar de overheidsinstantie. Daarna krijg je vaak een bevestiging dat je bezwaar in behandeling is genomen.
  2. Als het bezwaar door de overheidsinstantie ongegrond wordt verklaard, kan je in beroep gaan. Hiervoor moet je een beroepsschrift binnen 6 weken indienen. Hierna krijg je een bevestiging dat je beroepschrift is ontvangen en dat je griffierecht moet betalen.
  3. Hierna vindt de zitting plaats
  4. Als het conflict tijdens de zitting niet wordt opgelost kan de rechter uitspraak doen. De rechter doet direct aan het einde van de zitting mondeling uitspraak, of schriftelijk binnen zes weken na de zitting.
  5. Uitspraak waar je het niet mee eens bent, kan je in hoger beroep gaan bij Raad van State, tenzij een andere hoger beroepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4.

8:1 Awb, tegen besluit kan je in beroep gaan -> eerste aanleg bij de Rechtbank
Hoofdregel is dat je eerst naar de rechtbank gaat, tenzij er een andere bestuursrechter in eerste aanleg is bevoegd hoofdstuk 2 bijlage 2 (H2B2).

b. Daarna kan je in hoger beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij een andere hogere bestuursrechter bevoegd is volgens hoofdstuk 4. Art. 8:105 AWB

  1. Van belang is dat de marktorganisator (de rechtspersoon) niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Awb. Hieruit vloeit voort dat een beslissing van de marktorganisator, bijvoorbeeld met betrekking tot de toewijzing van marktplaats, ook geen besluit is in de zin van de Awb. Derhalve kan hiertegen geen bezwaar of beroep worden ingesteld, maar moet men zich bij een geschil tot de burgerlijke rechter/civiele rechter. (vangnetrechter) Het betreft geen bestuursrechtelijke zaak meer, omdat het gaat om een privaatrechtelijk geschil  hij beroept zich op een burgerlijk recht.  objectum litis (Guldenmond/Noordwijkerhout). Eerst kijken kan hij bij de bestuursrechter terecht en daarna kijken of hij bij de burgerlijke rechter terecht kan. (objectum litis). Bv. het is een AVV (Algemeen Verbindende Voorschriften) dus hij kan niet naar de bestuursrechter, dus hij is aangewezen op de bestuursrechter.
  2. Is de marktverordening een besluit in de zin van de Awb? Zie Art. 1:3 Awb:
  3. schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan (art. 1:1 Awb), publiekrechtelijke rechtshandeling.
  4. markt ordening is schriftelijk, verordening door de gemeenteraad (bestuursorgaan), wijziging in de marktverordening dus het is een rechtshandeling die publiekrechtelijk is --> eenzijdig besluit, bevoegdheid van de gemeenteraad om gemeentelijke verordeningen vast te stellen  --> dus het is een besluit in de zin van de Awb. Zolang je belanghebbend bent bij dit besluit, kan je dan dus procederen bij de bestuursrechter --> is niet het geval 8:1 Awb --> uitzonderingen art. 8:3 lid 1 sub a, dit geld niet voor Algemeen Verbindende Voorschriften (AVV).

c. Beroep is niet mogelijk. Op grond van Art. 8:3 lid 1 sub a kan hij niet in beroep bij de bestuursrechter, dus Dirk Pieters kan zich tot de burgerlijke rechter richten en zeggen dat er sprake is van een onrechtmatige daad (Guldenmond/Noordwijkerhout) objectum litis leer.

Vraag 4

  1. Striktere scheiding tussen de afdelingen. Hoe minder van de hoogste bestuursrechters je hebt hoe overzichtelijker het wordt. (Kleyn-arrest  als iemand bij de advisering betrokken is geweest, mag hij nooit betrokken worden bij de rechtspraak van dezelfde zaak)

  2. Art. 42 lid 3 wet van de Raad van State --> dubbele benoemingen;

Aantekeningen werkgroep

Een AVV (Algemeen verbindend voorschrift) valt niet onder het toetsingsverbod van art. 120 GW. Dus een AVV kan wel aan de GW getoetst. Formele wetten en verdragen kunnen niet aan de grondwet getoetst worden volgens art. 120 GW. Kan in een proces aanspannen tegen een AVV bij een burgerlijke rechter/civiele rechter wegens onrechtmatige daad.

Een formele wet gaan wel aan het EVRM getoetst worden.

