College aantekeningen - Neuropsychologie

Neuropsychologie 2020

 

College 1

  • Is het belangrijk om hier meer van te weten?

    • Onze hersenen zijn het meest complexe levende orgaan op aarde
    • Steeds meer aandoeningen kunnen worden verklaard vanuit kennis over processen in de hersenen en de relatie met gedrag
    • In een multidisciplinair team zal ook vanuit de invalshoek van de neuropsychologie naar een probleem worden gekeken
    • In het onderwijs maken we gebruik van inzichten uit de neuroscience

Gedrag

  • Enkele kenmerken:

    • Heeft zowel doel als functie
    • Reactie op omgeving
    • Bepaald door endocriene systeem en zenuwstelsel
  • Gedrag varieert in:
    • Complexiteit
    • De mate waarin het automatisch en aangeboren is
    • De mate waarin het is aangeleerd

 

De Oudheid: het hart versus het brein

  • Hippocrates (ca 460-370 v Chr.)

“Het dient algemeen bekend te zijn dat de bron van zowel ons plezier, onze vreugde, gelach en vermaak, als van onze smart, pijn, angst en tranen, geen andere is dan de hersenen. Het is in het bijzonder dit orgaan dat ons in staat stelt te denken, te zien en te horen, en het lelijke van het schone, het kwade van het goede, het aangename van het onaangename te onderscheiden. Het zijn de hersenen ook waar zich de zetel bevindt van waanzin en krankzinnigheid, van angsten en verschrikkingen die ons bestormen, dikwijls ’s nachts, maar soms zelfs overdag; daar ligt de oorzaak van slapeloosheid en slaapwandelen, van gedachten die niet willen komen, van vergeten verplichtingen en van zonderlinge verschijnselen.”

    • Empedocles (ca 490-430 v Chr)
    • Galen (ca 129-199)
    • Aristoteles (348-322 v Chr.) en het Mentalisme
      1.  
      1. verantwoordelijk voor het gedrag
      2. invloed op moderne neuropsychologie

 

Middeleeuwen en Renaissance:

Op observatie gebaseerde neuroanatomie

      • Leonardo da Vinci (1452-1519)
      • Vesalius (1514-1564)

17de eeuw:

Begin van moderne wetenschap van het brein

      • Descartes (1596-1650) en het Dualisme
      • Lichaam=stoffelijk; Geest=niet-stoffelijk
      • Lichaam-geestprobleem

18de eeuw:

Elektriciteit van het brein

    • Galvani (1737-1798)

19de eeuw:

Lokalisatie van functies

    • Gall (1758-1828) en Spurzheim (1776-1832)
    • Paul Broca (1824-1880)
      1. Monsieur Leborgne (‘Tan’)
      1. van Broca (productie van taal)

Evolutie, genen en gedrag

    • Darwin (1809-1892) en het Materialisme

      1. verklaren door de werking van het  zenuwstelsel, er is geen rol voor de mind

20ste eeuw:

Neurotransmitters, psychofarmaca, kraken DNA-code

    • Otto Loewi (1873-1961)
    • Francis Crick (1916-2004) en James Watson (1928- )

21e eeuw

  • Nieuwe methoden, opkomst hersenscantechnieken
  • Intensievere samenwerking tussen disciplines
  • Nieuwe inzichten verschijnen in hoog tempo → sterke toename van publicaties (echter niet allemaal evidence-based; ontstaan neuromythes)
  • Onderzoeksgeld voor fundamenteel en toegepast onderzoek

Zenuwstelsel

Ons zenuwstelsel kan je schematisch opdelen. Een centraal deel en een Perifeer deel. Het centrale deel (belangrijkste deel) kan je weer opdelen is hersenen en het ruggenmerg. Het perifeer deel kan je opdelen in somatisch en autonomisch. Somatisch deel zorgt voor interacties met de buitenwereld. Autonoom deel stuurt onze organen aan.

 

Als we naar onszelf kijken zien we geen hersenen. Je moet haar, huid, bot, en nog andere dingen weg halen voordat je bij de hersenen komt. De hersenen worden op verschillende manieren beschermd.

  • Botstructuur
  • Drie menignen, drie hersenvliezen: dura, arachiroid, pia. Spinnenwebvlies. Dun vlies dat boven het derde vlies (pia) ligt.
              • Tussen deze hersenvliezen stroomt hersenvocht (halve liter per dag). Oud hersenvloeistof stroomt weg door de bloedvaten in ons lichaam. Dit hersenvloeistof stroomt ook om het ruggenmerg heen.
              • Bloedvaatwanden.

Als het niet goed gaat met de bloedvaatwanden kan iemand een hersenvliesontsteking krijgen.

Je kan op allerlei manieren naar hersenen kijken. Je hebt verschillende delen.

  • Grote hersenen (voorkant)
  • Kleine hersenen (die bal eronder) vele kleinere plooien
  • Hersenstam (stokje eronder)

Net zoals een worst een vliesje heeft en een boom een schors, hebben onze hersenen ook een schors (hersenschors/cortex). Dit is 1,5-3 mm en omvat 80% van de hersenen. En bestaat uit 6 verschillende lagen cellen.

Hersenhelften

Je hebt twee hersenhelften. Ze zijn bijna symetrisch. Wel zijn de helften met elkaar verweven en staan met elkaar in verbinding. De hersenbalk (corpescollosum) verbindt de twee hersenhelften. Geen enkel brein ziet er hetzelfde uit, iedereen heeft een unieke kronkeling.

Hersenkwabben

fig_1Frontaalkwab is het hele gebied aan de voorkant, zowel links als rechts. Dit is de manager van ons brein. Deze regelt heel veel. Een hele groep gebieden die de hersenen regelen. Het andere gebied is de occipitaalkwab (achterhoofd). Deze is vooral belangrijk voor het zien, staat in verbinding met onze ogen. Maar de kwabben functioneren nooit afzonderlijk, altijd in relatie met elkaar. Wat we zien, wat binnen komt via onze ogen komt dus eerst terecht in de occipitaalkwab, en moet daarna geïnterpreteerd worden door de frontaalkwab.

Aan de zijkant (boven oor) ligt de temporaalkwab, deze is belangrijk voor het onthouden en herkennen van zaken. Ook belangrijk voor ons gehoor.

Een ander groot gebied is de parientaalkwab. Deze is betrokken bij zintuigelijke en cognitieve functies: ruimtelijk vaardigheid, rekenen, lezen

Als je een verticale scheiding maakt in de hersenen zie je goed de hersenbalk, grote en kleine hersenhelften, en de hersenstam.

Als je een horizontale scheiding maakt in de hersenen, kijk je van bovenaf op de hersenen. Dan kan je goed de hersenkamers zien.

 

Binnen onze hersenen liggen allemaal structuren. Emoties worden aangestuurd door deze structuren. Bepaalde ziektes (Gilles de la Tourette / Parkinson) komt door de basale genitale.