Beschikking (beschikking tegen één iemand, niet van algemene strekking art.1:3 lid2) – besluit (Besluit tegen grotere groep, wel van algemene strekking art.1:3 lid1)

Bezwaar – administratief beroep

Beschikking valt niet onder de uitzonderen van art. 8:1 Awb - Art. 8:2 – 8:5 Awb, dus is wel bevoegd om zich tot de bestuursrechter te richten.

Check page access:
Public
This content is related to:
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017
Check more or recent content:

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 1

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Discriminatie: OM vervolgt Geert Wilders

Het OM gaat PVV-leider Geert Wilders vervolgen wegens discriminatie. Hij wordt vervolgd voor het beledigen van een groep mensen op grond van ras en aanzetten tot discriminatie en haat. Aanleiding voor de vervolging zijn de uitlatingen van Wilders over Marokkanen op 12 en 19 maart 2014 in Den Haag. Op 12 maart zei Wilders tijdens zijn verkiezingscampagne in Loosduinen dat hij 'in Den Haag als het even kan wat minder Marokkanen' zou willen zien. Een week later, op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen, hield Wilders een toespraak in een Haags café. Daar vroeg hij zijn aanhang of ze meer of minder Marokkanen wilden. Toen het publiek 'minder, minder' scandeerde, zei Wilders: 'dan gaan we dat regelen!' Ongeveer 6400 mensen deden aangifte tegen de politicus. Het OM heeft de uitspraken van Wilders onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat ze discriminerend zijn. 'Politici mogen ver gaan in hun uitspraken, dat brengt de vrijheid van meningsuiting met zich mee, maar die vrijheid wordt begrensd door het verbod op discriminatie', aldus het OM.

  1. Welke beginselen van de democratische rechtsstaat zijn in deze casus te herkennen?

Wilders noemt de vervolging een onbegrijpelijk besluit en zei 'Ik heb gezegd wat miljoenen mensen denken en vinden'.

  1. Vind je het terecht dat het Openbaar Ministerie heeft besloten Wilders te vervolgen? En vind je het hierbij van belang is dat de betreffende uitspraken afkomstig waren van een parlementariër?

Vraag 2

Canada gaat IS ook in Syrië bombarderen

Canada gaat ook in Syrië bommen gooien op terreurgroep IS. Nu gooien de Canadezen alleen bommen op doelen van IS in Irak, net als Nederland, maar de Canadese overheid maakte bekend dat die aanvallen worden uitgebreid naar Syrië. Bovendien wordt de missie van de Canadese luchtmacht verlengd tot 30 maart 2016. De regering vroeg dinsdag aan het parlement toestemming voor de uitbreiding en verlenging van de missie en kreeg die. In het Syrische Raqqah bevindt zich het IS-hoofdkwartier. De beweging komt oorspronkelijk uit Irak. De plotselinge en snelle opmars van IS-terroristen in Irak leidde afgelopen jaar tot een internationale militaire coalitie tegen IS. De VS en een aantal Arabische landen vallen doelen in Iran en Syrië aan.

  1. Welke beginselen van de democratische rechtsstaat zijn in deze casus te herkennen?

  2. Waar in de Grondwet staat of de Nederlandse regering toestemming van het parlement nodig heeft voor een vergelijkbare missie?

Vraag 3

Hoe meer de Tweede Kamer de Eerste in zijn greep krijgt, hoe minder de Tweede Kamer gecontroleerd zal worden

Men kan betogen dat pleiten voor afschaffing van de Eerste Kamer ten onrechte in de mode is. Die bescherming lijkt harder nodig dan ooit. Onder het mom van veiligheid surveilleert de overheid naar hartenlust het internet. Onder het mom van

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 2

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Joep is een 23-jarige student die er sterk anarchistische denkbeelden op nahoudt. Tegen de heersende constitutionele en politieke orde koestert hij grote ideologische bezwaren. Zo groot, dat hij op een gegeven moment besluit radicale en militante actie te ondernemen, naar het voorbeeld van de rode bewegingen in Italië en Duitsland uit vooral de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw. Wat Joep concreet probeert te bewerkstelligen, is dat een aantal gezichtsbepalende leden van de Tweede Kamer ervan wordt weerhouden om voor korte of langere tijd vergaderingen van de Tweede Kamer bij te wonen. Om dit doel te bereiken, bedreigt hij deze Kamerleden met geweld. Via anonieme brieven die hij verstuurt naar enkele belangrijke nieuwsredacties laat Joep weten dat de betreffende parlementariërs om het leven worden gebracht, wanneer zij het parlementsgebouw zullen betreden. Om te bewijzen dat het hem menens is, grijpt Joep naar onconventionele middelen. Via Post NL laat hij thuis bij elk van de bewuste Kamerleden een afgehakt paardenhoofd bezorgen, met daarop een brief gestoken waarin hij een aanklacht tegen het constitutionele systeem en de politieke elite formuleert. Heel het land is in rep en roer door de bedreigingen en lugubere postpakketten. En de actie lijkt succes te hebben, want de Kamerleden tot wie de actie van Joep is gericht laten zich niet zien op het Binnenhof. De onrust is echter snel voorbij. Al na een week wordt Joep door de politie in zijn kraag gevat en in hechtenis genomen. Het Openbaar Ministerie bereidt ondertussen een strafrechtelijke vervolging van Joep voor. Via de media lekt naar buiten dat het OM Joep wil vervolgen voor het opzettelijk verhinderen, door bedreiging met geweld, van het bijwonen van vergaderingen van een van beide Kamers der Staten-Generaal door leden hiervan. De straf die het OM zal eisen is naar verluidt twaalf jaar gevangenisstraf. Dit gaat niet iedereen ver genoeg. Op sociale media wordt door verschillende mensen geëist dat Joep bovenop zijn gevangenisstraf ook zijn kiesrecht wordt ontnomen. Iemand die zich op zulke drastische wijze tegen het democratische bestel keert, zou zich volgens deze mensen buiten de bestaande orde plaatsen en geen aanspraak meer mogen maken op een bij uitstek democratisch recht als het kiesrecht.

  1. Leg uit, onder verwijzing naar alle relevante juridische bepalingen, of het mogelijk is Joep uit zijn kiesrecht te ontzetten. Geef, indien dit mogelijk blijkt, ook aan wie bevoegd is hiertoe te beslissen.
  2. Deelt u de mening van de mensen in de casus dat Joep zijn kiesrecht verspeelt door zich op deze manier tegen het democratische bestel te keren?

Vraag 2

  1. Op 5 november 2012, na een formatie van ongeveer twee maanden, kwam het kabinet Rutte II tot stand, bestaande uit de politieke partijen VVD en PvdA. Voor deze formatie werd
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 3

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 3


Vragen

Vraag 1

Tijdens een receptie op de Nederlandse ambassade in de Verenigde Staten houdt de Koning een speech. In deze speech wordt stevige kritiek geuit op het mensenrechtenbeleid van het gastland (de VS), waarbij met name de gevangenneming van terreurverdachten op Guantanamo Bay het moet ontgelden. Als hij het spreekgestoelte verlaat, ziet de Koning er zichtbaar aangedaan uit. Hij had de speech niet zelf geschreven en was van tevoren niet in de gelegenheid te zijn geweest deze door te lezen. Bij navraag blijkt de speech te zijn geschreven door een Nederlandse medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken, die hierin op eigen houtje zijn persoonlijke opvattingen verwerkte.

De verontwaardiging aan de Amerikaanse zijde is groot. Als de minister van Buitenlandse Zaken door Amerikaanse journalisten om zijn mening wordt gevraagd, geeft hij aan dat hij de woorden van de Koning in beginsel onderschrijft, maar dat hij het zelf wat tactvoller zou hebben geformuleerd. Het hele gebeuren leidt tot onmiddellijke ophef in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wil de minister van Buitenlandse Zaken aan de tand voelen over het hele gebeuren.

  1. Kan de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van zijn ambtenaar?
  2. Kan de Koning verantwoordelijk worden gehouden voor de uitspraken die hij (al dan niet vrijwillig) heeft gedaan?
  3. De Tweede Kamer roept de minister van Buitenlandse Zaken ter verantwoording voor de uitspraken die de Koning (al dan niet vrijwillig) heeft gedaan. De minister geeft aan dat niet hij, maar de minister-president verantwoordelijk is voor het handelen van de Koning. Klopt dit?
  4. Kan de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk worden gehouden voor zijn eigen uitspraken in de Amerikaanse pers?

Vraag 2

In de vorige opdracht is gesproken over het ter verantwoording roepen van een minister. De vervolgvraag is uiteraard: hoe gaat zoiets? Breng de verschillende manieren in kaart waarop een minister ter verantwoording kan worden geroepen en breng de daarbij geldende verschillen in kaart.