Door elektriciteit worden signalen van cellen aan elkaar door gegeven (neuronen).

Centrale zenuwstelsel: ruggenmerg

Ruggenmerg is een verlenging van de ruggenstam tot aan het stuitje. Het is een kwetsbare kabel, die wordt beschermd door ruggenwervels.

Waarom is het ruggenmerg belangrijk voor ons functioneren?

Als we lopen en er ligt een punaise op de grond. Om te voorkomen dat je daar in gaat staan moet er informatie naar onze hersenen toe. Als je de punaise aanraakt gaat er razendsnel een reactie van je voet naar je brein en trek je je voet op. Via de ruggenmerg gaat het signaal van je brein naar je voet.

Als gevolg van een ongeluk kan men schade oplopen aan de ruggenmerg. Dit kan een dwarslaesie tot gevolg hebben. Dit kan bovenaan het ruggenmerg gebeuren, dat is ernstig. De signalen van je onderlichaam naar je brein en andersom werken dan niet meer. Hoe hoger in het ruggenmerg, hoe erger de dwarslaesie. Als het helemaal boven gebeurt worden je armen en je benen uitgeschakeld.

Perifere zenuwstelsel

Het somatische deel controleert interacties met de buitenwereld door twaalf paar hersenzenuwen. Sommige zenuwcellen kunnen terug communiceren en sommige niet. Je hoeft niet al deze 12 uit je hoofd te kennen.

Het autonome deel wordt opgedeeld in twee delen: sympathisch en parasympatisch deel. Het lichaam kan zich klaar maken voor een reactie: fight or flight. Het is hierbij belangrijk dat je hart voldoende pompt en dat je genoeg zuurstof hebt, en dat je spijsvertering passief is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fig03-05College 2

Puntje is kern van de cel, waar dna is vastgelegd. Stamcellen kunnen 350 typen cellen zich ontwikkelen. Dit gebeurt in de prenatale ontwikkeling, genen staan aan of uit in de stamcel. De stamcel kan op verschillende plekken in onze hersenen liggen en er kunnen verschillende cellen naast de stamcel liggen. Een stamcel kan zichzelf delen; in twee nieuwe cellen. Een cel die zich steeds verder gaat ontwikkelen en een cel die zich opslaat als stamcel. Als er een hersenletsel ontstaat, bijvoorbeeld bij een trauma. Dan kunnen de onontwikkelde stamcellen zich alsnog gaan ontwikkelen om de schade op te vangen.

Alle neuronen. In je lichaam zitten 15x zoveel cellen als er mensen op de aarde zijn. Elke cel heeft pas een functie als de cellen gaan communiceren met elkaar. Een cel is opgebouwd uit:

fig01-09Cellichaam

  • Bevat genetische informatie

Dendrieten

  • Vergroting oppervlakte cel
  • Contactpunten (spines)

Axon

  • Uitloper
  • Vertakkingen aan het eind (teleodendria)

 

De signalen naar de dentrieten komen van de axonen. Die overdracht van de signalen (communiceren) dat is wat ons uniek maakt als mens.

Gliacellen

We hebben nog 10x zoveel gliacellen als neuronen. Ze zijn een soort vuilopruimers. Als je een hersenbeschadiging hebt en de cellen werken niet meer moeten die uit het lichaam verwijderd worden; dit doen de gliacellen. Ook scheiden ze verschillende typen netwerken. En ze wijzen de weg in ons brein. Een type gliacel maakt een stof aan; myeline, een dikke witte stof. Dit zit om de axonen heen als isolerende laag. Hersenen hebben wittig en grijzig deel. Bij wit is het myeline dus aanwezig. Hierdoor wordt de communicatie tussen de cellen sneller. Eerst: 2meter per seconde, met myeline: 120m per seconde.  

 

 

 

tb03-01Er zijn verschillende soorten gliacellen.

Gliacellen zorgen voor stevigheid van het netwerk.

Einstein had veel meer gliacellen dan andere mensen. Hierdoor kreeg hij wellicht meer zuurstof in zijn hersenen en kon hij beter nadenken.

Experiment van Loewi:

Twee harten uit twee kikkers. In één hart heeft hij een hersenzenuw laten zitten. Hij ging dit verbinden met een apparaat en ging de hersenzenuw stimuleren. Het hart ritme veranderde: de hartslagen gingen slomer. Hij ging water van het glas met de hersenzenuw in het andere glas doen. Het hart zonder hersenzenuw ging nu ook slomer kloppen. Het vertragen van de hartslag komt dus door een stofje dat de hersenzenuw af geeft.

 (Synaps) – Een gespecialiseerde intercellulaire communicatieplek waar informatie tussen twee zenuwcellen wordt uitgewisseld, meestal door middel van een neurotransmitter.

De donkere ruimte tussen het einde van de axon en het begin van de dendriet heet de synaps.

Niet alle signalen die de neurotransmitter door geeft komt terecht in de dendriet.

Bij depressie kan je medicijnen (prosac) slikken die de overige neurotransmittersstof alsof vrij laat en geactiveerd worden.

 

 

Na het sporten heb je een goed gevoel. Dat wordt veroorzaakt door een neurotransmitter; endorfine. Ook kan dit worden opgewekt door drugs; heroine, dit stofje heet oxytocine.

Bij het SIDS is het ademhalingssysteem van de baby onvoldoende ontwikkeld. Vooral in de buiklig krijgt het kind onvoldoende zuurstof in de hersenen en onvoldoende prikkels om zich weer op te draaien.

Zikavirus wordt overgebracht door een mug. Als een vrouw zwanger is en gestoken wordt heeft het kind de kans om microcefalie te krijgen. Dan ontwikkelen de hersenen zich niet goed. De omvang van het hoofd is kleiner.

Cortex wordt van binnen naar buiten opgebouwd. Gliacellen zijn de tomtomcellen van ons brein. Gliacellen begeleiden neuronen naar de cellen.

Grijze stof zijn gebieden die nog niet geactiveerd zijn. Mensen van 60 hebben nog steeds grijze gebieden en hebben dus nog steeds ruimte voor ontwikkeling.

College 3

fig16-01Anatomie van de frontaalkwab

Afgegrensd door de centrale sulcus

Omvat ruim 30% van de cortex

3 hoofdgebieden:

  • Motorisch (gebied 4)
  •  
  • Premotorisch (gebied 6 en 8)                                                                                             Omvat 4 subregio’s
    • Premotorisch cortex
    • Supplementary motor cortex
    • Frontal eye field
    • Supplementary eye field

 

  • Prefrontaal                                                   

 Omvat 3 subregio’s

    • Dorsolaterale prefrontale Cortex
    • Inferior (ventrale) frontale Cortex (ook wel orbitofrontale cortex)
    • Medial Frontal Cortex

 

Theorie functioneren

Illustratief voorbeeld: je verzint iets in de middag en wilt dat de avond nog uitvoeren

  • Planning en selectie
  • Vermijden afleidende stimuli
  • Onthouden wat moet gebeuren/is gedaan

Executieve Functies

  • Parapluterm, hogere cognitieve vaardigheden
  • Belangrijk in dagelijks leven, in het onderwijs
  • Andere situaties waarin ze een rol spelen

 

Motorische cortex: beweging

Premotorische cortex: selectie bewegingen

Prefrontale cortex: controleert cognitieve processen zodat het op juiste manier en tijd wordt uitgevoerd

 

Interne (gestimuleerd vanuit jezelf), externe cues (gestimuleerd vanuit omgeving), context van belang

‘Autonoetic awareness’

 

Asymmetrie

Linker hemisfeer

  • Taal
  • Coderen van info in het geheugen

Rechter hemisfeer

  • Nonverbale bewegingen, gelaatsuitdrukkingen
  • Terughalen herinneringen

Verdeling eerder relatief dan absoluut

 

Phineas Gage heeft een speciale beroerte in zijn hersenen gehad, waardoor hij erg is veranderd. Zijn emoties zijn erg vlak.

Groepen symptomen van frontaalkwablaesies

  • Verstoring motorisch functioneren
  • Moeite met divergent denken
  • Problemen met controle van gedrag
  • Overige problemen op vlak van werkgeheugen, sociaal en seksueel gedrag, persoonlijkheid

 

Problemen met motorisch functioneren

  • Fijne motoriek
  • Uitvoering/Programmering bewegingen (tennisopslag)
  • Oogbewegingen (kijken naar een person, eerst hoofd)
  • Verstoring spraak

 

Convergent denken/redeneren: 1 juist antwoord (sommetjes)

Divergent denken/redeneren: creatief denken (zoveel mogelijk woorden met een s)

Gebrek aan creativiteit in denken, uitdrukkingsvaardigheid, spontaan gedrag

 

Problemen met controle van gedrag

  • Nemen van risico’s

    • Iowa Gambling Task
    • Schade orbitofrontale cortex
  • Tekorten in zelfregulatie
  • Moeite met associatief leren
  • Verstoring sociaal en seksueel gedrag
  • Veranderingen persoonlijkheid
    • Pseudodepressie

Laesies linker frontaalkwab

Apathie, onverschilligheid, gebrek aan initiatief

Verminderde seksuele interesse, weinig emoties

    • Pseudopsychopathy

Laesies rechter frontaalkwab

Onvolwassen gedrag, gebrek aan tact

Promiscue seksueel gedrag

Grof taalgebruik, moeite sociale omgang, toename motorische activiteit

 

Ziektes; relatie met functioneren frontaalkwab

  • Schizofrenie

Buitensporige activiteit van dopamine

Verminderde bloedstroom naar frontaalkwab

  • Ziekte van Parkinson

Verlies dopaminerge cellen (in substantia nigra)

  • Ziekte van Korsakov

Vooral veroorzaakt door langdurig overmatig alcoholgebruik

(Ernstige) beperkingen lichamelijk (lever, nieren, hart) en psychisch gebied (gedesoriënteerd), eerst korte termijn daarna lange termijn geheugen beschadigd.

 

TBI (traumatisch hersenletsel)

fig26-01Als gevolg van: val, verkeersongeluk, tijdens (contact)sporten, geweld, in oorlogssituaties

Prevalentie: Europa 1,6 miljoen; NL mininaal 85.000 per jaar

Incidentie, belangrijke factoren: leeftijd, geslacht

 

Aantasting hersenfuncties door:

  • Directe schade, kneuzing, afbraak axonen
  • Verstoring bloedvoorziening, bloedingen
  • Zwellingen, oedeemvorming (vochtvorming)
  • Infecties
  • Littekenvorming (‘haard’ voor ontwikkelen epilepsie)

2 types tbi:

1. Open schedelhersenletsel (‘Open-head injuries’)

Opening naar buiten, kans op infectie. Breuk in de hersenen.

Doorboring van schedel

Slachtoffers meestal niet buiten bewustzijn (wel bij gesloten hersenletsel)

Specifieke neurologische symptomen

Deels spontaan herstel

 

2. Gesloten schedelhersenletsel (‘Closed-head injuries’)

Vallen en je hoofd stoten. De occipitaalkwab krijgt schade, daardoor ook schade aan de voorkant.

Letsel:

Coup, countercoup, uitrekking / beschadiging zenuwbanen, bloedingen en zwellingen, oedeem (hersenschudding)

Coma:

Bewustzijnsverlies

Duur kan dienen als maat voor de ernst van de opgelopen schade

Vaak overlijden bij het lange tijd (langer dan een maand) liggen in een coma.

 

Diagnostiek tbi

MRI

Glasgow Coma Scale

Objectieve indicator

Post-Traumatische Amnesie

Correlatie met latere geheugenproblemen

 

Impact tbi

Heterogeniteit aan combinaties

Relatie met o.a. de plaats in de hersenen, omvang, leeftijd waarop letsel is ontstaan

‘Growing into deficit’

Als je op 2 jarige leeftijd een hersenletsel oploopt en nog maar twee woordjes kon spreken kan het zijn dat het pas later opvalt. Bij 3 of 4 jaar kan je dan zien dat de taalontwikkeling achter blijft.

 

Tumoren

Weefsel dat onafhankelijk groeit van het omliggende weefsel

Goedaardig

Keert na verwijdering meestal niet terug

Dubbel zien is een duidelijk teken van het hebben van een tumor

Kwaadaardig

(Grotere) Kans op terugkeer

Progressief, levensbedreigend

Diverse symptomen

  • Ingekapselde tumor

Afzonderlijke entiteit

Oefent druk uit

  • Infiltrerende tumor

Verbonden met omliggend weefsel

Vernietigt normale cellen en interfeert met functies

  • Glioma’s

Ontstaan vanuit gliacellen

  • Meningioma’s

Vergroeien met meningen (hersenvliezen)

Leiden vaak tot epileptische aanvallen

  • Uitgezaaide tumor

Slechte prognose

  • Behandeling

Operatief

Bestraling

 

 

Epilepsie

  • Terugkerende aanvallen
  • Symptomatische aanvallen

Specifieke oorzaak

  • Ideopathische aanvallen

Spontaan, geen specifieke oorzaak

  • Symptomen, oa:

Aura

Bewustzijnsverlies

Onwillekeurige bewegingen

  • Oorzaken:

Aangeboren

Of later ontstaan

  • Typen aanvallen

Partieel (‘focal seizures’)

Gegeneraliseerde (‘grand mal’)

Akinetisch, Myoclonisch

  • EEG-onderzoek
  • Behandeling

Medicatie

Chirurgie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 4

figCO18H.M. case

Ernstige epilepsie →  onvoldoende reactie op anti-epileptica

Operatie door William Scoville                 (temporaalkwab → hippocampus)

Ongeluk met fiets

Geheugenverlies na de operatie (anterograde amnesie). Hij kon niks meer opslaan, geen nieuwe herinneringen maken. Dingen van vroeger kon hij zich nog wel herinneren.