Vraag 3

Stel dat de minister van Buitenlandse Zaken uit opdracht 1 ook nadat hij verantwoording heeft afgelegd aan de Tweede Kamer zwaar onder vuur blijft liggen. Een aantal fracties in de Tweede Kamer is zelfs van opvatting dat de minister zou moeten opstappen. Is het mogelijk dat de Tweede Kamer de minister tot aftreden dwingt? Zo ja, waar is dat geregeld en hoe gaat dit in zijn werk? 

Vraag 4

Stel dat de Tweede Kamer inderdaad in meerderheid van opvatting is dat de minister van Buitenlandse Zaken zijn ontslag zou moeten indienen en deze opvatting vastlegt in een motie. De minister ziet dat echter niet zitten. Hij wil graag aanblijven en vindt eigenlijk dat de Kamer maar zelf zou moeten opstappen. Kan dat?

Vraag 5

Stel nu dat het in deze bijeenkomst centraal staande conflict niet zou hebben gespeeld tussen de minister en de Tweede Kamer, maar tussen de minister en de Eerste Kamer. Zou uw antwoord bij opdracht 3 en opdracht 4 dan anders luiden?

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 4

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Geef van de volgende instanties aan of ze kunnen worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb en zo ja, of het een “a-orgaan” of een “b-orgaan” betreft:

  1. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht

  2. De Minister van sociale zaken

  3. De Tweede Kamer der Staten Generaal

  4. De Koning

  5. De korpschef van de nationale politie

  6. De directie van De Nederlandsche Bank (zoeken in de Bankwet)

Vraag 2

Schriftelijk – beslissing – bestuursorgaan – publiekrechtelijke rechtshandeling (beslissing). Geef voor elke van onderstaande beslissingen aan of het besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 Awb:

  1. Een onteigening van effectenbezitters en obligatiehouders van SNS Reaal (een bank) op grond van artikel 6.2 lid 1 Wet op het financieel toezicht.
  2. Het ophalen van de vuilnis in Utrecht op maandag morgen door de gemeentelijke reinigingsdienst.
  3. Het beëindigen van een inschrijving op de Universiteit Utrecht door het College van Bestuur vanwege het bepaald gedrag van een student die hem of haar ongeschikt maakt voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt op grond van artikel 7.42 a Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (dit heet: iudicium abeundi).

Antwoordindicatie 

Vraag 1

  1. Ja, a-orgaan omdat de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht onderdeel zijn van de staat (publiekrecht). Is de provincie utrecht een Rechtspersoons ingesteld krachs publiekrecht. ( Art. 2.1 Bw) -> kijken in de provinciewet!! Ja.
    art. 6 Bw: elke provincie heeft Gedupeerde staten, commesaris der koning, enz -> zelfstandig orgaan. Provincie zelf is geen rechtsorgaan van zichzelf, maar wel een rechtspersoon in functie in de zin van de Awb.

  2. Ja, a-orgaan want de Minister van Sociale zaken is een rechtspersoon die krachtens de wet ook publiekrechtelijk is ingesteld. Hij behoort tot de staat. Minister van SZW van Nederland. Eerst kijken of de staat een rechtspersoon ingesteld krachs publiekwet is. Is de minister van sociale zaken een orgaan van Nederland? -> kijken in de grondwet. (Art. 42 lid 1) (Art.44 lid1)-> ministers een ministerie leiden. Dat de ministers opzichzelf ook een eigen functie hebben. Zie Art. 44 lid1. Ministers zijn organen van de staat en deze zijn ingesteld krachtens publiekrecht van Nederland.

  3. Ja, a-orgaan omdat de Tweede Kamer der Staten-Generaal krachtens het publiekrecht is ingesteld. Nee! Neem lid 2 -> kamers der Staten Generaal zijn uitgezonderd van het publieksorgaan in de zin van de Awb. Nl is een rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht, kan je de Tweede Kamer ook zo zien? In artikel 1.1 lid2 is de tweede kamer uitgezonderd van deze regelgeving. Rechterlijke instanties zijn ook uitgezonderd van rechtspersoons krachtens publiekrecht van de

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 5

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 5


Vragen

Vraag 1

Rijden onder invloed is verboden op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Ter controle kan de politie een blaastest afnemen, of, indien de blaastest geen uitkomst oplevert, medewerking vorderen aan een bloedproef of andere wijze van onderzoek. Stel dat dit allemaal is geregeld in art. X van de Wegenverkeerswet 1994. Stel verder dat dit artikel X
in lid 8 ook het volgende bepaalt:
‘Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de wijze van uitvoering van deze bepaling. Deze regels kunnen mede betrekking hebben op de mogelijkheid tot het doen verrichten van een tegenonderzoek.’
(NB. Er wordt in deze vraag steeds de term ‘stel’ gebruikt. De WVW 1994 kan in werkelijkheid iets anders bepalen maar daar dient U bij de beantwoording van deze vraag niet van uit te gaan).