Groot deel van de hypocampus werd weg gehaald; geconstateerd dat dit dus een belangrijk deel was voor het geheugen; voor het onthouden van dingen.

Bovengemiddelde intelligentie (IQ=118), begrip van taal normaal

Herinnering aan gebeurtenissen van voor de operatie

 

fig18-03Amnesie

Gedeeltelijk of totaal verlies van het geheugen

We hebben er allemaal (ooit) wel eens mee te maken (gehad)

Verschillende vormen, zoals:

Infantiele amnesie

Verlies van herinneringen aan onze eerste levensjaren

Voorbijgaande globale amnesie (transient global amnesia)

Plotseling begin, meestal kort beloop, verschillende oorzaken (door een val bijvoorbeeld)

Anterograde amnesie

Retrograde amnesia

 

Hoe kan het dat ‘oudere’ herinneringen bewaard blijven en meer ‘recentere/jongere’ herinneringen uit de tijd vlak voor het hersenletsel verloren gaan?

Consolidatie Theorie (vastleggen van herinneringen)

Rol van hippocampus bij vastleggen permanente herinneringen

Sommige herinneren heb je al vaak opgehaald in je leven en die sla je elke keer dat je ze ophaalt weer opnieuw op. Hoe vaker je oude herinneringen hebt opgehaald, hoe steviger ze vastliggen.

Multiple-trace Theorie

Verschillende soorten geheugen (visueel/auditief), ieder gerelateerd aan ander gebied in  hersenen

Herinneringen veranderen in de loop der tijd, ‘oudere’ herinneringen proces vaker ondergaan, meer resistent

Reconsolidatie Theorie

Elke keer wanneer herinnering wordt opgehaald, wordt deze opgeslagen als    een nieuwe herinnering

Aspecten van het geheugen:

Opslag

Vasthouden/Bewaren

Terughalen van informatie

Verschillende geheugensystemen

Model werkgeheugen volgens Baddeley (2000

Het kort termijn geheugen is beperkt, lange termijn geheugen is onbeperkt. Fonologisch is talig. Episodisch is ervaringen

Geheugensysteem: fig18-01

Componenten van het lange termijn geheugen

 

Expliciet geheugen

Bewust

Autobiografisch of episodisch geheugen

Persoonlijke gebeurtenissen uit verleden (eerste vriendje)

Semantisch geheugen

Alles wat niet autobiografisch is (feitjes, schoolse kennis)

Kennis van de wereld (historische gebeurtenissen/figuren, kennis van taal, rekenen enz.)

Intact bij patiënt H.M. (hij kon nog kruiswoord puzzels oplossen)

 

Impliciet geheugen

Vaardigheden (bijv. fietsen, zwemmen)

Onbewust

Patiënt H.M.

In staat tot het leren van een motorische taak (steeds beter worden in het inkleuren van een ster)

(alhoewel hij geen idee had de taak ooit eerder te hebben gedaan)

Priming

Sneller herkennen van of reageren op bepaalde stimulus als deze eerder is waargenomen

Primingtaken, oa:

Gollin Incomplete Figuren Test

Impliciet en expliciet geheugen werken onafhankelijk

 

Emotioneel geheugen

Geheugen voor affectieve eigenschappen stimuli

Bewust en onbewust

Diagnostiek van geheugenproblemen bij kinderen

Uitspraak doen over kwaliteit en capaciteit van geheugenprocessen

Geheugentesten

Anamnese (ouders, leerkracht)

Assessment

Kan het gecompenseerd worden?

(niet alleen richten op geheugenproblemen, kijken naar neurocognitieve ontwikkeling)

Nagaan hoe het zit met de beïnvloeding van geheugenprestaties

(door bijv. eigenschappen van het kind)

 

Behandeling

In hoeverre kan het geheugen direct worden getraind?

Wat zijn mogelijkheden voor compensatie?

Waar kan de omgeving worden aangepast?

Psycho-educatie

 

Temporaal-frontaalkwab neurale basis voor expliciet geheugen

 

Hyppocampus

fig18-07 fig18-07

 

 

fig18-08Hippocampus maakt deel van een groter geheel. Onderdeel van limpische systeem (voor emoties), samen met Amygdala en hipotalamus.

Onderdeel van limbische systeem (samen met hypothalamus en amygdala)

Korrelvormige cellen (granule)

Onderste deel van hippocampus (dentate gyrus)

Sensorische cellen

Piramide cellen

Ammon’s hoorn

Motorische cellen (visueel waarnemen, maar ook met pen beweging making)

 

Taxichauffeurs Londen (knowledge test waarbij je 320 routes en 2000 landmarks uit je hoofd moet kennen)

 

 

 

 

 

 

 

 

Impliciet geheugen

fig18-14 fig18-14

 

fig18-15Emoties

Amygdala (onderdeel limbische systeem); zorgt voor emotionele koppeling in lange termijn geheugen

Schade geen invloed op impliciet of  expliciet geheugen

Aandoeningen met afwijkend functioneren van het geheugen

 

Herpes simplex encefalitis

Ontsteking hersenweefsel

NB-er: Clive Wearing  http://www.youtube.com/watch?v=Vwigmktix2Y

Ziekte van Korsakov

Anterograde en retrograde amnesie, afasie, confabulaties, gebrek aan ziekteinzicht, apathisch

Thiamine (vitamine B1) tekort. Enorm te kort, niet op te lossen met een vitamine pil.

Schade in mediale thalamus, hypothalamus; atrofie (wegkwijnen)

Dementie

Degeneratief

Non-degeneratief (vasculair, endocrien, toxisch, ontsteking, ondervoeding)

Ziekte van Alzheimer

Degeneratief

Meestal > 65 jr, maar ook vroege vorm

Voortschrijdende cognitieve achteruitgang (verdwalen in eigen huis),                                                                      mogelijke stemmingsveranderingen

Amyloïde plaques, neurofibrillaire kluwen

Pas vast te stellen nadat iemand dood is en je de hersenen kan onderzoeken

Rol van eiwitten, erfelijke factoren, overige factoren                                                         (aluminium, kwik, andere metalen, tekort aan vitaminen, diabetes). Als gevolg van Alzheimer vergeten mensen goede voedingsstoffen in te nemen en dat zorgt voor gebrek in de hersenen.

Behandeling: geen genezing, medicatie. Alleen medicatie om beter te slapen oid, er bestaat nog niks om het geheugen te verbeteren.