Stel dat de in lid 8 bedoelde nadere regels zijn opgenomen in het Besluit alcoholonderzoeken en dat artikel Y van dit Besluit bepaalt:
‘Onze minister van Veiligheid en Justitie stelt nadere regels omtrent de eisen waaraan ademanalyseapparaten dienen te voldoen en de onderzoeken waaraan zij dienen te zijn onderworpen.’

Stel tenslotte dat op basis hiervan door de Minister van Veiligheid en Justitie de Regeling ademanalyse is vastgesteld, die deze in art. Y van het Besluit bedoelde nadere regels bevat.

  1. Is deze Regeling ademanalyse naar uw oordeel rechtmatig gelet op legaliteitsbeginsel?
  2. Als u vraag a negatief beantwoordt, hoe had de wetgever ervoor kunnen zorgen dat de Regeling ademanalyse wel rechtmatig had kunnen worden vastgesteld?

Vraag 2

In de volgende bepalingen wordt steeds een regelgevende bevoegdheid toegekend. Geef aan of het orgaan dat de bevoegdheid krijgt, deze mag overdragen aan een ander orgaan.

  • Grondwet -> grondwetgever (attributie)
  • Wet -> wetgever (delegatie)
  • Amvb -> regering
  1. Artikel 2 lid 1 GW
  2. Artikel 16 lid 6 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen
  3. Artikel 8 GW
  4. Artikel 10 lid 1 GW
  5. Artikel 5.16a lid 2 Wet milieubeheer

Vraag 3

De actiegroep ‘Bijbelvast’, bestaande uit een aantal radicaal christelijke inwoners van de Amsterdamse grachtengordel, heeft al jaren grote moeite met de jaarlijkse Gay Pride. Homoseksualiteit is volgens hen volstrekt in strijd met de Bijbelse geboden en de openlijke verheerlijking ervan op de mooie Amsterdamse grachten beschouwen zij als een inbreuk op hun privéleven. Op grond van artikel 2:43, aanhef en onder a, van de APV Amsterdam, opgenomen in het hoofdstuk “Orde en Veiligheid”, kan de burgemeester de vergunning voor een evenement weigeren als naar zijn oordeel het evenement gevaar oplevert voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden.

De actiegroep besluit de evenementenvergunning die de Amsterdamse burgemeester op grond van de APV Amsterdam aan de organisatie van de Gay Pride voor 2016 heeft verleend aan te vechten, omdat deze inbreuk maakt op hun godsdienstvrijheid en het recht op eerbiediging van het privéleven. Na overleg met hun advocaat besluiten

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 6

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 6


MC-vragen

Vraag 1

De uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in ‘Sunday Times’ is van belang omdat in deze uitspraak:

  1. de onpartijdigheid van de rechterlijke macht zwaarder weegt dan de vrijheid van meningsuiting;
  2. wordt vastgelegd dat ‘prescribed by law’ alleen betrekking heeft op het geschreven recht, maar niet alleen op wetten in formele zin, maar ook op de regelingen van lagere overheden;
  3. het begrip ‘contempt of court’ een veel wijdere toepassingsruimte krijgt dan alleen het Verenigd Koninkrijk;
  4. wordt vastgelegd dat ongeschreven recht een grondslag voor beperking van grondrechten kan vormen.

Vraag 2

Onlangs heeft de rechter bepaald dat de ontruiming van een kraakpand in Amsterdam op grond van de Wet kraken en leegstand niet is toegestaan wegens strijd met artikel 8 EVRM. Welke stelling over het toetsen aan grondrechten onder het EVRM is juist?

  1. Toetsen van de Wet kraken en leegstand aan artikel 8 EVRM is ingevolge artikel 120 Grondwet mogelijk.
  2. Toetsen van de Wet kraken en leegstand is mogelijk, omdat deze wet een wet in formele zin is en het grondrecht van artikel 8 EVRM slechts door een formele wet (by law = bij wet) kan worden beperkt.

 

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Alleen stelling I is juist.
  3. Alleen stelling II is juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 3

Wat is de primaire functie van klassieke grondrechten?