 

Bijzondere vormen van geheugen (ASS)

Syndroom van Asperger:

Pervasieve ontwikkelingsstoornis

Gemiddeld tot hooggemiddelde intelligentie, en bijzondere geestelijke vermogens (uitblinken in een bepaalde vaardigheden)

Savant: Iemand met autisme spectrum stoornis en zeer bijzondere geestelijke vermogens op een bepaald terrein

NB-er: casus S.

Synesthesie : koppelen van zintuigen (zien/horen/voelen) gaat om een betere verbinding dan bij gemiddelde mensen. De onnodige dingen worden verwijderd. Ze koppelen dagen aan kleuren en kunnen daardoor beter en meer dingen onthouden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 5

 

Wat is emotie?

 

  • Veel gebruikte (paraplu)term. Emotie en gevoel is niet hetzelfde. Vanuit biologische zin zijn emoties affectieve reacties die wordt gevormd door het limbische system, ontstaat vanzelf.
  • Subjectief-ervaren, affectgeladen toestanden
  • Latijn ‘emovere’ = doen bewegen, opjagen
  • Bron van controverses (bijv. bij het nemen van beslissingen)
  • Samenhang met sociale cognitie
  • Componenten van emotioneel gedrag
    • Fysiologische component
    • Motorisch gedrag (kijkrichting/stemhoogte/algemene indruk)
    • Cognitieve evaluatie
    • Onbewust gedrag (intuïtie)

 

Paul Ekman,  6 basisemoties:

    • Blijheid
    • Verbazing
    • Angst
    • Afschuw
    • Boosheid
    • Verdriet
  • Universele herkenning
    • Invloed cultuur

 

 

Eerste studies begin 20ste eeuw

    • Onderzoek bij dieren
    • Philip Brard: Thalamus en hypothalamus, neuraal circuit voor openlijke expressie van emoties en autonome responsen

James Papez

    • ‘Limbische kwab’

Klüver-Bucy syndroom

    • Buitengewoon gedrag bij resusapen na verwijderen delen van de temporaalkwabben
    • Zelden bij mensen  (agv hersenontsteking, herpes, chirurgie)

fig20-04Circuits voor emoties in ons brein

  • Amygdala (één rechts en één links) en prefrontale cortex spelen belangrijke rol

Amygdala

    • Input vanuit sensorische systemen
    • Multimodale cellen
    • Binnenste van ons brein
    • Afzonderlijke kernen
    • Reageert op prikkels van angst
    • Gaat automatisch

 

fig20-05

Limbisch Systeem à

Werkt samen met hipotalemus

en hipocampus en amygdala

 

 

Emotie theorieën

James-Lange Theorie

 

 

Het gevoel dat je lichaam reageert wekt het gevoel op dat er iets aan de hand is

 

Somatische Marker Theorie (Damasio)

  • Verklaren scala aan emoties
  • Afname lichamelijke reacties leidt tot mindere sterke waarneming emoties
  • Fundamenteel om te overleven (in sociale groep)
  • Belangrijk bij rationele beslissingen
  • Emoties van mensen om je heen moet je ook snappen om jouw gedrag daar op aan te passen
  • Emoties geven zetje tot bepaald gedrag
  • Emoties zijn grotendeels onbewust

 

Cognitieve-Emotionele Interactie Theorie (LeDoux)

  • Emoties vergroten overleving
  • Nauw verbonden met cognitie
  • Richt zich op angst en vrees
  • Context speelt belangrijke rol
  • 2 manieren van verwerken (korte/lange route)

 

Emotionele informatieverwerking

Korte route: emoties vanuit omgeving in talamus, daarna in amygdale; fight or flight.

Lange route: na de talamus komt het ook in de hipocampus en die zoekt contact met de amygdala

 

Productie van emotioneel gedrag

  • Laesies in linker hemisfeer :  vlak gedrag, depressieve symptomen
  • Anterieure laesies verminderen gezichtsexpressies
  • Laesies linker frontaalkwab: spreken weinig
  • Laesies rechter frontaalkwab: gaan veel meer praten

 

Interpretatie van emotioneel gedrag

Onderzoek Borod et all.

  • Laesies rechter hemisfeer: tekorten op gebied van begrijpen en beoordelen emoties (niet kunnen inleven)
  • Laesies rechter frontaalkwab: moeite met gebruik van en begrijpen humor

 

 

Sociale cognitieve neurosciences

  • Begrijpen handelingen van anderen

    • Spiegelneuronen, interpretatie lichaamstaal en gedrag van anderen
    • Spiegelneuronen is het na doen van anderen, spiegelen van anderen. Kinderen met ASS hebben een mindere werkring van spiegelneuronen
    • Begrijpen bedoelingen van anderen
    • Theory of mind
      • Vermogen om beeld te vormen van perspectief van een ander
      • Noodzakelijke voorwaarde om empatisch te kunnen zijn

Filmpje ‘False Belief’ Test   http://youtu.be/8hLubgpY2_w

  • Zelfherkenning (en zelfbewustzijn)

    • Zowel bij mensen als apen, niet bij andere dieren.
    • Vanaf ongeveer 1,5 jaar kunnen kinderen zichzelf herkennen
    • Activatie rechter frontale en parietale gebieden

Filmpje Rouge Test   http://youtu.be/M2I0kwSua44

 

Psychiatrische aandoeningen

 

  • Biologische, anatomische en/of genetische basis
  • DSM-5
  • Schizofrenie   
    • Wanen
    • Hallucinaties
    • Onsamenhangende spraak; woorden die mensen niet kennen en begrijpen
    • Chaotisch, onsamenhangend of katabool gedrag
    • ‘Negatieve’ symptomen (afstomping van gevoelens, verlies aan daadkracht en interesse)
    • Filmpje: https://youtu.be/zKIyuNRtay4

      Tedtalk ‘schizofrenie’: https://youtu.be/sE3gxX5CiW0

    • Er zijn mensen die herstellen, maar bij weinig. Bij sommige blijft het niveau steken en bij sommige wordt het steeds erger in de loop van de jaren

 

  • Hersenen wegen minder
  • Grotere ventrikels
  • Werkgeheugen is aangetast; verwerken van nieuwe informatie gaat moeilijk
  • Kleinere frontaalkwab, minder neuronen in prefrontale cortex
  • Afwijkende celstructuren in prefrontale cortex en hippocampus
  • Afwijkend functioneren prefrontale cortex
  • Afwijkende activiteit dopamine
    • Antipsychotica: werken in op dopaminerge activiteit in de synaps
    • Symptomen van psychose tegengaan
  • Verschillende andere biochemische afwijkingen
    • O.a. Glutamaat, GABA
    • Tussen patiënten aanzienlijke variatie
  • Grote variatie in afwijkingen in het brein en symptomen

Indeling Timothy Crow:

  • Type I: Acute schizofrenie

    • Positieve symptomen
    • Reageren goed op antipsychotica (medicatie)
    • Type II: Chronische schizofrenie
    • Negatieve symptomen
    • Reageren slecht op antipsychotica
    • Structurele afwijkingen in brein
    • Gemengde type (type I and II symptomen) ongeveer 30%
  • Openbaart zich vaak tijdens late adolescentie (3% is jonger dan 16 jaar)
  • Meerdere factoren:
    • Combinatie van genen
    • Potentieel nadelige pre- en perinatale gevolgen
    • Situatie in Nederland
    • 1 op de 100, elk jaar 3000 nieuwe patiënten
    • Mannen > Vrouwen
    • Risico voor familieleden van een patiënt: eeneiige tweeling 48%,           tweeling 17%, kind 13%, broer/zus 9%, oom/tante 2%
    • 80.000 mensen in NL met schizofrenie

 

Stemmingsstoornissen

  • Klinische depressie

    • Gevoel van schuld, hulpeloosheid
    • Veranderingen in activiteitenniveau (rusteloosheid, langzamer bewegen)
    • Verstoord slaappatroon
    • Veranderde eetlust
    • Verminderd concentratievermogen
    • Vermoeidheid, energieverlies
    • Terugkerende gedachten aan de dood

Hypothalamus-Hypofyse-Bijnieras (HPA-as) stress

    • Verstoord systeem, overproductie cortisol; chronische stress
    • Stressregulatie is verstoord bij mensen met een depressie.
    • Hypothalamus is verbinding tussen zenuwstelsel en hormonale stelsel; prikkels buitenwereld komt in Hypothalamus en geeft een stofje (CRF) en verstuurd dit naar Hypofyse (ACTH). Een hormoon wordt afgegeven aan bloedbaan en komt in de bijnieren (cortisol). Het is een continu proces.
    • Mensen met een depressie hebben steeds te veel cortisol in het lichaam en daardoor hebben ze veel stress.
    • Fluoxetine (Prozac)
    • Serotonine-heropname blocker
    • Door Prozac wordt het serotonine aangezet en dat heeft effect op het stressniveau.

Methabolische activiteit

Verminderde activiteit in (Dolan et all):

    • Dorsolaterale en mediale prefrontale gebieden
    • Verminderd geheugen en aandacht

Verhoogde activiteit in (Drevet et all):

    • Orbitale gebieden:
    • Hogere activiteit leidt tot minder depressieve symptomen
    • Onderdrukken activiteit van amygdala
    • Amygdala: verhoogde activiteit HPA-as 
    • Mediale thalamus

Slaap-waak cyclus: veranderd agv verminderde activiteit serotine

 

 

  • Manie

    • Uitgelaten stemming
    • Hyperactiviteit
  • Bipolaire stoornis
    • Afwisselende periodes van depressie en manie. Dit kan heel snel zijn
    • Snel verslaafd aan drugs of alcohol

Moorhead et all.

  • Afname grijze stof in temporaalkwab en kleine hersenen

    • Verband met aantal doorgemaakte episodes
    • Progressief neurodegeneratief aspect
  • Sensitisatie Model
    • Gevoelig voor stress, drugs
    • Episodes veranderen het brein

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 6

 

  • Aandacht en executieve functies

    • Sterke onderlinge relatie
    • Geen eenduidige afgrenzing

 

  • Executieve functies (denk ook terug aan het eerdere college)

    • Cognitieve processen, reguleren van gedrag
    • Essentieel in alledaagse taken, school, werk
    • O.a. aandacht, inhibitie, werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit, planning

 

EF ontwikkelen zich in een verschillend tempo

    • Bij meisjes wat eerder
    • Zijn er nog andere voorspellers naast geslacht?
    • Zijn ontwikkelingstrajecten van EF beïnvloedbaar?

 

Aandacht

  • Overkoepelende term voor verschillende processen
  • Detecteren en selecteren van sensorische informatie uit de omgeving en verdere verwerking van de informatie. Naar mate je ouder wordt, wordt je aandacht en concentratie en verwerking beter. Als men echt oud wordt, gaat het weer achteruit.
  • Goede regulatie van groot belang in het dagelijks leven
    • Aandachtsproblemen bij ontwikkelingsstoornissen
    • Aandacht: actief versus passief (als er opeens een alarm afgaat), (als je ergens in geïnteresseerd bent)
  • Model Posner et all., 3 aandachtsnetwerken:
    • Alertheidsnetwerk (verdeeld over verschillende sectoren in het brein)
    • Oriëntatienetwerk (achter in het brein)
    • Executieve aandachtsnetwerk (voor in het brein)
  • Eerste testen:
    • Getracht via cut-off punt onderscheid te maken (wanneer heeft iemand last van een beschadiging, en wanneer niet)
    • Ontwikkeling testbatterijen
  • Rond 1980 bloeiperiode
  • Moderne onderzoek beïnvloeding door:
    • Ontwikkeling van scantechnieken
    • Cognitieve neuroscience
    • Ontwikkelingen in de zorg
  • Verkrijgen van een compleet en accuraat beeld
  • Wat zijn de symptomen? Waar zit de uitval?
  • Welke gevolgen heeft dit?
  • Wat zijn sterke en zwakke punten?
  • Compensatiemogelijkheden?
  • Wat is de ernst?
  • Welke begeleiding, behandeling is mogelijk?
  • Follow up onderzoek (beloop op lange termijn, effecten van behandeling of medicatie)
  • Wat weet je al en wat nog niet?
  • Meerdere informanten
  • Selectie van testen
    • Hoe gevoelig is een test?
  • Kenmerken van de patiënt
    • Leeftijd
    • Geslacht
    • Intelligentie
    • Cultuur

 

Vrouwen zijn gevoeliger voor visuele stimuli en zijn beter in visuele testen (gezichtsuitdrukkingen/lichaamshoudingen). Mannen zijn beter in het tekenen van een fiets (werktuigen).