  1. Het waarborgen van de vrijheid van de burgers tegen inbreuken daarop van andere burgers.
  2. Het waarborgen dat overheidsoptreden dat de burgers bindt op een wettelijke grondslag berust.
  3. Het voor rechterlijke toetsing vatbaar maken van overheidsoptreden waardoor burgers in hun vrijheden worden beperkt.
  4. Het waarborgen van de vrijheden van de burgers ten opzichte van de overheid.

Vraag 4

Onder de term ‘wet’ in de beperkingsclausules van grondrechten opgenomen in de Grondwet, wordt verstaan:

  1. Wetten in formele zin en zelfstandige AMvB’s.
  2. Wetten in formele zin en niet-zelfstandige AMvB’s.
  3. Wetten in formele zin en zelfstandige en niet-zelfstandige AMvB’s.
  4. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

Vraag 5

De heer Grief is deze regering meer dan zat. Grief laat dan ook geen gelegenheid voorbij gaan om krachtig te protesteren. Staande op een podiumpje op het Binnenhof, roept hij per megafoon zijn medeburgers op om het ‘neoliberale kabinetsbeleid’ niet meer te pikken. Kan de overheid deze uitoefening van het recht op vrije meningsuiting van de heer Grief beperken?

  1. Ja, op grond van artikel 7 lid 1 Grondwet indien het algemeen belang dat eist en er een formeel-wettelijke grondslag voor de beperking is.
  2. Ja, op grond van artikel 7 lid 3 Grondwet, echter ten aanzien van de inhoud van de openbaring alleen indien er geen sprake is van censuur en er een formeel-wettelijke grondslag voor de beperking is.
  3. Nee, op grond van artikel 7 lid
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 7

Inleiding Staats- en Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2016/2017 - Week 7


MC-vragen

Vraag 1

Welke gerechten behoren tot de rechterlijke macht?

  1. Rechtbanken, Gerechtshoven en Hoge Raad;
  2. Rechtbanken, Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven;
  3. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven;
  4. Gerechtshoven, Hoge Raad, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 2

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:

  1. Voor het bepalen van de bevoegdheid van de burgerlijke rechter is het fundamentum petendi (de aard van de rechtsbetrekking) doorslaggevend.
  2. Leden van de rechtelijke macht met rechtspraak belast worden door de ministerraad voor het leven benoemd.

 

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Alleen stelling I is juist.
  4. Alleen stelling II is juist.

Vraag 3

Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. In het Arbeidskostenforfait-arrest overwoog de Hoge Raad dat de rechter nimmer rechtsvormend mag optreden, indien belangrijke keuzes van rechtspolitieke aard moeten worden gemaakt.
  2. In het Arbeidskostenforfait-arrest overwoog de Hoge Raad dat de rechter rechtsvormend mag optreden, indien voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet blijkt hoe dit dient te geschieden.
  3. In het Harmonisatiewet-arrest overwoog de Hoge Raad dat het Statuut geen aanknopingspunt bevat om toetsing van de wet aan het Statuut open te stellen.
  4. In het Harmonisatiewet-arrest overwoog de Hoge Raad dat artikel 120 Grondwet enkel een toetsingsverbod van wetten aan de Grondwet inhoudt.

Vraag 4

In het Harmonisatiewetarrest:

  1. oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet ruim moet worden uitgelegd
  2. sloot de Hoge Raad uit dat algemeen verbindende voorschriften aan fundamentele rechtsbeginselen kunnen worden getoetst.
  3. oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet restrictief moet worden uitgelegd.
  4. sloot de Hoge Raad uit dat algemeen verbindende voorschriften aan het Statuut kunnen worden getoetst.

Vraag 5

Welke van de onderstaande beweringen met betrekking tot de rechterlijke onafhankelijkheid is juist?

  1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.
  2. De wetgever mag bepalen dat leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast niet werkelijk voor het leven worden benoemd, maar op een bepaalde leeftijd worden ontslagen.
  3. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de wetgever worden geschorst.
  4. De Grondwet ruimt in de benoemingsprocedure voor leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast geen enkele plaats in voor de Tweede of Eerste Kamer

Open vragen

Vraag 1

Het Benthem-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft grote gevolgen gehad voor (de inrichting van) het stelsel van de rechtsbescherming tegen de overheid.

  1. Waarom diende de Friese garagehouder Benthem een klacht in bij de toenmalige Europese Commissie voor
.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1343
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.