 

  • Wechsler  testen:

    • WPPSI (6-16) jaar
    • WISC-III (kleuters/peuters)
    • WAIS (volwassenen)
    • Verbale, performale subtesten
  • Performaal IQ, Verbaal IQ, Totaal IQ
  • Laesie links: lagere verbale score
  • Laesie rechts: lagere performale score
  • Probleem: vaak geen indicatie van het niveau voorafgaand aan een laesie

 

Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau (NIO)

 

  • Intelligentie-index, schooltype-index
  • Doelgroep:
    • Groep 8 van het basisonderwijs, klas 1, 2, 3 van het VO
    • Individueel of klassikaal, op elk moment van het jaar af te nemen
  • Afnameduur ongeveer 2 uur
  • 6 subtesten (3 voor taalkundig inzicht, 2 rekenkundige, 1 ruimtelijk inzicht)
  • Verbale factor, symbolische factor en totaalscore
  • Synoniemen: Kennis en betekenis van woorden
    • Getallen: Logisch kunnen toepassen van rekenregels
    • Analogieën: Kunnen ontdekken van relaties tussen door woorden aangeduide concrete zaken
    • Tekens invullen/Rekenen: Snel en vaardig kunnen toepassen  hoofdbewerkingen van rekenen
  • Uitslagen: Vermogen om 3-dimensionale figuren 2-dimensionaal te kunnen voorstellen en omgekeerd
  • Categorieën: Vinden van logische relaties tussen begrippen

 

Observatie en motivatie tijdens onderzoek

 

  • Flexibele houding als testleider
  • Observatie van gedrag belangrijk
    • Simuleren: overdrijven van klachten en tekorten; zodat je de diagnose krijgt die je wilt krijgen
    • (Ziekte)winst, ‘rugzakje’
  • Motivatie tijdens psychologisch onderzoek belangrijk
    • Green et all.
      • Onderzoek onder 904 patiënten met hersenbeschadiging

Conclusie: inzet/motivatie meer van invloed op prestaties dan de hersenbeschadiging zelf

 

 

 

  • Objectieve Prestatie Motivatie Test (OLMT)

    • Computertest
    • 3 subtesten
    • Traject met 100 velden, 10 runs
  • Stimuli:

1. taak zelf

2. de doelen (beloning/feedback) (positief voor mensen met een hoge motivatie, negatief voor mensen met een lage motivatie)

3. (prestatie van) tegenstander (competitie) (positief voor mensen met een hoge motivatie, negatief voor mensen met een lage motivatie)

  • Daarnaast ook gebruik van vragenlijst (subjectief)

 

  • Cognitief proces. Bij aandacht moet je selecties richten op één aspect in de omgeving. 1 element uitlichten.
  • Plaatsen van een soort “Mental spotlight”
  • Automatisch en bewust
  • Variatie in intensiteit (sterkte) en selectie (scherpte)
  • Relatie met bewustzijn

 

Het heeft een biologische root dat je een sip gezichtje sneller kan herkennen bij blije gezichtjes dan andersom. We zijn gebaat om te overleven, een sip gezichtje ziet je amygdala sneller om angst te herkennen.

 

  • Ruimtelijk versus niet-ruimtelijk (bij stoplicht ben je alleen gefocust op wanneer die groen wordt en heb je geen aandacht voor de omgeving)
  • Gerichte aandacht (focused) – hard studeren, dan hoor je de bel niet
  • Verdeelde aandacht (divided) – autorijden, veel focus nodig op verschillende dingen
  • Volgehouden aandacht (sustained) – tijdens tentamen moet je blijven focussen

 

Afwezigheid van aandacht

  • Inattentional Blindness

  • Change Blindness
    • Niet opmerken van grote verandering in gezichtsveld (zoals het verplaatsen, veranderen of verdwijnen van een object)
    • Gebruik door goochelaars
    • Filmje http://youtu.be/X0PHp-UbHdY
  • Attentional Blink
    • Niet opmerken van tweede visuele prikkel als deze heel kort na de eerste prikkel komt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bewustzijn

  • Varieert tijdens verschillende levensfasen
  • Varieert gedurende de dag
  • Besef van eigen ik
  • Bewustzijn is een verzameling van processen
  • Verschillende systemen in de hersenen werken samen
  • 4 processen spelen een rol:
    • Arousal (alertheid)
    • Perceptievermogen
    • Aandachtvermogen
    • Werkgeheugen

 

Wat zwart is, is uitgeschakeld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 7

 

Hydrocefalus (waterhoofd)

 

 

 

 

Systeem met 4 verschillende ruimtes

  • 2 zij ventrikel
  • Midden ventrikel
  • Onder / in de kleine hersenen

 

  • Hersenvocht vloeit in de richting van de pijlen. Vloeit weg door de gaatjes richting ons ruggenmerk. Loopt tussen hersenvliezen door en is bedoeld als bescherming. Waterhoofd kan aangeboren zijn of kan je verwerven. Als het aangeboren is kan het zijn dat er in het midden sprake is van vernauwing of obstructie. Het gevolg is dat het vocht niet meer van het derde naar de vierde ventrikel kan wegstromen. Het hersenweefsel wordt dan tegen de schedel aangedrukt omdat er teveel water in het hoofd blijft.

 

 

 

 

 

Gevolgen van waterhoofd:

  • Veel druk in je hoofd
  • Hoofdpijn
  • Misselijk
  • Wegdrukken van hersenweefsel
  • Verschillende functies aangetast
  • Geboren: hoe je hoofd gaat ontwikkelen. Hoofd is groter en lijkt op een ballon.
  • Latere leeftijd (door tumor): schedel is al volgroeid, nog meer druk want hersenweefsel kan nergens heen.

 

Behandeling: plaatsen van drain

 

Bij alle mensen die het krijgen heeft het gevolgen voor cognitief en lichamelijk vermogen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Cerebrale parese

 

  • Houding-/bewegingsstoornissen. Stoornis is waarnemen van gevoelens, communicatie en gedrag
  • Sommige mensen kunnen bepaalde spiergroepen niet meer bewegen of hebben juist hypermobiliteit (te hoge of te lage spierspanning)
  • Spieren rondom mond en tong. Vaak spraakproblemen
  • Vaak leerproblemen, ook vaak epilepsie
  • Verstoring normale ontwikkeling tijdens zwangerschap, gebeurtenissen rond tijdstip van geboorte
  • Vaak groeiproblemen, leerachterstand/moeilijkheden, epilepsie
  • ±6 per 1000 geboorten
  • 3 hoofdtypen: spastische, dyskinetische en atactische cerebrale parese (10% maar, problemen met evenwichtsgevoel en fijne motoriek)
  • Filmpje https://www.klimmendaal.nl/revalidatie_kind_en_jeugd/aandoeningen/cp.aspx
  • Behandeling: fysio-/ergotherapie, logopedie, orthesen, botox injecties, orthopedische chirurgie
  • Hersenafwijkingen in oa: basale ganglia, hersenstam, kleine hersenen

 

Fragiele X syndroom

 

  • Erfelijke aandoening

Mutatie in FMR1gen op X-chromosoom

  • Verstandelijke handicap, op autisme gelijkend gedrag, bepaalde uiterlijke kenmerken
  • Problematiek bij mannen vaak wat ernstiger
  • Grove en fijne motoriek niet zo goed
  • MRI scans, oa:

slecht gevormde dendrieten, dunnere cortex, grotere ventrikels

Fragiele X vereniging NL https://www.fragielex.nl/

 

fig24-06Foetaal Alchohool Syndroom

 

  • Hoofd is kleiner
  • Ogen staan verder uit elkaar
  • Neus is afgeplat en puntje omhoog
  • Geen glazuur op tanden
  • Oren lager dan normaal
  • Smalle bovenlip
  • Afwijkingen in hersenen
    • Kleinere hersenen, minder windingen, abnormale clusters cellen
  • Leer- en gedragsproblemen, mentale retardatie, spraakproblemen, concentratie- en geheugenproblemen, hyperactiviteit, sociale problemen

 

 

 

 

 

 

 

Aandachtstekortstoornissen (15% vd bevolking)

  • 3 subtypes:

    • Overwegend inattente subtype
    • Overwegend hyperactief-impulsieve type
    • Gecombineerde type (ADHD)
    • Diagnose:
    • Beperkingen zichtbaar op 2 of meer terreinen
    • Enkele symptomen vóór het 7e jaar aanwezig
    • 6 of meer symptomen aandacht tekort en/of 6 of meer van hyperactiviteit-impulsiviteit gedurende 6 maanden
  • 3 – 5% van schoolgaande kinderen (Swaab, et all. 2011)
  • Vaker bij jongens dan meisjes

(inattente subtype 3:1; hyperactief-impulsieve type 7:1; gecombineerde type 5:1)

  • Comorbiditeit in 60-100%

    • 30-50% gedragsstoornissen
    • Relatie met leerstoornissen (20-30%), taalspraakstoornissen (25%), ticstoornissen (10-30%), angst- en stemmingsstoornissen (25%)
    • 30-50% significante beperkingen in motoriek
    • 28% met ADHD (zonder medicatie) heeft slaapproblemen
  • Oorzaken
    • Voor 60-80% bepaald door genetische factoren
    • Invloed dopaminerge en noradrenerge systemen
    • Interactie-effect tussen genen en omgeving (hersentrauma, pre- en perinatale factoren, middelenmisbruik, voeding, psychosociale factoren)
  • Neurocognitieve problemen

Problemen met verdeelde, gerichte en volgehouden aandacht, responsinhibitie, werkgeheugen, en andere executieve functies (zelfregulatie, planning, motivatie, arousal)

  • Neuroanatomie bij ADHD

    • Totale cerebrale volume en dat van rechterhemisfeer kleiner
    • Volumereducties in kleine hersenen, corpus callosum, enkele frontale gebieden
  • Behandeling

Psychoeducatie, medicatie, structureren omgeving, opkomst cognitieve trainingen, dieet

 

Autismespectrumsstoornissen

  • Groep aandoeningen gekenmerkt door:

    • Problemen in sociaal-affectieve contactname, sociale communicatie, beperkte en repetitieve interesses / gedragingen en verbeelding
    • Manifesteren zich grotendeels voor 3de levensjaar
    • Chronisch beloop
  • DSM-5, pervasieve ontwikkelingsstoornissen
    • Autisme
    • Syndroom van Asperger
    • PDD-NOS
    • Stoornis van Rett
    • Desintegratieve stoornis van kinderleeftijd
  • Prevalentie
    • Alle autismespectrumstoornissen samen 30-100 per 10.000                                                           (inbegrepen 13-30 voor autisme, 3 voor het syndroom van Asperger)
  • Autisme
    • Communicatie, verbeelding, sociale interacties
    • Ruim 60% mentale retardatie (IQ < 70)
    • 4x zo vaak bij jongens als meisjes
    • 10-100 genen betrokken
    • Genetisch bepaald
    • Kleine morfologische afwijkingen
    • Grotere schedelomtrek en flapjes op oren
    • Afwijkingen in de hersenen
    • Grotere ventrikels en basale ganglia, kleine neuronen in limbische systeem, minder cellen in kleine hersenen, afwijkingen in hersenstam en frontale cortex, verstoorde opbouw cortex, verstoring connectiviteit tussen diverse corticale gebieden
  • Syndroom van Asperger

    • Voldoen aan criteria van autisme
    • Geen significante achterstand in taalontwikkeling, wel specifiek taalgebruik
    • Geen mentale retardatie
    • Savant

Iemand met een autistische stoornis of syndroom van Asperger en/of mentale retardatie en toch zeer bijzondere geestelijke vermogens op bepaald terrein

    • Evt thuis bekijken: documentaire ‘Het beste voor Kees’, (NCRV 2 juni 2014) 

https://www.npostart.nl/2doc/02-06-2014/KN_1658125

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 8

 

Hersenontwikkeling en omgevingsinvloeden

  • (Neuro)Plasticiteit van ons brein: door leren/ genen / hormonen
  • Effecten van afwijkende en abnormale ervaringen:
    • Dieren (Hebb et al., Harlow)
    • Roemeense wezen; 1sd beneden niveau. Geadopteerd in eerste 6 maanden: kinderen lieten cognitief de beste kwaliteiten zien
    • NB-er: Meisje Genie. Modern wolfskind. Grootste gedeelde vd dag op een stoel in een kamer. Werd ontdekt toen ze 13 was. Werd totaal vermeden, werd niet tegen haar gepraat. Ze kreeg alleen voedsel. Vader depressief door auto-ongeluk. Moeder was blind. Kind leerde niet lopen en kreeg alleen pap dus kon niet eten. Ze kon heel slecht zien. Moeder kon het niet meer trekken en is weg gelopen met haar kind. Genie ging eerst naar een tehuis en toen naar verschillende pleeggezinnen. 13 jaar en 30 kilo (leek 7/8). Ze maakte vooruitgang op emotioneel en taalgebied. Maar kon de taal niet meer ontwikkelen zoals een jong kind kan, grammatica was erg moeilijk.
  • Verschillen in hersenen van dieren die in het wild opgroeien en die in  laboratoriumsituatie verblijven

 

Effecten van enrichment

 

 

  • Kennard Principe

Aanname: hoe vroeger in ontwikkeling een hersenbeschadiging optreedt, des te kleiner de kans op blijvende gevolgen

    • Dit is later genuanceerd, want gaat niet altijd op!
  • Effecten van hersenschade hangen af van:
    • Omvang en locatie schade
    • Functies/Gedrag wat verband houdt met die specifieke locatie
    • Leeftijd waarop schade ontstaat
  • Volledig herstel functies na schade tijdens neurogenese
  • Hersenschade tijdens migratie en differentiatie heeft grote gevolgen
  • Hersenschade in latere ontwikkelingsstadia kan (gedeeltelijk) worden hersteld
  • Hersenschade in kindertijd leidt tot kleiner brein op volwassen leeftijd

 

  • Reorganisatie overgebleven intacte hersencircuits

    • ‘To do more with less’
  • Ontstaan nieuwe circuits
    • Stimulatie dmv oefening
  • Ontstaan van neuronen en gliacellen
    • Stamcellen komen in actie

 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Follow the author: LavaVanDrooge
More contributions of WorldSupporter author: LavaVanDrooge:
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
881